•23•
Een half uur later liepen Chandler en Fiske door de hoofdingang van het Hooggerechtshof.
Vanbinnen was het gebouw groot en intimiderend. Wat Fiskes aandacht echter het meest gevangen hield was de stilte, zo buitengewoon dat het bijna verontrustend leek. Er ging een bijna hallucinerende werking van uit, wanneer hij probeerde te bedenken dat aan de andere kant van de deuren een heel andere wereld functioneerde. Fiske dacht aan de laatste doodstille plek waar hij was geweest: het mortuarium.
Hij vroeg: ‘Wie gaan we hier eigenlijk opzoeken?’
Chandler wees naar een groepje mannen dat doelbewust door de hal op hen af kwam lopen. ‘Die daar.’ Bij hun nadering hadden hun gezamenlijke voetstappen in deze akoestische tunnel het effect van kanongebulder. Een van de mannen was in burger, de beide anderen waren in uniformen en hadden pistolen bij zich.
‘Rechercheur Chandler?’ De man in het pak stak zijn hand uit. ‘Ik ben Richard Perkins, hoofd gerechtelijke diensten van het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten.’ Perkins was ongeveer één meter vijfenzeventig, mager, met de flaporen van een jongen en wit haar dat recht over zijn voorhoofd was gekamd als een bevroren waterval. Hij stelde zijn metgezellen voor. ‘Hoofd politie, Leo Dellasandro en zijn naaste medewerker, Ron Klaus.’
‘Prettig kennis te maken,’ zei Chandler. Hij zag dat Perkins afwachtend naar Fiske keek en voegde eraan toe: ‘John Fiske. De broer van Michael Fiske.’
Ze haastten zich alle drie om hun medeleven te betuigen.
‘Een tragedie. Een zinloze tragedie,’ zei Perkins. ‘Michael werd hier zeer gerespecteerd. We zullen hem erg missen.’
Fiske slaagde erin dankbaar te kijken bij al deze instant-sympathie.
‘Hebt u Michael Fiskes kantoor afgesloten, zoals ik heb verzocht?’ vroeg Chandler.
Dellasandro knikte. ‘Het was moeilijk, omdat hij het deelde met een andere griffier. Twee personen in een kantoor is hier de norm.’
‘Laten we hopen dat we het niet lang tot verboden gebied hoeven te verklaren.’
‘We kunnen naar mijn kantoor gaan, als u dat wilt, en uw lijst nalopen, rechercheur Chandler,’ bood Perkins aan. ‘Dat is aan het eind van de gang.’
‘Laten we dat maar doen.’
Toen Fiske met hen mee begon te lopen, bleef Perkins staan en keek Chandler aan.
‘Het spijt me. Ik ging ervan uit dat meneer Fiske hier was om een andere reden, die niets met uw onderzoek te maken had.’
‘Hij helpt me met wat achtergrondinformatie over zijn broer,’ zei Chandler.
Perkins keek Fiske aan met een in Fiskes ogen niet erg vriendelijke blik.
‘Ik wist niet eens dat Michael een broer had,’ zei Perkins. ‘Hij heeft het nooit over u gehad.’
‘Dat geeft niet, hij heeft me ook nooit iets over u verteld,’ antwoordde Fiske.
Perkins’ kantoor lag aan het eind van de gang die naar de rechtszaal leidde. Het was ingericht in ouderwetse, koloniale stijl, de architectuur en het vakmanschap uit een tijdperk van een regering die niet bezwaard werd door een nationale schuld van talloze miljarden en tekorten bij de bank.
Aan een kleine tafel in Perkins’ kantoor zat een man van achter in de veertig. Zijn blonde haar was heel kort geknipt en zijn lange, smalle gezicht drukte een onmiskenbare autoriteit uit. Zijn zelfverzekerde manier van doen gaf aan dat hij het prettig vond om autoritair op te treden. Toen hij opstond, zag Fiske dat hij meer dan één meter tachtig lang was en eruitzag alsof hij veel tijd in de sportschool doorbracht.
‘Rechercheur Chandler?’ De man stak een hand uit en hield met de andere zijn legitimatiebewijs omhoog. ‘Warren McKenna, speciaal agent van de fbi .’
Chandler keek naar Perkins. ‘Ik wist niet dat de fbi hierbij gehaald was.’
Perkins wilde iets zeggen, maar McKenna was hem voor. ‘Ik ben ervan overtuigd dat u weet dat het openbaar ministerie en de fbi wettelijk het recht hebben een volledig onderzoek in te stellen naar de moord op iemand die in dienst is van de regering van de Verenigde Staten. Het bureau is echter niet van plan het onderzoek over te nemen of u voor de voeten te lopen.’
‘Dat is prettig, want zodra ik ook maar heel even onder ongewenste druk word gezet, word ik gek.’ Chandler glimlachte.
McKenna vertrok geen spier. ‘Ik zal proberen dat in gedachten te houden.’
Fiske stak zijn hand uit. ‘John Fiske, agent McKenna. Michael Fiske was mijn broer.’
‘Gecondoleerd, meneer Fiske. Ik weet dat dit verdomd beroerd voor u moet zijn,’ zei McKenna, terwijl hij hem de hand drukte. Daarna richtte de fbi -agent zijn aandacht weer op Chandler. ‘Als de omstandigheden een actievere rol voor het bureau noodzakelijk maken, dan verwachten we uw volledige medewerking. Bedenk wel dat het slachtoffer een regeringsambtenaar was.’ Hij keek het vertrek rond. ‘In dienst bij een van de meest gerespecteerde instellingen ter wereld. Misschien een van de meest gevreesde.’
‘Vrees als gevolg van onwetendheid,’ merkte Perkins op.
‘Niettemin gevreesd. Na Waco, het World Trade Center en Oklahoma City hebben we geleerd extra voorzichtig te zijn.’
‘Jammer dat jullie het niet sneller hebben geleerd,’ zei Chandler droog. ‘Maar bekvechten over ons grondgebied is tijdverspilling. Ik geloof in eerlijk delen, oké?’
‘Natuurlijk,’ zei McKenna.
Chandler stelde een half uur lang vragen, voornamelijk om te proberen vast te stellen of een of andere zaak waaraan Michael Fiske voor het Hof had gewerkt, tot zijn moord kon hebben geleid. Van ieder van de vertegenwoordigers van het Hof kreeg hij hetzelfde antwoord: ‘Onmogelijk.’
McKenna stelde heel weinig vragen, maar luisterde oplettend naar hetgeen Chandler vroeg.
‘De precieze details van zaken die door het Hof worden behandeld, worden zo voor het publiek afgeschermd dat er geen enkele mogelijkheid bestaat dat iemand zou kunnen weten waar een bepaalde griffier al dan niet aan werkt.’ Perkins sloeg met zijn vlakke hand op het tafelblad om dat punt te benadrukken.
‘Tenzij die griffier het aan iemand vertelde.’
Perkins schudde zijn hoofd. ‘Ik wijd hen persoonlijk in omtrent de gang van zaken betreffende veiligheid en vertrouwelijkheid, als deel van hun opleiding. De ethische regels die op hen van toepassing zijn, zijn heel stringent. Ze krijgen zelfs een handboek over het onderwerp. Het is niet toegestaan dat er iets naar buiten wordt gebracht.’
Chandler leek niet overtuigd. ‘Wat is de gemiddelde leeftijd van de griffiers? Vijfentwintig, zesentwintig?’
‘Zoiets.’
‘Het zijn jonge mensen, die bij het hoogste gerechtshof van het land werken. Wilt u me vertellen dat het onmogelijk is dat ze loslippig zijn? Zelfs als ze een meisje willen imponeren?’
‘Ik loop lang genoeg mee om te weten dat het nooit verstandig is het woord onmogelijk te gebruiken.’
‘Ik ben rechercheur bij Moordzaken, meneer Perkins, en gelooft u mij maar, ik zit met hetzelfde probleem.’
‘Kunnen we ons weer tot het onderwerp bepalen?’ zei Dellasandro. ‘Uit wat ik over de zaak weet, lijkt het erop dat roof het motief was.’ Hij spreidde zijn handen en keek verwachtingsvol naar Chandler. ‘Hoe kan het Hof daar iets mee te maken hebben. Hebt u zijn flat al doorzocht?’
‘Nog niet. Ik stuur er morgen een team heen.’
‘Hoe weten we dat het geen verband houdt met zijn privé-leven?’ vroeg Dellasandro.
Iedereen keek naar Chandler, wachtend op een antwoord. De rechercheur keek naar zijn aantekeningen zonder ze echt te zien. ‘Ik wil gewoon alle mogelijkheden nagaan. De werkplek van het slachtoffer van een moord bekijken en vragen stellen, is zeker niet ongebruikelijk, heren.’
‘Zeker,’ zei Perkins. ‘U kunt op onze volledige medewerking rekenen.’
‘Kunnen we dan nu een kijkje nemen in het kantoor van meneer Fiske?’ zei Chandler.