•50•

Na de zitting hadden de rechters een besloten lunch in de eetzaal van het Hooggerechtshof op de eerste verdieping. Fiske had Sara in haar kantoor achtergelaten om wat werk in te halen. Hij had besloten van de gelegenheid gebruik te maken om op eigen houtje een paar inlichtingen te verzamelen. Nu de informatiestroom van de afdeling Moordzaken leek te zijn opgedroogd, vond hij dat hij er dan maar zelf aan moest zien te komen. Eén mogelijke bron was commissaris Leo Dellasandro.

Terwijl Fiske door de gang liep, dacht hij terug aan de zitting die hij zojuist had bijgewoond. Zelfs als advocaat had hij nooit echt begrepen hoeveel macht er in dit gebouw werd uitgeoefend. In het verleden had het Hooggerechtshof een paar zeer onpopulaire standpunten ingenomen over een veelheid van belangrijke onderwerpen. Veel ervan waren moedig geweest en, althans in Fiskes ogen, terecht. Maar het was angstaanjagend om te beseffen dat, als een stuk of twee stemmen anders hadden geluid bij sommige of bij al deze beslissingen, het land er vandaag de dag heel anders zou kunnen uitzien. Dat leek in elk opzicht een hachelijke, zo niet levensgevaarlijke situatie.

Fiske dacht ook aan zijn broer, en aan hoeveel goeds die ongetwijfeld voor dit Hof had gedaan, zelfs in de rol van griffier. Mike Fiske was altijd eerlijk en rechtvaardig geweest, in zijn opvattingen en zijn daden. En wanneer hij je eenmaal mocht, kon iemand zich geen loyalere vriend wensen. Mike Fiske had hier veel goeds verricht. Het Hof had werkelijk een groot verlies geleden toen iemand hem van het leven had beroofd. Maar niet zo groot als dat van de familie Fiske.

Fiske was nu bij het kantoor van Dellasandro gekomen, dat op de begane grond lag. Hij klopte aan en wachtte. Hij klopte nog een keer en deed daarna de deur open om naar binnen te kijken. Hij zag het voorvertrek van Dellasandro’s kantoor, waar zijn secretaresse werkte. De plek was leeg. Waarschijnlijk was ze gaan lunchen, dacht Fiske. Hij liep het kantoor in. ‘Commissaris Dellasandro?’ Hij wilde weten of er iets op de bewakingsvideo’s te zien was geweest. Ook wilde hij weten of een van de mensen van de beveiligingsdienst Wright naar huis had gebracht.

Hij liep tot de binnendeur. ‘Commissaris Dellasandro, John Fiske hier. Ik vroeg me af of we even konden praten.’ Nog steeds geen antwoord. Fiske besloot een briefje voor de man achter te laten. Maar hij wilde het niet op het bureau van de secretaresse neerleggen.

Hij glipte Dellasandro’s kamer in en liep naar het bureau. Hij pakte een papiertje en met een pen die hij uit de houder haalde, krabbelde hij een kort briefje. Nadat hij gereed was en het briefje op een opvallende plaats op het bureau had gelegd, bleef hij nog even het vertrek rondkijken. Er prijkten veel ceremoniële herinneringen op de boekenplanken en aan de wanden, getuigend van een opmerkelijke carrière. Aan een van de wanden hing een foto van een veel jongere Dellasandro in uniform.

Fiske draaide zich om en wilde weggaan. Aan de deur hing een jasje. Dat moest van Dellasandro zijn, het maakte waarschijnlijk deel uit van het uniform dat hij bij het Hof droeg. Toen Fiske erlangs liep, viel hem een aantal vlekken op de kraag op. Hij wreef erover met zijn vinger en zag dat het afgaf: make-up. Daarna ging hij terug naar het voorvertrek en bekeek de foto’s die daar op het bureau stonden. Hij had Dellasandro’s secretaresse al eens ontmoet. Een jonge, lange brunette met een heel aantrekkelijk gezicht. Op haar bureau stond een foto van haar met commissaris Dellasandro. Hij had zijn arm om haar schouder geslagen en ze keken beiden glimlachend in de camera. Waarschijnlijk hadden veel secretaresses zo’n foto. Er was echter iets in de ogen, aan de manier waarop ze dicht bij elkaar stonden, dat suggereerde dat er misschien meer was dan een platonische werkrelatie. Hij vroeg zich af of er bij het Hof speciale regels waren voor de omgang van de werknemers onderling. Er was nog een reden waarom Dellasandro er goed aan zou doen om zijn broek aan te houden en met zijn handen van zijn secretaresse af te blijven: Fiske keek om naar Dellasandro’s kamer en naar de foto die op een zijtafeltje stond: zijn vrouw en kinderen. Ze leken een heel gelukkig gezin. Oppervlakkig althans. Terwijl hij het kantoor uit liep, bedacht hij dat het een heel duidelijk beeld gaf van de manier waarop dit gerechtshof en de wereld in het algemeen werkten: oppervlakkige indrukken konden heel bedrieglijk zijn; je moest dieper graven om bij de waarheid te komen.

Rufus zette de jeep stil. ‘Ik ga de eerste politieauto aanhouden die ik zie. Om hulp voor je te krijgen,’ zei hij.

Met moeite ging Josh rechtop zitten. ‘Dat laat je verdomme uit je hoofd. Als de politie je te pakken krijgt, als ze Tremaine en Rayfield vinden, dan zullen ze jou begraven.’

‘Je hebt een dokter nodig, Josh.’

‘Ik heb helemaal niets nodig.’ Snel stak hij zijn hand uit en pakte zijn pistool. ‘We zijn hieraan begonnen en nu maken we het af.’ Hij plaatste de loop van het pistool tegen zijn buik. ‘Als je iemand laat stoppen, schiet ik hier een gat in.’

‘Je bent gek. Wat wil je dan dat ik doe?’

Josh gaf bloed op. ‘Je gaat Fiske en dat meisje zoeken. Ik kan je niet meer helpen, zij kunnen dat misschien wel.’ Rufus keek naar het wapen. ‘Denk er niet eens aan, een kogel is verdomd snel.’

Rufus schakelde in de eerste versnelling en reed de weg weer op. Josh keek naar hem, terwijl het hem af en toe wazig voor de ogen werd. ‘Hou op met die flauwekul.’

‘Wat?’

‘Ik zie dat je weer zit te mompelen. Je hoeft niet voor me te bidden.’

‘Niemand vertelt mij wanneer ik tegen de Heer kan praten.’

‘Als je mij er maar buiten laat.’

‘Ik bid dat Hij je beschermt. Dat Hij je laat leven.’

‘Zie ik eruit of ik ergens last van heb? Je verspilt je adem.’

‘God heeft me de kracht gegeven om deze jeep op te tillen.’

‘Jij hebt dit verdomde brok metaal opgetild. Er zijn geen engelen uit de hemel neergedaald om je erbij te helpen.’

‘Josh...’

‘Rij nou maar door.’ De hevige pijn dwong Josh om voorover te buigen. ‘Ik word moe van dat gepraat.’

Terwijl ze op haar kamer bezig was, kreeg Sara een dringende oproep uit het kantoor van Elizabeth Knight. Het verraste haar, omdat de rechters op woensdagmiddag gewoonlijk een bespreking hielden over de zaken die de maandag ervoor waren behandeld. Iedere rechter had twee secretaresses en een persoonlijke assistente. Toen ze het kantoor van Knight binnenkwam, groette Sara de secretaresse die al een hele poos voor Knight werkte, tijdens de verschillende periodes in de loopbaan van de rechter. Harriet, die gewoonlijk opgewekt en vriendelijk was, zei koeltjes: ‘U kunt meteen doorlopen, mevrouw Evans.’

Sara liep langs Harriets bureau en bleef staan bij de deur van Knights kamer. Ze draaide zich om en betrapte Harriet erop dat die haar nastaarde. Harriet wijdde zich snel weer aan haar werk. Sara haalde diep adem en opende vervolgens de deur.

In het kantoor, staand of op een stoel gezeten, waren Ramsey, rechercheur Chandler, Perkins en agent McKenna. Elizabeth Knight zat achter haar antieke bureau nerveus met een briefopener te spelen, toen ze Sara zag.

‘Kom binnen en ga zitten.’ Haar toon was nu niet bepaald hartelijk, dacht Sara.

Ze ging zitten in een met stof beklede oorfauteuil die volgens haar zorgvuldig zo was neergezet dat iedereen in de kamer haar recht kon aankijken. Of haar ergens mee kon confronteren, misschien?

Ze keek naar Knight. ‘U wilde me spreken?’

Ramsey deed een stap naar voren. ‘We wilden u allemaal zien en, belangrijker nog, u horen, mevrouw Evans. Ik zal echter rechercheur Chandler het woord geven.’ Ramsey was strenger dan Sara hem ooit had meegemaakt. Hij ging tegen de schoorsteenmantel geleund staan en bleef haar aanstaren, terwijl hij zijn grote handen zenuwachtig opende en sloot.

Chandler ging tegenover haar zitten, zijn knieën raakten de hare bijna. ‘Ik heb een paar vragen die ik u moet stellen en waarop ik een eerlijk antwoord wil hebben,’ zei hij kalm.

Sara keek de kamer rond. In een halfslachtige poging om grappig te zijn vroeg ze: ‘Heb ik een advocaat nodig?’

‘Niet tenzij je iets verkeerds hebt gedaan, Sara,’ merkte Knight snel op. ‘Ik geloof echter dat jij de beslissing moet nemen of je hier een raadsman bij wilt hebben of niet.’

Sara slikte moeizaam en keek vervolgens naar Chandler. ‘Wat wilt u weten?’

‘Hebt u ooit de naam Rufus Harms gehoord?’

Even sloot Sara haar ogen. O, shit. ‘Ik zal het uitleggen...’

‘Ja of nee, alstublieft, mevrouw Evans,’ zei Chandler. ‘De uitleg komt later wel.’

Ze knikte en zei: ‘Ja.’

‘Waar precies bent u die naam tegengekomen?’

Ze bewoog zich nerveus op haar stoel. ‘Ik weet dat hij een militaire gevangene is, die is ontsnapt. Dat heb ik in de kranten gelezen.’

‘Is dat de eerste keer dat u van hem hebt gehoord?’ Toen ze geen antwoord gaf, vervolgde Chandler: ‘U hebt in de postkamer van de griffiers vragen gesteld over een verzoekschrift dat zou zijn ingediend door Rufus Harms. Dat deed u, om precies te zijn, vóór hij uit de gevangenis was ontsnapt, nietwaar? Wat wilde u weten?’

‘Ik dacht, ik bedoel...’

‘Heeft John Fiske je daartoe aangezet?’ vroeg Knight scherp. Ze keek Sara onderzoekend aan. De teleurstelling op haar gezicht maakte dat Sara zich nog schuldiger begon te voelen.

‘Nee. Ik heb het op eigen initiatief gedaan.’

‘Waarom?’ vroeg Chandler. Uit zijn vage gesprek met Fiske in de cafetaria van het Hof had hij al een vermoeden van de waarheid. Hij moest die echter uit haar mond horen.

Sara zuchtte diep en keek nog eens naar het leger dat zich tegenover haar had opgesteld. Ze wenste dat Fiske plotseling tevoorschijn zou komen om haar te helpen, maar dat zou niet gebeuren. ‘Op een dag zag ik toevallig iets wat op een verzoekschrift leek, met de naam van Rufus Harms. Ik vroeg ernaar in de postkamer omdat ik me niet herinnerde dat ik hem op de lijst had gezien. Er waren geen gegevens van in de postkamer.’

‘Waar hebt u dit verzoekschrift gezien?’ kwam Ramsey tussenbeide, voor Chandler dezelfde vraag kon stellen.

‘Gewoon, ergens,’ zei Sara, die er nu ellendig uitzag.

‘Sara,’ zei Knight bits, ‘het heeft geen zin iemand de hand boven het hoofd te houden. Vertel ons nu maar gewoon de waarheid. Stel je carrière hiervoor niet in de waagschaal.’

‘Ik herinner me niet waar ik het heb gezien. Ik heb het gewoon gezien. Misschien twee seconden. En ik zag alleen de naam van Rufus Harms, niet wat er in het verzoekschrift stond,’ zei Sara koppig.

‘Als u vermoedde dat het een verzoek was dat niet was geregistreerd,’ zei Perkins, ‘waarom hebt u het dan niet meegenomen naar het kantoor van de griffiers om het te laten registreren?’

Hoe zou ze daarop moeten antwoorden? ‘Op dat moment kwam het me niet goed uit en later had ik er niet meer de gelegenheid voor.’

‘De gelegenheid?’ Ramsey stond op het punt te ontploffen. ‘Ik heb begrepen dat u kortgeleden op de postkamer van de griffiers hebt geïnformeerd naar dit “zoekgeraakte’’ verzoekschrift. Kwam het u toen nog niet goed uit om het te laten registreren?’

‘Op dat moment wist ik niet waar het was.’

McKenna verhief zijn stem. ‘Hoort u eens, mevrouw Evans, óf u vertelt het ons óf we komen er wel op een andere manier achter.’

Sara stond op. ‘Uw toon bevalt me niet en ik wil niet op een dergelijke manier behandeld worden.’

‘Ik denk dat het in uw belang is om mee te werken,’ zei McKenna, ‘en u moet ophouden met proberen de gebroeders Fiske te beschermen.’

‘Waar hebt u het over?’

‘We hebben redenen om aan te nemen dat Michael Fiske dat verzoekschrift met een bepaalde bedoeling heeft meegenomen en dat u er op de een of andere manier bij betrokken bent,’ deelde Chandler haar mee.

‘Als hij dat heeft gedaan en u ervan af wist, maar niets hebt gezegd, dan is dat een zeer ernstig ethisch vergrijp, mevrouw Evans,’ zei Ramsey.

‘U loopt overal rond te snuffelen en vragen te stellen omdat John Fiske u ertoe heeft aangezet, is het niet zo?’

‘Het zal u misschien verbazen, maar ik kan nog wel zelf denken en handelen, agent McKenna,’ zei ze kwaad.

‘Weet u dat Michael Fiske een levensverzekering van een half miljoen had afgesloten met zijn broer als begunstigde?’

‘Ja, dat heeft hij me verteld.’

‘Weet u ook dat Fiske geen alibi heeft voor het tijdstip waarop zijn broer werd vermoord?’

Sara schudde haar hoofd en glimlachte strak. ‘U verspilt kostbare tijd wanneer u probeert John Fiske de moord op zijn broer in de schoenen te schuiven. Hij heeft er niets mee te maken en hij doet zijn uiterste best om erachter te komen wie Michael heeft vermoord.’

McKenna stak zijn handen in zijn zakken en bleef haar even aankijken. Daarna veranderde hij van tactiek. ‘Zou u kunnen zeggen dat de broers erg goed met elkaar overweg konden?’

‘Wat bedoelt u met “erg goed’’?’

McKenna rolde met zijn ogen. ‘De gewone betekenis van die woorden, dat is alles.’

‘Nee, ik geloof niet dat ze elkaar bijzonder na stonden. Hoezo?’

‘We vonden een levensverzekeringspolis in de flat van Michael Fiske. Vertelt u me dan eens waarom hij zijn leven voor zoveel geld had verzekerd ten gunste van zijn oudere broer met wie hij niet zo goed overweg kon? Waarom niet zijn ouders? Ik heb begrepen dat ze het geld goed kunnen gebruiken.’

‘Ik weet niet wat Michael Fiske dacht toen hij dat deed. Ik denk dat we het nooit zullen weten.’

‘Misschien heeft Michael Fiske het helemaal niet gedaan.’

Een moment was Sara stomverbaasd. ‘Wat bedoelt u?’

‘Weet u hoe gemakkelijk het is om een levensverzekering op iemand anders af te sluiten? Er is geen foto voor nodig. Er komt een verpleegkundige naar je huis, die een paar dingen opmeet en een bloedmonster neemt. Je zet een paar valse handtekeningen en je betaalt de premie via een andere rekening.’

Sara sperde haar ogen open. ‘Wilt u beweren dat John zich voor zijn broer uitgaf om een levensverzekering op hem af te sluiten?’

‘Waarom niet? Dat zou het een stuk duidelijker maken waarom twee van elkaar vervreemde broers zo’n belangrijke financiële overeenkomst sloten.’

‘Blijkbaar kent u John Fiske niet.’

McKenna keek haar aan op een manier die haar van haar stuk bracht. ‘Het gaat erom, mevrouw Evans, dat u hem ook niet kent.’

McKenna’s volgende woorden lieten haar bijna van haar stoel vallen.

‘Wist u ook dat Michael Fiske werd gedood door een kogel die werd afgevuurd uit een 9 mm-pistool?’ Hij wachtte even voor het effect. ‘En dat John Fiske in het bezit is van een 9 mm-pistool? En wat dat verzoekschrift betreft, ik weet zeker dat hij tegen u heeft gezegd dat het verband houdt met de moord op zijn broer, nietwaar?’

Sara keek Chandler aan. ‘Ik kan dit niet geloven.’

‘Er is ook nog niets bewezen,’ zei Chandler.

Perkins stond bedachtzaam te knikken, met over elkaar geslagen armen. ‘We hebben een telefoontje gekregen van het Bureau voor Speciale Militaire Operaties, mevrouw Evans. Van ene sergeant-majoor Dillard. Hij zei dat u hem had gebeld over Rufus Harms, dat u zei dat Rufus Harms bij het Hof een verzoekschrift had ingediend en dat u zijn verleden wilde nagaan.’

‘Er is toch geen wet die zegt dat ik iemand niet mag opbellen om iets na te trekken?’

‘Dus u geeft toe dat u hem hebt opgebeld,’ zei Perkins triomfantelijk, eerst naar Ramsey kijkend en vervolgens naar Knight. ‘Dat betekent dat u toegeeft dat u de faciliteiten en de tijd van het Hof hebt gebruikt om een persoonlijk onderzoek in te stellen naar een ontsnapte veroordeelde. En dat u toevallig hebt gelogen tegen het leger, omdat er hier geen verzoekschrift van de man is geregistreerd, zoals u zelf hebt verklaard.’

‘Het aantal van uw overtredingen groeit snel,’ voegde McKenna eraan toe.

‘Daar ben ik het beslist niet mee eens. Wat mij betreft was het een zaak die het Hof aanging en had ik het volste recht om het te doen.’

‘Mevrouw Evans, bent u van plan ons te vertellen wie dat verzoekschrift in zijn bezit had?’ Ramsey keek haar aan door zijn dikke brillenglazen, op dezelfde manier als hij de advocaten had aangekeken tijdens de zitting van die ochtend. ‘Als iemand van dit Hof een verzoekschrift heeft gestolen voordat het werd geregistreerd, het idee alleen al is ondenkbaar, en als u wist wie het was, bent u het Hooggerechtshof verplicht te zeggen wie het was.’

Ze kenden allen het antwoord op die vraag, besefte Sara, of ze dachten tenminste dat ze het kenden. Ze was echter niet van plan opheldering te geven. Alle kracht verzamelend waarvan ze niet wist dat ze die bezat, stond ze langzaam op. ‘Ik geloof dat ik genoeg vragen heb beantwoord.’

Ramsey keek naar Perkins en daarna naar Elizabeth Knight. Sara dacht dat ze kon zien dat ze allemaal even tegen elkaar knikten.

‘Sara, dan moet ik je vragen om vrijwillig je functie van griffier neer te leggen, met onmiddellijke ingang,’ zei Knight. Haar stem brak bij het uitspreken van deze woorden.

Sara keek haar aan. Ze leek niet verrast. ‘Ik begrijp het, rechter Knight. Het spijt me dat het zover heeft moeten komen.’

‘Het kan je niet half zoveel spijten als mij. Meneer Perkins gaat met je mee. Je kunt je persoonlijke eigendommen uit je kantoor gaan halen.’ Abrupt wendde Knight haar blik af.

Toen Sara wilde weggaan, klonk nogmaals de dreunende stem van Ramsey. ‘Mevrouw Evans, ik moet u waarschuwen dat er, als uw daden deze instelling enige schade berokkenen, gepaste actie tegen u en tegen eventuele andere verantwoordelijke partijen zal worden ondernomen. Wanneer ik de situatie juist inschat, denk ik echter dat de schade al is veroorzaakt en zelfs onomkeerbaar zal blijken.’ Dramatisch verhief hij zijn stem. ‘Als dat het geval is, dan hoop ik dat uw geweten u de rest van uw leven met dat verdoemde feit zal achtervolgen!’

Ramseys gezicht was rood van verontwaardiging; zijn forse lichaam leek bijna uit zijn pak te barsten. Sara kon het allemaal in zijn smeulende ogen lezen: een schandaal tijdens zijn ambtsperiode. Bij de enige instelling die altijd buiten schandalen had kunnen blijven in een stad waarin het er voortdurend van wemelde. Zijn plaats in de geschiedenis, zijn lange, zuurverdiende carrière in de rechtspraak, werd geblameerd door de blunders van een onbeduidende griffier; zijn hele loopbaan werd gereduceerd tot een reeks verklarende voetnoten. Als Sara Evans zijn hele familie vlak voor zijn ogen had omgebracht, had ze de man niet méér verdriet kunnen doen. Ze vluchtte de kamer uit voor ze in tranen uitbarstte.

Vuil spel
titlepage.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_0.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_1.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_2.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_3.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_4.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_5.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_6.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_7.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_8.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_9.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_10.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_11.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_12.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_13.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_14.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_15.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_16.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_17.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_18.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_19.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_20.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_21.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_22.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_23.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_24.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_25.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_26.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_27.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_28.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_29.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_30.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_31.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_32.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_33.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_34.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_35.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_36.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_37.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_38.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_39.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_40.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_41.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_42.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_43.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_44.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_45.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_46.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_47.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_48.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_49.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_50.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_51.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_52.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_53.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_54.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_55.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_56.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_57.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_58.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_59.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_60.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_61.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_62.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_63.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_64.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_65.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_66.xhtml