81
'Wat is er gebeurd?' vroeg Davan.
Seldon voelde zich opgelucht, een heel klein beetje, maar toch. Zeker, met Davan erbij waren ze natuurlijk nog niet opgewassen tegen het leger van Dahl, maar daar stond tegenover dat hij een aantal mensen achter zich had staan die genoeg verwarring zouden kunnen stichten...
'Dat zou u moeten weten, Davan,' zei hij. 'Ik vermoed dat een groot deel van de mensen die zich vanmorgen bij het huis van de Tisalvers verzameld hadden uw mensen waren.'
'Ja, een aantal wel. Het verhaal gaat dat ze jullie wilden arresteren en dat jullie toen een heel eskadron Zonemblemen afgeranseld hebben. Maar waarom wilden ze jullie arresteren?'
'Twee,' zei Seldon, twee vingers in de lucht. Twee Zonemblemen. En dat is al erg genoeg. Eén van de redenen waarom ze ons wilden arresteren was dat we met u gepraat hadden.'
'Dat is niet genoeg. De Zonemblemen maken zich over het algemeen niet druk om mij.' Op bittere toon liet hij erop volgen: 'Ze onderschatten me.'
'Misschien,' zei Seldon, 'maar de vrouw bij wie wij kamers huurden heeft ons aangegeven omdat we een rel aangesticht zouden hebben... met die nieuwsman die we tegen het lijf liepen op weg naar u. Dat weet u. En nu uw mensen gisteren en vanmorgen tevoorschijn zijn gekomen en er twee officieren flink van langs hebben gekregen, is het heel goed mogelijk dat ze besluiten om deze gangen schoon te vegen... en dat betekent dat u ook schade lijdt. Het spijt me echt. Het was niet mijn bedoeling of verwachting om hiervan de oorzaak te zijn.'
Maar Davan schudde zijn hoofd. 'Nee, u kent de Zonemblemen niet. De sector zou er iets aan moeten doen als ze dat wilden. Ze zijn maar wat blij dat ze ons kunnen laten wegkwijnen in Billibotton en de andere sloppen. Nee, ze zitten achter jullie aan... jullie. Wat hebben jullie gedaan?'
Dors werd ongeduldig. 'Wij hebben niets gedaan en bovendien, wat doet het ertoe? Als ze niet achter u aan zitten en wel achter ons, zullen ze hiernaar toe komen om de zaak door te spoelen. Als u hun in de weg staat krijgt u grote moeilijkheden.'
'Nee, ik niet. Ik heb vrienden... machtige vrienden,' zei Davan. 'Dat heb ik jullie gisteren verteld. En die kunnen zowel jullie als mij helpen. Toen jullie weigerden om ons openlijk te helpen heb ik contact met ze opgenomen. Ze weten wie u bent, dr. Seldon. U bent beroemd. Zij kunnen met de Burgemeester van Dahl praten en erop toezien dat u met rust wordt gelaten, wat u ook gedaan hebt. Maar u zult weggevoerd moeten worden... uit Dahl.'
Seldon glimlachte. Een gevoel van opluchting welde in hem op en overrompelde hem. 'U kent een machtig iemand, Davan?' zei hij. 'Iemand die meteen reageert, die de Dahlitische regering kan ompraten om geen drastische stappen te nemen en die ons weg kan laten halen? Prima. Dat verbaast me niets.' Hij keek naar Dors met een brede glimlach op zijn gezicht. 'Het is weer net als in Mycogen. Hoe doet Hummin het toch?'
Maar Dors schudde haar hoofd. 'Te snel... Ik begrijp het niet.'
'Ik geloof dat hij alles kan,' zei Seldon.
'Ik ken hem beter dan jij - en langer - en ik geloof niet dat hij alles kan.'
Seldon glimlachte. 'Onderschat hem niet.' En toen, alsof hij bang was om te lang over dit onderwerp door te praten, wendde hij zich tot Davan. 'Maar hoe heeft u ons gevonden? Raych zei dat u niets van deze plaats afwist.'
'Weet hij ook niet,' gilde Raych kwaad. 'Deze kamer is van mij. Ik heb 'm gevonde.'
'Ik ben hier nooit eerder geweest,' zei Davan rondkijkend. 'Het is een interessante kamer. Raych is een echte straatjongen, hij weet hier overal de weg.'
'Ja, Davan, zoiets hadden wij ook al begrepen. Maar hoe bent u hier nu gekomen?'
'Een warmtezoeker. Ik heb een apparaatje dat infrarode straling opspoort, het speciale thermale patroon dat wordt afgegeven bij zevenendertig graden Celsius. Het reageert op de aanwezigheid van mensen en niet op andere warmtebronnen. Het reageerde op jullie.'
Dors fronste haar wenkbrauwen. 'Wat heeft u daaraan op Trantor, waar er overal mensen rondlopen? Ze hebben ze op andere werelden, maar...'
'Maar niet op Trantor,' maakte Davan haar zin af. 'Ik weet het. Alleen in de sloppen zijn ze weer wel nuttig, in de vergeten, vergane gangen en stegen.'
'En hoe komt u eraan?' vroeg Seldon.
Davan zei: 'Het lijkt me voldoende dat ik er een heb. Maar we moeten u hier weg zien te krijgen, meester Seldon. Teveel mensen zitten achter u aan en ik wil dat mijn machtige vriend u in handen krijgt.'
'Waar is hij, die machtige vriend van u?'
'Hij komt eraan. Er komt tenminste een nieuwe warmtebron aanwandelen en ik kan me niet voorstellen dat dat iemand anders zou zijn.'
Over de drempel stapte een nieuwkomer, maar de blijde uitroep bestierf op Seldons lippen. Het was niet Chetter Hummin.