·30 ·

Nadat Annabelle een korte rondleiding door het huis had gekregen, stonden ze allemaal in de boekenkluis. De kleine safe achter het schilderij maakte Caleb niet open. Hij was niet van plan haar het Bay Psalm Book te laten zien. Toen ze de collectie had bekeken, liepen ze weer de trap op. Annabelle wandelde met meer belangstelling door de ruime kamers dan ze liet blijken.

‘Dus u bent hier al eerder geweest?’ vroeg Stone.

Ze keek hem uitdrukkingsloos aan. ‘Ik kan me niet herinneren dat ik daar iets over heb gezegd.’

‘Ik nam het aan omdat u wist dat Jonathan in Good Fellow Street woonde.’

‘Mensen moeten niet zo gauw iets aannemen.’ Ze bleef rondkijken. ‘Het huis is niet veel veranderd,’ zei ze, en daarmee had ze zijn vraag indirect beantwoord. ‘In elk geval heeft hij het lelijkste meubilair weggedaan. Na de dood van zijn moeder waarschijnlijk, want van haar had hij nooit toestemming gekregen.’

‘Waar hebt u Jonathan ontmoet?’ vroeg Caleb, maar ze gaf geen antwoord. ‘Hij zou uw naam genoemd kunnen hebben, maar ik weet niet hoe u heet,’ drong hij aan, wat hem een waarschuwende blik van Stone opleverde.

‘Susan Farmer. We hebben elkaar ontmoet in het westen.’

‘Bent u daar ook met hem getrouwd?’ vroeg Stone.

Hij was onder de indruk toen ze geen spier vertrok. Maar ze gaf ook geen antwoord.

Stone besloot zijn troefkaart uit te spelen en haalde de foto uit zijn zak. ‘We hebben gehoord dat Jonathan ooit getrouwd is geweest. Ik weet dat u het niet prettig vindt als mensen zomaar iets aannemen, maar uit de manier waarop u over zijn moeder spreekt, valt af te leiden dat zij op de scheiding heeft aangedrongen. Hij heeft deze foto bewaard. Die vertoont opmerkelijk veel gelijkenis met u.’

Hij zag dat haar hand een beetje trilde toen ze de foto aannam. ‘Jonathan was een aantrekkelijke man,’ zei ze weemoedig. ‘Lang, met dik bruin haar en ogen die je een prettig gevoel gaven.’

‘En ik kan met de hand op mijn hart verklaren dat u nog net zo mooi bent als toen,’ zei Rueben.

Annabelle leek hem niet gehoord te hebben en deed iets wat ze al heel lang niet had gedaan: ze glimlachte oprecht. ‘Die foto is genomen op onze huwelijksdag,’ zei ze. ‘Ik was niet in het wit, maar het had wel gekund. Het was mijn eerste huwelijk en ook mijn enige.’

‘Waar zijn jullie getrouwd?’ vroeg Caleb.

‘In Vegas, waar anders?’ zei ze zonder haar ogen van de foto af te wenden. ‘Jonathan was in de stad voor een conventie van boekverzamelaars. We leerden elkaar kennen, konden het goed met elkaar vinden en trouwden. Allemaal binnen een week. Ongewoon, ik weet het, en dat vond zijn moeder ook.’ Ze streek met haar vinger over Jonathans verstarde glimlach. ‘Maar we waren gelukkig. De eerste tijd wel in elk geval. We hebben zelfs een tijdje hier bij zijn ouders gewoond, totdat we een eigen huis hadden gevonden.’

‘Het is er groot genoeg voor,’ zei Caleb.

‘Gek, destijds leek het veel te klein,’ zei ze droogjes.

‘Was u ook in Vegas voor de conventie?’ vroeg Stone beleefd.

Ze gaf de foto aan hem terug. ‘Moet ik daar echt antwoord op geven?’

‘Mag ik dan vragen of u de afgelopen jaren contact met Jonathan hebt gehad?’

‘Waarom zou ik u dat vertellen?’

‘Dat is ook helemaal niet nodig,’ zei Rueben met een boze blik op Stone. ‘Dit wordt allemaal wel erg persoonlijk.’

Enigszins uit het veld geslagen zei Stone: ‘We proberen erachter te komen wat er met Jonathan is gebeurd en daar kunnen we alle hulp bij gebruiken.’

‘Zijn hart hield op met kloppen en toen was hij dood. Dat komt toch wel vaker voor?’

‘De patholoog-anatoom is er kennelijk niet in geslaagd de doodsoorzaak vast te stellen. En Jonathan had net een volledige check-up gehad in het Johns Hopkins. Hij heeft geen hartaanval gehad, en kennelijk ook niet iets wat erop leek.’

‘Bedoelt u dat iemand hem heeft vermoord? Wie zou zoiets doen? Hij was bibliothecaris.’

‘Ook bibliothecarissen kunnen vijanden maken,’ zei Caleb gepikeerd. ‘Ik heb een aantal collega’s die na een paar glazen wijn heel onaangenaam kunnen worden.’

Ze keek hem ongelovig aan. ‘Ja, dat geloof ik best, maar niemand pleegt een moord omdat hij een boete voor een te laat teruggebracht boek heeft gekregen.’

‘Ik zal u iets laten zien,’ zei Stone, en ze liepen naar de zolder.

‘Die telescoop staat op het huis hiernaast gericht.’

‘Ja,’ zei Rueben. ‘Op de slaapka...’

‘Sorry, Rueben, maar vind je het goed dat ik het even uitleg?’ zei Stone.

‘Ja, hoor,’ zei Rueben. ‘Leg jij dan maar uit, Oliv... Ik bedoel, Frank... Of was het Steve?’

‘Dank je wel, Rueben!’ snauwde Stone. ‘Zoals ik al zei, de telescoop staat op het huis hiernaast gericht. Daar woont de eigenaar van Paradigm Technologies, een van de grootste wapenfabrikanten van het land. Hij heet Cornelius Behan.’

‘Hij wordt graag CB genoemd,’ voegde Caleb eraantoe.

‘Zo, zo...’ zei Annabelle langzaam.

Stone richtte de telescoop op de zijkant van Behans huis, dat door een smalle strook gras van dat van DeHaven werd gescheiden. ‘Als ik het niet dacht.’ Hij wenkte Annabelle dat ze zijn plek moest innemen. Ze stelde de scherpte bij en zei: ‘Het is een kantoor of werkkamer.’

‘Ja.’

‘Denkt u dat Jonathan hem bespioneerde?’

‘Mogelijk. Of hij heeft per ongeluk iets gezien wat tot zijn dood heeft geleid.’

‘Dus die Cornelius Behan heeft Jonathan vermoord?’

Stone schudde zijn hoofd. ‘We hebben geen enkel bewijs, maar er zijn wel een paar vreemde dingen gebeurd.’

‘Zoals?’

Stone aarzelde. Hij was niet van plan haar over zijn ontvoering te vertellen. ‘Laten we het er maar op houden dat er aanleiding is voor een onderzoek. Dat heeft Jonathan DeHaven wel verdiend.’

Annabelle nam hem even aandachtig op en keek toen nog eens door de telescoop. ‘Vertel eens wat meer over die CB.’

Stone informeerde haar over de militaire contracten die Behan onder het vorige bewind binnen had weten te halen. Vervolgens vertelde hij over de moord op Bob Bradley, de voorzitter van het Huis van Afgevaardigden. ‘Bradleys voorganger is veroordeeld wegens onethische praktijken, dus het is niet zo vergezocht om te denken dat Behan hem heeft omgekocht. Toen Bradley de bezem door het systeem wilde halen, had Behan wel het een en ander te verbergen. En daarom moest Bradley sterven.’

‘Dus u denkt dat Jonathan op die samenzwering is gestuit en werd vermoord om te voorkomen dat hij het verder zou vertellen?’

‘Twee onopgeloste sterfgevallen van overheidsmedewerkers, met Cornelius Behan als gemeenschappelijke factor.’

‘En Behan was vandaag bij de begrafenis,’ zei Caleb.

‘Hoe zag hij eruit?’ vroeg Annabelle scherp.

‘Een kleine man met rood haar...’

‘En een veel te hoge dunk van zichzelf,’ vulde Annabelle aan. ‘Dat was die man met die lange blonde vrouw die zo duidelijk van hem walgt.’

Er verscheen een geïmponeerde indruk op Stones gezicht. ‘U weet mensen snel in te schatten.’

‘Een heel nuttige eigenschap. Oké, wat is onze volgende stap?’

‘Onze volgende stap?’ zei Stone verbaasd.

‘Als je me nu snel de informatie geeft die je hebt achtergehouden, dan komen we misschien nog ergens.’

‘Mevrouw Farmer...’ zei Stone.

‘Zeg maar Susan.’

‘Ik dacht dat je niet lang in de stad zou blijven?’

‘Ik ben van plan veranderd.’

‘Mag ik vragen waarom?’

‘Ja, dat mag. Zullen we morgen afspreken?’

‘Absoluut,’ zei Rueben. ‘En als je soms een slaapplaats nodig hebt?’

‘Nee,’ zei ze.

‘We kunnen bij mij thuis afspreken,’ zei Stone.

‘Waar is dat?’ vroeg ze.

‘Op een kerkhof,’ zei Milton behulpzaam.

Annabelle vertrok geen spier.

Stone schreef het adres op en gaf er een routebeschrijving bij. Toen ze het van hem aannam, struikelde ze en viel tegen hem aan, zodat ze zich aan zijn jasje moest vastgrijpen om niet te vallen.

‘Sorry,’ zei ze, terwijl haar hand zich om de foto in de zak van zijn jasje sloot. En toen gebeurde er iets wat haar nooit eerder was overkomen. Stone klemde zijn hand om haar pols.

‘Je had er ook gewoon om kunnen vragen,’ zei hij zo zacht dat alleen zij het kon horen. Hij liet haar pols los. Terwijl ze verbaasd naar Stones grimmige gezicht keek, liet ze de foto in haar zak glijden. Ze keek de anderen vriendelijk aan en zei: ‘Tot morgen dan maar.’

Rueben pakte haar hand vast en gaf haar een handkus. ‘Het was me een waar genoegen, Susan.’

Ze grijnsde. ‘Dank je wel, Rueben. O, ik kan je aanraden de telescoop nu even op Behans slaapkamer te richten. Ik heb de indruk dat het er heet aan toe gaat.’

Rueben draaide zich razendsnel om. ‘Waarom heb je daar niks van gezegd, Oliver!’

Annabelle keek naar Stones geërgerde gezicht. ‘Geeft niet, Oliver. Ik heet ook geen Susan. Had je niet gedacht, hè?’

Even later hoorden ze de voordeur dichtslaan. Rueben stond alweer voor de telescoop. ‘Verdomme, ze zijn weg.’ Hij draaide zich om naar Stone en zei eerbiedig: ‘God, wat een vrouw.’

Inderdaad, dacht Stone. Wat een vrouw.

Annabelle stapte in haar auto, startte en wreef over haar pols die ‘Oliver Stone’ had beetgegrepen. Hij had haar betrapt terwijl ze zijn zak rolde. Zelfs als kind, toen haar vader haar op de toeristen in Los Angeles afstuurde, was ze nooit betrapt. Het zou morgen weleens een interessante dag kunnen worden.

Ze haalde de foto uit haar zak. Niet te geloven dat één enkel kiekje zoveel herinneringen kon oproepen. Dat jaar was het mooiste van haar leven geweest. Ze had een man ontmoet die verliefd op haar was geworden. Hij had geen heimelijke bedoelingen, geen verborgen agenda, en hij probeerde haar niet te manipuleren. Hij was gewoon verliefd op haar geworden. Een boekenwurm en een oplichtster. Een onwaarschijnlijk paar, en de kans dat ze bij elkaar zouden blijven was niet groot. Ze wist maar al te goed dat je nooit moest gokken als de kansen niet gunstig waren. Dat was iets voor sukkels.

Ze keek op naar het grote oude huis. Daar had ze met Jonathan en hun kinderen kunnen wonen. Wie zou het zeggen? Misschien was het maar goed dat het anders gelopen was. Ze zou vast geen goede moeder zijn geweest.

Ze dacht weer aan dringender zaken. Over twee dagen zou Jerry Bagger, de menselijke vulkaan, tot uitbarsting komen. Ze wist dat ze het land beter zo snel mogelijk kon verlaten, ongeacht wat ze net tegen de anderen had gezegd. Ze had niet lang nodig om tot een besluit te komen. Ze zou hier blijven totdat het onderzoek was afgerond. Dat was ze aan Jonathan verschuldigd en misschien ook aan zichzelf.

De verzamelaars
titlepage.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_0.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_1.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_2.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_3.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_4.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_5.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_6.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_7.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_8.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_9.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_10.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_11.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_12.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_13.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_14.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_15.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_16.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_17.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_18.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_19.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_20.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_21.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_22.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_23.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_24.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_25.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_26.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_27.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_28.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_29.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_30.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_31.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_32.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_33.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_34.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_35.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_36.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_37.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_38.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_39.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_40.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_41.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_42.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_43.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_44.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_45.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_46.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_47.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_48.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_49.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_50.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_51.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_52.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_53.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_54.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_55.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_56.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_57.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_58.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_59.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_60.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_61.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_62.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_63.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_64.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_65.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_66.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_67.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_68.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_69.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_70.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_71.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_72.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_73.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_74.xhtml