6
‘Alex, ik wil niet zeuren,’ zei ik geeuwend toen we het Hotel Les Jardins du Marais binnenzeilden waar Alex amicaal naar de man achter de balie wuifde. ‘Maar ik geloof niet dat je het helemaal begrijpt. Ik ben in de wolken om hier te zijn. Ik kan mijn geluk niet op dat ik een week met jou in Parijs mag doorbrengen. Maar ik heb niets meer. Ik ben in een vreemd land, met alleen handbagage. Geen ondergoed, geen oplader voor mijn telefoon, geen zorgvuldig geselecteerde unieke vintagesetjes. Helemaal niets.’
‘Je bedoelt die krankzinnige jarentachtigjurken die je in tweedehandswinkels koopt?’ informeerde Alex terwijl ik toekeek hoe hij de deur van de hotelkamer opende.
‘Unieke vintagesetjes,’ herhaalde ik. ‘Onvoorstelbaar, het is alsof je nog nooit een nummer van Belle hebt gelezen.’
‘Is dat een probleem?’ informeerde Alex en hij schopte zijn eigen aftandse koffer de kast in. ‘Want ik héb nog nooit een num mer van Belle gelezen. En tot drie dagen geleden jij volgens mij ook niet.’
‘Ik heb ook niets aan jou…’ pruilde ik en ik gebruikte mijn laatste restje energie om mezelf dramatisch op het bed te werpen. Dat eruitzag als een normaal bed, maar in werkelijkheid uit twee aparte eenpersoons bedden bleek te bestaan die door mijn gewicht uit elkaar rolden, zodat ik onelegant op de vloer terecht kwam in een hoop lakens en een sprei.
‘Angela?’
Ik stak mijn hoofd boven de twee bedden uit als een zeer bedremmeld stokstaartje. ‘Mag ik nu naar huis?’
‘Het komt allemaal wel goed.’ Alex probeerde zijn lachen in te houden en trok me overeind voor hij de bedden weer tegen elkaar aan duwde. ‘Je hebt een rotdag achter de rug. Ik weet dat je dikke pech hebt gehad.’
‘Van het bed vallen was dikke pech,’ beaamde ik en ik liet me alsnog in de kussens vallen. ‘Maar dat mijn koffer is opgeblazen, is ronduit absurd.’
‘Ja, maar jou overkomen altijd absurde dingen, toch?’ Hij plofte naast me – en bij hem bleven de bedden uiteraard netjes naast elkaar staan. ‘Misschien is dit wel een geluk bij een ongeluk.’
‘Dan moet het geluk zeker nog komen?’ zei ik en ik rolde naar de rand van het bed.
‘Wat ben jij van plan?’ vroeg Alex, pakte me bij mijn arm en trok me terug. ‘Hier jij, Clark. Jij gaat nergens heen.’
‘Ik moet douchen,’ zeurde ik. Zijn hand voelde droog en sterk om mijn pols en zonder me erg te verzetten, liet ik hem zich op me rollen en zijn handen om mijn gezicht leggen.
‘Douchen is nergens voor nodig.’
‘Maar ik ben smerig.’
‘Je bent helemaal niet smerig.’
Eén warme, zachte kus die mijn maag liet rondbuitelen en ik was de hele douche al min of meer vergeten.
‘Vond je je liedje leuk?’ vroeg Alex, hees en kriebelig tegen mijn oor.
‘Ik vond mijn liedje práchtig,’ fluisterde ik terug. Het was een dag vol spanningen geweest en was seks niet een uitstekend middel tegen een jetlag? Volgens mij had ik dat feitje van dezelfde bron als het nijlpaardenverhaal, maar het klonk toch alsof het best waar kon zijn.
Het was dus niet waar. Ik doezelde een tijdje in Alex’ armen en dacht dat ik dagen zou kunnen slapen, maar om half vijf 's ochtends, na in een paar uur tijd zo'n vijftig keer op de wekker radio te hebben gekeken, berustte ik in het feit dat ik klaarwakker en volkomen van de leg was. Alex lag al uren gestaag naast me te snurken en hoewel het me wel leuk leek om hem wakker te maken, zou dat tegenover hem niet erg eerlijk zijn. Dus glipte ik in plaats daarvan zo geruisloos mogelijk uit bed en kroop in de fauteuil bij het raam met mijn laptop.
De hotelkamer was niet onaardig. Klein in vergelijking met de kamers in The Union en The Hollywood, maar schoon en mooi ingericht. Ik was zo gewend aan het strakke witte interieur van Amerikaanse hotelketens dat de gebloemde sprei en de gedessineerde kussens vriendelijk en huiselijk op me overkwamen. Zo - iets zou mijn moeder in huis kunnen hebben, als ze enige smaak had gehad. Wat de schat niet had. Ze kon zalig koken, maar op het gebied van kussens kiezen was ze hopeloos. Met die gedachte logde ik in bij TheLook.com en begon te typen.
De Avonturen van Angela: spreek geen Frans!
Hmm. Ik ben niet erg op de hoogte van Frans bijgeloof en de lokale gewoonten hier, maar ik geloof niet dat het geluk brengt als de beveiliging van het vliegveld je koffer opblaast. Tenzij dat in dezelfde categorie valt als die vogel die op je hoofd poept en daarmee geluk zou brengen, maar dat lijkt me sterk.
In elk geval: laat me even een moment van rouw inlassen voor het verlies van mijn prachtige spullen. De Louboutins, de Marc Jacobstas (snik!), de GHD-stylers – allemaal weg. Echt waar. Opgeblazen. Maar goed, na vierentwintig uur weeklagen en handenwringen heb ik besloten dat ik me niet zal laten kennen. Ik ben in Parijs, het is hier mooi en ik heb genoeg te doen om me niet te hoeven vervelen. Had ik al gezegd dat ik bezig ben met een artikel voor Belle? O ja? En had ik al gemeld dat mijn vriendje hier de hoofdact op een rockfestival is? O, ja, ook al? O, help, ik ben schaamteloos, nietwaar? Dat was niet echt een vraag, maar toch bedankt.
Dus hier zit ik dan, in Parijs. Suggesties waar ik naartoe moet en wat ik beslist niet mag missen? Ik heb het gevoel dat de rest van de wereld Parijs op haar duimpje kent, dus alle tips zijn welkom. Ook voor hoe je je haar kunt bedwingen zonder stijltang. Ik zweer het, je komt meteen boven aan mijn lijst van mensen die een kerstkaart krijgen.
Na het blog te hebben gepost, opende ik mijn e-mail en staarde naar het blanco scherm. Ik wist dat ik dit moest doen en ik had het beter al veel eerder gedaan, maar ik had geen idee hoe ik het aan moest pakken. Jenny's adres tikte ik in het ‘aan’ vakje en daarna staarde ik weer nietsziend naar het scherm.
Voor ik kon beginnen dook een pop-up rechts in het scherm op. Verdomde G-chat.
Hey! Hoe is het in Parijs? Wat heb je aan vandaag? Heb je al foto's genomen? Ik ben erg jaloers, J xoxo.
Shit. Even hing mijn hand boven het toetsenbord, van plan om uit te loggen, maar het moest gebeuren. Ik kon er niet omheen.
Hoi Jenny,’ typte ik snel. ‘Alles oké hier, Parijs is prachtig, maar er was een probleempje met mijn koffer.
Vertraging? floepte er in beeld.
Ik was even vergeten dat Jenny een kampioen was in alle vormen van communicatie.
Niet zoekgeraakt? Als in: inhoud oké?
Mijn vingers hingen zo lang boven het warme toetsenbord dat het scherm ervan in de slaapstand schoot. Het had geen zin om eromheen te praten, ik moest haar de waarheid vertellen.
Nee, niet oké. Beveiliging heeft koffer opgeblazen. Weet niet waarom. Het spijt me ENORM. Ik regel wel wat. Ik zal alles vergoeden of vervangen.
Zelfs tijdens een livechat was het een angstaanjagende ervaring om Jenny te zien stilvallen. Stilte was tegennatuurlijk voor haar en geen goed teken. Het scherm dimde opnieuw en begon een diavoorstelling van mijn foto's te tonen. Jenny en ik karaoke zingend, Jenny en ik lunchend op Rodeo Drive, Jenny kotsend en ik achter haar, om haar haren uit haar gezicht te houden.
Zelfs mijn laptop probeerde me een schuldgevoel te bezorgen.
Ik werd er bang van.
Voor ik echt kon flippen flitste het scherm weer tot leven met een reactie van Jenny.
Geintje, toch?
Nee. Ik schudde mijn hoofd tijdens het typen. Ze hebben alles opgeblazen. Koffer, inhoud, alles.
Er viel weer een pauze, maar deze was korter dan de eerste.
WHAT THE FUCK BEDOEL JE MET OPGEBLAZEN?
Ik begon een slechte en zinloze verklaring te typen, maar voor ik goed en wel op gang was, gaf mijn laptop aan dat de batterij zo goed als leeg was. Automatisch keek ik om me heen waar de oplader kon zijn en herinnerde me opeens weer dat ik a) niet thuis was en b) mijn oplader in mijn koffer had gezeten. Ik kon zelfs dat niet uitleggen voor de batterij de geest gaf en de laptop zichzelf uitschakelde. Voorzichtig legde ik het ding op de salontafel alsof Jenny me op een of andere manier kon horen en sloop terug naar het bed, waarbij ik maar één keer mijn been stootte.
Terwijl ik weer tussen het zijdeachtige katoen schoof, begon mijn BlackBerry luid te vibreren op het nachtkastje. Snel pakte ik op om te voorkomen dat Alex wakker zou worden, maar ik nam het gesprek niet aan. Ik wist dat het Jenny was. Het leek eeuwig te duren voor ze het opgaf, maar er volgde onmiddellijk een sms'je.
NEEM JE FUCKING MOBIELTJE OP.
Na dat charmante berichtje voelde ik me gek genoeg helemaal niet in de stemming om mijn fucking mobieltje aan te nemen, dus zette ik de BlackBerry uit en stopte het ding in het laatje van het nachtkastje. Morgenochtend zou ik met haar praten. Of wanneer ik daar genoeg moed voor bij elkaar had geschraapt. Of misschien wel nooit meer.
Ik rolde me om en krulde mezelf op tegen Alex die instinctief in zijn slaap zijn arm om me heen sloeg. Als ik bij terugkomst meteen bij hem introk, hoefde ik misschien wel helemaal niet terug naar het appartement. Om afleiding te zoeken van de Jenny-Crisis rekte ik mezelf uit zodat ik Alex’ hele lichaam tegen het mijne kon voelen. We zouden gaan samenwonen. Met gesloten ogen en een grijns van oor tot oor wachtte ik geduldig tot ik weer in slaap zou vallen.
‘Je hebt het nogal naar je zin,’ merkte Alex de volgende morgen op. ‘Ik geloof niet dat ik je ooit eerder zo vrolijk heb meegemaakt, net na het opstaan.’
Ik keerde hem de rug toe en probeerde normaal te kijken terwijl ik uit de chaos van zijn koffer een lang grijsT-shirt opdiepte. Waarschijnlijk zou ik gearresteerd worden wegens schending van de openbare zedelijkheid, maar dit was Europa – misschien dat je daar toch zonder problemen kon flaneren in een T-shirt als mini-jurk.
Ik liep naar de spiegel om mezelf te inspecteren. Eén blik volstond om de grijns van mijn gezicht te halen. Ik zag er niet uit en zonder mijn beautykit, die eigenlijk helemaal niet zo bijzonder was, zou het ook niets worden. Hotelshampoo en -con di - tio ner, handzeep in plaats van reinigingsgel en niet meer dan een half tubetje Beauty Flash Balm om mijn hele lichaam mee te hydrateren. De hemel zij dank dat ik mijn mascara en poederdoosje in mijn handbagage had zitten, anders zou ik mezelf in de hotelkamer moeten verbergen als een beschaamde kobold.
‘Hé, lekker ding, hoe zit het met jou?’
‘Ik ben gewoon blij in Parijs te zijn,’ jokte ik. De woorden ‘Ik trek bij je in’ waren al zo'n duizend keer bijna over mijn lippen gerold sinds de wekker een half uur eerder was afgegaan, maar ik was vastbesloten het nog even voor me te houden. ‘Is er iets dat ik beslist moet bewaren om met jou samen te bezoeken?’
‘Eh, weet niet.’ Hij rekte zich uit en rolde zich om, onder het dekbed. ‘Veel van de toeristische hotspots zijn nogal ordi en commercieel. Maar weet je, je moet maar gewoon doen wat goed is voor je stuk.’
‘Ik kan me niet voorstellen dat ook maar iets in Parijs ordi dan wel commercieel is,’ zei ik en ik gooide een kussen naar zijn hoofd. Vreselijk om hem alleen in bed achter te moeten laten. Dat was een van de grootste nadelen van verkering hebben met een rocker: hij had vrijwel altijd nachtdienst. ‘Het is hier allemaal even schitterend.’
Hij gooide het kussen terug. ‘Dat kan misschien wel zo zijn, maar jij vindt Les Misérables ook al schitterend.’
‘Probeer nu maar niet mijn liefde voor musicals tegen me te gebruiken,’ waarschuwde ik. ‘Want anders vraag ik je nog waarom alle afleveringen van America's Next Top Model die ik bij jou heb opgenomen allemaal al bekeken zijn.’
Hij besloot onmiddellijk van onderwerp te veranderen. ‘Dus ik zie je vanavond? We spelen pas om tien uur, dus we kunnen best even samen wat drinken en iets eten, misschien in Le Dix?’
‘Daar zou ik graag iets van vinden.’ Ik boog me over het bed, kuste zijn voorhoofd en viste mijn BlackBerry en portemonnee uit het nachtkastje om die in mijn tas te doen. ‘Maar ik ben hier nog nooit geweest, weet je nog wel? Hoezo weet jij eigenlijk zoveel van Parijs, was je hier voor een uitwisselingsprogramma of zo?’
‘Zoiets.’ Alex stem klonk alsof hij alweer bijna sliep. Het was alsof hij wilde dat ik hem zou haten. Of daar toch tenminste een poging toe zou doen.
‘Dus ik sms je nog wel?’ riep ik vanuit de deuropening waar ik nog één keer checkte of ik toch wel de tweede hotelsleutel bij me had.
‘Yuh-huh,’ murmelde hij en hij wuifde me soezerig uit.
Klojo.
Ik slenterde door de tuin van het hotel naar de receptie en raakte steeds nerveuzer over mijn afspraak met Virginie. Wat als ze even superhot en supercool zou zijn als de meisjes in dat café van gisteren? Ze werkte voor de Franse Belle, dus het was uitgesloten dat ze normaal was.
In de lobby was het onmogelijk haar niet meteen te spotten. Loungend in een perspex Philippe Starck-stoel zat een tenger ding dat je amper een meisje kon noemen. Zwarte jeans die om haar lijf gegoten zaten, zwarte ballerina's, lang loshangend denim shirt over een strak zwart hemdje en lang golvend haar om een dodelijk verveeld knap snoetje. Het was bijna geruststellend dat Belle een soort internationale consistentie in haar aannamebeleid handhaafde. Adembenemend? Check. Te cool voor de rest van de wereld? Check.
‘Hallo, Virginie?’ Ik stak mijn hand uit in een halve wuif, die zoiets wilde zeggen als ‘alsjeblieft, druk me de hand en kijk niet naar me of ik gestoord ben’. Even staarde ze me aan alsof ik gestoord was, toen sprong ze overeind en legde haar beide handen om die van mij, zonder ook maar een spier te vertrekken, wat ik een hele prestatie vond.
‘O, Angela Clark? Natuurlijk, ik heb een foto van je gezien, jij bent het!’ jubelde ze. De handdruk ging over in een wolk van luchtkussen en uitgebreide omhelzingen. ‘Ik ben Virginie Aucoin en ik zal alles doen om je te helpen.’
Ik wist even niet wat ik moest zeggen. De chagrijnig ogende Belle -babe was als bij toverslag veranderd in een over enthou - siaste puppy die niet stil kon staan en kwispelend om me heen tolde met een maniakale grijs.
‘Eh, nou, ook hallo,’ zei ik, om de sfeer niet te bederven. ‘Heb je al ontbeten?’
‘Nog niet, waar heb je zin in?’ vroeg Virginie, opeens een en al ernst. ‘Het ontbijt is de belangrijkste maaltijd van de dag, en we hebben een drukke dag voor de boeg, oui?’
‘Oui,’ zei ik en ik liet me door haar uit de lobby slepen. ‘Ik zou wel koffie lusten.’
Ze hield haar pas in. ‘Alleen maar koffie? O, Angela, wat ben je al Amerikaans geworden. Je moet ook eten. Kom maar mee.’
Opgewekt kwetterend liep ze het smalle straatje met de kasseien naast me af. Gelukkig voor de waardeloos opgeleide moi was haar Engels nogal briljant, met dank aan het jaar dat ze stage had gelopen bij de Amerikaanse Belle, waar ze blijkbaar voor het eerst mijn blog had gelezen.
‘Je begon net toen ik terugging naar Parijs,’ legde ze uit en ze sloeg weer een hoek om, waarna we opeens op een prachtig groot plein stonden, omringd door indrukwekkende herenhuizen. ‘Dit is de Place des Vosges, erg oud, erg mooi. Veel beroem - de mensen hebben hier gewoond. Ken je de schrijver Victor Hugo? En kardinaal Richelieu? Ooit hoop ik hier zelf te wonen, dat is een droom van me.’
‘De Victor Hugo die Les Mis schreef?’ vroeg ik, met een opgetogen blik op de fonteinen en de fraaie bomen. ‘Ga weg!’
‘Les Misérables? Je houdt van zijn boeken?’ vroeg Virginie. ‘Victor Hugo?’
‘Reken maar,’ antwoordde ik en ik hoopte dat we niet in een discussie over Franse literatuur verzeild zouden raken, want dan zou ik binnen een seconde door de mand vallen als iemand die haar literaire kennis vooral via musicals opdeed. ‘En het is goed om dromen te hebben. Als je hier echt wilt wonen, dan zal dat ook vast gebeuren. De meeste meisjes van de Amerikaanse Belle lijken al in hun paleisjes aan Park Avenue te wonen, dus alles is mogelijk. Zullen we koffie gaan drinken?’
‘Maar jij,’ zei ze en ze trok me mee naar een café aan de rand van het plein waar ze me op een klein stoeltje drukte. Voor zo'n klein meisje was ze verrassend sterk. ‘Jij leeft je droom al. Ik lees elke dag je blog en het klinkt allemaal zo opwindend. Je vertrekt uit Londen, gaat naar New York, ontmoet daar geweldige mensen, interviewt celebrity's, je reist naar LA en naar Parijs – ik kon mijn geluk niet op toen ze iemand vroegen om je hier een handje te helpen.’
‘Nou, je laat het allemaal wel een stuk spannender klinken dan het in werkelijkheid is,’ zei ik en ik voelde me een enorme oplichter. ‘Het grootste deel van de tijd zit ik gewoon thuis in mijn joggingbroek naar mijn beeldscherm te staren, hoor.’
‘Maar jij bent mijn grote voorbeeld,’ vervolgde ze schuw en ze keek naar me op vanonder een belachelijk weelderige bos haar. Ik moest uit zien te zoeken wat voor producten ze gebruik te. ‘Ik zou graag jouw leven willen leiden.’
Ik wist echt niet wat ik moest zeggen. Over het algemeen had ik het zo druk met redden wat er te redden viel dat ik nooit eens een stapje terug deed om van een afstandje naar mijn leven te kijken. En bovendien was ik er vrij zeker van dat mensen zo - iets alleen maar doen bij rampspoeden, niet als alles gewoon zijn gangetje gaat. Ik had al jong geleerd dat je op momenten dat je je gelukkig voelde maar beter gewoon je kop kon houden en door kon buffelen, uit angst dat het anders allemaal weer spectaculair verkeerd zou aflopen.
‘Jouw leven is vast ook fantastisch, Virginie,’ merkte ik voorzichtig op. ‘Je woont in Parijs, je werkt bij Belle.’ Ik dacht aan Cici, die niet verder kwam dan assistent van Mary, webredacteur van TheLook.com, en voelde zowaar even medeleven met haar. ‘Ik ken heel wat mensen die een moord zouden doen voor jouw baan.’
‘Dat besef ik ook wel,’ zei ze en ze wenkte naar een ober om voor ons allebei te bestellen. ‘Maar – en ik wil niet dat je denkt dat ik niet dankbaar ben voor de kansen die ik krijg – ik wil eigenlijk helemaal niet schrijven voor Belle. Ik heb dat verzoek voor die stage alleen maar ingediend omdat ik naar New York wilde en ik heb enorm veel geluk gehad dat ik die stage kreeg. Maar de meisjes daar zijn niet mijn type. Ik ben niet op dezelfde manier met mode bezig als zij.’
‘O nee?’ Ik was enorm opgelucht. Kon het zijn dat ze, ondanks alles, toch normaal was? Afgezien dan van het feit dat ze mij als haar grote voorbeeld zag, een rol waar ik overigens best aan zou kunnen wennen. ‘Nou, geeft niets, hoor, ik ben zelf ook niet bepaald een haute couture-obsesso en mij hebben ze ook gevraagd een artikel te schrijven. Je doet er in elk geval ervaring op, toch?’
‘Dat is waar,’ stemde ze in en ze pakte een pistolet uit het broodmandje, besmeerde het met boter en doopte het toen in haar koffie, waardoor er een laagje boter en kruim op de koffie achterbleef. ‘En het is leuk om jou in het echt te ontmoeten, ik vind het enig om vriendinnen met je te worden.’
‘We gaan echt geen vriendinnen worden als je dat nog eens doet,’ zei ik kokhalzend. ‘Dat is walgelijk, joh.’
‘Echt waar?’ Virginie liet haar brood onmiddellijk op het schoteltje vallen. ‘Het spijt me ontzettend, ik zal het nooit meer doen.’
‘O, god, nee, sorry, eet alsjeblieft gewoon door.’ Ik wist niet hoe snel ik me moest verontschuldigen. ‘Ik ben gewoon niet gewend dat mensen… dat doen.’
Schaapachtig glimlachte ze naar me en pakte toen haar brood weer op, om er omzichtig in te bijten, zonder het in haar koffie te dopen.
Ik glimlachte opgewekt terug, pakte mijn koffie en keek van haar weg. Jezus, zoveel macht hoort een mens niet over een ander te hebben.
Toen het brood en de croissants eenmaal waren weggewerkt, gingen we over op belangrijker zaken. De pains au chocolat. En het artikel.
‘Dus je begrijpt waar het artikel over moet gaan?’ vroeg ik.
Ze knikte gretig, pen en notitieblok in de hand.
‘Oké, nou, we hebben dus twee dagen om het geheime Parijs te onthullen, waar de coolste shopping hotspots, bars en restaurants zijn, van die dingen. Ben je er klaar voor?’
‘Nou en of!’ joelde ze en ze sprong overeind.
‘Rustig maar,’ maande ik. ‘Ga nog even zitten.’ Ik besefte dat ik mijn handen omhoog hield, vuisten maakte en die naar de tafel trok. ‘Dat is nog niet alles. Ik had al wat aantekeningen gemaakt en research gedaan, maar er is iets misgegaan met mijn koffer, dus die heb ik niet meer. Ook mijn camera is weg. Net als mijn kleren en de oplader van mijn Mac. Welbeschouwd heb ik helemaal niets meer. Zoals ik al zei: er is iets misgegaan met mijn koffer.’
Ik was niet van plan het hele verhaal nog eens te gaan vertellen.
‘Oké.’ Virginie knikte ernstig. ‘Ik heb wel een paar ideetjes waar we heen kunnen. Daar zul je vast wel wat kleren kunnen vinden, notitieblokjes zijn overal te koop en ik heb een camera, omdat ik hoopte dat je met me op de foto zou willen. Met de oplader voor een Mac kan ik je niet helpen, ik weet niet of er een winkel in Parijs is die zo'n ding verkoopt.’
‘Goed.’ Onwillekeurig glimlachte ik. Het was een hele opluchting om een vriendelijk en hulpvaardig mens aan mijn zijde te vinden. ‘Ik ga de redactie bellen om ze even bij te praten. Misschien dat zij een oplossing weten.’
Ik haalde mijn BlackBerry tevoorschijn en scande de contacten tot ik bij Donna was aanbeland. O, die zou hierin zwelgen. Voor ik op ‘bellen’ drukte, aarzelde ik echter. Wat ging ik tegen haar zeggen? Ze had me al meer dan duidelijk gemaakt dat ze bepaald niet mijn grootste fan was. Ik scrolde verder naar Esme en aar - zelde opnieuw. Zelfde geval. Dus wie kon ik bellen, om half zeven 's ochtends? Hoezeer het ook indruiste tegen al mijn instincten, de enige die kwam bovendrijven in mijn hoofd was Cici.
In plaats van te bellen – zelfs Cici's kersverse goedertierenheid zou grenzen hebben, zeker om half zeven 's ochtends – opende ik de e-mail en negeerde de vier mailtjes die ik al van Jenny had ontvangen. Eén probleem tegelijk, graag. Ik tikte een kort berichtje, waarin ik mijn belangrijkste probleem toelichtte, de ‘gecontroleerde explosie’ oversloeg en het maar gewoon ‘zoekgeraakte bagage’ noemde. Na het mailtje te hebben verstuurd, liet ik de BlackBerry terugglijden in mijn nu buitengewoon kostbare enige Marc Jacobs-tas en lachte Virginie toe.
Ze lachte onmiddellijk terug, minstens duizend Watt opgewekter dan ik.
‘Kunnen we?’ vroeg ze, letterlijk wippend op haar stoel.
‘We kunnen,’ bevestigde ik. Hopelijk zal ik de kracht vinden om je niet in de Seine te verzuipen, voegde ik er in stilte aan toe en liet me door haar bij de arm pakken en meesleuren.
‘D'accord, ik dacht dat we in de eerste plaats naar een winkel zouden kunnen gaan die hier vlakbij is, waar ze tassen maken van oude leren jassen,’ zei Virginie en ze leidde me verder door elegante, nauwe straatjes. ‘Dat past vast goed in je artikel, oui?’
‘Perfect,’ knikte ik en ik had het te druk met om me heen kijken om me echt te kunnen concentreren. Parijs was echt prachtig, ik wou dat ik mijn camera nog had. De zon scheen op de kasseitjes, warmde mijn blote ledematen en hielp me om me wat minder opvallend te voelen in mijn geïmproviseerde jurk. Het was ongeveer even warm als in New York, maar veel minder vochtig. Alle winkelpuien hadden grote etalages met fraaie houten kozijnen en alle appartementen daarboven hadden poppenhuisachtige balkonnetjes met bloemen.
Toen ik even stilhield om het in me op te nemen, voelde ik mijn BlackBerry tegen mijn heup trillen. Haastig sukkelde ik achter Virginie aan en probeerde tegelijk het berichtje te lezen.
Hoi Angela,
Wat een rotnieuws van je koffer. Je moet totaal getraumatiseerd zijn. Ik zou niet weten wat ik moest beginnen! Geen paniek, alles komt goed. Ik heb even met mijn opa overlegd en hij zegt dat je de camera en de laptopdingen gewoon moet vervangen met de creditcard die ik voor je heb geregeld, en dat geldt ook voor je kleren. Aangezien het een werkreis is, ben je verzekerd en is Spencer Media aansprakelijk voor je schade. Ik zou het alleen niet al te gek maken, zelfs Belle moet zich aan een budget houden. Nou ja, min of meer dan toch.
LOL.
Wat betreft je aantekeningen: daar kunnen we niet veel aan doen, maar ik kan je wel een lijst sturen met mijn favoriete winkels in Parijs. Ik ben op dit moment op de sportschool en moet daarna even wat dingen doen voor Mary, dus ik kan er niet meteen aan beginnen, maar relax, geniet van Parijs, ik regel wel wat. Maak je geen zorgen.
Cici xoxo
De eerste keer dat ik de e-mail las, viel ik bijna om van verbazing. De tweede keer kon ik gewoon mijn ogen niet geloven. Tegen de tijd dat Virginie 'm hardop aan me had voorgelezen om me ervan te verzekeren dat ik niet gek was geworden, begon het eindelijk tot me door te dringen. LOL? Cici had me ge-LOL'd? Dit was niet alleen tegennatuurlijk, dit kon gewoon niet goed aflopen.
‘Ze lijkt me heel behulpzaam.’
Virginie gaf me de BlackBerry terug en ik pakte hem van haar over alsof het ding vervloekt was. Wat in mijn ogen ook wel zo moest zijn.
‘Dit is niet zoals ik me haar herinner.’
‘Ken je Cici?’ vroeg ik.
‘Ja, van mijn stage in New York,’ antwoordde Virginie. ‘Ze wil heel graag voor Belle werken. Ik heb wel eens projecten met haar gedaan, assisteren en zo.’
Aandachtig nam ik haar in me op. Raar, ze maakte niet de indruk te zijn gemarteld door een sadist. ‘Dus jullie zijn goed bevriend?’
Virginie liet een luide kakellach horen en sloeg toen haar hand voor haar mond. ‘Sorry, dat was bot van me,’ zei ze snel. ‘Maar nee, Cici en ik zijn geen vriendinnen. Ze mag de stagi - aires en assistenten van Belle niet. Ik heb de indruk dat ze denkt dat als ze ons weg kan krijgen, ze zelf in aanmerking komt voor een baan op die redactie.’
‘Oké,’ zei ik. Oef, dat was op het nippertje.
‘Ben jij vriendinnen met Cici?’ vroeg Virginie voorzichtig.
Zonder erbij na te denken matchte ik haar kakellach. ‘Nee, helemaal niet, ook al zou je dat niet zeggen als je die e-mail leest. Maar ik vertrouw Cici Spencer voor geen meter. Dus laten we nu maar gewoon snel naar die tassenwinkel van jou gaan kijken.’
De ochtend vloog voorbij en ik had het gevoel dat we mijlen gelopen hadden. Wat ook zo bleek te zijn, toen Virginie me op een plattegrond liet zien waar we allemaal al geweest waren. Niet alleen had ik al de nodige coole adresjes, maar onderweg had ik ook het een en ander kunnen kopen voor mijn Parijse outfit. Hoe vervelend ik het ook vond om de creditcard van Spencer Media te moeten gebruiken, ik had geen keuze. Ik had net de huur betaald, Vanessa had me haar deel nog niet gegeven en het duurde nog een week voor ik kreeg uitbetaald. En ik had echt niets meer om aan te trekken. Nu had ik in elk geval jeans die ik paste (verplicht nummer in Parijs), een paar T-shirts (de he mel zij geprezen voor de internationale plaag van American Apparel), een paar leuke vintage jurkjes (die vielen beslist onder research) en een paar schoenen die in niets leken op de oude, afgetrapte Primark-flatjes waar ik op had gereisd (gewoon een eerste levensbehoefte). Je zou kunnen zeggen dat ik de twee kettingen en de armbanden die ik had gekocht niet echt nodig had, maar ik schreef nu voor Belle – ik kon natuurlijk niet met slechte accessoires door Parijs dwalen.
De warmte was lang niet zo drukkend als in New York, maar ik begon rond drie uur toch te verweken. Gelukkig leek ook Virginies puppypower af te nemen.
‘Volgens mij hebben we een ijsje nodig,’ kondigde ze aan.
‘Goed plan,’ zei ik en ik plukte een paar plakkerige pieken uit mijn gezicht. ‘Waar gaan we eens heen voor ijs?’
‘De Seine is hier vlakbij, zie je dat?’ Virginie wees over een drukke kruising. ‘Aan de overkant van deze straat is Île Saint Louis en daar is het lekkerste ijs ter wereld te vinden.’
‘Nou, nou, dat weet ik niet, hoor,’ zei ik goedgeluimd. ‘New York heeft ook uitstekend ijs.’
Virginie keerde zich om en keek me voor één keer doodernstig aan. ‘Nee, het is het lekkerste ijs ter wereld.’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Oké, als jij het zegt.’
‘Godallejezus, dit is verrukkelijk,’ mompelde ik met een mondvol noga-ijs. ‘Sorry, het was niet mijn bedoeling om te vloeken.’
Tevreden knikte Virginie me toe. ‘Het lekkerste ijs ooit, toch?’
Mijn antwoord was het metalen schoteltje helemaal leeg schrapen met mijn lepeltje. Ben & Jerry betekenden nu niets meer voor me.
Zonder de afleiding van het ijs keek ik om me heen en besefte dat mijn mond open hing van verbazing. Alles aan de stad was mooi. De middagzon scheen op een oude grijze stenen brug die het eiland met de rest van de stad verbond en liet het water van de rivier schitteren.
Aan de overkant van de rivier lagen prachtige appartementen waarvan de ramen luiken hadden. Dakranden met pieken, klokkentorens en sierlijke gevels vormden een prachtige skyline. Het verschilde enorm met de strakke, gestileerde aanblik van Manhattan die ik altijd vanuit Alex’ flat zag. Alles zag er zo oud en elegant uit. Ik had het gevoel dat ik urenlang gewoon zou kunnen zitten en kijken.
Virginie onderbrak mijn dagdroom. ‘Parijs heeft veel mooie plekken,’ zei ze. ‘Zal ik je de stad laten zien?’
‘Dolgraag,’ zei ik en ik zag mezelf al op een fiets over de linker - oever zwieren in een op Brigitte Bardot geïnspireerd ensemble. Brigitte Bardot in de sixties, natuurlijk, niet de gekke kattenvrouw Brigitte Bardot van nu. ‘Maar denk je dat we al genoeg informatie verzameld hebben?’
Ik bladerde door mijn aantekeningen. Voor mijn gevoel hadden we al massa's coole winkels en cafés bezocht, maar nu ik het zo eens bekeek viel het tegen: het was zeker niet genoeg om een stuk van tienduizend woorden mee vol te krijgen.
‘We hebben al heel veel gedaan,’ zei Virginie en ze sloot mijn blokje met haar hand. ‘Je hebt al heel veel adresjes en we hebben morgen nog de hele dag. En Cici stuurt je nog haar lijst met favorieten, non? Je moet Parijs zien, Angela. Ik sta erop.’
‘Dat wil ik ook wel,’ zei ik een tikje zeurderig en keek verlangend naar een boot vol toeristen die langzaam langs voer. ‘Maar dit is zo belangrijk. Misschien kunnen we vandaag nog wat meer adressen aflopen en morgen de toerist uithangen?’
‘Voor morgen wordt minder mooi weer voorspeld.’ Virginie fronste haar mooie gezicht tot een lichtmokkende uitdrukking. ‘Maar wat jij maar wilt, hoor. Ik was van plan om morgen naar de winkels en cafés aan de andere kant van de stad te gaan, dat is geschikter voor een dag met slecht weer.’
‘Hoe slecht?’ Ik beet op mijn onderlip en probeerde het knagende gevoel in mijn maag te negeren. Ik wilde echt, echt een goed stuk schrijven. Maar ik had nog eeuwen de tijd. En hoe kon ik nu de sfeer van Parijs overbrengen als ik alleen maar winkel in winkel uit was gehold? Onmogelijk! ‘Misschien komen we onderweg nog wel iets interessants tegen,’ opperde ik.
‘Precies. Als we nu eens zo'n bus met een bovendek in de openlucht nemen? Dan zie je alles in één keer.’ Ze moest een beetje lachen. ‘Het is misschien aan de toeristische kant, maar ik denk dat je het wel een leuk ritje zult vinden.’
‘Ik ben gek op toeristisch,’ bekende ik. ‘Gaan we dan ook de Eiffeltoren zien?’
Ze pruilde. ‘Ja, maar je weet toch dat de Parijzenaars daar niets aan vinden? Dat ze de toren lelijk vinden?’
‘Ze zeggen zoveel over de Fransen,’ zei ik en ik stond op om met tegenzin de man met het goddelijk ijs te verlaten. ‘Ik geloof lang niet alles wat ik hoor.’
‘Dit kun je gerust van me aannemen,’ zei Virginie en ze wees naar de overkant. ‘We kunnen het beste de metro nemen.’
‘Maar je onthaart toch hopelijk wel je benen?’
‘Ik hars ze.’
‘En je geeft toch zeker geen wijn aan kleine kinderen?’
‘Ik ken geen kleine kinderen.’
‘Maar als je die zou kennen, zou je die dan wijn laten drinken?’
Virginie slaakte een zucht. ‘Deze kant op voor de metro.’
Mooi zo. Ik had haar eindelijk gebroken.