HITTEPOEL
AMARYL, YUGO - ... Een mathematicus die, naast Hari Seldon zelf, gezien kan worden als meest verantwoordelijk voor het uitwerken van de details der psychohistorie. Hij was het die...
... Toch zijn de omstandigheden waaronder zijn leven begon bijna dramatischer dan zijn mathematische prestaties. Geboren in de uitzichtloze armoede van de laagste klassen op Dahl, een sector van het oude Trantor, had hij zijn leven misschien in totale anonimiteit gesleten als hij niet, bij toeval, Seldon ontmoet had tijdens...
ENCYCLOPEDIA GALACTICA
61
De Keizer van de gehele Galaxis voelde zich moe... lichamelijk moe. Zijn lippen deden pijn van de minzame glimlach die hij op gezette tijden op zijn gezicht moest toveren. Zijn nek was stijf van het naar alle kanten draaien om overal een gewillig en belangstellend oor voor te wenden. Zijn oren deden pijn van het almaar moeten luisteren. Zijn hele lichaam bonsde van het voortdurend opstaan en weer gaan zitten, draaien, hand uitsteken en knikken.
Het ging om niet meer dan een staatsplechtigheid waar je Burgemeesters en Onderkoningen en Ministers en hun echtgenotes of echtgenoten moest ontvangen, van verschillende sectoren op Trantor en (erger) van verschillende werelden in de Galaxis. Er waren bijna duizend aanwezigen, allemaal in kledij die varieerde van sierlijk tot ronduit exotisch. De Keizer moest luisteren naar gebabbel in allerlei accenten, die nog slechter werden door de voortdurende pogingen om het Keizerlijke Galactisch te spreken zoals aan de Galactische Universiteit gesproken werd. En het ergste was dat de Keizer de hele tijd op zijn hoede moest zijn dat hij geen harde toezeggingen deed, terwijl hij toch steeds loze beloften moest rondstrooien. Alles was geregistreerd, beeld en geluid - zeer discreet - en Eto Demerzel zou nagaan of Cleon, Eerste van die Naam, zich goed gedragen had. Dat was natuurlijk alleen maar zoals de Keizer het bij zichzelf noemde. Demerzel zou zonder meer zeggen dat hij slechts gegevens natrok en keek of hij de gasten misschien op onbedoelde onthullingen kon betrappen. En misschien was dat ook wel zo.
Demerzel de geluksvogel!
De Keizer kon het Paleis en de uitgestrekte Keizerlijke gronden niet verlaten, terwijl Demerzel door de hele Galaxis kon reizen als hij wilde. De Keizer zat altijd te kijk, was altijd toegankelijk, altijd gedwongen zich met gasten op te houden, van de belangrijke tot de gewone, opdringerige figuren. Demerzel bleef anoniem en liet zichzelf nooit zien binnen de omgeving van het Paleis. Hij bleef slechts een geduchte naam en een onzichtbare (en daardoor nog bedreigender) aanwezigheid.
De Keizer was de binnenman met alle pracht en praal die bij macht hoorde. Demerzel was de buitenman, met niets dat op een hoge positie wees, niet eens een formele titel, maar met zijn neus overal in en zijn handen overal bij. En Demerzel vroeg geen enkele beloning voor zijn onvermoeibare inspanningen, op één na: macht.
Het deed de Keizer plezier - op een macabere manier - dat hij op ieder willekeurig moment, zonder waarschuwing vooraf, met een kunstmatig excuus of gewoon zonder excuus, Demerzel zou kunnen laten arresteren, gevangen zetten, verbannen, martelen of terechtstellen. In deze vervelende tijden van voortdurende beroering had de Keizer dan misschien wel problemen met het opleggen van zijn wil aan al de verschillende planeten in het Imperium, zelfs aan de verschillende sectoren op Trantor - met al dat gepeupel in de bestuursfuncties waar hij noodgedwongen mee te maken had via het netwerk van in elkaar grijpende decreten, protocollen, toezeggingen, verdragen en algemene interstellaire wetten en reglementen - maar hij had tenminste nog de absolute macht over het Paleis en de Keizerlijke gronden.
En toch wist Cleon dat zijn machtsdromen vruchteloos waren. Demerzel had zijn vader gediend en Cleon kon zich de tijd niet herinneren dat hij Demerzel niet voor alles om raad vroeg. Het was Demerzel die alles wist, alles bedacht, alles uitvoerde. Meer dan dat, het was Demerzel die beschuldigd kon worden van alles wat fout ging. De Keizer zelf bleef verheven boven alle kritiek en had niets te vrezen - behalve natuurlijk paleiscoups en moordaanslagen door degenen die hem het naast stonden. Het was vooral om dat soort dingen te voorkomen dat hij op Demerzel steunde.
Keizer Cleon voelde een lichte huivering bij de gedachte het ooit zonder Demerzel te moeten rooien. Er waren Keizers geweest die persoonlijk geregeerd hadden, die hele reeksen talentloze stafchefs gehad hadden, die incompetente figuren op die post hadden gehad en ze daar hadden gehouden - en op de een of andere manier hadden ze dat wel uitgehouden.
Maar Cleon kon dat niet. Hij had Demerzel nodig. Sterker nog, nu de gedachte aan een aanslag bij hem was opgekomen - en met het oog op de moderne geschiedenis van het Keizerrijk was die gedachte onvermijdelijk - zag hij wel in dat het absoluut onmogelijk was om Demerzel van zich af te schudden. Het kon gewoon niet. Ongeacht hoe slim hij, Cleon, het zou aanpakken, Demerzel (daar was hij zeker van) zou zoiets op de een of andere manier voorzien, zou het voelen aankomen en zou, veel en veel slimmer, een paleiscoup op touw zetten. Cleon zou al dood zijn voor Demerzel mogelijkerwijs in de ketenen geslagen en afgevoerd kon worden en er zou gewoon een andere Keizer komen die Demerzel zou dienen... en domineren.
Of zou Demerzel het spelletje moe worden en zichzelf tot Keizer kronen?
Nooit! De gewoonte van de anonimiteit was bij hem te sterk ontwikkeld. Als Demerzel zichzelf in het openbaar begaf, zouden zijn macht, zijn wijsheid, zijn geluk (wat het ook mocht zijn) hem zeker ontvlieden. Daar was Cleon van overtuigd. Hij voelde dat daar geen moment aan getwijfeld hoefde te worden.
Dus zolang hij zich goed gedroeg was Cleon veilig. Zonder eigen ambities zou Demerzel hem trouw dienen.
En daar kwam Demerzel binnen, zo sober en eenvoudig gekleed, dat Cleon zich ongemakkelijk bewust werd van al die nutteloze gewaden en versierselen die hij ambtshalve moest dragen, en die hij nu eindelijk weer, met de hulp van twee dienaren, af kon leggen. Natuurlijk wachtte Demerzel weer met te voorschijn komen tot de Keizer alleen was en in zijn vrijetijdskleren.
'Demerzel,' zei de Keizer van de Galaxis, 'ik ben moe!'
'Staatsbijeenkomsten zijn altijd vermoeiend, sire,' mompelde Demerzel.
'Moet ik ze dan iedere avond bijwonen?'
'Niet iedere avond, maar ze zijn van cruciaal belang. Het behaagt anderen om u te zien en door u te worden opgemerkt. Zo blijft het Keizerrijk moeiteloos doordraaien.'
'Het Keizerrijk bleef altijd moeiteloos doordraaien door macht,' zei de Keizer somber. 'Nu loopt het op een glimlach, een handgebaar, een gemompelde groet en een medaille of onderscheiding.'
'Als dat de vrede kan handhaven, sire, dan is daar veel voor te zeggen. En uw regering loopt uitstekend.'
'Je weet waarom. Omdat jij naast me staat. Mijn enige gave is dat ik me ervan bewust ben hoe belangrijk jij bent.' Hij keek Demerzel sluw aan. 'Mijn zoon hoeft niet mijn erfgenaam te zijn. Hij heeft weinig talent. Als ik jou nu eens tot mijn erfgenaam maakte?'
Op ijskoude toon antwoordde Demerzel: 'Sire, dat is ondenkbaar. Ik zou mij de troon niet wederrechtelijk willen toeëigenen. Ik zou hem niet van de rechtmatige erfgenaam willen afstelen. Bovendien, als ik u mishaagd heb, straf me dan rechtvaardig. Niets dat ik heb gedaan of dat ik mogelijkerwijs kan doen, rechtvaardigt de straf Keizer te worden.'
Cleon lachte. 'Die juiste inschatting van de waarde van de Keizerlijke troon, Demerzel, bespaart je elke bestraffing. Kom, laten we het over iets anders hebben. Ik zou wel willen gaan slapen, maar ik ben nog niet klaar voor de ceremonie waarmee ze me altijd naar bed brengen. Laten we praten.'
'Waarover, sire?'
'Maakt niet uit... Over die mathematicus en zijn psychohistorie. Ik denk zo nu en dan aan hem, moet je weten. Ik heb vanavond aan tafel aan hem gedacht. Ik vroeg me af: stel dat een psychohistorische analyse een methode zou voorspellen die het mogelijk maakte Keizer te zijn zonder al dat eindeloze ceremonieel?'
'Ik heb het idee, sire, dat zelfs de knapste psychohistoricus dat niet voor elkaar zou krijgen.'
'Nou, vertel me het laatste nieuws maar. Houdt hij zich nog steeds schuil onder die rare kaalkoppen van Mycogen? Je hebt beloofd dat je hem daar wel uit zou krijgen.'
'Dat heb ik inderdaad, sire, en ik was al een aardig eind op weg, maar tot mijn spijt moet ik bekennen dat het niet gelukt is.'
'Niet gelukt?' De Keizer stond zichzelf toe zijn voorhoofd te fronsen. 'Daar hou ik niet van.'
'Ik ook niet, sire. Ik had het plan om de mathematicus aan te moedigen om iets blasfemisch te doen - wat niet zo moeilijk is in Mycogen, zeker niet voor een buitenstaander - iets waarvoor hij streng gestraft zou worden. De mathematicus zou er dan toe gedwongen worden bij u in beroep te gaan en dan zouden wij hem in handen krijgen. Ik had daar alleen maar wat onbetekenende concessies tegenover gesteld - belangrijk voor Mycogen, totaal onbelangrijk voor ons - en het was niet nodig dat ik een directe rol zou spelen. Het zou subtiel geregeld worden.'
'Dat zal best,' zei Cleon, 'maar het is mislukt. Heeft de Burgemeester van Mycogen...'
'Hij wordt de Hoge Oudere genoemd, sire.'
'Niet muggeziften over titels. Heeft die Hoge Oudere geweigerd?'
'Integendeel, sire, hij stemde toe en de mathematicus, die Seldon, trapte er keurig in.'
'En toen?'
'Ze stonden hem toe ongestraft te vertrekken.'
'Waarom?' vroeg Cleon verontwaardigd.
'Daar heb ik geen zekerheid over, sire, maar ik vermoed dat iemand meer bood dan wij.'
'Wie dan? De Burgemeester van Wye?'
'Mogelijk, sire, maar ik betwijfel het. Ik laat Wye continu in het oog houden. Als zij de mathematicus in handen hadden gekregen, zou ik het nu weten.'
De Keizer liet het niet langer bij fronsen. Hij was woedend. 'Demerzel, dit is een slechte zaak. Ik ben hier helemaal niet blij mee. Een mislukking als deze doet me eraan twijfelen of je nog wel degene bent die je eens was. Welke maatregelen zullen we tegen Mycogen nemen voor deze openlijke provocatie aan het adres van de Keizer?'
Demerzel stond gebogen vanwege de ontketende woede van de Keizer, maar in zijn hart was hij onbuigzaam. 'Het zou fout zijn om nu iets tegen Mycogen te ondernemen, sire. De verdeeldheid die erop zou volgen zou Wye in de kaart spelen.'
'Maar we moeten toch iets doen.'
'Misschien niet, sire. Het is niet zo erg als het lijkt.'
'Hoe kan het nu niet zo erg zijn als het lijkt?'
'U zult zich herinneren, sire, dat de mathematicus ervan overtuigd was dat psychohistorie uitvoerbaar was.'
'Natuurlijk herinner ik me dat, maar dat maakt toch niet uit? Voor ons niet?'
'Misschien niet. Maar als het nu eens uitvoerbaar blijkt te zijn, zou dat oneindig veel uitmaken, sire. En uit wat ik aan de weet ben gekomen, kan ik opmaken dat de mathematicus momenteel probeert de psychohistorie bruikbaar te maken. Zijn blasfemische daad in Mycogen, zo heb ik begrepen, maakte deel uit van een poging om het probleem van de psychohistorie op te lossen. In dat geval loont het misschien de moeite, sire, als we hem alleen laten. Het is beter om hem op te pikken als hij dichter bij zijn doel is of het al bereikt heeft.'
'Niet als Wye ons voor is.'
'Dat zal niet gebeuren, daar zal ik persoonlijk op toezien.'
'Op dezelfde manier waarop je erin geslaagd bent die mathematicus uit Mycogen hierheen te halen?'
'De volgende keer zal ik geen fouten maken, sire,' zei Demerzel koud.
'Dat is je geraden ook, Demerzel. Ik zal op dit punt geen fouten meer door de vingers zien.' En nukkig voegde hij eraan toe: 'Ik zal wel weer geen oog dichtdoen vannacht.'