HOOFDSTUK 16

'Niets is voorgoed verdwenen,' zei Magdiragdag, en zijn gezicht zag rood in het flakkerende licht van de kaars die de robotkelner probeerde weg te halen, 'behalve de Dom van Chalesma.' 'De wat?' zei Hugo verbouwereerd.

'De Dom van Chalesma,' herhaalde Magdiragdag. 'In de loop van mijn onderzoekingen ten behoeve van de Ware-Tijdscampagne heb ik...'

'De wat?' zei Hugo opnieuw.

De oude man zweeg even en verzamelde zijn gedachten voor een naar hij hoopte laatste, beslissende aanval op dit verhaal. De robotkelner gleed met een spectaculaire mengeling van chagrijn en onderdanigheid door de ruimte-tijdmatrices, deed een uitval naar de kaars en wist die te bemachtigen. Ze hadden de rekening al gekregen, hadden overtuigend geruzied over wie de cannelloni had besteld en hoeveel flessen wijn ze hadden gedronken en hadden daarmee, zoals Hugo vaag had beseft, het schip met succes uit de subjectieve ruimte gemanoeuvreerd, zodat het nu in een parkeerbaan rond een vreemde planeet cirkelde. De kelner wilde nu zo snel mogelijk zijn rol in de schertsvertoning afsluiten en de bistro aan kant hebben. 'Het wordt allemaal wel duidelijk,' zei Magdiragdag. 'Wanneer?'

'Zo dadelijk. Luister. De tijdswateren zijn op het ogenblik ernstig vervuild. Er drijft een hoop rommel in, wrakgoed, en een groeiend deel daarvan spoelt momenteel terug naar de tastbare wereld. Drift in het ruimte-tijdcontinuum, snap je.' 'Dat heb ik gehoord, ja,' zei Hugo.

'He, waar gaan we heen?' zei Amro, en hij schoof ongeduldig zijn stoel achteruit van de tafel. 'Want ik wil er zo gauw mogelijk zijn.' 'We gaan proberen,' zei Magdiragdag met langzame, afgemeten stern, 'de oorlogsrobots van Hokkie te beletten weer de hele sleutel

in bezit te krijgen die ze nodig hebben om de planeet Hokkie te verlossen uit het Trage-Tijdsomhulsel en de rest van hun leger en hun idiote meesters te bevrijden.' 'Maar je had het toch over een feest?' zei Amro. 'Dat klopt,' zei Magdiragdag, en hij boog het hoofd. Hij besefte dat hij een vergissing had begaan, want het idee leek een vreemde, ongezonde betovering uit te oefenen op het brein van Amro Bank. Hoe meer Magdiragdag uitweidde over de duistere, tragische geschiedenis van Hokkie en haar bevolking, des te meer behoefte kreeg Amro Bank aan veel drank en meisjes om mee te dansen.

De oude man begreep dat hij pas over het feest had moeten beginnen als hij er absoluut niet meer omheen kon. Maar het was niet anders, het was eruit, en Amro Bank had zich eraan vastgeklampt zoals een Arcturische megabloedzuiger zich vastklampt aan zijn slachtoffer voor hij zijn hoofd eraf bijt en er met zijn ruimteschip vandoor gaat.

'Wanneer zijn we er?' zei Amro verlekkerd. 'Zodra ik verteld heb waarom we erheen gaan.' 'Ik weet waarom ik er heen ga,' zei Amro, en leunde met zijn handen achter zijn hoofd achterover. Hij produceerde een van zijn glimlachjes waar mensen zenuwtrekjes van kregen. Magdiragdag had gehoopt op een rustige oude dag. Hij was van plan geweest octaventrale nervofoon te gaan spelen -een aangenaam nutteloze bezigheid, zoals hij wist, want hij had er het verkeerde aantal monden voor.

Hij was ook van plan geweest een excentrieke, meedogenloos onjuiste monografie te schrijven over het onderwerp equatoriale fjorden, ten einde het een en ander in de wereld te helpen dat hij van belang achtte.

In plaats daarvan had hij zich op onduidelijke gronden laten overhalen om wat deeltijdwerk te doen ten behoeve van de Ware-Tijdscampagne en was voor het eerst van zijn leven eens iets ernstig gaan nemen. Als gevolg hiervan bracht hij zijn late levensavond door met de bestrijding van het kwaad en de redding van de Melkweg. Hij vond het werk doodvermoeiend en zuchtte diep. 'Luister,' zei hij, 'bij de Watcam...' 'Wat?' zei Hugo.

'De Ware-Tijdscarnpagne, daar vertel ik je nog wel over. Het viel me op dat er vijf betrekkelijk kort geleden weer te voorschijn gefloepte stukken wrakgoed waren die overeen leken te komen met de vijf onderdelen van de vermiste sleutel. Ik kon er maar twee exact lokaliseren - de Houten Dwarsligger, die opdook op jouw planeet, en het Zilveren Net. Dat schijnt op een soort feest te zijn. We moeten daarheen om het te pakken te krijgen voordat de Hokkie-robots het vinden, want wie weet wat er anders beurt.' 'Nee,' zei Amro beslist. 'We moeten naar dat feest om ons vol te gieten en met meisjes te dansen.' 'Maar heb je dan niet begrepen wat ik allemaal...' 'Jawel,' zei Amro, met een plotselinge, onverwachte vastberadenheid, 'ik heb het allemaal uitstekend begrepen. Daarom wil ik zoveel mogelijk drank en met zoveel mogelijk meisjes dansen, want nu kan het nog. Als alles watje ons hebt laten zien waar is...' 'Waar? Natuurlijk is het waar.'

'... dan hebben we evenveel kans als een alikruik in een supernova.' 'Een wat?' zei Hugo weer heftig. Hij had het gesprek tot hier toe als een terrier gevolgd en wilde voor geen prijs nu toch nog de draad kwijtraken.

'Als een alikruik in een supernova,' herhaalde Amro zonder enige vaart te minderen. 'De...'

'Wat heeft een alikruik met een supernova te maken?' zei Hugo. 'Hij is er kansloos in,' zei Amro effen.

Hij zweeg om te kijken of de kwestie nu was opgehelderd. Uit de nieuwe uitdrukkingen van onbegrip die over Hugo's gezicht rond-klauterden maakte hij op van niet.

'Een supernova,' zei Amro zo vlug en duidelijk als hij kon, 'is een ster die met bijna de halve lichtsnelheid explodeert en met de helderheid van een miljard zonnen verbrandt en dan als een super-zware neutronenster in elkaar klapt. Het is een ster die andere sterren verbrandt, gesnopen? Alles is kansloos in een supernova.' 'Ja, ja,' zei Hugo. 'De...'

'Maar waarom dan speciaal een alikruik?' 'Waarom geen alikruik? Het maakt niet uit.'

Hugo legde zich hierbij neer en Amro ging verder, waarbij hij naar beste vermogen zijn aanvankelijke vastberaden vaart *weer oppikte. 'Het punt is,' zei hij, 'dat mensen zoals jij en ik, Magdiragdag, en Hugo - in het bijzonder en vooral Hugo - niet meer zijn dan amateurs, buitenbeentjes, nietsnutten, rondklojers zo je wilt.' Magdiragdag fronste, deels uit onbegrip en deels uit ergernis. Hij

begon iets te zeggen.

'-...' maar verder kwam hij niet.

'Wij hebben geen enkele obsessie namelijk,' hield Amro aan.

'En dat is de doorslaggevende factor. We kunnen niet op tegen obsessies. Hun is het ernst, ons niet. Zij winnen.' 'Mij zijn een hele boel dingen ernst,' zei Magdiragdag, en zijn stem trilde, deels van irritatie, maar deels ook van onzekerheid. 'Zoals?'

'Tja,' zei de oude man, 'het leven, het heelal. Alles eigenlijk. Fjorden.'

'Zou je ervoor willen sterven?'

'Voor fjorden?' knipperde Magdiragdag verrast met zijn ogen. 'Nee.' 'Nou dan.'

'Daar zou ik eerlijk gezegd het nut niet van inzien.' 'En toch zie ik nog steeds het verband niet,' zei Hugo, 'met alikruiken.'

Amro voelde hoe het gesprek hem uit de hand begon te lopen en wenste zich op dit moment door niets te laten afleiden. 'Het punt is,' siste hij, 'dat wij geen geobsedeerde mensen zijn, en dat we kansloos zijn tegen...'

'Behalve dan jouw plotselinge alikruikobsessie,' hield Hugo vol, 'waar ik nog steeds niets van begrijp.' 'Wil je nou alsjeblieft die alikruiken erbuiten laten?' 'Alleen als jij dat ook doet,' zei Hugo. 'Jij bent erover begonnen.' 'Dat was een vergissing,' zei Amro, 'vergeet ze maar. Het punt is dit.'

Hij leunde voorover en steunde met zijn voorhoofd op zijn vingertoppen.

'Waar had ik het over?' zei hij vermoeid.

'Laten we maar naar dat feest gaan,' zei Magdiragdag, 'om welke reden dan ook.' Hij stond hoofdschuddend op. 'Dat wilde ik geloof ik zeggen,' zei Amro.

Om een onverklaarbare reden bevonden de teleporteurcellen zich in de badkamer.