•42•

Senator Knight begroette Fiske en Sara hartelijk toen ze de hal binnenkwamen. Achter hem zagen ze het vertrek, dat vol was met de zakelijke en politieke elite uit de hoofdstad van het land.

‘Fijn dat je kon komen, John,’ zei Jordan Knight, terwijl hij hem een hand gaf. ‘Sara, je ziet er als altijd weer stralend uit.’ Hij omhelsde haar en ze wisselden kusjes op de wang uit.

Fiske keek naar Sara. Ze had haar zakelijke mantelpakje verwisseld voor een dunne zomerjurk in zachte pasteltinten, die haar zongebruinde huid accentueerden. Het knotje was weg en haar haren dansten op een aantrekkelijke manier om haar gezicht.

Ze betrapte Fiske erop dat hij haar aanstaarde. Snel keek hij, in ver-
legenheid gebracht, een andere kant op, voor hij een glas aannam
van een van de kelners. Sara en Jordan Knight pakten eveneens een drankje.

Jordan Knight keek om zich heen, hij leek zelf een tikje gegeneerd. ‘Ik weet dat het tijdstip van dit beroerde diner heel slecht uitkomt.’ Hij keek Sara strak aan, terwijl hij het zei. ‘Ik weet dat Beth er net zo over denkt, al wil ze het niet toegeven.’

Ja, dat zal wel, dacht Fiske.

Jordan wees met zijn glas in de richting van een oudere heer in een rolstoel. Zachtjes zei hij: ‘Helaas zal Kenneth Wilkinson niet lang meer bij ons zijn. Hij is echter een doorzetter, en misschien houdt hij ons allemaal voor de gek. Maar hij heeft een lang en boeiend leven geleid. Mijn mentor en mijn vriend. Ik ben een beter mens geworden doordat ik hem heb leren kennen.’

‘Heeft hij u en uw vrouw niet aan elkaar voorgesteld?’ vroeg Sara.

‘Dat is nog een reden waarom ik hem zoveel verschuldigd ben.’

Fiske keek toe hoe Elizabeth Knight methodisch de kamer rondliep, even gepolijst en beheerst als een ervaren politicus. Fiske keek nogmaals het vertrek rond, maar hij zag geen spoor van Ramsey of Murphy. Hij vroeg zich af of ze het diner hadden geboycot. Het viel hem op dat verscheidene van de andere rechters er nerveus en niet op hun gemak bij stonden. De vrees dat een gek je hoofd in zijn trofeeënkast zou willen plaatsen, kan die uitwerking op je hebben.

Zijn ogen dwaalden over Richard Perkins, die zich op de achtergrond hield. Overal liepen gewapende veiligheidsbeambten en Fiske wist dat de twee vermoorde griffiers hét gesprek van de avond waren. Hij kneep zijn ogen halfdicht toen hij Warren McKenna bespeurde, zich een weg banend door de menigte als een haai op zoek naar vlees.

‘Jullie zijn een geweldig stel samen,’ zei Sara.

Jordan Knight stootte haar glas aan met het zijne. ‘Dat vind ik ook.’

Fiske mengde zich in het gesprek. ‘Heeft uw vrouw er wel eens over gedacht om in de politiek te gaan?’

‘John, ze is rechter bij het Hooggerechtshof. Dat is een benoeming voor het leven,’ riep Sara uit.

Fiske bleef zijn ogen op Jordan gevestigd houden. ‘Het zou niet de eerste keer zijn dat iemand het Hof verliet voor een andere baan.’

Knight keek hem scherp aan. ‘Nee, dat is zo, John. Eerlijk gezegd hebben Beth en ik het er door de jaren heen wel eens over gehad. Ik blijf niet eeuwig in de Senaat. Ik heb een ranch met vijfendertig hectare grond in Nieuw Mexico. Ik zie mezelf dat bedrijf met gemak runnen tot het eind van mijn dagen.’

‘Misschien wordt uw vrouw dan Virginia’s senator van het gezin?’

‘Ik doe nooit alsof ik weet wat Beth zal doen. Het verhoogt de spanning in ons huwelijk, waarvan ik denk dat die ongelooflijk gezond is.’ Hij lachte om zijn eigen opmerking en Fiske lachte onwillekeurig terug.

Sara hief haar glas op, toen haar iets te binnen schoot. ‘Senator, mag ik even telefoneren?’

‘Neem het toestel in mijn werkkamer, Sara. Daar heb je meer privacy.’

Ze keek naar Fiske, maar ze zei niets. Toen ze weg was, zei Jordan: ‘Dat is een opvallende jonge vrouw.’

‘Ik kan het niet tegenspreken,’ zei Fiske.

‘Sinds ze griffier is bij Beth, heb ik haar vrij goed leren kennen. Ik ben een soort vaderfiguur geweest, zou je kunnen zeggen. Ze heeft een schitterende toekomst voor zich.’

‘Wel, ze heeft een geweldig voorbeeld aan uw vrouw.’ Fiske verslikte zich bijna in zijn borrel toen hij het zei.

‘Absoluut de beste. Beth doet nooit iets half.’

Fiske dacht even over deze opmerking na. ‘Ik weet dat uw vrouw een echte doorzetter is, maar misschien zal ze het wat rustiger aan doen tot de zaak is opgelost. We willen deze man niet de kans geven weer toe te slaan.’

Jordan bleef Fiske een ogenblik aankijken over de rand van zijn glas. ‘Denk je echt dat de rechters gevaar lopen?’

Fiske dacht het niet echt, maar hij was niet van plan dat tegen Jordan te zeggen. Als hij en Sara de verkeerde conclusies hadden getrokken, wilde hij niet dat iemands waakzaamheid verslapte.

‘Laten we het zo stellen, senator, als er iets met uw vrouw zou gebeuren, geeft niemand er iets om wat ik denk.’

Jordans gezicht werd langzaam bleek. ‘Ik begrijp wat je bedoelt.’

Fiske zag dat zich een rij had gevormd van mensen die met de man wilden praten. ‘Ik zal u niet langer ophouden. Gaat u vooral door met uw goede werk.’

‘Dank je, John, dat ben ik vast van plan.’

Senator Knight begon nieuwe gasten te verwelkomen. Het was voor hem niet nodig geweest om de kamer rond te lopen, dacht Fiske. Zijn vrouw had waarschijnlijk alle belangrijke medespelers al gesproken.

In Jordan Knights studeerkamer belde Sara naar huis om te horen of er boodschappen voor haar waren. Ze was vergeten om het eerder te doen en hoopte vurig dat ze iets zou horen van George Barker, de hoofdredacteur uit Rufus Harms’ geboortestad. Haar hoop werd beloond toen ze de zware stem van de man op haar antwoordapparaat hoorde. Hij klonk een beetje schuldbewust, vond ze.

Ze scheurde een blaadje van de blocnote die op het bureau lag en schreef de naam op. Samuel Rider. George Barker had slechts de naam van de man ingesproken; blijkbaar was dat na vijfentwintig jaar alle informatie die hij uit zijn archief had kunnen putten. Ze moest nu dadelijk achter de adressen van Riders kantoor en van zijn huis zien te komen. Toen ze opkeek, zag ze een mogelijkheid. Op de boekenplanken langs de verste wand van de studeerkamer stond een stel Martindale Hubbells, de officiële juridische beroepengids, die zich erop beroemde de naam, het zakenadres en het telefoonnummer van praktisch iedere advocaat te bevatten die toestemming had om zijn praktijk uit te oefenen in de Verenigde Staten. De gidsen waren onderverdeeld naar staten en districten en ze besloot eerst in de plaatselijke gids te zoeken. Toen ze de index doorliep voor de staat Virginia, werd haar speurtocht beloond; ze vond de naam Samuel Rider. Op de aangegeven pagina trof ze een korte biografie van Rider. Hij was in het begin van de jaren zeventig bij het jag geweest. Dat moest hem zijn.

Ze draaide het nummer van zijn kantoor, maar er werd niet opgenomen. Ze belde Inlichtingen voor zijn telefoonnummer, maar hij bleek een geheim nummer te hebben. Totaal gefrustreerd hing ze op. Ze moest met de man praten. Ze dacht even na. Er was weinig tijd, dus er bestond slechts één mogelijkheid om het te doen. Op het bureau lag een telefoongids, die ze gebruikte om een nummer op te zoeken. Het vergde slechts een paar minuten om de zaak te regelen. Zij en Fiske hadden nog een paar uur voor ze konden vertrekken. Met een beetje geluk zouden ze er morgenochtend zijn.

Toen Sara de deur van de studeerkamer opendeed, stond Elizabeth Knight daar.

‘Jordan zei dat je misschien hier was.’

‘Ik moest even bellen.’

‘O, juist.’

‘Ik ga nu maar weer terug naar het feest.’

‘Sara, ik moet even onder vier ogen met je praten.’

Elizabeth Knight beduidde haar dat ze de studeerkamer weer moest binnengaan en vervolgens sloot ze de deur achter hen. De rechter had een eenvoudige witte jurk aan. Ze had weinig make-up gebruikt en droeg een smaakvol halssnoer met saffieren. Door de witte jurk leek haar huid zo mogelijk nog bleker. Ze droeg haar haren los en de donkere lokken staken bijzonder opvallend af tegen de witte achtergrond. Wanneer ze er moeite voor deed, dacht Sara, kon Elizabeth Knight een heel aantrekkelijke vrouw zijn. Ze koos die momenten kennelijk met veel zorg. Op dit ogenblik leek Elizabeth Knight zich echter niet op haar gemak te voelen.

‘Is er iets?’ vroeg Sara.

‘Ik vind het niet prettig om me met het privé-leven van mijn griffiers te bemoeien, Sara, werkelijk niet, maar wanneer het invloed heeft op het imago van het Hof, heb ik het gevoel dat het mijn plicht is iets te zeggen.’

‘Ik weet niet of ik u begrijp.’

Knight zweeg even om haar gedachten te ordenen. Vanaf het moment dat het tot haar was doorgedrongen dat ze, hoewel nietsvermoedend, Steven Wright ter dood had veroordeeld, waren haar zenuwen tot het uiterste gespannen geweest. Ze wilde naar iemand uithalen, zelfs al was het onredelijk. Het was niet haar gewoonte zoiets te doen, maar het feit lag er nu eenmaal dat ze van streek was vanwege Sara Evans. En ze gaf veel om haar. Derhalve vond ze het nodig dat de jonge vrouw haar woede zou voelen. ‘Je bent een heel intelligente vrouw. Een heel aantrekkelijke en intelligente jonge vrouw.’

‘Ik ben bang dat ik nog steeds niet...’

Knights toon veranderde. ‘Ik heb het over jou en John Fiske. Richard Perkins heeft gerapporteerd dat hij jou en Fiske vanochtend samen uit je huis heeft zien komen.’

‘Met alle respect, rechter Knight, dat zijn mijn privé-zaken.’

‘Het is zeker meer dan je privé-leven, Sara, als het een negatieve uitwerking heeft op het Hof.’

‘Ik zie niet in hoe dat mogelijk is.’

‘Laat me dan proberen het je duidelijk te maken. Denk je niet dat het de reputatie van het Hof zou bezoedelen als bekend werd dat een van de griffiers naar bed ging met de broer van haar vermoorde collega, op de dag nadat zijn moord was ontdekt?’

‘Ik ga niet met hem naar bed,’ zei Sara kwaad.

‘Dat is het punt niet. De publieke opinie berust meer op waarnemingen dan op feiten, zeker in deze stad. Als een journalist jou en Fiske vanochtend uit je huis had zien komen, hoe denk je dan dat de krantenkoppen er zouden hebben uitgezien? Zelfs als er niet méér werd vermeld dan de simpele waarnemingen van de verslaggever, welke conclusie denk je dat het lezerspubliek eruit zou trekken?’ Toen Sara geen antwoord gaf, vervolgde Knight: ‘Op dit moment hebben we geen behoefte aan extra complicaties, Sara. We hebben al genoeg aan ons hoofd.’

‘Ik denk dat ik daar nooit bij nagedacht heb.’

‘Dat is nu precies wat je wel moet doen, als je meer wilt bereiken dan een middelmatige juridische carrière.’

‘Het spijt me. Ik zal die fout geen tweede keer maken.’

Knight keek haar strak aan, alvorens de deur te openen. ‘Zorg er alsjeblieft voor dat het niet weer gebeurt.’

Toen Sara langs haar heen liep, liet Knight erop volgen: ‘O, Sara, tot de identiteit van de moordenaar vaststaat, zou ik niemand volledig vertrouwen. Je bent je er misschien niet van bewust, maar een groot percentage moorden wordt gepleegd door familieleden.’

Verbluft draaide Sara zich om en ze keek de rechter aan. ‘U suggereert toch niet...’

‘Ik suggereer niets,’ zei Knight scherp. ‘Ik vertel je alleen een feit. Je kunt ermee doen wat je wilt.’

Fiske zwierf verveeld door het appartement, toen hij opeens iemand achter zich voelde.

‘Er is een vraag die ik je al een poosje wil stellen.’

Fiske keek om. Agent McKenna stond hem aan te kijken.

‘McKenna, ik overweeg serieus om een klacht tegen je in te dienen, dus maak verdomme dat je wegkomt.’

‘Ik doe alleen maar mijn werk. En op dit moment wil ik weten waar je was op het tijdstip dat je broer werd vermoord.’

Fiske dronk zijn glas wijn leeg en keek daarna door de brede erkerramen naar buiten. ‘Ben je niet iets vergeten?’

‘Wat dan?’

‘Ze hebben het tijdstip van de moord nog niet vastgesteld.’

‘Je loopt een beetje achter met je onderzoek.’

‘O ja?’ zei Fiske terughoudend.

‘Zaterdagochtend, tussen drie en vier uur. Waar was jij toen?’

‘Ben ik een verdachte in deze zaak?’

‘Als en wanneer je verdacht wordt, zal ik het je laten weten.’

‘Ik heb de nacht van vrijdag op zaterdag op mijn kantoor in Richmond zitten werken tot ongeveer vier uur. Nu ga je me zeker vragen of iemand dat kan bevestigen?’

‘Is dat zo?’

‘Nee. Maar ik ben omstreeks tien uur zaterdagochtend naar de wasserette gegaan.’

‘Richmond ligt maar op twee uur rijden van Washington. Je zou tijd genoeg hebben gehad.’

‘Dus je theorie is dat ik naar Washington ben gereden, mijn broer in koelen bloede heb vermoord, zijn lichaam zo handig midden in een zwarte wijk heb gedumpt dat niemand het me heeft zien doen, naar Richmond terug ben gereden en mijn ondergoed ben gaan wassen. En wat is het motief?’ Zodra Fiske de laatste zin had uitgesproken, bleef de adem hem in de keel steken. Hij had een volmaakt motief: een levensverzekering van vijfhonderdduizend dollar. Shit!

‘Motieven komen later wel. Je hebt geen alibi, wat betekent dat je de gelegenheid had de moord te plegen.’

‘Dus je gelooft dat ik Steven Wright ook heb vermoord? Let wel, je hebt tegen de rechters gezegd dat je denkt dat beide moorden met elkaar in verband staan. Voor Wright heb ik een alibi.’

‘Omdat ik iets gezegd heb, hoeft dat nog niet waar te zijn.’

‘Interessant. Hou je dezelfde filosofie aan in de getuigenbank?’

‘Ik heb gemerkt dat het tijdens de duur van een onderzoek niet altijd verstandig is open kaart te spelen. De moorden kunnen ook los van elkaar staan, wat betekent dat je alibi voor de moord op Wright niets te betekenen heeft.’

Terwijl Fiske McKenna nakeek, liep er een onbehaaglijke rilling langs zijn ruggengraat. Zelfs McKenna zou toch niet zo stom zijn hem de moord op zijn broer in de schoenen te schuiven? En waarom had Fiske niets geweten van het autopsierapport, waarin het tijdstip van de dood van zijn broer was vastgesteld? Fiske kon die vraag onmiddellijk beantwoorden: de informatiestroom via Chandler was opgedroogd.

‘John?’

Fiske draaide zich om en zag Richard Perkins.

‘Heb je even?’ vroeg Perkins nerveus. De twee mannen gingen in een hoek staan. Perkins keek even uit het raam alsof hij zich voorbereidde op wat hij ging zeggen. ‘Ik ben pas twee jaar hoofd gerechtelijke diensten bij het Hooggerechtshof. Het is een geweldige baan, prestigieus, niet te veel stress, en het salaris is heel goed. Ik hou toezicht op zo’n tweehonderd werknemers, iedereen, van kappers tot politieagenten. Voor die tijd heb ik bij de Senaat gewerkt. Ik had gedacht dat ik daar wel zou blijven tot mijn pensioen, maar toen deed deze gelegenheid zich voor.’

‘Dan heb je geboft.’

‘Zelfs al heeft de dood van je broer niet bij het Hof plaatsgevonden, ik voelde me toch verantwoordelijk voor zijn veiligheid, voor die van iedereen die bij het Hof werkt. Na de dood van Steven Wright weet ik het niet meer. Ik ben er niet aan gewend met dergelijke zaken om te gaan. Ik ben veel beter in salariskwesties en toezicht houden op het goed functioneren van de bureaucratie, dan wanneer ik midden in een moordonderzoek zit.’

‘Nou, Chandler is echt goed in zijn werk. En je hebt de fbi er natuur-lijk ook bij.’ Fiske kon zijn tong wel afbijten toen hij dit had gezegd. Perkins haakte erop in.

‘Agent McKenna schijnt iets tegen je te hebben. Had je de man al eens eerder ontmoet?’

‘Nee.’

Perkins staarde naar zijn handen. ‘Geloof jij echt dat er een gek rondloopt die op een vendetta uit is?’

‘Dat behoort zeker tot de mogelijkheden.’

‘Maar waarom juist nu? En waarom heeft hij het op griffiers gemunt? Waarom niet op de rechters?’

‘Of op andere medewerkers van het Hof.’

‘Wat bedoel je?’

‘Jij zou ook gevaar kunnen lopen, Richard.’

Perkins keek stomverbaasd. ‘Ik?’

‘Jij bent het hoofd van de veiligheidsdienst. Als deze persoon wil laten zien dat hij lukraak mensen uit de weg kan ruimen, dan bespot hij de veiligheid van het Hof. Hij bespot jou.’

Perkins scheen dit te overwegen. ‘Dus jij denkt dat de moorden beslist met elkaar verband houden?’

‘Als dat niet zo is, is het wel verdomd toevallig. Eerlijk gezegd geloof ik niet in zulke enorme toevalligheden.’

‘Denkt Chandler er ook zo over?’

‘Misschien. Ik ben ervan overtuigd dat hij je op de hoogte zal houden.’

Toen Perkins wegwandelde, kwam Elizabeth Knight langszeilen. Het leek alsof de menigte automatisch voor haar uiteen week.

Hij voelde een hand op zijn schouder. ‘Ik zie je over tien minuten voor het gebouw.’ Het was de stem van Sara, maar tegen de tijd dat Fiske zich had omgedraaid, zag hij haar nog juist tussen de gasten verdwijnen.

Merkbaar gefrustreerd keek hij om zich heen en hij volgde opnieuw de bewegingen van Elizabeth Knight. Ze was blijkbaar totaal vergeten dat Kenneth Wilkinson hier was, dacht hij. En dat nog wel op het feest ter ere van hem. Daarom was hij heel verrast toen Elizabeth naar Wilkinson toe liep en kort met hem sprak. Hij bleef kijken terwijl ze hem naar buiten reed, het verlichte, lege terras op, waar hij kon zien dat ze naast de rolstoel knielde, waarbij ze een van Wilkinsons handen vasthield en tegen hem praatte.

Fiske liep nog even tussen de gasten rond, maar hij kon de aandrang niet weerstaan om zelf naar het terras te gaan. Elizabeth Knight keek op en kwam daarna snel uit haar geknielde positie omhoog.

‘Het spijt me dat ik u stoor, maar ik moet weg en ik wilde rechter Wilkinson graag even begroeten.’

Knight deed een paar passen naar achteren en Fiske stelde zich voor. Hij gaf Kenneth Wilkinson een hand en feliciteerde de oude man met diens lange loopbaan bij de rechtbank. Toen hij de kamer weer in liep, hield Knight hem staande.

‘Ik neem aan dat u met Sara weggaat.’

‘Is dat een probleem?’

‘Ik denk dat u dat zelf moet uitmaken.’

‘Wat mag dat betekenen?’

‘Sara heeft een geweldige toekomst voor zich. Maar kleine dingen kunnen soms grote invloed hebben op een carrière.’

‘Weet u, rechter Knight, ik heb het gevoel dat u me niet mag, en ik weet niet waarom.’

‘Ik ken u niet, meneer Fiske. Als u ook maar enigszins op uw broer lijkt, dan heb ik misschien niet zo’n groot probleem.’

‘Ik lijk niet op anderen. Ik probeer niet om mensen met elkaar te vergelijken of om aardige, geschikte veronderstellingen te maken. Die blijken zelden waar te zijn.’

Knight leek hierdoor uit het veld geslagen, maar ze zei: ‘Feitelijk ben ik het met u eens.’

‘Ik ben blij dat we het tenminste ergens over eens zijn.’

‘Ik ken Sara echter wel en ik ben erg op haar gesteld. Als bepaalde acties die u onderneemt een negatieve invloed hebben op haar en dus op het Hof, dan hebt u gelijk. Daar heb ik een probleem mee.’

‘Hoort u eens, het enige wat mij bezighoudt, is uit te zoeken wie mijn broer heeft vermoord.’

Ze keek hem vorsend aan. ‘Weet u zeker dat dat alles is?’

‘Al was ik er niet zeker van, weet u, we leven in een vrij land.’ Fiske dacht dat hij een geamuseerde uitdrukking over haar gezicht zag glijden.

Ze sloeg haar armen over elkaar. ‘U lijkt totaal niet geïntimideerd door een rechter van het Hooggerechtshof, meneer Fiske.’

‘Als u me beter zou kennen, zou u weten waarom niet.’

‘Misschien zou ik er iets aan moeten doen om meer over u te weten te komen. Misschien heb ik dat al gedaan.’

‘Ik denk dat dat wederzijds is.’

Knight keek lelijk. ‘Vertrouwen is één ding, meneer Fiske. Onbeleefdheid is iets heel anders.’

‘Ik heb gemerkt dat dat ook wederzijds is.’

‘Ik hoop dat u begrijpt dat ik bezorgd ben om Sara. Oprecht bezorgd.’

‘Daar ben ik van overtuigd.’

Ze wilde weglopen, maar toen keek ze hem nog even aan. ‘Uw broer was een heel bijzonder mens. Heel intelligent, een volmaakte juridisch analist.’

‘Zoals hij was er maar een.’

‘Toch weet ik niet zeker of hij de bekwaamste jurist was van zijn familie.’

Knight liep weg, een verbaasde Fiske achterlatend. Hij bleef een paar minuten staan om te proberen haar woorden te analyseren. Toen verliet hij het terras en ging met de lift naar beneden. In de hal keek hij rond, maar Sara was nergens te zien. Er klonk getoeter en hij zag haar auto voor de buitendeur stilhouden. Nadat hij was ingestapt, keek hij haar aan. ‘Waar gaan we naartoe?’

‘Naar het vliegveld.’

‘Wat krijgen we nu?’

‘We gaan de heer Samuel Rider opzoeken.’

‘En wie is de heer Samuel Rider?’

‘De advocaat van Rufus Harms. George Barker heeft teruggebeld en me zijn naam doorgegeven. Ik heb Rider opgezocht. Zijn kantoor is in Blacksburg, slechts een paar uur ten oosten van de gevangenis. Ik heb zijn kantoor geprobeerd, maar er wordt niet opgenomen. Hij heeft een geheim privé-nummer.’

‘Waarom vliegen we er dan naartoe?’

‘We hebben het adres van zijn kantoor. Het zal laat zijn als we er aankomen, dus de kans is klein dat hij op zijn kantoor is. Maar aan de andere kant is het geen grote plaats: we zouden er iemand moeten kunnen vinden die ons zijn huisadres kan geven of op z’n minst zijn telefoonnummer. En als we gelijk hebben wat betreft zijn betrokkenheid bij de zaak, zou hij in gevaar kunnen zijn. Als hem iets overkomt, komen we misschien nooit achter de waarheid.’

‘Dus je denkt echt dat hij degene is die naar het Hof heeft gebeld? Degene die het verzoek heeft ingediend?’

‘Daar durf ik alles om te verwedden.’

Vuil spel
titlepage.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_0.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_1.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_2.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_3.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_4.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_5.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_6.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_7.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_8.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_9.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_10.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_11.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_12.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_13.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_14.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_15.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_16.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_17.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_18.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_19.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_20.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_21.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_22.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_23.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_24.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_25.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_26.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_27.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_28.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_29.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_30.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_31.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_32.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_33.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_34.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_35.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_36.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_37.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_38.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_39.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_40.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_41.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_42.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_43.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_44.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_45.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_46.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_47.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_48.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_49.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_50.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_51.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_52.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_53.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_54.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_55.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_56.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_57.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_58.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_59.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_60.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_61.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_62.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_63.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_64.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_65.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_66.xhtml