HOOFDSTUK 27
Het was dezelfde heuvel, en toch weer niet.
Dit keer was het geen informatie-illusie. Dit was het echte Hokkie en ze stonden op het oppervlak ervan. Vlakbij, achter de bomen, stond het merkwaardige Italiaanse restaurant dat deze lichamen, hun echte, naar deze wereld, de echte huidige wereld van Hokkie had gebracht.
Het stevige gras onder hun voeten was echt, de rijke grond eveneens echt. Ook de bedwelmende geuren van de boom waren echt. De nacht was een echte nacht. Hokkie.
Vermoedelijk de gevaarlijkste plek in de Melkweg voor ieder die geen Hokkier is. De wereld in wier ogen geen enkele andere wereld genade kon vinden, en wier innemende, genoeglijke, intelligente bewoners zouden uitbarsten in een gehuil van angst, bloeddorstigheid en moordzuchtige haat als ze iemand tegenkwamen die niet een der hunnen was. Hugo huiverde. Magdiragdag huiverde. Amro huiverde, verrassend genoeg.
Het was niet verrassend dat hij huiverde, het was verrassend dat hij erbij was. Maar toen ze Zefod hadden teruggebracht naar zijn schip had Amro zich onverwacht geschaamd en was niet gevlucht. Fout, dacht hij bij zichzelf, fout fout fout. Hij koesterde een van de flakflakgeweren waarmee ze zich hadden bewapend met behulp van Zefods wapenkamer. Trema huiverde en keek fronsend naar de hemel.
Die was ook niet meer dezelfde. Hij was niet langer leeg en verlaten.
Terwijl het landschap om hen heen nauwelijks was veranderd in de tweeduizend jaar van de Hokkie-oorlogen en de luttele vijfjaar die ter plaatse waren verstreken sinds Hokkie tien miljard jaar eerder was opgesloten in zijn Trage-Tijdsomhulsel, was de hemel ingrijpend veranderd.
Er hingen vage lichten en zware vormen in.
Hoog in de hemel, waar geen Hokkier ooit naar keek, lagen de oorlogszones, de robotzones -- kolossale oorlogsschepen en torenblokken zweefden in de g-nulvelden ver boven het idyllische, landelijke oppervlak van Hokkie. Trema keek hen nadenkend aan.
'Trema,' fluisterde Amro Bank tegen haar. ;T
'Ja?' zei ze. 'Wat doe je?' 'Ik denk na.'
'Haal je altijd zo adem als je nadenkt?' 'Ik wist niet dat ik ademhaalde.' 'Daar maakte ik me juist zorgen over.' 'Ik denk dat ik weet...' zei Trema.
'Sssst!' zei Magdiragdag gealarmeerd, en zijn iele, trillende handje wenkte hen verder achteruit in de schaduw onder de boom. Plotseling, net als eerder op de band, kwamen er lichtjes aan over het heuvelpad, maar dit keer waren de dansende bundels niet van lantaarns maar van zaklampen- op zich geen ingrijpende verandering, maar bij elke bijzonderheid bonsde hun hart van angst. Dit keer klonken er geen lustige, zonderlinge liedjes over bloemen en het boerenbedrijf en dode honden, maar in een verhit debat gewikkelde gedempte stemmen.
Met een trage logheid gleed er een licht door de hemel. Hugo verkrampte van claustrofobische doodsangst, en de warme wind greep hem bij de keel.
Enkele seconden later werd er een tweede groepje zichtbaar, dat naderde van de andere kant van de donkere heuvel. Ze bewogen zich vlug en doelgericht, hun zaklantaarns zwiepten zoekend om hen heen.
De groepen zouden elkaar duidelijk kruisen, en dat niet alleen. Ze zouden elkaar welbewust kruisen op de plaats waar Hugo en de anderen stonden.
Hugo hoorde het zachte geritsel waarmee Amro zijn flakflakgeweer aan zijn schouder bracht, en het zachte, klaaglijke kuchje waarmee Magdiragdag het zijne omhoog bracht. Hij voelde het koude, onvertrouwde gewicht van zijn eigen geweer, en met trillende handen bracht hij het omhoog.
Zijn vingers probeerden de veiligheidspal los te friemelen en de levensgevaarpal in te stellen, zoals Amro hem had laten zien. Hij beefde dusdanig dat hij als hij op dat moment op iemand gevuurd had waarschijnlijk zijn handtekening in hem had gebrand. Alleen Trema bracht haar geweer niet omhoog. Ze bracht haar wenkbrauwen omhoog, liet ze weer zakken en beet nadenkend op haar lip.
'Is het bij jullie opgekomen,' begon ze, maar niemand had op dat moment veel behoefte aan een gesprek.
Er priemde van achter hun rug een licht door de duisternis, en toen ze zich vliegensvlug omdraaiden zagen ze achter zich een derde groep Hokkiers, die hen beschenen met hun zaklantaarns. Amro Banks geweer knetterde venijnig, maar het vuur kaatste spattend terug en kwakte het uit zijn handen. Er volgde een moment van pure angst, een verstijfde seconde eer er weer iemand vuurde.
Aan het eind van die seconde vuurde er iemand. Ze waren omringd door Hokkiers met bleke gezichten en baadden in een dansend licht van zaklantaarns.
De belaagden keken naar hun belagers, de belagers keken naar hun belaagden.
'Hallo?' zei een van de belagers. 'Neemt<<u>>me niet kwalijk, maar is u... vreemdelingen?'