·54 ·
Caleb ging weer aan zijn bureau zitten maar het lukte hem niet zich op zijn werk te concentreren. Na een tijdje kwam Kevin Philips de leeszaal binnen en liep op zijn bureau af.
‘Caleb, kun je even meekomen?’ vroeg hij zacht.
Caleb stond op. ‘Ja, natuurlijk, Kevin. Wat is er aan de hand?’
Philips keek hem zorgelijk aan. ‘Er zijn hier een paar mensen van de politie die je willen spreken.’
Terwijl zijn geest koortsachtig alle mogelijke doemscenario’s doornam die de politie hiernaartoe gebracht konden hebben, kreeg Caleb het gevoel dat al zijn organen hun vitale functies staakten. Was dat rotwijf betrapt met een boek vlak onder haar kruis geplakt en had ze hem erbij gelapt? Had Jewell English doorgekregen wat er was gebeurd en aangifte gedaan van de diefstal van haar bril, en hem als verdachte genoemd? Zou hij, Caleb Shaw, nu op de elektrische stoel belanden?
‘Eh, Caleb, kom je dan even mee?’ zei Philips.
‘Wat zou de politie van me willen?’ mompelde hij. O, lieve god, laat het een gevangenis met een licht regime zijn.
Toen ze de leeszaal uit waren, droeg Philips hem over aan twee rechercheurs in slecht zittende pakken en emotieloze gezichten, en ging er toen als een haas vandoor. De twee mannen gingen Caleb voor naar een leeg kantoor. Met lood in zijn schoenen sjokte hij achter hen aan. Zijn mond voelde zo droog dat hij geen woord uit kon brengen.
De grootste van de twee politiemensen plofte met zijn billen op een bureau terwijl Caleb zo stijf als een plank tegen de muur geleund bleef staan wachten tot ze hem op zijn rechten zouden wijzen. Hij voelde het kille staal van de handboeien al om zijn polsen. Dit was het einde van zijn respectabele bestaan. Van bibliothecaris tot misdadiger: wat was hij snel en diep gevallen! De andere man haalde een stel sleutels uit zijn zak. ‘Deze zijn van DeHavens huis, meneer Shaw.’ Caleb stak een beverige hand uit en nam de sleutels in ontvangst. ‘Ze waren in het bezit van uw vriend Rueben Rhodes.’
‘Een vriend zou ik hem niet willen noemen,’ zei Caleb haastig. ‘Eerder een toevallige kennis.’
De twee rechercheurs keken elkaar even aan. ‘Hoe dan ook,’ zei de grootste van de twee, ‘hij is inmiddels onder persoonlijke borgtocht vrijgelaten.’
‘Wil dat zeggen dat hij niet langer als verdachte wordt beschouwd?’
‘Nee, dat niet, maar we hebben zijn verklaring nagetrokken, net als die van u, en voorlopig laten we het daarbij.’
Caleb tuurde naar de sleutels. ‘Mag ik het huis binnen of is dat verboden terrein?’
‘We zijn klaar met het sporenonderzoek, dus u kunt weer naar binnen. Maar, ik zeg het er maar even bij, u mag niet naar de zolder.’
‘Ik wil alleen zijn boekencollectie controleren. Ik ben zijn literair executeur.’
‘Dat hebben we van zijn advocaten gehoord, ja.’
Caleb keek om zich heen. ‘Dus ik kan gaan?’
‘Tenzij u ons nog iets te zeggen hebt?’
Caleb ontweek hun blik. ‘Eh, veel succes met het onderzoek?’
De man stond op en liep samen met zijn collega de kamer uit.
Caleb bleef alleen achter in het lege kantoor. Hij was licht in zijn hoofd van opluchting en kon nauwelijks geloven dat hij zoveel mazzel had gehad. Toen betrok zijn gezicht. Waarom hadden ze Rueben ineens laten gaan? En waarom hadden ze de sleutels van Jonathans huis aan hém gegeven? Was dit een valstrik? Stonden die twee hem op de gang op te wachten? Gingen ze hem alsnog arresteren en beweren dat hij die sleutels had gestolen of had geprobeerd te ontsnappen? Caleb wist dat dit soort praktijken voorkwamen. Hij had het vaak genoeg op televisie gezien.
Langzaam liep hij naar de deur en keek om de hoek. De gang was verlaten. Niets wees erop dat zich ergens een tot de tanden bewapend arrestatieteam verborgen hield. Caleb wachtte nog een paar minuten, maar er gebeurde niets. Hij besefte wat hij nu als eerste moest doen. Hij moest controleren of de geheime code in het Bay Psalm Book was aangebracht.
Hij ging vroeg weg en reed zo snel als hij kon naar het huis van DeHaven. Hij liep naar de kleine kluis achter het schilderij, toetste de code in en trok het deurtje open.
Het Bay Psalm Book was verdwenen.
Toen ze die avond bij Stone thuis zaten, was Rueben er ook. Nadat ze hun kameraad hadden gefeliciteerd met zijn vrijlating schreef Stone op een velletje papier dat hij liever niet hier wilde praten, en terwijl de anderen over ditjes en datjes kletsten, zette hij snel een paar instructies op papier.
Dertig minuten later liepen Caleb en Milton het huis uit. Twintig minuten daarna vertrokken Rueben en Annabelle. Een uur na zonsondergang ging het licht uit en nog eens een halfuur later kroop Stone op zijn buik door het hoge gras op het kerkhof. Hij verliet het terrein door een gat in het gaashek achter een grote stenen graftombe.
Hij ontmoette hij de anderen in een steegje in een oud deel van Georgetown. Hij deed een houten deur van het slot die achter een afvalcontainer was verborgen en wenkte dat ze verder moesten komen. Hij draaide de deur weer op slot en knipte de plafondlamp aan in de raamloze ruimte. Er stonden een paar gammele stoelen en houten kratten. Annabelle keek om zich heen in het klamme, smerige vertrek. ‘Gezellig hier. Is deze ruimte ook te huur voor feesten en partijen?’
‘Je verslag, graag,’ zei Stone.
Ze vertelde wat Caleb en zij die middag hadden ontdekt. Ze gaf de bril en het boek aan Stone, terwijl Caleb ongebruikelijk stil bleef. Stone zette de bril op en bladerde het boek even door. ‘Je hebt gelijk. Dit lijkt inderdaad een code.’
‘Wie zet er nou geheime codes in bibliotheekboeken?’ vroeg Annabelle.
Stone legde het boek neer en zette de bril af. Toen zette Milton de bril op en begon het boek door te lezen.
Rueben wreef over zijn kin. ‘Heeft dit te maken met de moord op Behan? Die zat in de wapenindustrie en had nauwe contacten met Defensie. In die sectoren barst het van de spionnen.’
Stone knikte. ‘Dat lijkt me niet onmogelijk, maar volgens mij is er meer aan de hand.’ Hij vertelde wat Milton en hij te weten waren gekomen in de Federalist Club en wat hun gesprek met Dennis Warren had opgeleverd.
‘Dus die Albert Trent is bij de commissie voor de Inlichtingendiensten gebleven,’ zei Annabelle. ‘Wat wil dat zeggen?’
‘Dat wil zeggen,’ zei Rueben, ‘dat hij toegang heeft tot geheimen die het verkopen waard zijn. Neem dat maar van mij aan. Toen ik bij de cia werkte, had ik regelmatig briefings op Capitol Hill. De leden van de commissie voor de Inlichtingendiensten en hun stafmedewerkers hadden allemaal toegang tot het meest geheime materiaal.’
‘Maar spionnen zijn erom berucht dat ze het Congres niet alles vertellen,’ zei Milton terwijl hij van het boek opkeek. ‘Zou Trent echt over zoveel waardevolle informatie beschikken?’
‘Vergeet niet,’ zei Stone, ‘dat Trent niet altijd stafmedewerker is geweest. Hij heeft ook bij de cia gewerkt.’
‘Dus hij kan daar nog contacten hebben,’ zei Rueben. ‘Christus, en ook bij de nsa , het nic en de rest van het rijtje. Misschien heeft die man wel een minisupermarkt voor spionage opgezet.’
‘Maar hoe kom je van een mol als Trent op geheime codes in zeldzame boeken?’ vroeg Annabelle. Ze ging verzitten op de gammele stoel en wreef even over de gevoelige plek in haar lies waar ze het plakband had losgetrokken.
‘Ik weet het niet,’ gaf Stone toe. ‘We moeten meer over die Jewell English te weten zien te komen. Als we haar zover krijgen dat ze doorslaat, kunnen we die codes traceren tot aan de bron. Ze zal inmiddels wel in de gaten hebben dat ze haar bril kwijt is.’
‘En hoe wilde je haar zover krijgen dat ze doorslaat?’ zei Rueben. ‘We kunnen haar moeilijk op een tafel vastbinden en net zolang op haar in beuken tot ze begint te praten.’
‘Maar we kunnen wel naar de fbi stappen, het boek en de bril laten zien en vertellen wat wij ervan denken,’ zei Stone. ‘Dan moet die het verder maar oplossen.’
‘Dat klinkt een stuk beter,’ zei Rueben. ‘Hoe meer afstand we van die lui houden, wie het ook mogen zijn, hoe beter.’
Stone keek eens naar Caleb, die de hele avond nog geen woord had gezegd en ontdaan in een hoekje zat.
‘Caleb, wat is er?’
De bibliothecaris zuchtte diep zonder de anderen aan te kijken.
‘Caleb,’ zei Annabelle bezorgd, ‘het spijt me dat ik vandaag zo tegen je ben uitgevallen. Je hebt het eigenlijk heel goed gedaan.’ Ze beet op haar lip na dat leugentje.
Hij schudde zijn hoofd. ‘Daar gaat het niet om. Je hebt gelijk. Ik ben een hopeloze knoeier als het om dit soort dingen gaat.’
‘Wat is er dan?’ vroeg Stone ongeduldig.
Hij haalde diep adem en keek op. ‘De politie is vandaag in de bibliotheek geweest om me de sleutels van Jonathans huis terug te geven. Ik ben meteen naar zijn verzameling gaan kijken.’ Hij zweeg en keek snel even naar Annabelle. Toen boog hij zich naar Stone toe en fluisterde in zijn oor: ‘Het Bay Psalm Book is verdwenen.’
Stone verstarde. Milton en Rueben keken Caleb strak aan. ‘Toch niet hét boek?’ vroeg Milton. Caleb knikte verslagen.
‘Hé,’ zei Annabelle, ‘als ik te veel ben, dan ben ik zo weg, hoor. Zoveel heb ik niet met boeken.’
‘Hoe kan het nou verdwenen zijn?’ zei Stone terwijl hij gebaarde dat ze moest blijven.
‘Dat weet ik niet. Je hebt een code nodig om de kluis en de safe open te krijgen. En geen van beide was opengebroken.’
‘Wie heeft die codes nog meer?’ vroeg Rueben.
‘Dat weet ik niet.’
‘Nou, in elk geval Jonathans advocaat,’ zei Stone. ‘Hij had de sleutels en de code van de kluis. Die code kan hij overgeschreven hebben voordat hij die aan jou gaf, en hij kan ook een kopie van de sleutel hebben laten maken.’
‘Ja, daar had ik nog niet aan gedacht. Maar de toegangscode van de safe had hij niet.’
‘Jij was er heel snel achter,’ zei Stone. ‘Misschien is het hem ook gelukt. Zo moeilijk was het niet. Als die advocaat Jonathan goed heeft gekend en hem weleens heeft bezocht in de leeszaal Zeldzame Boeken, dan kan hij die code ook makkelijk geraden hebben. Of misschien heeft Jonathan hem de code wel gegeven, maar heeft hij die om de een of andere reden niet aan jou verteld.’
‘Maar als die advocaat het boek wilde stelen, waarom heeft hij dat dan niet gedaan voordat ik van het bestaan af wist?’
Stone keek hem verbaasd aan. ‘Daar heb je gelijk in. Maar toch geloof ik niet dat dit iets met de moorden te maken heeft.’
Caleb kreunde. ‘Geweldig! Maar Vincent Pearl vermoordt míj als hij hierachter komt. Dit zou de kroon op zijn carrière zijn geworden. Hij gaat me er ongetwijfeld van beschuldigen dat ík het heb gestolen.’
‘Misschien heeft hij het zelf wel gestolen,’ zei Milton, die opkeek van het boek.
‘Hoe kan dat nou? Hij kon het huis niet in en de sleutels en de codes van de kluis en de safe had hij niet,’ zei Caleb. ‘En hij weet maar al te goed dat zo’n boek zonder eigendoms- en authenticiteitsbewijzen niet te verkopen valt. Hij zou er nooit een cent aan verdienen en er zelfs voor kunnen worden opgepakt.’
Ze zaten zwijgend voor zich uit te staren, totdat Rueben zei: ‘Het is heel erg dat het boek weg is, maar laten we het belangrijkste niet vergeten. Morgen gaan we naar de fbi . Dat is in elk geval iets.’
‘Hoe zit het met Jewell English?’ vroeg Milton.
Caleb ging rechtop zitten. Waarschijnlijk was hij opgelucht dat hij even niet aan het Bay Psalm Book hoefde te denken. ‘Als ze weer naar de bibliotheek komt, zeg ik wel dat ik zal kijken of haar bril bij Gevonden Voorwerpen ligt.’
‘Christus, als ze een spion is, dan is ze nu waarschijnlijk het land al uit,’ zei Rueben.
‘Misschien heeft ze nog niet gemerkt dat ze haar bril kwijt is,’ zei Stone. ‘Ze gebruikt hem waarschijnlijk alleen om die codeletters te kunnen zien. Dat zou betekenen dat ze die bril pas tevoorschijn wil halen als ze weer in de leeszaal zit.’
‘Als we die bril weer in haar tas weten te krijgen voordat ze in de gaten heeft dat hij weg is,’ merkte Caleb op, ‘dan krijgt ze misschien geen argwaan.’
‘We hebben die bril nodig als we naar de fbi stappen, maar als we uitleggen wat we van plan zijn, krijgen we misschien wel toestemming om haar die bril terug te bezorgen,’ zei Rueben. ‘Dan kan de fbi haar volgen, en als ze dan weer een geheime code ontvangt en die doorgeeft aan iemand anders, kan de fbi diegene gelijk oppakken.’
‘Een goed plan,’ zei Stone.
‘Eigenlijk niet,’ zei Milton. ‘We kunnen niet met dit boek naar de fbi stappen.’
Alle ogen waren nu op hem gericht. Terwijl ze zaten te praten, had hij het dunne boekje nog eens doorgelezen, waarbij hij de bladzijden steeds sneller had omgeslagen. Hij zette de bril af en hield het boek op.
‘En waarom niet?’ vroeg Caleb geërgerd.
Milton gaf hem de bril en het boek aan. ‘Kijk zelf maar.’ Caleb zette de bril op, sloeg een bladzijde om, en nog een, en nog een. Panisch bladerde hij het laatste deel van het boek door en sloeg het toen dicht. Er was een mengeling van ongeloof en woede van zijn gezicht te lezen.
‘Wat is er?’ vroeg Stone met samengeknepen ogen.
‘De gele letters zijn allemaal verdwenen,’ zei Caleb langzaam.