•10•
Vroeg in de ochtend liep Michael Fiske zachtjes neuriënd door de brede gang met het hoge plafond in de richting van de postkamer van de griffiers. Toen hij het vertrek binnenging, keek een griffier op. ‘Je hebt een goed moment uitgezocht, Michael, we hebben net een hele lading binnengekregen.’
‘Is er nog bajespost bij?’ vroeg Michael, duidend op het steeds toenemende aantal petities van gevangenen. De meeste ervan werden ingediend in forma pauperis , wat letterlijk in de vorm van een pauper betekent. Er was een apart ontvangstbewijs ontworpen voor deze petities, het waren er zoveel dat één griffier speciaal belast was met het archiveren ervan. De IFP’s, zoals ze door het personeel bij het Hof werden genoemd, waren gewoonlijk brieven waarom men zich vrolijk kon maken vanwege een of andere belachelijke eis, maar zo nu en dan zat er een zaak tussen die de aandacht van het Hof waard was. Michael wist heel goed dat sommige van de belangrijkste uitspraken van het Hof het gevolg waren van ifp -gevallen, vandaar zijn vroege ochtendritueel om naar goud te zoeken in de stapel paperassen.
‘Aan de handschriften te zien die ik tot nu toe heb geprobeerd te ontcijferen, lijken het er me heel wat,’ antwoordde de griffier.
Michael sleepte een doos naar een hoek. Deze bevatte een bonte verzameling klachten, neergeschreven ellende, een optocht van vermeende onrechtvaardigheid van wisselende inhoud en omschrijving. Maar geen ervan kon eenvoudig ter zijde worden gelegd. Veel post kwam van ter dood veroordeelden; voor hen was het Hooggerechtshof de laatste hoop voor ze op wettige wijze zouden worden uitgeroeid.
De daaropvolgende twee uur spitte Michael de doos door. Hij was er nu heel bedreven in. Het was net zoiets als erwten doppen, zijn brein zocht de lange documenten af met gemak, moeiteloos door het wettelijke jargon prikkend om de belangrijke punten eruit te lichten, die te vergelijken met zowel lopende zaken als precedenten van vijftig jaar geleden, boven water gekomen uit zijn encyclopedische geheugen, ze daarna op te bergen en door te gaan. Na twee uur had hij echter nog niet veel belangwekkends gevonden.
Hij was juist van plan naar zijn kantoor te gaan, toen zijn hand zich om de simpele, kartonnen envelop sloot. Er zat een etiket op met een getypt adres, maar er stond geen afzender op de envelop. Dat was vreemd, dacht Michael. Mensen die de moeite namen om hun zaak voor te leggen aan het Hof, wilden gewoonlijk dat de rechters wisten waar ze te bereiken waren, voor het zeldzame geval dat er antwoord kwam. Er was echter wel de linkerkant van een ontvangstbevestiging van de posterijen aangehecht. Hij sneed de envelop open en haalde er twee vellen papier uit. Een van de taken van de postkamer was ervoor te zorgen dat alle papieren werden opgeborgen volgens de strikte richtlijnen van het Hof. Voor partijen die verklaarden dat ze behoeftig waren, liet het Hof bepaalde administratiekosten vervallen en nam het zelfs een deel van de kosten van de raadsman op zich, hoewel de advocaat geen rekening zou indienen voor zijn of haar tijd. Het werd blijkbaar beschouwd als een eer om als advocaat voor het Hooggerechtshof te staan. Twee van de formulieren die vereist waren om de status van onvermogende te verkrijgen, waren een verzoek om toestemming de petitie in te dienen als ‘pauper’, en een affidavit, getekend door de gevangenis, waarop hij onder ede verklaarde dat hij geen geld had. Geen van beide zat in de envelop, merkte Michael snel op. Het zou teruggegeven moeten worden aan de griffier.
Toen Michael begon te lezen wat er wél in de envelop zat, verdwenen alle gedachten aan eventuele fouten bij de archivering. Toen hij klaar was met lezen, zag hij het zweet van zijn handpalmen op het papier lekken. Eerst wilde Michael de pagina’s in de envelop terugstoppen en vergeten dat hij ze ooit had gezien. Maar, alsof hij nu zelf getuige was geweest van een misdrijf, voelde hij dat hij iets moest doen.
‘O, Michael, ze hebben net voor je gebeld van
Murphy’s kantoor,’ zei
de griffier. Toen Michael geen antwoord gaf, zei de griffier nog
eens: ‘Michael? Rechter Murphy is naar je op zoek.’
Michael knikte, eindelijk in staat zijn gedachten op iets anders te richten dan op de papieren in zijn hand. Toen de griffier weer verderging met zijn werk, stopte Michael de pagina’s terug in de bruine envelop. Even aarzelde hij. Zijn hele carrière bij justitie, zijn hele leven kon in de volgende paar seconden worden beslist. Ten slotte, alsof zijn handen onafhankelijk van zijn gedachten werkten, liet hij de envelop in zijn aktetas glijden. Door dat te doen vóór de petitie officieel aan het Hof was voorgelegd, had hij zojuist, samen met nog enkele andere misdrijven, staatseigendom verduisterd.
Toen hij de postkamer uit rende, kwam hij bijna in botsing met Sara Evans.
Eerst lachte ze, maar haar blik veranderde snel toen ze zijn gezicht zag. ‘Michael, wat scheelt eraan?’
‘Niets. Alles is oké.’
Ze pakte hem bij de arm. ‘Je bent niet in orde. Je trilt en je gezicht is zo wit als een doek.’
‘Ik denk dat ik iets onder de leden heb.’
‘Nou, dan moet je naar huis gaan.’
‘Ik haal wel een paar aspirientjes bij de verpleegkundige. Dan komt het wel goed.’
‘Weet je het zeker?’
‘Sara, ik moet nu echt gaan.’ Toen hij wegliep bleef ze hem bezorgd nakijken.
De rest van de dag verliep voor Michael uiterst traag. Herhaaldelijk betrapte hij zich erop dat hij naar zijn aktetas staarde, denkend aan de inhoud. Laat die avond, toen zijn werk bij het Hof er eindelijk op zat, reed hij razendsnel op zijn fiets terug naar zijn flat aan Capitol Hill. Hij sloot de deur achter zich en haalde de envelop weer tevoorschijn. Uit zijn tas pakte hij nog een blocnote en hij nam alles mee naar de kleine tafel in de eethoek.
Een uur later leunde hij achterover en staarde naar de talloze aantekeningen die hij had gemaakt. Hij opende zijn laptop en schreef deze aantekeningen over op zijn harddisk, veranderend, in elkaar schuivend, er nogmaals over nadenkend terwijl hij ermee bezig was. Dat was een gewoonte van jaren. Hij had besloten dit probleem aan te vallen zoals hij dat bij elk ander vraagstuk zou doen. Hij zou de informatie in de petitie zo zorgvuldig mogelijk natrekken. Het belangrijkste was dat hij zou moeten bevestigen dat de namen die in de petitie werden genoemd ook werkelijk van de mensen waren van wie hij dat aannam. Als het allemaal rechtmatig leek, zou hij de petitie terugbrengen naar de postkamer. Als het duidelijk onzin bleek, het werk van een onevenwichtige geest, of een gevangene die in het wilde weg beschuldigingen uitte, was hij van plan het te vernietigen.
Michael keek uit het raam naar de overkant van de straat met de rij dicht opeenstaande huizen die waren verbouwd tot appartementen, net als dat van hem. Jonge discipelen van de regering huisden in de bijenkorf van deze buurt. De helft was nog aan het werk, de rest lag in bed en had nachtmerries over een lijst van onafgemaakte taken van nationaal belang, althans tot om vijf uur de wekker afliep. De duisternis waar Michael in tuurde werd slechts onderbroken door het schijnsel van de straatlantaarn op de hoek. De wind was in kracht toegenomen en de temperatuur was omlaag gegaan, voortekenen van slecht weer. De boiler in het oude gebouw was nog niet aangezet en door het raam heen werd Michael getroffen door een plotselinge kilte. Hij haalde een sweatshirt uit zijn kast, trok het aan en liep terug om opnieuw naar buiten te kijken.
Hij had nog nooit van Rufus Harms gehoord. Volgens de gegevens in de brief was de man gevangengezet toen Michael pas vijf jaar was. De spelling in de brief was afgrijselijk, de letters en woorden waren onhandig gevormd en leken op de eerste, grappige pogingen van een kind om zich de schrijfkunst meester te maken. De getypte brief verklaarde iets over de achtergrond van de zaak en was duidelijk opgesteld door iemand met een veel betere opleiding. Een advocaat misschien, dacht Michael. Er zat een juridisch tintje aan het taalgebruik, hoewel het erop leek dat degene die het had getypt de bedoeling had gehad zijn beroep en zijn persoonlijke identiteit onbekend te laten blijven. De brief van het leger had, volgens de getypte brief, bepaalde informatie gevraagd van Rufus Harms. Rufus ontkende echter dat hij ooit had deelgenomen aan het programma waarvan de gegevens van het leger blijkbaar aangaven dat hij eraan had meegewerkt. Het was een dekmantel geweest, beweerde Harms, voor een misdaad die was uitgedraaid op een verschrikkelijke gerechtelijke dwaling; een juridisch fiasco dat tot gevolg had gehad dat een kwarteeuw van zijn leven was verdwenen.
Omdat hij het plotseling warm kreeg, drukte Michael zijn gezicht tegen het koele glas en haalde diep adem. De damp bevroor op de ruit. Wat hij deed kwam neer op een flagrante inmenging in iemands recht op het zoeken van zijn gelijk bij het Hof. Zijn hele leven had Michael geloofd in het onvervreemdbare recht van de mens om dat te doen, ongeacht hoe arm of hoe rijk hij was. Het was geen briefje dat kon worden herroepen of waardeloos genoemd. Hij troostte zich min of meer met de wetenschap dat het verzoek toch wel zou worden verworpen via een massa technische gebreken.
Maar dit was een ander geval. Zelfs als het niet waar was, kon het verschrikkelijke schade toebrengen aan de reputaties van een paar heel belangrijke mensen. Als het waar was? Hij sloot zijn ogen. Alstublieft, God, laat het niet waar zijn, bad hij.
Hij draaide zijn hoofd om en keek naar de telefoon, zich afvragend of hij zijn broer zou bellen en hem om raad vragen. John begreep bepaalde dingen soms beter dan zijn jongere broer. Misschien zou hij beter weten hoe deze zaak moest worden aangepakt. Michael aarzelde nog een moment, onwillig om toe te geven dat hij hulp nodig had, in het bijzonder uit die problematische, vervreemde bron. Maar het zou ook een manier kunnen zijn om terug te keren in het leven van zijn broer. De fout kwam niet geheel van één kant; Michael Fiske was volwassen genoeg om te begrijpen dat moeilijk was vast te stellen waar nu precies de schuld lag.
Hij nam de hoorn op en draaide het nummer. Hij kreeg een antwoordapparaat en in zekere zin was hij er blij om. Hij sprak een boodschap in, waarbij hij zijn broer om hulp vroeg, echter zonder te zeggen waarom. Daarna hing hij op en ging weer bij het raam staan. Het was misschien beter dat John niet thuis was geweest om het gesprek aan te nemen. Zijn broer had de neiging zaken slechts in strakke zwartwitlijnen te zien, een veelzeggend detail van de manier waarop hij leefde.
Tegen de vroege ochtenduren sukkelde Michael in slaap. Hij kreeg er steeds meer vertrouwen in dat hij deze mogelijke nachtmerrie aankon, waar het ook op zou uitdraaien.