HOOFDSTUK 25

Al direct toen het sterreschip Bistrometrie opflikkerde tot tastbaar object boven op een kleine klif op de een kilometer brede asteroide die een eenzame en eeuwige baan beschreef rond het gesloten sterrenstelsel Hokkie, was de bemanning zich bewust dat ze hoogstens op tijd waren om getuige te zijn van een onstuitbare historische gebeurtenis.

Ze beseften niet dat /e er twee te zien zouden krijgen. Ze stonden koud, eenzaam en hulpeloos op de rand van de klif en keken naar de bedrijvigheid beneden. Tegen de leegte tekenden zich wentelende lichtsperen af, die in onheilspellende bogen vertrokken vanuit een punt voor hen dat maar een meter of dertig lager lag.

Ze keken strak naar het verblindende gebeuren. Ze konden daar staan dank zij een uitstulping van het scheepsveld, waarbij opnieuw werd geprofiteerd van de neiging der hersenen zich in de luren te laten leggen: het probleem om niet van het nietige asteroidetje te vallen of geen adem te kunnen krijgen werd domweg afgedaan als Niet het Onze.

Het witte oorlogsschip van Hokkie was geparkeerd tegen de grimmige, grauwe rotsen van de asteroide, en afwisselend flikkerde het op onder de lichtbogen of verdween in de schaduw. De zwartheid van de door de harde rots geworpen schaduwen danste in een wilde choreografie dooreen terwijl de lichtbogen erlangs veegden.

De elf witte robots droegen in optocht de Hokkie-sleutel naar het midden van een kring van zwaaiende lichten. De Hokkie-sleutel was herbouwd. De delen ervan glommen en blonken: de Stalen Zuil (van Theo's been) van kracht en macht, het Gouden Schot (ofwel het hart van de oneindige onwaarschijnlijk-heidsaandrijving) van voorspoed, de Perspex Zuil (ofwel de justitiele scepter van Argabuton) van wetenschap en verstand, het Zilveren Net (ofwel de Otto-onderscheiding voor Het Meest Nodeloze Gebruik Van Het Woord 'Kut' In Een Serieus Scenario) en de inmiddels gerestaureerde Houten Dwarsligger (ofwel de as van een verkoolde stomp die de dood van het Indiase hockey symboliseerde) van de natuur en het geestelijk leven. 'We kunnen op dit moment niets doen zeker?' vroeg Hugo zenuwachtig.

'Nee,' zuchtte Magdiragdag.

De uitdrukking van teleurstelling die over Hugo's gezicht trok was een totale mislukking, en aangezien hij veilig in de schaduw stond liet hij haar overgaan in een van opluchting. 'Jammer,' zei hij.

'We hebben geen wapens,' zei Magdiragdag, 'stom genoeg.' 'Verdorie,' zei Hugo heel kalm. Amro zei niets.

Trema zei niets, maar op een eigenaardig nadenkende en uitgesproken manier. Ze stond naar die verlaten ruimte achter de asteroide te kijken.

De asteroide cirkelde rond de Stofwolk die het Trage-Tijdsomhulsel omgaf dat de wereld omringde bewoond door het volk van Hokkie, de meesters van Hokkie en hun moordrobots. Het viel voor het hulpeloze groepje niet uit te maken of de Hokkie-robots zich van hun aanwezigheid bewust waren. Ze konden alleen maar aannemen dat dit haast niet anders kon, maar dat ze vonden, en gezien de omstandigheden terecht, dat ze niets te vrezen hadden. Ze hadden een historische taak te vervullen en konden met minachting op hun toeschouwers neerzien.

'Vreselijk machteloos gevoel, he?' zei Hugo, maar de anderen negeerden hem.

In het midden van de lichtcirkel waar de robots op af gingen verscheen in de grond een vierkante barst. De barst tekende zich steeds meer af en al gauw werd duidelijk dat er langzaam een blok grond omhoog kwam, een meter of twee in het vierkant. Tegelijkertijd werden ze een andere beweging gewaar, maar die was bijna onderbewust, en heel even was het niet duidelijk wat er dan wel bewoog. Toen werd het duidelijk.

De asteroide bewoog. Ze bewoog langzaam in de richting van de Stofwolk, alsof ze onverbiddelijk werd binnengehaald door een hemelse hengelaar die zich ergens diep in het binnenste ervan bevond.

Ze gingen nu ook in werkelijkheid de reis door de Wolk maken die ze al gemaakt hadden in de Kamer der informatie-illusies. Ze verstijfden zwijgend. Trema fronste.

Er leek een eeuwigheid voorbij te gaan. Gebeurtenissen leken zich met duizelingwekkende traagheid te voltrekken toen de uiterste rand van de asteroide de vage, zachte buitenkant van de Wolk in gleed.

En weldra werden ze verzwolgen door een ijle, dansende duisternis. Ze gleden erdoorheen, al maar door, zich vaag bewust van onduidelijke vormen en spiralen die in het donker slechts te onderscheiden waren vanuit de ooghoek.

Het Stof dempte de heldere lichtkegels. De heldere lichtkegels flonkerden op de myriaden Stofspikkels.

Trema bezag hun tocht, wederom, vanuit haar eigen fronsende gedachten.

Toen waren ze erdoor. Of het een minuut had geduurd of een half uur konden ze niet zeggen, maar ze waren erdoor en kregen een nieuwe leegte te zien, alsof de ruimte voor hun ogen werd weggeperst.

En nu ging alles snel.

Met een soort ontploffing kwam er een verblindende lichtkegel uit het blok, dat inmiddels een meter uit de grond was gerezen, en daaruit kwam een kleiner Perspex blok omhoog, waarin stralende kleuren ronddansten.

In het blok waren diepe gleuven gegroefd, een dwarse en twee opstaande, kennelijk bedoeld om de Hokkie-sleutel in te steken.

De robots gingen op het slot af, drukten de sleutel op zijn plaats en liepen weer terug. Het blok draaide uit zichzelf rond, en de ruimte begon te veranderen.

Terwijl de ruimte zich weer losperste leek ze de ogen van de kijkers pijnlijk in hun kassen te doen rollen. Ze stonden verblind te staren naar een zich ontrollende zon, die nu voor hen stond op een plek waar nog maar enkele seconden eerder niet eens een lege ruimte leek te zijn geweest. Het duurde een paar seconden eer ze zelfs maar voldoende beseften wat er was gebeurd om hun handen voor hun onthutste, verblinde ogen te slaan. In die paar seconden waren ze zich bewust van een klein spikkeltje dat langzaam over het oog van die zon bewoog.

Ze wankelden achteruit en hoorden in hun oren de ijle, onverwachte galm van de robots, die het in koor uitschreeuwden. 'Hokkie! Hokkie! Hokkie! Hokkie!'

Het geluid benauwde hen. Het was rauw, het was koud, het was leeg, het was mechanisch naargeestig. Het was ook triomfantelijk.

Ze waren zo verbluft van deze twee zintuiglijke aanslagen dat hun bijna de tweede historische gebeurtenis ontging. Zefod Bijsterbuil, de enige man in de geschiedenis die ooit een frontale aanval van de Hokkie-robots overleefde, kwam zwaaiend met een flakflakgeweer het oorlogsschip van Hokkie uitrennen. 'Oke,' riep hij, 'vanaf hier en nu is de toestand volledig onder controle.'

De ene robot die het toegangsluik van het schip bewaakte zwaaide geruisloos zijn slagstick en bracht die in aanraking met Zefods linkerachterhoofd.

'Sodezark, wie deed dat?' zei het linkerhoofd, en bungelde akelig naar voren.

Zijn rechterhoofd keek spiedend voor zich uit. 'Hoe bedoel je?' zei het.

De stick kwam in aanraking met zijn rechterachterhoofd. Zefod ging in een tamelijk merkwaardige houding languit tegen de grond.

Binnen een paar seconden was het hele gebeuren voorbij. Een paar salvo's van de robots waren voldoende om het slot voorgoed te vernielen. Het scheurde open en smolt en spuugde zijn gebroken inhoud naar buiten. De robots beenden grimmig en naar het scheen zelfs een tikkeltje terneergeslagen hun oorlogsschip weer binnen,

dat met een 'ploep' verdween.

Trema en Amro renden hals over kop de steile helling af naar het donkere, roerloze lichaam van Zefod Bijsterbuil.