•41•

Josh Harms nam aan dat de politie nu de kleinere wegen zou controleren, dus hij had een ongewone tactiek gevolgd en de snelweg genomen. Het begon echter te schemeren en zolang ze de raampjes dichthielden, waren ze veilig; de inzittenden van een politieauto zouden moeilijk naar binnen kunnen kijken. Ondanks al zijn voorzorgsmaatregelen wist hij echter dat ze op weg waren naar een ramp.

Gek, dacht hij, dat zijn broer, na de hel die hij had doorgemaakt, er toch aan dacht om te doen wat juist was, zelfs al liep hij het risico te sterven, de vrijheid weer kwijt te raken die hem om te beginnen nooit had mogen worden ontnomen. Hij had het gevoel dat hij Rufus in één adem zowel zou kunnen vervloeken als prijzen. Josh had geen gecompliceerde kijk op het leven, het was hij tegen alle anderen. Hij zocht de problemen niet op, maar hij reageerde wel snel wanneer iemand probeerde hem een kunstje te flikken. Hij wist dat het een wonder was dat hij het zo lang had uitgehouden.

Toch moest je iemand als Rufus bewonderen, die zich tegen dat alles kon blijven verzetten, tegen mensen die de wereld geen jota wilden zien veranderen omdat zij aan de top stonden. Misschien zál de waarheid je bevrijden, Rufus, zei hij bij zichzelf. Opeens zag hij uit zijn ooghoek iets in de achteruitkijkspiegel van de pick-up. Met zijn ene hand pakte hij zijn pistool.

‘Rufus,’ riep hij naar achteren door het open raampje van de caravan, ‘we hebben een probleem.’

Rufus’ gezicht verscheen voor het raampje. ‘Wat is er?’

‘Hou je hoofd omlaag. Omlaag!’ waarschuwde Josh. Hij keek weer naar de politieauto, die hardnekkig in de zijspiegel zichtbaar bleef. ‘Een patrouillewagen heeft ons twee keer ingehaald en hangt nu achter ons.’

‘Rij je te hard?’

‘Vijf kilometer langzamer dan het hier mag.’

‘Iets mis met de auto? Achterlicht kapot?’

‘Zo stom ben ik niet. De auto is oké.’

‘Wat willen ze dan?’

‘Hoor eens, Rufus, dat jij al die jaren in de gevangenis hebt gezeten, betekent niet dat de wereld veranderd is. Ik ben een zwarte, die
’s avonds laat op de snelweg rijdt in een auto die er behoorlijk uitziet. De politie denkt dat ik hem gestolen heb, of dat ik drugs vervoer. Shit, zelfs naar de winkel gaan om melk te kopen kan een avontuur betekenen.’ Hij keek weer in het spiegeltje. ‘Het lijkt erop dat ze op het punt staan om het zwaailicht aan te zetten.’

‘Wat moeten we doen? Ik kan me hier niet verstoppen.’

Josh hield zijn ogen niet van de spiegel af, terwijl hij zijn pistool onder zijn stoel schoof. ‘Ja, hij kan nu elk moment dat licht aanzetten en dan krijgen we gedonder. Ga op de vloer liggen en trek dat zeil over je heen, Rufus. Nu.’ Josh trok zijn honkbalpet laag over zijn gezicht, zodat alleen het witte haar bij zijn slapen te zien bleef. Hij stak zijn kin naar voren en duwde zijn onderlip naar voren, om de indruk te wekken dat hij geen tanden had. Hij stak zijn hand uit, klapte het handschoenenkastje open om er een pakje kauwgum uit te halen en stak een grote prop in zijn mond, zodat zijn wang opbolde. Daarna liet hij zijn forse gestalte ineenzakken. Hij draaide het raampje omlaag en stak zijn arm naar buiten. Met langzame, zwaaiende bewegingen gaf hij de politieauto een teken om in de berm stil te houden. Josh reed de auto van de weg af en stopte. De politieauto kwam snel achter de truck tot stilstand; de lichtbak op het dak verspreidde een afschrikwekkend, dreigend blauw licht in de duisternis.

Josh bleef in de auto zitten wachten. Laat die jongens in hun blauwe uniform maar naar je toe komen. Geen haastige bewegingen. Hij kromp ineen toen het zoeklicht van de politieauto in de achteruitkijkspiegel scheen. Een bekende politietactiek om je te desoriënteren. Josh hoorde de steentjes onder de laarzen knarsen. Hij stelde zich voor hoe de agent hem naderde, met zijn hand aan zijn pistool en zijn ogen op het portier gericht.

In het verleden had de politie hem drie keer tot stoppen gedwongen. Dan hoorde Josh glasgerinkel, wanneer de gummistok toevallig een achterlicht raakte, met als gevolg dat hij een bekeuring kreeg omdat zijn auto niet in orde was. Het werd gewoon gedaan om hem te treiteren, om te zien of hij iets zou doen waardoor hij een tijdje in de gevangenis zou belanden. Het had nooit gewerkt.

Ja meneer, nee meneer, meneer de agent, meneer, ook al had hij de man het liefst bewusteloos geslagen.

Ze hadden tenminste nooit drugs in zijn auto verstopt om vervolgens te proberen hem daarop te pakken. Verscheidene maten van hem zaten nu in de bak, nadat ze op die manier erin waren geluisd.

‘Ga ertegen in,’ had zijn ex-vrouw Louise altijd gezegd.

‘Waartegen?’ had hij dan nijdig teruggezegd. ‘Ik kan net zo goed tegen God vechten, daar schiet ik evenmin iets mee op.’

Toen de voetstappen stilhielden, keek Josh uit het raampje.

De agent keek terug. Josh zag dat hij van Latijns-Amerikaanse afkomst was.

‘Wat is er aan de hand, meneer?’ vroeg de agent.

Terwijl het kauwgum zijn wang met elke lettergreep liet opbollen, zei Josh: ‘Ik moet naar Luzzana.’ Hij wees naar de weg. ‘Is dit de goeie kant op?’

Verbaasd sloeg de agent zijn armen over elkaar. ‘Waar wilde u ook weer naartoe?’

‘Luzzana. Bat’ Rouge.’

‘Baton Rouge, Louisiana?’ De agent begon te lachen. ‘Daar zit u nog een heel eind vandaan.’

Josh krabbelde aan zijn hals en keek om zich heen. ‘Mijn kinderen daar hebben hun papa al een hele tijd niet meer gezien.’

Het gezicht van de agent werd ernstig. ‘Zo.’

‘Een man zei dat ik er kon komen via deze weg.’

‘Nou, dan heeft die man dat niet goed gezegd.’

‘O. Weet u dan hoe ik er kom?’

‘Ja, u kunt me volgen, maar ik kan niet de hele weg voor u uit rijden.’

Josh bleef de agent aanstaren. ‘Mijn kinderen zijn braaf geweest. Ze willen hun papa zien. Kunt u me helpen?’

‘Oké, moet u eens luisteren. We zijn vlak bij de afslag die u moet nemen om in de goede richting te komen. Tot daar rijdt u achter me aan en dan moet u het verder zelf uitzoeken. U kunt daar stoppen en het aan iemand anders vragen. Wat vind u daarvan?’

‘Goed.’ Josh tikte tegen de klep van zijn pet.

De agent stond op het punt naar de politieauto terug te lopen, toen hij naar de caravan keek. Hij scheen met zijn lantaarn door het zijraampje en zag de stapels dozen. ‘Meneer, vindt u het goed dat ik even in die caravan kijk?’

Josh vertrok geen spier, hoewel zijn hand langzaam naar de rand van de stoel schoof, waar zijn pistool onder lag. ‘Nee hoor.’ De agent liep naar de achterkant van de caravan en maakte het bovenste deel van de glazen deur open. Een stapel dozen staarde hem aan. Josh had ze met opzet zo neergezet. Achter de stapel lag Rufus ineengedoken onder het zeil, in de duisternis.

‘Wat zit daarin, meneer?’ riep de agent.

‘Eten,’ riep Josh terug, uit het raampje leunend.

De agent maakte een van de dozen open, schudde aan een blik soep, opende een doos crackers en zette die vervolgens weer terug, deed de doos dicht en daarna het raam. Hij liep terug naar het raampje waarachter Josh zat.

‘Een hoop eten. Zo lang is die rit toch niet?’

‘Heb mijn kinderen gevraagd wat ik voor ze moest meenemen. Ze wilden eten.’

De agent knipperde met zijn ogen. ‘O. Dat is aardig van u. Erg aardig.’

‘Hebt u kinderen?’

‘Twee.’

‘Dan weet u er alles van.’

‘Goede reis.’ De agent liep terug naar zijn auto. Nadat die was gestart, reed Josh erachteraan.

Rufus verscheen voor het raampje van de caravan. ‘Ik heb daar verdomme een hele rivier uitgezweet.’

Josh lachte. ‘Je moet kalm blijven. Als je begint op te spelen, slaan ze je in de boeien. Als je te beleefd bent, denken ze dat je ze belazert en slaan ze je ook in de boeien. Maar als je oud en stom bent, maken ze je niks.’

‘Het was kantje boord, Josh.’

‘We boften dat het een Mexicaan was. Die zijn gek op familie, op kinderen. Als je daarover begint, slikken ze alles. Als hij een blanke was geweest, hadden we misschien een groot probleem gehad. Als een blanke eenmaal had besloten een kijkje te nemen, zou hij alles uit die caravan hebben gehaald, tot hij jou had gevonden. Een zwarte had het misschien niet gedaan, maar je weet het nooit. Wanneer ze dat uniform aanhebben, beginnen ze zich soms als een blanke te gedragen.’

Rufus keek zijn broer ontstemd aan.

‘De Aziaten, die zijn het ergst,’ vervolgde Josh. ‘Die kun je geen flauwekul verkopen. Ze blijven je gewoon staan aankijken, ze luisteren niet naar wat je zegt en dan doen ze precies wat ze willen. Je kunt die klootzakken maar beter doodschieten voor ze met hun kungfu tegen je beginnen. Ja, het kwam goed uit dat we agent Pedro troffen.’ Josh spuugde de prop kauwgum uit het raampje.

‘Heb je iedereen door?’ zei Rufus nijdig.

John keek hem van opzij aan. ‘Heb jij het daar moeilijk mee?’

‘Misschien.’

‘Nou, jij leeft je leven op jouw manier, ik leef het mijne op míjn manier. We zullen wel zien wie het verst komt. Ik weet dat je een rottijd hebt gehad in de bak, maar erbuiten is het ook geen picknick. Ik heb hier mijn eigen gevangenisje. En niemand heeft me ergens voor veroordeeld.’

‘God heeft ons allemaal gemaakt, Josh. We zijn allemaal Zijn kinderen. Het is niet goed om te proberen ons allemaal in hokjes te stoppen. Ik heb in de gevangenis heel wat blanken in elkaar zien slaan. Kwaad komt in allerlei vormen en allerlei kleuren. Dat zegt de bijbel. Ik beoordeel de mensen alleen op henzelf. Dat is de enige manier.’

Josh snoof. ‘Hoor hem nou. Na alles wat Tremaine en die anderen je hebben aangedaan. Wil je me vertellen dat je hen niet haat, dat je hen niet wilt vermoorden?’

‘Nee. Als ik dat gevoel had, zou het betekenen dat Vic de liefde uit mijn hart had weggenomen. Dat hij mijn Heer van me had afgenomen. Als hij dat doet, zou dat betekenen dat hij me de baas is. Niemand op deze aarde is sterk genoeg om God van me af te nemen. Ouwe Vic niet, jij niet, en niemand anders. Ik ben niet dom, Josh. Ik weet dat het leven onrechtvaardig is. Ik weet dat zwarten het niet voor het zeggen hebben in de wereld. Maar ik ga het probleem niet nog verergeren door mensen te haten.’

‘Shit. Jij hebt van God een gouden kaart gekregen om iedere blanke die ooit geboren is, te haten.’

‘Dat zie je verkeerd. Als ik hen haat, is het alsof ik mezelf haat. Die weg ben ik afgedaald toen ik voor het eerst de gevangenis in ging. Ik haatte iedereen. De duivel had me te pakken, maar de Heer nam me terug. Ik kan het niet. En ik ben het ook niet van plan.’

‘Nou, dat is dan jouw probleem. En hoe eerder je daar overheen raakt, des te beter.’

‘Dat was een grote nalatigheid van jouw kant, Frank. Je neemt Rider en zijn vrouw te pakken, maar je hebt zijn kantoor niet doorzocht?’

Rayfields hand klemde zich vaster om de telefoonhoorn. ‘Vertel jij me dan maar eens precies wanneer ik dat had moeten doen. Als ik het had gedaan voor ik hem vermoordde, zou hij achterdochtig zijn geworden en er misschien vandoor zijn gegaan. Als we nu betrapt zouden worden terwijl we ermee bezig waren, zouden er vragen worden gesteld waarop ik geen antwoord heb.’

‘Maar je hebt me net gezegd dat ze het beschouwen als moord en zelfmoord. De politie gaat daar geen nader onderzoek naar instellen.’

‘Kan zijn.’

‘Dus je kunt zijn kantoor doorzoeken. Vanavond, bijvoorbeeld.’

‘Als de kust veilig is, zullen we het doen.’

‘Heb je de brief gevonden die Harms van het leger heeft gekregen?’

‘Nog niet...’ Hij zweeg omdat Tremaine zijn kantoor kwam binnenstuiven, wapperend met een vel papier. ‘Wacht even.’

Vic legde het papier voor Rayfield neer, die verbleekte toen hij het las. Hij keek op naar een grimmige Tremaine.

‘Waar heb je dit gevonden?’

‘Die klootzak had een van de beddenpoten uitgehold. Nogal slim,’ moest Tremaine met tegenzin toegeven.

Rayfield sprak in de telefoon. In beknopte zinnen bracht hij de inhoud van de brief over.

‘Was dit jouw werk, Frank?’

‘Hoor eens, als de man in het strafkamp was overleden, zoals we hadden gepland, zouden ze autopsie verricht hebben, waar of niet? Dit was de enige manier om dat hiaat op te vullen. Daar waren we het allemaal over eens.’

‘Jezus, Harms is niet doodgegaan. Waarom heb je het later niet uit het archief laten halen?’

‘Dat héb ik gedaan. Denk je niet dat het, als ik het niet had gedaan, tijdens het onderzoek zou zijn uitgekomen? Rider was niet dom, hij zou erop hebben gehamerd om het voor de verdediging te gebruiken.’

‘Als je het uit het archief hebt gehaald, waarom heeft het leger hem dan die brief gestuurd?’

‘Wie weet? Een of andere pennenlikker kan een vel papier hebben gevonden en het hebben teruggestopt, of, zoals ze het tegenwoordig doen, in de computer hebben opgeslagen. Wanneer je eenmaal in de officiële molen van het leger zit, weet je maar nooit wanneer iets weer boven kan komen, hoe hard je ook hebt geprobeerd om het te begraven. Het is verdomme de grootste bureaucratie ter wereld, je kunt niet overal op letten.’

‘Maar het was jouw taak er bovenop te zitten.’

‘Je hoeft mij niet te vertellen wat mijn taak is. Ik heb geprobeerd er bovenop te blijven zitten, maar het is niet zo dat ik het de laatste kwarteeuw elke dag kon controleren.’

De stem zuchtte. ‘Dus nu weten we wat Harms’ geheugen heeft wakker geschud.’

‘Elke strategie brengt risico’s met zich mee.’

‘Nou, misschien had Rider een kopie van die brief.’

‘Ik zou niet weten hoe Harms bij een kopieermachine had kunnen komen, en de brief zat niet bij het verzoek dat hij bij het Hof heeft ingediend, dat weten we zeker.’

‘We kunnen niet zeker weten dat hij hem er niet bij heeft gedaan. Dat is een reden temeer om vanavond naar Riders kantoor te gaan.’

Rayfield keek Tremaine aan en daarna zei hij in de telefoon: ‘Goed, we doen het vanavond. Snel en grondig.’

Vuil spel
titlepage.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_0.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_1.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_2.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_3.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_4.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_5.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_6.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_7.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_8.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_9.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_10.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_11.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_12.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_13.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_14.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_15.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_16.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_17.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_18.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_19.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_20.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_21.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_22.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_23.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_24.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_25.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_26.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_27.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_28.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_29.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_30.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_31.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_32.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_33.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_34.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_35.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_36.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_37.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_38.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_39.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_40.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_41.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_42.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_43.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_44.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_45.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_46.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_47.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_48.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_49.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_50.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_51.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_52.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_53.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_54.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_55.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_56.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_57.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_58.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_59.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_60.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_61.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_62.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_63.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_64.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_65.xhtml
David_Baldacci_-_Vuil_spel_split_66.xhtml