8
Vanaf dat moment ging het van kwaad tot erger.
Wat ik ook allemaal had verwacht van Vegas, toch niet dit. Ik had niet gedroomd van een beige hotelkamer die nog niet één ster verdiende. De minitelevisie zat vastgeschroefd aan de muur en voor de ramen zaten tralies. Toegegeven, ik was verwend geraakt door een paar mooie hotelkamers waar ik had mogen slapen, maar dit was toch echt pure armoede en ellende.
‘We zullen hier amper zijn,’ zei Jenny vol zelfvertrouwen, en ze zette haar handtas op de goedkope, kriebelige lakens waar het bed mee opgemaakt was. ‘We slapen hier alleen maar, het doet er niet toe.’
‘Het doet er niet toe dat het waardeloos is?’ Ik keek uit het raam en zag in de kamer aan de overkant een heel dikke man zo te zien bewusteloos op zijn eigen kriebelige lakens liggen. Naakt. Schitterend uitzicht.
‘Ja, ik eh…’ Jenny beet op haar lip. ‘Misschien kunnen we een andere kamer krijgen, dit is inderdaad niet echt wat ik voor ogen had. Volgens mij zouden we een superior kamer krijgen en hier is weinig superieurs aan.’
Ik staarde naar een donkerrode vlek op het tapijt en keek toen met grote ogen naar mijn vriendin. ‘Jenny, er is iemand doodgegaan in deze kamer.’
‘Het is wijn.’ Ze wreef met een tengere hand over haar gezicht. ‘Het is vast gewoon alleen maar gemorste rode wijn. Waarom ga jij niet alvast bij het zwembad liggen, dan zal ik kijken of er iets te regelen valt.’
‘Ik durf de badkamer niet in te gaan,’ zei ik en drukte mijn tas aan mijn borst. ‘Wat als er een lijk in ligt?’
‘Kleed je nou maar gewoon om.’ Jenny schoof haar sleutelkaart in de kontzak van haar ultrastrakke James Jeans en beende de gang op, het grote onbekende in. ‘Ik zie je zo bij het zwembad.’
Het zwembad. Daar zou ik van opknappen. Hopelijk was het meer dan een tuinslang in een vuilcontainer, al had ik er geen hooggespannen verwachtingen van, gezien de hotelkamer.
Met grote moeite wist ik me in mijn jarenvijftigbadpak te wurmen zonder overbodig contact te maken met het tapijt. Mijn ondergoed hield ik gewoon aan. Ik wist dat het me ooit nog van pas zou komen dat ik me in de kleedkamer bij zwemles aangekleed in en uit mijn onderbroek had leren wurmen. Uit mijn weekendtas haalde ik een paar teenslippers en een tuniekje van Victoria’s Secret om daarin naar de deur te sprinten.
De eerste aanblik van het zwembad? Pure verrukking. Zodra ik de lift uit kwam, betrapte ik mezelf al op een glimlach. Ik wist niet wat ik zag. Dit een zwembad noemen, was net zoiets als de Atlantische Oceaan afdoen als een vijvertje. Er was zon, zand en meer diepblauwe zee dan ik kon overzien. En geheel in de traditie van Vegas was niets ervan echt. Het maakte in één keer duidelijk hoeveel kunst er in ‘kunstmatig’ zit.
‘Kan ik u helpen, mevrouw?’
Een kleine, knappe jongeman met dik bruin haar en chocoladebruine ogen dook naast me op zodat ik haastig mijn openhangende mond sloot.
‘Cabana? Cocktail?’ Hij gebaarde naar een rij gerieflijk ogende ligbedden op het ‘strand’. Grote zachte banken werden beschermd tegen de zon door middel van glinsterende baldakijnen. Erop lagen een heleboel buitengewoon gelukzalig kijkende mensen aan neonkleurige cocktails te lurken. Bij nader inzien waren ze niet zozeer gelukzalig als wel behoorlijk dronken. In ieder geval zagen ze er niet uit alsof ze zich zorgen maakten of er nu wel of niet iemand de keel was doorgesneden op hun kamer en toch verbleven we allemaal op dezelfde locatie. Hier was maar één verklaring voor: drank.
‘Een cabana, alsjeblieft,’ zei ik tegen de knappe jongen.
Aan de buitenkant was het De Lujo een prachtig hotel. Het tekende zich hoog en hagelwit af tegen de blauwe lucht in de stralende zon – echt precies zoals Jenny had beloofd. Alleen jammer dat de kamers rechtstreeks uit een aflevering van csi leken te komen. Het inchecken was vlot gegaan, maar ik had zoveel energie nodig gehad om niet over te geven, dat ik me van de lobby niet veel meer herinnerde dan de glanzende marmeren vloer die mijn koppijn genadeloos weerkaatste. De vloer van de schokkerige lift had ook geen diepe indruk op me gemaakt. En daarna was het enige dat ik had meegekregen het gore tapijt op de zesde verdieping en vervolgens de plaats delict die zich slaapkamer noemde. Maar dit? Dit was pure magie.
Een licht briesje gleed over het water en hoewel de hemel wolkeloos was en redelijk natuurlijk oogde, wist ik dat er niets natuurlijks was aan de warmte die ik op mijn huid voelde, al zag ik nergens verwarmingselementen. Of het nu een windmachine of hekserij was, ik wilde het niet eens weten. Het was geweldig. Het was een andere wereld dan die van mijn problemen en zorgen, en een margarita liet hier nooit langer dan twee minuten op zich wachten. Daar viel veel voor te zeggen, kater of niet.
Na een kort loopje langs de zogenaamde kustlijn, met mijn tenen in het witte zand, kreeg ik toegang tot mijn eigen strandhuisje aan het water. Ik glimlachte beleefd naar de jongeman, dook naar binnen en stortte mezelf op een met kussens bezaaid ligbed in de cabana. Een paar seconden later voelde ik mijn schouders voor het eerst sinds we waren opgestegen ontspannen. Was het echt december? Was het echt nog maar een paar uur geleden dat ik in de vrieskou van New York had gelopen? Ik had het gevoel dat ik op een Caraïbisch eiland was. Maar dan met hier en daar een volledig opgetuigde kerstboom tussen de palmbomen. Vegas spoorde echt niet.
De ober noteerde mijn kamernummer en verdween zodat ik in alle rust twee advils achterover kon slaan en mijn laptop uit mijn tas kon halen. Ik nestelde me op de grote bank en wachtte tot het scherm tot leven zou komen. Het zou geen kwaad kunnen om even mijn e-mail te checken voor ik me overgaf aan een weekend vol losgeslagen leeghoofdigheid, toch? En hoe dan ook, ik moest wel. Ik was nog helemaal vol van alle voorstellen voor verhalen die ik eerder deze week had weggestuurd en ik wilde weten of er feedback was. Bovendien had ik iets nodig om de topless zonnebaadsters in de cabana aan de overkant te kunnen negeren, vooral omdat ik met immense borstenjaloezie kampte.
Inloggen bleek echter een grote vergissing te zijn.
Geachte mevrouw Clark,
Bedankt voor uw belangstelling voor ons tijdschrift. Op dit moment nemen we echter geen nieuwe schrijvers aan.
Geachte mevrouw Clark,
Bedankt voor uw voorstellen. Helaas zijn we van mening dat ze niet goed bij ons magazine passen.
Beste Angela,
Dank je wel voor je idee! Erg leuk, maar we hebben onlangs al zoiets gedaan.
Nou ja, ze hadden mijn naam in ieder geval goed gespeld.
Ik legde De Stem het zwijgen op voor die me kon gaan sarren. Dit was helemaal niet erg. Het was zelfs goed als er snel afwijzingen kwamen, dat betekende dat redacteuren ze hadden gelezen en me serieus namen. Er liepen nog een stuk of vijf andere voorstellen en ze waren goed. Geen reden om je zorgen te maken, verzekerde ik mezelf.
Ik opende een nieuw tabblad en scrolde door mijn nieuwe website, De Avonturen van Angela.com. Aangezien The Look mijn blog had stopgezet, had ik er geen kwaad in gezien om de naam aan te houden. Dat maakte het wat makkelijker voor mijn fans om me weer te vinden – voorzover ik fans had.
Ik realiseerde me pas dat ik nogal luid minachtend had gesnoven toen de topless dames aan de overkant me over hun zonnebrillen heen aankeken. Ik wuifde en lachte ze vriendelijk toe. Ze keken onmiddellijk weg. Wisten ze niet wie ik was? Geen wonder; achttien maanden avonturen en ik was weer terug bij af. Met mijn online dagboek over de ins en outs van mijn dagelijks leven. Ooit had het gewerkt, wie weet zou het weer wat voor me doen. Positief denken was alles, tenslotte.
De Avonturen van Angela: Viva Las Vegas
Daar zit ik dan in fabuleus Las Vegas, in december aan het zwembad. Aan de overkant van de straat zie ik mensen in parka’s lopen, ik schrijf dit in mijn badpak. Deze plek is volkomen surrealistisch.
Toen mijn bff me verraste met een meidenweekend weg, wist ik werkelijk niet wat ik moest verwachten, maar opwindend vond ik het wel. Ik droomde van een glamourwereld vol glitter en showgirls, gebouwd op spannende verhalen van vroeger, Elvis-films en Siegfried-en-Roy-fantasieën. Al was ik me ook wel bewust van de andere kant van Vegas: Facebook-foto’s van ranzige vrijgezellenfeesten, roze cowboyhoeden en alle 24/7 decadentie van de Kardashians. Om eerlijk te zijn, heb ik nooit de aanblik van Jessie van Saved by the Bell met tepelpleisters goed verwerkt en ik denk dat dit ook nooit een plek zal krijgen. Maar ik zou toch graag willen dat mijn Vegas-ervaring meer Dita von Teese dan Showgirls is.
In het belang van de onvolprezen onderzoeksjournalistiek leek het me wel wat om jullie updates te geven over onze avonturen, alleen al omdat de naam van het blog die verwachting wekt. Dus hierbij de hoofdrolspelers: moi, een Vegas-maagd van in de twintig die nu al een kater heeft en doodsbang is voor de borstimplantaten die me vanaf de overkant van het zwembad dreigend aankijken. Jenny, mijn beste vriendin en glamourjunkie, die we een kindertuigje zullen moeten aandoen, willen we heelhuids terugkeren naar New York. En ten slotte Sadie het Supermodel, ook bekend als Drama met een hoofdletter D. Ik ga niet liegen, ik maak me zorgen.
Het hotel is heeft zo z’n plussen en minnen. Het deel met het zwembad ziet eruit als een filmset, maar de hotelkamer is eerder een plaats delict. Ik schrijf snel meer, zodra ik mijn eerste miljoen heb gewonnen met blackjack, om daarna alles te verliezen en met een stripper te trouwen.
Ik las het nog eens rustig over en zette het stukje online. Als we vastzaten in de motelkamer van Norman Bates uit Psycho in een hotel in Las Vegas, zou ik veel tijd aan dit zwembad doorbrengen en aardig kunnen bloggen. Ik zette mijn zonnebril op om eens even schaamteloos om me heen te kunnen kijken, maar mijn blik werd onverwacht geblokkeerd door een groot groen glas vol ijskoud genot.
‘Deze De Lujo cocktail is van het huis, Ms Clark,’ zei de mooie jongen die me naar de cabana had gebracht, en hij presenteerde het drankje zwierig.
‘O, ik had liever een c-cola gewild,’ stamelde ik, proberend geen oogcontact te maken met het verleidelijke glas. Ik had al genoeg gedronken en ik wilde het echt niet.
‘De minibar zit vol frisdrank.’ Hij knikte naar een kleine zilveren koelbox in een hoek van de cabana. ‘Ik zet de cocktail gewoon voor u neer, voor het geval u er toch nog zin in krijgt. Laat het me gerust weten als er verder nog iets is wat ik voor u kan doen.’
Ik vroeg me af of het mogelijk was om in de cabana te slapen in plaats van in de hotelkamer.
Aangezien mijn moeder me had geleerd dat je een gegeven paard niet in de bek mag kijken en mijn vader me had geleerd dat je nooit gratis drank moet afslaan, nam ik voorzichtig een slokje van het brouwsel en godnogantoe – het was zalig. Bij nadere inspectie bleek het te gaan om rode en witte strepen siroop in geschaafd ijs, met een kloeke hoeveelheid pepermuntlikeur. Net een bevroren stuk suikergoed. Mijn droomcocktail.
Ik sloot mijn laptop, rolde op mijn rug en lachte naar de rode zijde waarmee de cabana was bekleed. Alex vloog op dit moment ook deze kant op voor het vrijgezellenfeest, Jenny deed ergens iets dat hopelijk tot een betere hotelkamer zou leiden en ik had geen idee waar Sadie was en wat ze uitvrat en dat beviel me prima. Ik was me ervan bewust dat dit wel eens de enige tien minuten zouden kunnen zijn die ik de komende drie dagen voor mezelf zou hebben en kwam overeind om nog een slokje van mijn cocktail te nemen. De likeur spoelde alle restjes van mijn kater weg, nog voor ik mijn ogen sloot om het allemaal even van me af te zetten. Er ging toch niets boven een dutje doen met de golfslag van een kunstmatige oceaan in je oren.
Omdat het nog niet verwarrend genoeg was om op mijn buik op een ligbed wakker te worden in mijn badpak, was het eerste wat ik zag ook nog eens sneeuw. Pal voor mijn neus, witte poedersneeuw. Ik knipperde een paar keer, maar het bleef gewoon liggen. Toch was de hemel nog altijd blauw en dartelden er mensen in het zwembad. Zon. Zwembad. Sneeuw. In Vegas was dit blijkbaar normaal. Ik genoot even van de krankzinnige combinatie voor ik mijn spullen pakte en op jacht naar Jenny ging. Tijdens mijn dutje was de batterij van mijn mobieltje ondervoed geraakt en ze was niet boven water gekomen, wat in mijn ogen betekende dat ze in onze kamer vermoord was of me gewoon niet kon vinden. Dus besloot ik mijn leven in eigen hand te nemen, mijn laptop in mijn tas te doen, een laatste slurp van mijn inmiddels gesmolten drankje te nemen en me weer binnen te wagen, in een poging haar te vinden. Ik was net Columbo, maar dan zonder de jas. En de sigaren. En de aanstekelijke herkenningstune. Maar afgezien daarvan echt net Columbo.
De moed zonk in mijn schoenen toen ik op mijn tenen de lift uit sloop. Het was net een tijdmachine die je niet alleen naar de zesde verdieping bracht, maar ook meteen naar een snelwegmotel uit de jaren tachtig. Ik stak de sleutelkaart in het slot, maar er gebeurde niets. Ik wreef de magneetstrip over mijn tuniek en probeerde het opnieuw. Nog steeds geen resultaat. Alleen maar een brutaal rood knipperend lampje dat me toegang weigerde tot mijn spullen. Wat was hier aan de hand. Had er iets in mijn drankje gezeten? Nu al? Ik had erop gerekend dat ik toch pas op dag twee wakker zou worden zonder tanden en met een tattoo. Misschien zelfs wel dag drie.
‘O, godallejezus,’ mompelde ik en probeerde zo subtiel mogelijk op de deur te kloppen. ‘Jenny? Kun je me horen?’
Opeens verteerd door de vrees dat wie de vorige gebruiker van onze kamer ook had omgelegd was teruggekomen voor Jenny, begon ik luid op het hout te bonzen. Je zou het zelfs hameren kunnen noemen. ‘Het is niet eens zo dat ik graag naar binnen wil,’ schreeuwde ik tegen het lelijke vernis. ‘Houten klootzak!’
‘Sorry, mevrouw Clark?’
Mijn tirade werd onderbroken door een licht bevreesd ogende vrouw in hetzelfde uniform als de mooie jongen bij het zwembad. Op momenten als deze was ik altijd blij dat Alex niet voortdurend bij me was.
Ik streek mijn tuniek glad en schraapte mijn keel. ‘Ja?’
‘Als u met mij mee zou willen komen?’ De vrouw probeerde er niet gealarmeerd uit te zien toen ze me voorging naar een andere lift. Ik zou ook niet graag in een stalen kooi opgesloten zitten met een gek wijf dat op een deur stond te timmeren en het hout vervloekte.
Omdat ik ervan uitging dat ik het hotel zou worden uitgezet, was ik even in de war toen na de zeventien meest ongemakkelijke seconden van mijn leven de deuren op de zesentwintigste verdieping opengingen en toegang gaven tot een luxe witte hal met een gouden deur aan het einde. Ik wist niet wat ik zag, al helemaal niet toen ze die gouden deur opendeed en me in de mooiste kamer ooit liet. Ze gaf me nog net geen duwtje om me op het dikke, witte tapijt binnen te krijgen. Er was geen enkele bloedvlek op te zien.
‘Jezus, Angie, waar bleef je nou?’
Jenny was niet vermoord. Jenny had een upgrade gekregen. En hoe.
‘Je moet mij eens leren hoe je een klacht indient,’ fluisterde ik, bijna bang om verder te lopen. Misschien droomde ik nog. Misschien was dit Inception. Hopelijk zou Leonardo DiCaprio zo tevoorschijn komen om het te bevestigen. Of Joseph Gordon-Levitt. Of Tom Hardy. Het kon mij niet schelen wie. Jenny stond strategisch geposteerd bij een kamerhoog raam met uitzicht op de Strip. Eigenlijk was het niet juist om het een raam te noemen, omdat ik geen muren zag. Het leek wel alsof de hele suite was opgetrokken uit glas. Glas en pioenen, mijn favoriete bloemen, waar ik ook maar keek. Mentaal gaf ik mezelf vijf minuten voor ik iets zou omgooien, breken of bevlekken, of gewoon zou gaan huilen. Ik had er vijfentwintig passen voor nodig om Jenny te bereiken. Vijfentwintig passen door een verzonken loungegedeelde vol banken met kussens, meer pioenen op lage glazen tafels en weer omhoog, langs de bar, langs de tv met een scherm in bioscoopformaat, langs de dj-cabine – een dj-cabine! – richting raam.
‘Leuk uitzicht, nietwaar?’ Ze nipte van haar glas champagne en grijnsde met onmiskenbare zelfingenomenheid.
De zon ging net onder en een donkere oranje gloed legde lange schaduwen over de Strip. Doodstil zag ik de lange straat tot leven komen. De hele wereld leek samengeperst te zijn in dit kleine stukje woestijn. Aan de ene kant zag ik Venetië en Rome, toepasselijk dicht bij elkaar. Aan de overkant lag Parijs, met een Eiffeltoren die fonkelde in het laatste zonlicht. Ik nam me voor ‘m te vermijden als de pest. Parijs in Frankrijk of Parijs in Vegas, er rustte wat mij betreft geen zegen op en ik nam er geen enkel risico meer mee.
Verderop aan de Strip zag ik bekende silhouetten. Oost, west, thuis best: het Empire State Building en het Vrijheidsbeeld, omringd door een rollercoaster. Ze knipoogden naar me toen hun lichtjes in de schemering tot leven kwamen. Ik keek toe hoe achter hen een toren van licht ontsproot aan de top van een gigantische zwarte piramide en het kasteel van koning Arthur, waar Disneyachtige grappen en grollen werden vertoond over het goeie ouwe Engeland. Ik besloot ook daar uit de buurt te blijven. Ik was niet helemaal naar Vegas gekomen om dubieuze shepherd’s pie te eten en om spotted dick te giechelen.
Aan de hemel waren de lichten van vliegtuigen te zien die verse bezoekers naar Las Vegas brachten, als mensenoffer aan de Strip. Naarmate de zon verder onderging, lichtte de vloerverlichting van de suite feller op. Buiten gaapte Vegas, rekte zich eens uit en was klaarwakker voor een dolle nacht.
‘Te gek, toch?’
‘Het is de beste upgrade ooit,’ stemde ik in, met mijn vingertippen lichtjes tegen het glas. Het was allemaal te Alice in Wonderland – ik had het gevoel dat ik elk moment in het konijnenhol kon vallen. Maar het glas smolt niet onder mijn vingers, het bleef koel en hard en voorkwam van alles.
‘Technisch gezien is het niet echt een upgrade en slapen we nu bij iemand anders op de bank.’
‘Technisch gezien kan dat me geen reet schelen,’ antwoordde ik. ‘Dit is schitterend.’
‘Vanzelfsprekend, ik verdraag niets minder dan schitterend.’
In het stralende tegenlicht van een deuropening stond het ranke en slanke silhouet van Sadie, die me triomfantelijk aankeek. ‘Dus daar ben je. Nou, Jen, heb je toch gewonnen.’
‘Wat gewonnen?’ Ik haatte het als ze Jenny ‘Jen’ noemde. Het was bezitterig en irritant en het maakte me jaloers.
‘Niets.’ Jenny sloeg haar champagne achterover en schonk zich haastig nog eens bij. ‘Ga even douchen, ik heb zin om te gaan eten.’
‘Ik had voorspeld dat je inmiddels zou hebben besloten dat Vegas niets voor je was en dat je vast terug naar New York was gegaan,’ legde Sadie uit, terwijl ze blootsvoets door de kamer gleed in een bikini die zo klein was dat zelfs haar gynaecoloog niet zou weten waar-ie moest kijken. ‘En Jenny zei dat je waarschijnlijk alleen maar verdwaald was.’
‘Sorry, maar ik moet jullie beide teleurstellen.’ Ik wierp even een vuile blik op Jenny. Ze rolde met haar ogen bij wijze van ongemakkelijke verontschuldiging. ‘Ik lag alleen maar bij het zwembad en had geen idee dat we verkast waren.’
‘Ik heb je gebeld,’ zei Jenny snel. ‘Maar het gesprek ging meteen naar je voicemail.’
‘Ja, ik zit altijd hier.’ Sadie legde haar lange benen op een van de salontafels en gooide zo een zilveren doos met tissues op de grond. ‘Ik hou van ruimte.’
‘Maar je hele kamer bij Jenny past op die bank.’ Ik bedwong de behoefte om de doos op te rapen. Deze kamer hoorde niet rommelig te zijn, maar smetteloos en opgeruimd, zonder mij erin – ik vloekte bij alles.
‘Maar dat is thuis.’ Sadie rekte zich uit zodat we allemaal konden zien hoe grondig haar bikinilijn geharst was. ‘Thuis hoort het knus te zijn, hotels moeten zo groot zijn dat je er een paard in kunt kwijtraken.’
Eerlijk is eerlijk, Sadie had aanzienlijk meer ervaring met hotels dan ik. Tenslotte reisde zij de wereld rond om zich door kerels te laten fotograferen in haar slip. En verder deed ze, nou ja, van die modellendingen waarvan ik eigenlijk niets wilde weten omdat het me krankzinnig afgunstig maakte. Misschien had zo’n enorm ego wel enorm veel ruimte nodig om zich te kunnen ontspannen. Misschien galoppeerde Red Rum hier inderdaad wel ergens rond. Had iemand ooit de moeite genomen om het te checken?
‘Ik moet mijn mobieltje opladen,’ zei ik tegen Jenny, Sadies yogaoefeningen op de bank negerend. Ik had niet zoveel trek om voor het eten al haar vagina te zien. En daarna hoefde het voor mij ook niet zo. ‘Waar heb je mijn spullen gelaten?’
‘In je kamer.’ Ze wees naar de deur waar Sadie uitgekomen was. ‘Tweede rechts. Ik heb jou het mooiste uitzicht gegeven.’
Blij huppelde ik met afgewende blik langs de banken om Sadies downward facing dog maar niet te hoeven aanschouwen. Toen ik even later de tweede kamer rechts binnenstapte, barstte ik in lachen uit. Toen Jenny zei dat ze mij het mooiste uitzicht had gegeven, dacht ik dat ze een geintje maakte. Ik had me al ingesteld op een billboard van de Thunder from Down Under-mannenrevue, maar het was geen grap geweest. De ramen in de woonkamer boden ongeëvenaard uitzicht op de toewijding van de mensheid om lol te trappen. De ramen van mijn super-de-luxe slaapkamer toonden iets wat zo ver verwijderd was van de fluorescerende Strip-trip dat het me de adem benam. Achter de casino’s en clubs kon ik eindelijk zien waar de zon heen was gevlucht en ik kon het hem niet kwalijk nemen. Wie wilde er nu een stel dronken toeristen heen en weer zien lopen op een plek die nu op een gepimpt Blackpool leek?
Het uitzicht was wonderschoon. Kilometers woestijn strekten zich voor me uit, met brede streken rood en oranje geschilderd. De nabijgelegen bergen tekenden zich af tegen de schemerhemel – donkergrijs met oranje vlekken en paarse schaduwen. Het leken net donderwolken op grote afstand, die een zachte, gouden, stralende lucht bedreigden. Het lichtblauw kon elk moment omslaan in nachtzwart. Ik had nog nooit een woestijn gezien en ik kon me niet voorstellen dat ik deze aanblik ooit zou vergeten. Als Nevada bij zonsondergang al zo prachtig was, kon ik niet wachten om de zon te zien opgaan. Ik wou dat Alex het ook zou kunnen zien.
Toen ik het raam de rug toekeerde, vond ik de kamer al bijna even indrukwekkend als het uitzicht. Een enorm bed stond haaks in een hoek, rijkelijk opgemaakt met witte quilts en kussens die eruitzagen als wolken. Voor het raam stond een paarse chaise longue die een volmaakte plek bood om te dagdromen boven de woestijn. Aan de andere kant van de kamer bevond zich achter een matglazen wand een inloopdouche met genoeg ruimte voor, pakweg, zeven mensen. En voor het geval dat je niet beviel, stond er midden in de kamer nog een vrijstaand bad dat zo groot was dat ik verwachtte dat de Ark van Noach elk moment aan kon komen varen. Geen wonder dat Nevada zo droog was, er was al een wereldzee voor nodig om deze kuip te vullen.
‘Hé, Clark,’ riep Jenny uit de woonkamer, maar ik had het veel te druk met staren om antwoord te geven. ‘Schiet eens een beetje op, ik heb voor over een uur gereserveerd in een restaurant.’
Dat gaf me nog zestig minuten om uit het raam te kijken. Daar kon ik wel wat mee.