•31•

Onderweg stopte John bij een winkel die de hele nacht geopend bleef. Sara bleef in de auto wachten. Een verroest Esso-uithangbord zwaaide rammelend heen en weer als gevolg van de zuiging van een langsrijdende vrachtauto en maakte haar aan het schrikken. Toen hij weer bij de auto terugkwam, staarde Sara naar de twee plastic verpakkingen met zes blikjes Budweiser. ‘Ben je van plan je verdriet te verdrinken?’

Hij schonk geen aandacht aan de vraag. ‘Wanneer we daar zijn aangekomen, kun je op geen enkele manier alleen terug. Het is echt niemandsland; ik verdwaal er zelfs nog wel eens.’

‘Ik wil best in de auto slapen.’

Ongeveer een half uur later begon John langzamer te rijden, sloeg een smalle grindweg in en passeerde een klein, donker huisje. ‘Hier moet je je melden en entreegeld betalen voor je het terrein op rijdt,’ legde hij uit. ‘Ik doe het morgen wel, voor we vertrekken.’

Hij reed voorbij het huisje naar het midden van het terrein. Sara keek naar de caravans, die keurig in rijen stonden. De meeste waren versierd met slingers kerstboomverlichting en hadden vlaggenstokken die aan de caravan of de veranda waren bevestigd, of in beton waren gegoten. De lichtjes zorgden er samen met het maanlicht voor dat het gebied verrassend goed verlicht was. Ze passeerden bedden met laatbloeiers zoals vlijtige liesjes, en rode en roze dahlia’s. Dichte ranken clematis sierden de zijkanten van sommige van de wagens. Overal zag ze tuinbeelden van metaal, marmer of kunststof. Er stond een aantal grills, gemaakt van lavablokken, en er was een grote vuurplaats; de gemengde geur van gebraden vlees en houtskool hing uitnodigend in de warme, vochtige lucht.

‘Het lijkt wel een sprookjesstadje, gebouwd door kabouters,’ zei Sara. Ze keek naar de talrijke vlaggenmasten en voegde eraan toe: ‘Vaderlandslievende kabouters.’

‘Veel van de bewoners zijn leden van het American Legion en de Veteranenbond. Mijn vader heeft een van de hoogste vlaggenmasten. In de Tweede Wereldoorlog zat hij bij de marine. De kerstboomverlichting die ze het hele jaar door laten hangen, is een heel oude traditie.’

‘Zijn Michael en jij hier vaak geweest?’

‘Mijn vader had maar een week vakantie, maar mam bracht ons hier
’s zomers voor een paar weken naartoe. Een paar oude mannen leerden ons zeilen, zwemmen en vissen. Dingen waar pa nooit tijd voor had. Sinds hij met pensioen is, heeft hij dat ingehaald.’

Hij liet de auto voor een van de caravans stilhouden. De kerstverlichting brandde helder en de wagen was geschilderd in een rustgevende, zachtblauwe kleur. De Buick van zijn vader, met op de bumper een sticker ‘Steun uw plaatselijke politie’, stond naast de caravan geparkeerd. Voor de wagen was een bed met grote fuchsia’s aangelegd. Naast de Buick stond een golfkarretje. De vlaggenmast voor de caravan rees meer dan tien meter omhoog.

Fiske keek naar de Buick. ‘Hij is tenminste hier.’ Nou, dat is het dan, John. Geen uitstel meer, dacht hij.

‘Is er een golfterrein in de buurt?’

Fiske keek haar van opzij aan. ‘Nee. Waarom?’

‘Wat moet hij dan met het golfkarretje?’

‘De eigenaren van het caravankamp kopen ze tweedehands, bij golfcourses. De wegen hier zijn vrij smal en hoewel je met de auto tot bij je caravan kunt komen, kun je er niet mee over het terrein rijden. De mensen hier zijn voor het merendeel bejaard. Ze gebruiken de golfkarretjes om zich te verplaatsen.’

Fiske pakte het bier en stapte uit. Sara maakte geen aanstalten hem achterna te komen. Vragend keek hij haar aan.

‘Ik dacht dat je liever alleen met je vader wilde spreken.’

‘Na alles wat we vanavond hebben meegemaakt, vind ik dat je er recht op hebt mee te gaan. Maar als je niet wilt, heb ik er begrip voor.’ Hij keek naar de caravan en voelde dat zijn zenuwen het langzaam begaven. ‘Ik zou je gezelschap wel kunnen gebruiken.’

Ze knikte. ‘Oké, geef me een minuut.’

Sara klapte de zonneklep met het spiegeltje omlaag en keek naar haar gezicht en haar haren. Ze trok een lelijk gezicht en pakte haar tas, om er met behulp van lippenstift en een borstel het beste van te maken. Ze was bezweet en plakkerig, haar jurk kleefde aan haar lichaam en als gevolg van de regen en de vochtige lucht was haar kapsel hopeloos. Het mocht dan niet belangrijk zijn hoe ze eruitzag, maar ze voelde zich zo’n vijfde wiel aan de wagen dat het enige wat ze kon bedenken, was zich een beetje op te knappen.

Zuchtend klapte ze de zonneklep weer op, deed het portier open en stapte uit. Terwijl ze de houten veranda op liepen, streek ze haar jurk glad en frutselde nog wat aan haar haren.

Fiske merkte het en zei: ‘Het zal hem weinig kunnen schelen hoe je eruitziet. Niet nadat ik het hem heb verteld.’

Ze zuchtte. ‘Dat weet ik. Ik denk dat ik er gewoon niet al te rampzalig wil uitzien.’

Nadat hij diep had ademgehaald, klopte Fiske op de deur. Hij wachtte en klopte nog eens. ‘Pa.’ Hij wachtte weer even en klopte nogmaals, nu wat harder. ‘Pa,’ riep hij, terwijl hij bleef kloppen.

Eindelijk hoorden ze iets bewegen in de caravan en toen ging het licht aan. De deur werd geopend en Fiskes vader, Ed, tuurde naar buiten. Sara bekeek hem goed. Hij was even groot als zijn zoon en heel mager, hoewel er sporen zichtbaar waren van het krachtige spierstelsel van zijn zoons. Zijn onderarmen waren enorm, als dikke stukken zongebruind hout. Sara kon het zien omdat hij een T-shirt met korte mouwen droeg. Hij was diepgebruind, zijn gezicht was gerimpeld en begon uit te zakken, maar ze kon zien dat hij een knappe jongeman moest zijn geweest. Zijn dunner wordende haar krulde en was bijna helemaal grijs, afgezien van een paar zwarte plekken bij de slapen. Haar ogen bleven even rusten op zijn bakkebaarden, een overblijfsel uit de jaren zeventig, dacht ze. Zijn broek stond een eindje open, de gesp hing los zodat zijn onderbroek duidelijk zichtbaar was, en hij liep op blote voeten.

‘Johnny? Wat doe jij in vredesnaam hier?’ Op zijn gezicht brak een brede lach door. Toen hij Sara in het oog kreeg, leek hij te schrikken. Snel draaide hij zich om, zodat hij met zijn rug naar hen toe stond. Ze zagen dat hij worstelde om zijn broek dicht te maken. Toen keerde hij zich om en keek hen aan.

‘Pa, ik moet met je praten.’

Ed Fiske keek opnieuw naar Evans.

‘Sorry. Sara Evans, Ed Fiske,’ zei John.

‘Hallo, meneer Fiske,’ zei Sara, pogend tegelijkertijd vriendelijk en neutraal te klinken. Verlegen stak ze haar hand uit.

Hij drukte die. ‘Zeg maar Ed, Sara. Prettig kennis te maken.’ Nieuwsgierig keek hij zijn zoon aan.

‘Wat is er loos? Gaan jullie trouwen of zo?’

Fiske keek zijdelings naar Evans. ‘Nee, hoor! Ze heeft met Mike samengewerkt bij het Hooggerechtshof.’

‘O. Verdorie, waar zijn mijn manieren, kom binnen. Ik heb de airco aan, het is buiten zo broeierig.’

Ze gingen naar binnen. Ed wees naar een versleten bank en John en Sara gingen zitten. Ed trok een metalen stoel uit de kleine eethoek naar zich toe en nam tegenover hen plaats.

‘Sorry dat het zo lang duurde. Ik was net in slaap gesukkeld.’

Sara keek de kleine ruimte rond. De caravan was betimmerd met dun triplex, dat donkere vlekken vertoonde. Verscheidene opgezette vissen, die op plankjes waren bevestigd, hingen aan de wand. Tegen een van de andere wanden hing een geweer aan een rekje. In de hoek zag ze een lange, ronde hoes waar een stuk van een werphengel uit stak. Op de eettafel lag een opgevouwen krant. Ernaast was een kleine kookhoek met een gootsteen en een koelkastje. In een van de hoeken stond een oude leunstoel, met daartegenover een kleine tv. Er was één raam. Tegen het plafond was een airconditioninginstallatie gemonteerd, die de ruimte heerlijk koel hield. Ze huiverde zelfs, toen haar lichaam langzaam aan de temperatuur wende. De grond was belegd met goedkoop, bobbelig linoleum, deels bedekt door een dun vloerkleed.

Sara snoof en begon vervolgens te kuchen. Ze kon bijna de sigarettenrook zien, die was blijven hangen. Als in antwoord op haar gedachten, nam Ed een pakje Marlboro van een wankel tafeltje en stak met een routinegebaar een sigaret in zijn mond. Hij nam er even de tijd voor om die aan te steken, waarna hij de rook naar het door nicotine verkleurde plafond blies. Van hetzelfde tafeltje pakte hij een asbakje en hij tikte de sigaret af. Daarna legde hij zijn handen op zijn knieën en leunde naar voren. Ze zag dat zijn vingers abnormaal dik waren, de nagels waren gespleten en op sommige plekken zat er iets onder wat op olie leek. Toen herinnerde ze zich dat hij monteur was geweest.

‘Nou, wat brengt jullie zo laat hier?’

Fiske overhandigde het draagtasje met bier aan zijn vader. ‘Geen goed nieuws.’

Fiske senior verstrakte en keek met half dichtgeknepen ogen naar hen door de rook. ‘Het is niet je moeder. Daar ben ik pas nog geweest, ze maakt het goed.’ Zodra hij dit had gezegd, wierp hij Sara een snelle blik toe. De uitdrukking op zijn gezicht was duidelijk: ze hád met Mike samengewerkt.

Hij keek naar John. ‘Waarom vertel je me verdomme niet wat je me moet vertellen, jongen.’

‘Mike is dood, pa.’ Toen hij het had gezegd, leek het alsof hij het nieuws voor het eerst hoorde. Hij voelde zijn gezicht warm worden, alsof hij te dicht bij een vuur was gekomen. Misschien had hij gewacht tot hij zijn vader zag, om zijn verdriet met hem te delen. Dat kon hij toch wel geloven?

Fiske voelde dat Sara naar hem keek, maar hij hield zijn blik op zijn vader gericht. Bij het zien van de ontzetting die bezit nam van de man, merkte John dat hij nauwelijks kon ademhalen.

Ed nam de sigaret uit zijn mond en liet de asbak vallen. Zijn vingers trilden. ‘Hoe is het gebeurd?’

‘Een roofoverval. Tenminste, dat denken ze.’ John wachtte even en liet er dan op volgen, omdat hij wist dat zijn vader erop wachtte: ‘Iemand heeft hem doodgeschoten.’

Ed rukte een van de blikjes bier uit het plastic en trok het lipje open. Hij dronk het bijna in één teug leeg, waarbij zijn adamsappel op en neer bewoog. Daarna drukte hij het blikje tegen zijn been plat en smeet het tegen de wand. Hij stond op en ging voor het raampje naar buiten staan kijken. De sigaret bungelde uit zijn mondhoek, zijn grote handen openden en sloten zich, de aderen op zijn armen zwollen op en werden weer kleiner.

‘Heb je hem gezien?’ vroeg hij, zonder zich om te draaien.

‘Ik heb vanmiddag het lichaam geïdentificeerd.’

Woedend draaide zijn vader zich om. ‘Vanmiddag? Verdomme, waarom heb je zo lang gewacht om het me te komen zeggen, jongen?’

Fiske stond op. ‘Ik heb de hele dag geprobeerd je te pakken te krijgen. Ik heb boodschappen ingesproken op je antwoordapparaat. Ik wist pas dat je hier was toen ik het van mevrouw German hoorde.’

‘Daar had je moeten beginnen,’ snauwde zijn vader. ‘Ida weet altijd waar ik ben. Dat weet je.’ Hij balde zijn vuist en deed een stap naar hen toe.

Sara, die tegelijk met Fiske was opgestaan, deinsde terug. Ze keek naar het geweer en vroeg zich plotseling af of het geladen was.

Fiske ging dichter bij zijn vader staan. ‘Pa, zodra ik het hoorde, heb ik je gebeld. Toen ben ik naar je huis gegaan. Daarna moest ik naar het mortuarium. Het was geen pretje om Mikes lichaam te moeten identificeren, maar ik heb het gedaan. En de rest van de dag is er van alles gebeurd.’ Hij slikte een paar maal, opeens voelde hij zich schuldig omdat de boze reactie van zijn vader hem meer verdriet deed dan de dood van zijn broer. ‘Laten we geen ruziemaken over het tijdstip, goed? Dat brengt Mike niet terug.’

Bij het luisteren naar deze woorden leek alle woede uit Ed weg te vloeien. Kalme, redelijke woorden, die niets deden om het verdriet dat hij voelde te verklaren of te verlichten. De woorden die dat konden, waren nog niet uitgevonden, noch degene die ze kon overbrengen. Ed ging weer zitten, zijn hoofd zwaaide losjes van de ene naar de andere kant. Toen hij weer opkeek, stonden er tranen in zijn ogen. ‘Ik heb altijd gezegd dat je niet achter slecht nieuws aan hoeft te jagen, dat het je altijd sneller bereikt dan iets goeds.’ Hij sprak met een brok in zijn keel. Afwezig drukte hij zijn sigaret uit op het vloerkleed.

‘Ik weet het, pa, ik weet het.’

‘Hebben ze degene die het gedaan heeft, gepakt?’

‘Nog niet. Ze zijn ermee bezig. De rechercheur die met het onderzoek is belast, is een prima vent. Ik help hem zo’n beetje.’

‘D.C.?’

‘Ja.’

‘Ik heb het nooit prettig gevonden dat Mike daar was.’

Hij keek kwaad naar Sara, die het bloed naar haar hoofd voelde stijgen onder die beschuldigende blik.

Met een dikke vinger wees hij naar haar. ‘Ze vermoorden je daar om niks. Stomme idioten.’

‘Pa, dat gebeurt tegenwoordig overal.’

Sara slaagde erin haar stem te vinden. ‘Ik mocht uw zoon graag en ik had veel respect voor hem. Iedereen bij het Hof vond hem geweldig. Ik vind dit heel, heel erg.’

‘Hij wás geweldig,’ zei Ed. ‘Verdomd, dat was hij. Nooit begrepen hoe we zo’n jongen als Mike hebben kunnen voortbrengen.’

Fiske keek naar de vloer. Sara zag de gekwelde uitdrukking op zijn gezicht.

Ed keek het inwendige van de caravan rond, herinneringen aan mooie momenten met zijn gezin grijnsden hem uit alle hoeken aan. ‘Hij had de hersens van zijn moeder.’ Even trilde zijn onderlip. ‘Die ze vroeger had dan.’ Een zachte snik ontsnapte aan zijn mond en hij gleed op de vloer.

Fiske knielde naast zijn vader neer en sloeg zijn armen om hem heen, hun schouders schokten in hetzelfde ritme.

Sara stond erbij en wist niet wat ze moest doen. Het bracht haar in verlegenheid om zo’n intiem moment mee te maken en ze vroeg zich af of het niet beter zou zijn om op te staan en naar haar auto te vluchten. Ten slotte sloeg ze alleen maar haar ogen neer en sloot ze. Haar stille tranen drupten op het kleed.

Een half uur later zat Sara op de veranda, waar ze kleine slokjes uit een blikje lauw bier nam. Ze was blootsvoets, haar schoenen stonden naast haar. Afwezig wreef ze over haar tenen en staarde een duisternis in die zo nu en dan werd onderbroken door het oplichten van een vuurvliegje. Ze sloeg een mug van zich af en veegde vervolgens een straaltje zweet weg dat kronkelend over haar been liep. Terwijl ze het bierblikje tegen haar voorhoofd gedrukt hield, overwoog ze naar de auto te gaan, de airconditioning hoog te zetten en te proberen te slapen.

De deur ging open en Fiske kwam tevoorschijn. Hij had zich omgekleed en droeg nu een verbleekte spijkerbroek en daaroverheen een hemd met korte mouwen. Hij liep eveneens op blote voeten. Aan zijn vingers bungelde een plastic strip met twee blikjes bier. Hij ging naast haar zitten.

‘Hoe gaat het met hem?’

Fiske haalde zijn schouders op. ‘Hij slaapt, of althans dat probeert hij.’

‘Wil hij met ons mee wanneer we teruggaan?’

Fiske schudde zijn hoofd. ‘Hij komt morgenavond naar mijn huis.’ Hij keek op zijn horloge en besefte dat het niet lang zou duren voor de ochtend aanbrak. ‘Ik bedoel, vanavond. Ik moet op de terugweg langs mijn appartement om schone kleren op te halen.’

Sara keek naar haar jurk. ‘Vertel eens, waar heb je deze vandaan?’

‘Die had ik hier achtergelaten toen ik de laatste keer ben gaan vissen.’

Ze veegde haar voorhoofd af. ‘God, wat is het klam.’

Fiske keek in de richting van het bos. ‘Bij het water staat een koel briesje.’ Hij liep met haar naar het golfkarretje. Toen ze over de stille zandpaadjes reden, gaf hij haar een biertje. ‘Deze is koud.’

Ze trok het open. Het voelde heerlijk aan toen ze het dronk en ze werd er iets minder treurig van. Ze hield het blikje tegen haar wang.

Het smalle weggetje leidde door een warboel van lage dennen, hulst, eikenbomen en berken waarvan de bast gerafeld was als potloodslijpsel. Toen kwamen ze op open terrein en kon Sara een houten steiger zien, waar verscheidene boten lagen afgemeerd. Ze zag hoe het houten bouwsel op en neer ging met de beweging van het water.

‘Het is een drijvende steiger; hij ligt op lege tweehonderd-litervaten,’ verklaarde Fiske.

‘Dat dacht ik al. Is dat een scheepshelling?’ vroeg ze, wijzend naar een plek waar de weg steil naar het water afliep.

Fiske knikte. ‘De mensen komen met hun auto langs een andere weg hierheen. Pa heeft een kleine motorboot. Die daar.’ Hij wees naar een witte boot met rode strepen, die op het water heen en weer deinde. ‘Meestal trekken ze de boten er ’s avonds uit. Hij moet het vergeten zijn. Hij heeft hem goedkoop op de kop getikt; we zijn een jaar bezig geweest hem op te knappen. Het is geen jacht, maar je komt ermee waar je naartoe wilt.’

‘Welke rivier is dit?’

‘Weet je nog dat we, toen we over de 95 reden, borden hebben gezien naar de rivieren de Matta, de Po en de Ni?’ Sara knikte. ‘Nou, in de buurt van Fort A.P. Hill, ten zuidoosten van Fredericksburg, stromen ze samen en dan wordt het de Mattaponi genoemd.’ Hij keek naar het water. Er waren weinig dingen waarvan je zo ontspande als varen, en daar kon hij nadenken. ‘Het is volle maan, de boot heeft navigatielichten en een richtingzoeker en ik ken dit deel van de rivier heel goed. Bovendien is het veel koeler op het water.’ Vragend keek hij haar aan.

Sara aarzelde niet. ‘Dat klinkt goed.’

Ze liepen naar de boot en Fiske hielp haar met instappen.

‘Weet je hoe je moet losgooien?’ vroeg hij.

‘Ik heb aan wedstrijden meegedaan toen ik in Stanford studeerde.’

Fiske keek toe terwijl ze met handige bewegingen de knopen losmaakte en de lijn losgooide. ‘Dan moet de oude Mattaponi wel erg saai lijken.’

‘Het hangt ervan af met wie je vaart.’

Ze ging naast John zitten, die zijn hand in een kastje naast de stuurstoel stak en er een bos sleutels uit haalde. Hij startte de motor en langzaam voeren ze bij de steiger vandaan. Toen ze het midden van het vaarwater hadden bereikt, gaf hij meer gas, tot ze met een redelijke snelheid vooruitkwamen. Op het water was de temperatuur bijna tien graden lager. John hield met een hand het stuur vast en met de andere zijn bier. Sara trok haar benen onder zich en richtte zich daarna zo ver op dat haar bovenlichaam boven het lage windscherm uit kwam. Ze spreidde haar armen en liet de wind vat op haar krijgen.

‘Dit is heerlijk.’

Fiske tuurde over het water. ‘Mike en ik deden wedstrijdjes op de rivier. Op sommige plaatsen wordt die tamelijk breed. Een paar maal heb ik gedacht dat een van ons tweeën vast en zeker zou verdrinken. Maar één ding hield ons altijd gaande.’

‘Wat was dat?’

‘We konden de gedachte dat de ander zou winnen niet verdragen.’

Sara liet zich weer zakken en draaide haar stoel zo dat ze hem kon aankijken. Intussen streek ze haar haren uit haar gezicht.

‘Mag ik je een heel persoonlijke vraag stellen?’

Fiske verstrakte enigszins. ‘Dat hangt ervan af.’

‘Je zult het niet verkeerd opvatten?’

‘Dat doe ik al.’

‘Waarom konden jij en Michael niet beter met elkaar overweg?’

‘Er bestaat geen wet die zegt dat broers goed met elkaar moeten kunnen opschieten.’

‘Maar jij en Mike lijken zoveel dingen gemeen te hebben. Hij sprak zo waarderend over je en jij was kennelijk trots op hem. Ik begrijp dat jullie meningsverschillen hadden. Ik begrijp alleen niet waar het is misgegaan.’

Fiske zette de motor af en liet de boot drijven. Hij deed het licht uit en de maan werd hun enige lichtbron. De rivier was erg rustig en ze bevonden zich op een van de breedste gedeelten. John schoof zijn broekspijpen omhoog, liep naar de zijkant van de boot en ging op de rand zitten, met zijn voeten in het water.

Sara ging naast hem zitten, ze sjorde haar rok een stukje omhoog en liet haar benen in het water bungelen.

Fiske bleef over de rivier staren en dronk intussen van zijn bier.

‘John, ik probeer echt niet om me ergens mee te bemoeien.’

‘Ik ben nu niet in de stemming om erover te praten, oké?’

‘Maar...’

Fiske maaide met zijn hand door de lucht. ‘Sara, dit is niet de plaats om erover te praten, en zeker niet de tijd.’

‘Oké, sorry. Ik voel me er gewoon erg bij betrokken. Bij jullie allemaal.’

Ze bleven zitten terwijl de boot verderdreef. Het gesjirp van krekels vanaf de oever drong nauwelijks tot hen door.

Eindelijk verroerde John zich. ‘Weet je, Virginia is zo mooi. Je vindt er water, bergen, bos, strand, geschiedenis, cultuur, moderne centra en oude slagvelden. De mensen doen het wat kalmer aan, ze genieten hier een beetje meer van het leven. Ik kan me niet voorstellen dat ik ergens anders zou willen wonen. Verrek, ik ben nergens anders geweest.’

‘Ze hebben er ook heel aardige caravanparken,’ zei Sara.

Fiske glimlachte. ‘Dat ook, ja.’

‘Betekent je reisbeschrijving dat het onderwerp van jou en je broer officieel is afgesloten?’ Sara kon haar tong wel afbijten toen ze het had gezegd. Stomme grote mond, berispte ze zichzelf.

‘Ik denk het wel.’ Abrupt stond John op. De boot schommelde en Sara belandde bijna in de rivier. Fiskes hand schoot uit en greep haar bij de arm. Terwijl hij haar stevig vasthield, keek hij op haar neer. Ze keek naar hem op met ogen die even groot waren als de maan boven hen, haar benen gespreid en zachtjes in het water zwevend, haar jurk nat waar de rivier die had bereikt.

‘Zullen we gaan zwemmen?’ zei Sara. ‘Om af te koelen?’

‘Ik heb geen zwembroek,’ zei hij.

‘Mijn kleren zijn nat genoeg.’

Hij trok haar in de boot en startte vervolgens de motor, waardoor de rust werd verstoord. ‘Oké.’

‘Waarom kunnen we hier niet zwemmen?’

‘De stroom is een beetje te sterk.’

Hij keerde de boot en voer terug in de richting van de steiger. Op drie kwart van de afstand wendde hij de steven naar de oever. Deze liep op dit punt geleidelijk af naar het water en toen ze dichterbij kwamen, kon Sara de olievaten onderscheiden die ongeveer zeven meter uit elkaar dreven. Toen ze nog meer genaderd waren, zag ze dat ze met touw aan elkaar waren verbonden en zo een groot, rechthoekig zwembad vormden.

Vlak bij een van de vaten zette John de motor af en hij liet de boot uitlopen tot hij zijn hand kon uitsteken en het grote vat aanraken. Daarna bond hij een lijn aan een haak die op het vat was gelast en liet als extra zekerheid een klein anker vallen, wat eigenlijk een met beton volgestort verfblik was.

‘Op het diepste punt tussen de touwen is het iets meer dan drie meter. Er staat een hek van gaas omheen, dat helemaal tot de bodem reikt. Als de stroom vat op je krijgt, kom je dus niet in de oceaan terecht.’

Toen Sara haar jurk begon uit te trekken, draaide John zich snel om.

Ze lachte. ‘John, doe niet zo preuts. Mijn bikini laat meer zien dan dit.’ In slipje en beha dook ze van het schip af, om even later watertrappelend boven te komen.

Ze riep: ‘Ik zal me wel omdraaien, als je te verlegen bent.’

‘Ik geloof dat ik hier maar blijf zitten.’

‘Kom nou, ik zal je niet bijten.’

‘Ik ben een beetje te oud om naakt te zwemmen, Sara.’

‘Het water is echt fantastisch.’

‘Dat zal wel.’ Hij maakte nog steeds geen aanstalten om zich bij haar te voegen.

Met een teleurgesteld gezicht draaide ze zich ten slotte om en zwom bij hem vandaan, haar armen sneden met krachtige slagen door het gladde wateroppervlak.

Terwijl John haar nakeek, liet hij zijn vinger afwezig over de lengte van de wond glijden, waarbij hij de twee ronde bobbels verbrand vlees voelde waar de kogels zijn lichaam waren binnengedrongen. Haastig trok hij zijn hand terug en ging zitten.

De naam Harms bleef maar door zijn hoofd spoken. Een in forma pauperis verzoekschrift was waarschijnlijk afkomstig van een gevangene, als het handgeschreven document dat tenminste was. Hij ging verzitten en keek nogmaals in Sara’s richting. In het maanlicht kon hij haar maar net onderscheiden. Ze liet zich drijven in het ondiepe gedeelte. Of ze naar hem keek of niet, kon hij niet zien.

Hij keek de rivier af. Zijn gedachten namen hem mee naar het verleden. Er was geplas in het water, de twee jongens zwommen uit alle macht; eerst lag de een wat voor en daarna de ander. De ene keer won Mike, de andere keer John. Daarna zwommen ze zo hard mogelijk terug. Dag na dag werden ze bruiner, magerder en sterker. Zoveel plezier. Geen echte zorgen, geen hartzeer. Zwemmen, rondstruinen in het bos, broodjes met worst en mayonaise voor de lunch, ’s avonds hotdogs aan spiezen die gemaakt waren van rechtgebogen kleerhangers, boven de houtskool geroosterd tot het velletje openbarstte. Verdomme, zoveel plezier. John wendde zijn ogen van het water af en dwong zichzelf zich te concentreren.

Als Harms een gevangene was, zou het niet moeilijk zijn hem te vinden. Als voormalig politieman wist Fiske dat er geen groep mensen beter was geregistreerd dan Amerika’s gevangenispopulatie van bijna twee miljoen. Het land wist misschien niet waar al zijn kinderen of zijn daklozen waren, maar het hield de verblijfplaats van de veroordeelden nauwkeurig bij. De meeste informatie zat nu trouwens in computers. Toen hij opkeek, zag hij Sara naar de boot toe zwemmen. Wat hij niet zag was de gloed van een brandende sigaret. Iemand zat op de oever naar hen te kijken.

Een paar minuten later hielp Fiske Sara in de boot. Zwaar ademend ging ze op het dek zitten. ‘Ik heb een hele tijd niet meer zo lang gezwommen.’

Fiske stak haar een handdoek toe die hij uit de kleine kajuit had gehaald, waarbij hij zijn ogen afwendde. Snel droogde ze zich af en ze liet de jurk weer over haar hoofd glijden. Toen ze hem de handdoek teruggaf, raakten hun armen elkaar en hij keek naar haar. Ze haalde nog steeds diep adem na haar zwemtocht, haar knipperende oogleden hadden iets hypnotisch.

Een ogenblik bestudeerde hij zwijgend haar gezicht. Daarna keek hij langs haar heen naar iets aan de hemel. Ze draaide haar hoofd om, teneinde ook te kunnen kijken. Roze tongen likten aan de donkere randen van de lucht, toen de dag aanbrak. Overal waar ze keken was de zachte gloed van het komende licht zichtbaar. De bomen, de bladeren, het water, alles werd overdekt met een gouden glans, terwijl de boot zachtjes heen en weer schommelde.

‘Het is mooi,’ zei ze met gedempte stem.

‘Ja, dat is het,’ zei hij.

Toen ze weer naar hem keek stak ze haar hand uit, eerst langzaam, met haar ogen zijn gezicht afzoekend naar een reactie op wat ze deed. Haar vingers raakten zijn kin en sloegen zich eromheen, zijn baardstoppels voelden ruw aan tegen haar huid. Haar hand gleed omhoog, over zijn wangen, naar zijn ogen en vervolgens strelend over zijn haar. Elke aanraking was teder en ongehaast. Toen ze bij zijn nek kwam, voelde ze hem ineenkrimpen. Haar lippen trilden toen ze zijn vochtige ogen zag. Ze nam haar hand weg en deed een stap achteruit.

Opeens keek John weer uit over het water, alsof hij nog steeds twee jongens uit alle macht zag zwemmen. Hij wendde zich tot haar. ‘Mijn broer is dood, Sara,’ zei hij eenvoudig. Zijn stem trilde licht. ‘Op dit moment ben ik een beetje in de war.’ Hij probeerde nog iets anders te zeggen, maar de woorden wilden niet komen.

Sara liep langzaam bij hem vandaan en ging in een van de stoelen zitten. Ze veegde met haar hand langs haar ogen en pakte toen verlegen de zoom van haar jurk, in een poging die glad te strijken, er iets van het water uit te wringen. De wind was toegenomen en de rivier liet hen op en neer dansen. Ze keek naar John op.

‘Ik mocht je broer echt heel graag. En ik vind het zo verdomd naar dat hij er niet meer is.’ Ze keek naar haar voeten, alsof ze daar de juiste woorden kon vinden. ‘Het spijt me, wat ik net gedaan heb.’

Hij sloeg zijn ogen neer. ‘Ik had het je eerder kunnen zeggen.’ Hij keek naar haar, verbijstering stond op zijn gezicht te lezen. ‘Ik weet niet waarom ik dat niet gedaan heb.’

Ze stond op en trok zijn armen om haar schouders. ‘Ik heb het een beetje koud. We moesten maar eens teruggaan, vind je niet?’

Fiske haalde het anker op terwijl Sara de lijn losgooide. Daarna startte hij de motor en voeren ze terug naar de steiger, niet in staat elkaar aan te kijken, uit angst voor wat er zou kunnen gebeuren, voor wat hun lichamen zouden kunnen doen ondanks de woorden die zojuist waren uitgesproken.

Op de oever was de eigenaar van de gloeiende sigaret meteen weggegaan toen Sara dicht tegen John aan was gaan staan.

Vuil spel
titlepage.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_0.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_1.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_2.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_3.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_4.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_5.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_6.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_7.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_8.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_9.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_10.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_11.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_12.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_13.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_14.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_15.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_16.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_17.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_18.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_19.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_20.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_21.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_22.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_23.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_24.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_25.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_26.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_27.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_28.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_29.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_30.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_31.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_32.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_33.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_34.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_35.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_36.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_37.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_38.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_39.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_40.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_41.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_42.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_43.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_44.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_45.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_46.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_47.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_48.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_49.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_50.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_51.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_52.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_53.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_54.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_55.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_56.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_57.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_58.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_59.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_60.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_61.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_62.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_63.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_64.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_65.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_66.xhtml