Dokter Babeleba

Ik had een hoestbui.

‘Ben je verkouden?’ vroeg mijn collega en, zonder op het antwoord te wachten: ‘dan moet je multivitamines nemen.’

‘En stomen,’ voegde een andere collega toe, ‘met poho-olie.’

‘Poho-olie is niet goed,’ wist weer een derde, ‘daar zit eucalyptus in, daar verlam je de trilhaartjes van de luchtwegen mee. Je kunt veel beter met kamille stomen. En de kaakholten spoelen met licht gezouten water.’

Mijn moeder had vroeger een woord voor dergelijke zelfbenoemde artsen: dokter Babeleba. De raad die dokter Babeleba gaf, volgde zij niet op.

Ik luister juist wel naar die voorschriften, want de moderne dokter Babeleba heeft flink gestudeerd.

Er bestaan tientallen tijdschriften over gezondheid waarin aandoeningen worden beschreven en wat je er zoal aan kunt doen om ze te voorkomen of verhelpen. Kranten hebben een dokterscolumn, damesbladen staan vol medische informatie en op de televisie is iedere week wel een programma waarin een chirurg voor de camera staat te opereren. Vroeger kon ik daar niet tegen. Ik werd wee als ik ingewanden zag bewegen in een geopende buikholte. Maar ik heb inmiddels geleerd de mens op de operatietafel weg te denken en alleen het werkgebied te zien. Aha, daar zit de lever, kijk, daar heb je de baarmoeder!

Artsen zijn doorgaans niet blij met het leger amateur-collega’s dat meemarcheert in de gezondheidszorg. Dokter Babeleba verplaatst zich behalve in de rol van dokter nogal gemakkelijk in die van zieke en hij schijnt niet zo’n plezierige patiënt te zijn. Hij komt de spreekkamer van de huisarts binnen en begint een collegiaal overleg, met als slotsom dat hij graag een verwijsbrief wil voor de specialist. Hij bederft het plezier van het spreekuur. Vroeger luisterde de dokter – door zijn kennis hoog boven de patiënt verheven – naar de klacht, mompelde wat dokterslatijn voor zich uit en schreef een onleesbaar recept. De patiënt bracht het naar de apotheek en kreeg in ruil een doosje tabletten mee waar de apotheker de bijsluiter uit had verwijderd. Het ging de zieke niets aan van welke bestanddelen hij beter werd. Als hij zijn mond opendeed, was dat om te slikken, niet om zijn mening te geven.

Die tijd is voorbij. De gezondheidszorg is gedemocratiseerd en iedereen mag meepraten.

Het is niet zozeer wetenschappelijke interesse, die dokter Babeleba drijft. Hij wil vooral leren hoe hij zijn eigen lichaam gezond, strak en onsterfelijk kan maken. Dat begrijp ik wel. Ik ga ook drie keer per week naar de sportschool. Ik zeg altijd dat ik het doe omdat ik hoop dat ik later een vitale bejaarde zal worden, maar eigenlijk is dat onzin. Ik wil helemaal geen bejaarde worden, tenminste niet zichtbaar voor anderen. Als ik nu goed mijn best doe, gaat de aftakeling misschien aan mij voorbij, denk ik heimelijk en als ik mijn leeftijdgenoten zie tuchten op de fitnessclub, weet ik, dat ik niet de enige ben die daarin gelooft.

Het personeel van de sportschool doet er ook alles aan om de illusie in stand te houden. Zo worden wij allemaal met jij aangesproken, of we nu dertig zijn of zestig. Dat is opzettelijk, denk ik.

Ik hoorde van een man dat hij zich een ongeluk was geschrokken, toen zijn mondhygiëniste u tegen hem had gezegd. Hij is achtenveertig en dat meisje is in de twintig. Hij had er niet bij stilgestaan dat hij haar vader had kunnen zijn.

‘Ik voel me geen achtenveertig,’ zei de man, ‘ik houd mijn lichaam goed in stand. Ik eet geen verkeerde dingen, geen snoep, geen vet. Ik drink matig.’

Ik vertelde hem wat ik laatst heb gelezen in een van de gezondheidstijdschriften. Vet schijnt helemaal niet zo slecht te zijn, vooral niet als de onverzadigde vetzuren omega-6 in de juiste verhouding staan tot die van het omega-3-type. Het zijn tegenwoordig weer de koolhydraten die de schuld krijgen.

Hij knikte. ‘Ik slik al jaren omega-6 en -3. Dat is juist gezonde olie.’

Ik heb bij vlagen ook vitamines geslikt, maar ik ben er weer mee opgehouden. Ik vond het te lastig om iedere dag pillen in te nemen.

Deze man vindt dat juist fijn. Hij heeft een tomeloze slikdrift. Op zijn wastafel staan drie soorten hoofdpijnpilletjes, een heel alfabet aan vitamines, anti-oxidanten en een goedje voor haren, nagels en nog iets waar ik zo gauw niet op kan komen en tabletten tegen pijnlijke gewrichten. Die helpen niet, zegt hij, maar hij neemt ze toch maar in.

Ik heb altijd veel belangstelling voor wat andere mensen slikken. Wanneer iemand een doosje medicijnen te voorschijn haalt, vraag ik of ik de bijsluiter mag lezen. Ik onthoud de merken en soms de doseringen en ik verdiep me in de bijwerkingen. Van de meeste pillen kun je misselijk worden, een beetje duizelig of suf, maar soms zijn de bijwerkingen bepaald angstaanjagend. Huiduitslag, jeuk, spierzwakte, zweetaanvallen kun je krijgen, impotentie, haaruitval en diarree. Jesses, denk ik als ik die opsomming zie, van die troep word je nog zieker dan je al was! Dat is een vergissing die wel meer mensen schijnen te maken. Ze denken dat alle bijwerkingen van een middel inderdaad zullen optreden en besluiten de pillen maar in de verpakking te laten.

‘Als ik het doosje zie, ben ik al genezen!’ roept mijn buurman altijd. We praten geregeld over medische kwesties. Hij is ook een dokter Babeleba. Hij voelt altijd van alles aan zijn lichaam en zoekt dan op internet naar een diagnose. Als hij iets heeft gevonden dat erop lijkt, gaat hij naar de dokter, dezelfde huisarts als die van mij, en slaat hij haar met zijn bevindingen om de oren.

Het zijn vooral huisartsen die tegenover collega Babeleba komen te staan. Een anesthesist heeft nergens last van en een chirurg ook niet.

Ik had een paar jaar geleden een ontsierende knobbel op mijn voet die ik wilde laten verwijderen. Ik vroeg aan de orthopeed hoe de operatie zou worden uitgevoerd. ‘Ik heb in de gezondheidsbijlage van de krant gelezen…’ begon ik.

Hij keek mij geringschattend aan, pakte een kunststof model van de voet en gaf vervolgens een vlammend college over de hallux valgus. Ik kon hem onmogelijk volgen en overwoog nog een vraag te stellen, maar hij schoof resoluut zijn stoel achteruit. ‘Ik zie u op de operatietafel.’

‘Ja dokter,’ antwoordde ik gedwee en ik zei ook nog: ‘Dank u wel dokter’ en ‘Dag dokter’.