·46 ·

Het kostte Stone enige moeite, maar uiteindelijk wist hij zijn schaduwen van zich af te schudden. Daarna ging hij naar een leegstaand huis niet ver van de begraafplaats dat hij als onderduikadres gebruikte. Daar kleedde hij zich om en wandelde toen naar Good Fellow Street. Hij liep langs het huis van DeHaven. Voor het huis van Behan stond een legertje verslaggevers te wachten tot de onfortuinlijke en diep vernederde weduwe zich zou vertonen. In het zwaargehavende huis aan de overkant was geen mens te bekennen.

Op de hoek van de straat bleef hij staan en deed alsof hij op een kaart keek, terwijl tegelijkertijd een verhuiswagen voor Behans huis tot stilstand kwam. Er stapten twee stevig gebouwde mannen uit. Toen het dienstmeisje opendeed, spitsten de verslaggevers hun oren en keken reikhalzend naar binnen. De twee verhuizers liepen het huis in en kwamen een paar minuten later weer naar buiten met een grote houten kist. Hoewel ze er allebei sterk uitzagen, hadden ze duidelijk moeite met het gewicht. Stone wist wat de verslaggevers dachten: mevrouw Behan had zich in die kist verstopt om aan de media te ontkomen. Wat een primeur zou dat zijn!

De mobieltjes kwamen tevoorschijn en de journalisten renden naar hun auto om achter de verhuiswagen aan te rijden. Twee auto’s die aan de achterkant van het huis hadden gestaan, kwamen ook snel aangereden. Er bleven een paar verslaggevers achter die vermoedden dat het een list was. Ze deden alsof ze de straat uit liepen, maar bleven staan zodra ze uit het zicht van Behans huis waren. Een minuut later ging de voordeur weer open en verscheen een vrouw in diensteruniform en met een grote, breedgerande hoed op. Ze verdween snel in een auto en reed weg.

Ook nu weer kon Stone de collectieve gedachten van het journaille lezen. Dat gedoe met die verhuiswagen was een afleidingsmanoeuvre en de vrouw des huizes had zich als dienstmeisje vermomd. De achtergebleven verslaggevers renden naar hun auto en reden erachteraan. Twee andere verslaggevers kwamen een zijstraat uit rennen. Ongetwijfeld waren ze gewaarschuwd door hun collega’s.

Stone liep de hoek om naar de steeg achter het huis van Behan en ging achter een heg staan. Enkele minuten later kwam Marilyn Behan aangelopen. Ze droeg een pantalon, een lange zwarte jas en een hoed met brede rand die ze diep over haar ogen had getrokken. Toen ze het eind van de steeg had bereikt, keek ze behoedzaam om zich heen.

Stone kwam achter de heg vandaan. ‘Mevrouw Behan?’

Ze maakte een schrikachtige beweging en keek snel achterom.

‘Wat moet je?’ snauwde ze. ‘Ben je journalist?’

‘Nee, ik ben een vriend van Caleb Shaw. Hij werkt in de Congresbibliotheek. We hebben elkaar ontmoet bij de begrafenis van Jonathan DeHaven.’

Ze leek haar best te doen hem zich weer voor de geest te halen. Haar manier van doen wekte de indruk dat ze onder invloed was. Ze rook echter niet naar drank. Drugs misschien?

‘O, ja, nou weet ik het weer.’ Ze kreeg een hoestbui en zocht in haar tasje naar een zakdoek.

‘Ik wilde u mijn deelneming betuigen,’ zei Stone, en hij hoopte maar dat de vrouw zich niet zou herinneren dat Rueben, die van de moord op haar echtgenoot werd verdacht, ook deel van hun groepje had uitgemaakt.

‘Dank u wel.’ Ze keek weer over haar schouder. ‘Dit hele gedoe moet wel een beetje vreemd overkomen.’

‘Ik heb de verslaggevers gezien, mevrouw Behan. Dit moet echt een nachtmerrie voor u zijn. Maar u hebt ze om de tuin weten te leiden, en dat is niet eenvoudig.’

‘Als je met een heel rijke man bent getrouwd die ook nog eens een omstreden figuur is, dan leer je wel hoe je uit de buurt van de media moet blijven.’

‘Kan ik u een paar minuten spreken? Misschien kunnen we een kop koffie gaan drinken?’

‘Ik weet het niet. Dit is een moeilijke tijd voor me.’ Met een verwrongen gezicht voegde ze eraantoe: ‘Ik heb net mijn man verloren, verdomme!’

Stone liet zich niet van de wijs brengen. ‘Dit heeft met de dood van uw man te maken. Ik wil u iets vragen over wat hij tijdens de begrafenis heeft gezegd.’

Haar gezicht verstrakte. ‘Wat weet u over zijn dood?’ vroeg ze.

‘Veel minder dan ik zou willen. Maar ik denk dat er verband bestaat tussen de moord op uw man en de dood van Jonathan DeHaven. Het is toch wel toevallig dat twee mensen die pal naast elkaar wonen kort na elkaar onder zulke... ongebruikelijke omstandigheden aan hun eind komen.’

Plotseling verscheen er een berekenende blik in haar ogen. ‘U denkt zeker ook niet dat DeHaven een hartaanval heeft gehad, hè?’

Ook niet? ‘Mevrouw DeHaven, kunt u een paar minuten voor me vrijmaken? Alstublieft, het is belangrijk.’

Ze gingen koffiedrinken bij een delicatessenwinkel niet ver daarvandaan. Toen ze aan een tafeltje achterin zaten, zei Stone zonder omhaal: ‘Volgens mij heeft uw man u iets verteld over DeHavens dood.’

Ze nam een slokje koffie, trok haar hoed nog dieper over haar ogen en zei zacht: ‘Neemt u maar van mij aan dat CB niet geloofde dat Jonathan een hartaanval had gehad.’

‘Waarom niet? Wat wist hij ervan?’

‘Dat weet ik niet. Hij heeft me er eigenlijk nooit rechtstreeks iets over verteld.’

‘Hoe weet u dan dat hij twijfelde aan de doodsoorzaak?’

Marilyn Behan aarzelde. ‘Ik weet eigenlijk niet waarom ik u dat zou vertellen.’

‘Ik zal eerlijk tegen u zijn in de hoop dat u het dan ook tegen mij bent.’ Hij vertelde haar waarom Rueben in Jonathans huis was geweest, al was hij wel zo tactvol om niet over de telescoop te beginnen. ‘Rueben heeft uw man niet vermoord, mevrouw Behan. Hij was daar alleen maar omdat ik hem opdracht heb gegeven de straat te observeren. Er gebeuren merkwaardige dingen in Good Fellow Street.’

‘Zoals?’

‘Zoals de man in het huis aan de overkant van de straat.’

‘Daar weet ik niets van,’ zei ze zenuwachtig. ‘En CB heeft daar ook nooit iets over gezegd. Ik weet dat hij het gevoel had dat hij werd bespioneerd. Misschien probeerde de fbi wel iets belastends over hem te weten te komen. Dat is best mogelijk. Hij heeft de afgelopen jaren een hoop vijanden gemaakt.’

‘U zei dat hij nooit rechtstreeks iets tegen u heeft gezegd over Jonathans dood, maar bij de begrafenis leek hij toch graag van ons te willen horen dat Jonathan inderdaad aan een hartaanval was overleden. Hij zei dat lijkschouwingen soms onjuiste resultaten opleveren.’

Ze zette haar kopje neer en wreef nerveus over de rode lippenstift op de rand. ‘Ik heb CB een keer horen telefoneren. Ik luisterde hem niet af,’ voegde ze er snel aan toe. ‘Ik wilde een boek halen. Hij zat in de bibliotheek te bellen en de deur stond halfopen.’

‘Ik weet zeker dat u het niet met opzet hebt gedaan,’ zei Stone.

‘Nou, hij vertelde iemand dat hij te weten was gekomen dat DeHaven kortgeleden een check-up had gehad in het Johns Hopkins, en dat hij in uitstekende conditie verkeerde. En toen zei hij dat hij via zijn contacten bij de politie van Washington te weten was gekomen dat ze daar helemaal niet blij waren met wat er in het autopsierapport stond. Het klopte gewoon niet. Hij klonk ongerust en zei dat hij een nader onderzoek wilde instellen.’

‘En heeft hij dat ook gedaan?’

‘Dat weet ik niet. Meestal vroeg ik nooit waar hij heen ging. Ik had haast omdat ik het vliegtuig naar New York moest halen, maar omdat hij zo bezorgd keek, vroeg ik of er iets mis was. Ik wist trouwens niet eens dat dat klotebedrijf ook al van hem was.’

‘Bedrijf? Welk bedrijf?’

‘Fire Control heet het, geloof ik. Zoiets in elk geval.’

‘Hij is naar Fire Control gegaan?’

‘Ja.’

‘Heeft hij u ook verteld waarom?’

‘Hij zei alleen dat hij iets wilde natrekken. O, en hij zei ook iets over de Congresbibliotheek, of in elk geval over de plek waar Jonathan werkte. Het ging erom dat dat bedrijf van hem de brandbeveiliging daar regelde en zo. En dat hij te horen had gekregen dat daar kort voor Jonathans dood een paar gascontainers waren weggehaald. En hij vertelde dat er een fout was gemaakt bij de voorraadadministratie.’

‘Weet u of hij iets heeft gevonden?’

‘Nee. Zoals ik al zei, ben ik naar New York gegaan. Toen ik hem belde en hij er niets over zei, heb ik er ook niet meer aan gedacht.’

‘Klonk hij uit zijn doen toen u hem aan de lijn had?’

‘Nee. Hij klonk heel gewoon.’ Na een korte stilte voegde ze eraantoe: ‘O, hij zei dat hij de leidingen in ons huis ging controleren.’

‘De leidingen? Welke leidingen?’

‘Ik dacht dat hij het over de gasleidingen had. Als daar een lek in komt, kan de boel ontploffen.’

Zoals bij Bob Bradley thuis, dacht Stone, maar toen kwam er een andere gedachte bij hem op.

‘Mevrouw Behan, hebt u thuis een sprinklerinstallatie?’

‘O, nee. We hebben een grote kunstverzameling, dus we gaan niet met water spuiten. Maar CB was wel bang voor brand. Ik bedoel, kijk maar wat er aan de overkant is gebeurd. Hij heeft een andere brandblusinstallatie laten installeren, een die niet met water werkt. Ik weet niet hoe het precies zit.’

‘Ik wel.’

‘Dus u denkt dat Jonathans moordenaar ook degene is die CB heeft vermoord?’

Stone knikte. ‘Ja. En als ik u was, dan zou ik maar in een van zijn andere huizen gaan wonen, liefst zo ver mogelijk hiervandaan.’

‘Denkt u dat ik in gevaar ben?’ vroeg ze met wijd opengesperde ogen.

‘Ik denk dat iedereen in Good Fellow Street weleens in gevaar zou kunnen zijn.’

‘Dan ga ik terug naar New York. Vanmiddag nog.’

‘Dat lijkt me heel verstandig.’

‘Ik hoop dat de politie er geen bezwaar tegen zal hebben. Ik heb mijn paspoort moeten inleveren. Misschien ben ik wel een verdachte. Per slot van rekening ben ik de echtgenote. Ik heb een ijzersterk alibi, maar ik had natuurlijk iemand kunnen inhuren om hem te vermoorden terwijl ik in New York zat.’

‘Dat is wel eerder gedaan,’ gaf Stone toe.

Een paar minuten zaten ze zwijgend tegenover elkaar. ‘Weet u, CB hield echt van me.’

‘Dat neem ik direct aan,’ zei Stone beleefd.

‘Nee, ik weet wat u denkt, maar hij hield écht van me. Die andere vrouwen betekenden niets voor hem. Ze kwamen en gingen, maar ik had met hem voor het altaar gestaan. En hij heeft alles aan mij nagelaten.’ Ze nam nog een slokje koffie. ‘Het is merkwaardig, weet u. Hoewel hij een fortuin heeft verdiend met de fabricage van oorlogstuig had hij een enorme hekel aan vuurwapens. Hij heeft zelf nooit een wapen in huis gehad. Hij is opgeleid tot ingenieur. Hij was briljant en hij werkte harder dan wie dan ook.’ Ze zweeg even. ‘Hij hield van me. Dat weet een vrouw gewoon. En ik hield van hem. Met al zijn fouten. Ik kan nog steeds niet geloven dat hij er niet meer is. Een deel van mij is samen met hem gestorven.’ Ze pinkte een traan weg.

‘Mevrouw Behan, waarom zit u nou te liegen?’

‘Wat?’

‘Waarom zit u mij voor te liegen? U kent me niet eens, dus vanwaar al die moeite?’

‘Waar hebt u het over? Ik lieg niet. Ik hield écht van hem.’

‘Waarom hebt u dan een privédetective ingehuurd om vanaf de overkant uw huis in de gaten te houden en foto’s te maken van de vrouwen met wie uw man het bed indook?’

‘Hoe dúrft u! Daar had ik niets mee te maken. Ik heb u al gezegd dat CB waarschijnlijk in de gaten werd gehouden door de fbi .’

‘Nee, de fbi zou zo slim zijn geweest een heel team in dat huis te stationeren. Op zijn minst een man en een vrouw, zodat het eruitzag alsof dat huis normaal werd bewoond. Ze zouden zo nu en dan het vuilnis buiten hebben gezet en andere doodgewone klusjes hebben gedaan. En waarom zouden ze uw huis in de gaten houden? Vanwege de mensen die uw man thuis uitnodigde? Zelfs het budget van de fbi is niet zo groot dat ze alles in de gaten kunnen houden.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik hoop niet dat u die firma veel geld hebt betaald, want dat waren ze echt niet waard.’

Ze kwam half overeind uit haar stoel. ‘Klootzak!’

‘U had ook gewoon van hem kunnen scheiden. Dan had u de helft van zijn vermogen gekregen en was u weer een vrij mens geweest.’

‘Nadat hij me zo vernederd heeft? Nadat hij al die hoeren door míjn huis heeft laten paraderen? Ik wilde hem laten lijden. Het is waar. Ik heb een privédetective in dat huis gezet. En wat dan nog? Met de foto’s die hij had genomen van mijn man en die goedkope snollen zou ik CB flink laten bloeden, zodat hij al zijn bezittingen aan mij zou overdragen. Anders had ik het allemaal aan de grote klok gehangen, en neemt u maar van mij aan dat de federale overheid het helemaal niet prettig vindt dat zijn wapenleveranciers in compromitterende situaties worden gesignaleerd. CB had toegang tot topgeheime informatie, en die had hij echt niet gekregen als de overheid had geweten dat hij zo chantabel was. En als hij alles op mijn naam had gezet, zou ik hem gedumpt hebben. Hij was niet de enige die vreemdging. Ik heb ook minnaars gehad en met een van hen ga ik de rest van mijn leven doorbrengen. Maar nu heb ik alles gekregen zonder dat ik hem heb hoeven chanteren. Het is de perfecte wraakneming.’

‘Misschien kunt u beter niet zo hard praten. Zoals u net zelf hebt gezegd, beschouwt de politie u ongetwijfeld als verdachte. En het is niet slim om ze onnodige munitie te geven.’

Marilyn Behan keek om zich heen en zag dat de andere bezoekers haar aanstaarden. Ze trok wit weg en liet zich weer op haar stoel zakken.

Nu stond Stone op. ‘Bedankt voor het gesprekje. Het heeft me heel nuttige informatie opgeleverd.’ En met een uitgestreken gezicht voegde hij eraantoe: ‘En nogmaals mijn oprechte deelneming.’

‘Loop naar de hel,’ siste ze.

‘Misschien komen we elkaar daar nog tegen.’

De verzamelaars
titlepage.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_0.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_1.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_2.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_3.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_4.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_5.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_6.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_7.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_8.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_9.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_10.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_11.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_12.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_13.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_14.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_15.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_16.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_17.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_18.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_19.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_20.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_21.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_22.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_23.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_24.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_25.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_26.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_27.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_28.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_29.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_30.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_31.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_32.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_33.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_34.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_35.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_36.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_37.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_38.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_39.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_40.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_41.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_42.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_43.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_44.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_45.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_46.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_47.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_48.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_49.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_50.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_51.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_52.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_53.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_54.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_55.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_56.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_57.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_58.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_59.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_60.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_61.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_62.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_63.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_64.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_65.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_66.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_67.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_68.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_69.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_70.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_71.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_72.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_73.xhtml
opmaak_de_verzamelaars_split_74.xhtml