Hoofdstuk 16



Tijdens de rit naar het huis van Max probeerde Kristin

opnieuw naar het bandje met de biografie van Bob

Evans te luisteren, maar ze kon zich nog steeds niet

concentreren en zette hem af. Ze probeerde niet aan

Jake te denken, maar aan Cherie en het verpleeghuis.

Haar zus had er vandaag bleker uitgezien dan anders.

De dokter die haar in de gaten hield, had tegen de verpleegsters

gezegd dat hij haar wilde spreken. Omdat

Dokter Raine nooit op zondag in het verpleeghuis

was, wist ze dat ze hem moest opbellen, maar ze stelde

het uit; wat hij ook had te zeggen, goed nieuws kon

het niet zijn. Dokter Raine was een aardige vent, maar

in wonderen geloofde hij niet.

Ze dacht vaak terug aan de dag dat zij en Cherie in de

oude, gehavende auto waren gestapt en naar Los

Angeles gereden. Cherie was zo opgewonden geweest.

Het was dan ook haar idee geweest. 'We gaan beroemde

actrices worden,' had Cherie beloofd, waarbij



haar knappe gezichtje had gegloeid van verwachting.

'Allebei. En we zullen nooit jaloers op elkaar zijn. We

zullen nooit te maken krijgen met die idiote na ijver

zoals je zo vaak tussen broers en zussen ziet.'

Drie maanden nadat ze van huis waren weggegaan,

waren hun ouders bij een treinongeluk omgekomen,

zodat er geen terugweg meer was. Dat drama had ze

nog dichter bij elkaar gebracht, omdat ze alleen elkaar

nog hadden - dat wil zeggen, tot Howie Powers in

hun leven kwam, een man die Kristin uit de grond

van haar hart haatte. Sinds het ongeluk had ze nooit

meer iets van hem gehoord. Het kon hem duidelijk

niets schelen of Cherie leefde of dood was.

Kristin vroeg zich af wat Cherie ervan zou vinden

als ze zou weten wat ze voor haar levensonderhoud

deed. Ongetwijfeld zou haar zus het afkeuren, maar

ze kon niet anders. De rekeningen van het verpleeghuis

moesten worden betaald, en van acteren kon

ze niet leven, daarvoor was er te veel concurrentie.

Bovendien had ze nooit leren acteren, noch enige

ambitie in die richting gehad. Cherie was degene

met ambitie. Cherie had gewild dat ze een grote ster

werden.

Het hek van Max' huis was gesloten. Eigenaardig

zoals de bewoners van de dure buurten van L.A. hun

huizen voorzagen van hekken, waakhonden en ingewikkelde

alarmsystemen, dacht Kristin. Ze leefden in

forten. Wie dachten ze dat er zouden komen?

Ze stapte uit haar auto en belde aan. Geen antwoord.

Ze belde nog eens en keek op haar horloge. Het was

bijna vijf uur, en ze had gezegd dat ze om vier uur zou

komen. Had hij het niet nodig gevonden te wachten?

Ze belde nog eens aan. Niets.



Na tien minuten begreep ze dat er niemand thuis was.

Was Max Stee1e van gedachten veranderd? Was dat

het? Hij had een hoertje gevraagd bij hem in te trekken,

en was hij toen van gedachten veranderd?

Boos stapte ze weer in haar auto. Waarom liet iedere

man die ze ontmoette haar vallen? Hoe kwam het dat

ze allemaal zulke egoïstische, seksbeluste en perverse

klootzakken waren?

Toen kreeg ze een inval. Als ze zich met klootzakken

inliet, kon ze zich daarvoor maar beter goed laten

betalen.

Ze dacht aan wat Mister X had gezegd. Ik betaal je het

dubbele.

Het dubbele klonk goed. En in het geval van Mister X, betekende

het dubbele een heleboel geld.

m: hebben jou niet nodig, Max Steele. Je hebt er zelfs niet

aan gedacht een briefje voor me achter te laten. Wáar is

die zogenaamde hoffelijkheid gebleven?

Ze reed achteruit de oprijlaan af, de bochtige weg op

en naar huis.

Het moment waarop de kogel Max trof, voelde hij

een scherpe, allesoverheersende pijn. Het was alsof

zijn schouder van zijn lichaam werd afgerukt, en hij

schreeuwde het uit van angst. Dit was geen film, dit

was werkelijkheid. En hij kon maar niet geloven dat

het hem overkwam.

Hij had de klootzak zijn Rolex overhandigd, hoe erg

hij dat ook vond. En ook zijn geld - alles bij elkaar

twintig dollar - dat was alles wat hij op zak had.

Dat hij zo weinig geld bij zich had, had de overvaller

woest gemaakt. 'En dat rijdt in een Maserati,'

had hij vanonder zijn bivakmuts gesnauwd. 'Zo'n



klote Maserati, verdomme, en dat loopt rond met een

paar lullige dollars op zak. Probeer je me te belazeren,

man?'

'Meer heb ik niet,' had Max schouderophalend geantwoord.

'Val dood, rijke zak!' had de overvaller geroepen. En

toen had hij geschoten; of het niks was.

Max viel op de grond. Het maakte de overvaller kennelijk

niets uit of hij dood was of niet. Hij schopte

hem met de scherpe punt van zijn cowboylaars in zijn

zij, greep de sleutels van zijn Maserati en reed weg,

Max in een poel van bloed achterlatend.

Hij verloor vrijwel onmiddellijk het bewustzijn, tot

hij ergens ver weg een kind hoorde schreeuwen:

'Mammie! Mammie! Hier ligt een man op de grond.

Mammie! Mammie!'

En de verontruste stem van de moeder, die zei: 'Niet

kijken, schat. Blijf uit zijn buurt. Ga in de auto zitten

en sluit het portier af.'

Godallemachtig! Wie dachten ze dat hij was? Een

dronken zwerver die zijn roes uitslaapt? Met een gebroken

stem mompelde hij: 'Alstublieft ... ik heb hulp

nodig.'

De vrouw zei: 'U moest u schamen.'Toen moest ze de

zich langzaam uitbreidende poel bloed hebben gezien,

want nu zei ze geschrokken: '0, Jezus! Ze hebben op

u geschoten!'

'Haal... de ... politie .. .' mompelde hij. 'Roep hulp .. .'

Waarop hij weer neerviel en zich afvroeg of hij zou

sterven.

De vrouw sprong in de auto en belde met haar portable

de politie. Ze wachtte zelfs tot ze er waren.

Vervolgens herinnerde Max zich dat hij in de


ambulance lag en met een rotvaart en gillende sirenes naar

de eerste hulp werd gereden.

Het wilde er bij hem niet in. Hij, Max Steele, neergeschoten.

Toen werd alles donker.