Wat anders
Mijn vader had een hekel aan hortensia’s. Omdat ik alles geloofde wat hij zei, dacht ik jarenlang dat de hortensia’s het er wel naar gemaakt zouden hebben. Tot ik op een dag van mijn verloofde een prachtige grijsblauwe hortensia kreeg.
‘Wat een mooie plant!’ riep ik uit, ‘hoe heet ie?’
Verbaasd luisterde ik naar het antwoord.
Ik kom uit een bloemloos gezin. Mijn vader vond bloemen burgerlijk en mijn moeder had een hekel aan de verzorging. Bloemen moeten geregeld schoon water hebben en daar had ze geen zin in. Ze vond één keer een vaas vullen wel genoeg.
Mensen die bij ons op visite kwamen kregen ook maar één kopje koffie. Dat was geen vers gezette filterkoffie, maar Nescafé, oploskoffie. Bezoek moest niet in gezelligheid ontaarden, daar hield mijn moeder niet van.
Geen bezoek, geen bloemen was het refrein van haar leven. Bij haar dood ging ze nog een stapje verder: geen uitvaart.
‘Denk erom,’ zei ze, toen ze op sterven lag, ‘ik wil niks. Geen begrafenis, geen crematie, geen mensen.’
‘Maar je moet toch wát?’ antwoordden wij onthutst. ‘We kunnen je moeilijk aan een destructiebedrijf aanbieden.’
‘Ik wil niet dat er een bijeenkomst aan te pas komt,’ zei ze, ‘ik ga gewoon dood en dat is dat.’
Met kamerplanten was ze lang niet zo resoluut als het om de dood ging. Van planten hield ze wel. Ze verzorgde ze met grote vasthoudendheid. Ze konden maanden staan zieltogen voor ze eindelijk hun overlijden vaststelde.
Bij ons thuis stond een ficus in de kamer die jarenlang maar één blad had, maar mijn moeder gooide hem niet weg. ‘Hij doet het nog best,’ vond ze.
Het heeft lang geduurd voor ik mij kon losmaken van de lessen uit mijn jeugd. Ik heb in de vierentwintig jaar dat ik op mijn vorige adres woonde nooit een boeket op tafel neergezet. Wanneer ik bloemen kreeg, stond ik er met gefronste wenkbrauwen naar te kijken, alsof iemand me een moeilijk opvoedbaar huisdier cadeau had gedaan. Soms gaf ik ze weer weg, als het bezoek was vertrokken, aan de bovenburen of aan een voorbijganger. Voor andere mensen bracht ik ook nooit een bosje bloemen mee. Ik kocht liever een ananas of een blikje thee bij wijze van relatiegeschenk.
Toen ik verhuisde, nam ik mij voor daar verandering in te brengen, maar het lukte niet. Telkens wanneer ik van plan was bloemen te kopen, vergat ik het of had ik te veel boodschappen in mijn tas om ook nog met tulpen of rozen te sjouwen.
Maar als iemand tegenwoordig een boeket voor mij meebrengt, ben ik er blij mee en zelf geef ik er soms ook een, al voel ik mij in de bloemenwinkel als de dochter van geheelonthouders bij de slijter.
Misschien ben ik niet de enige die aarzelt voor hij bloemen koopt. Jaren geleden lanceerde de detailhandel een reclamecampagne om klanten aan te moedigen over hun schroom heen te stappen. Het was een tekening van een bos breed lachende dahlia’s met daaronder de tekst: Bloemen Houden Van Mensen!
Ik vond het altijd een mal zinnetje. Er sprak vertwijfeling uit, alsof de bloemen bang waren dat ze met hun mensenliefde zouden blijven zitten. Helemaal denkbeeldig is dat trouwens niet. Sommige bloemen hebben bepaald tegenstanders. Met fresia’s, cyclamen en anjers hoef je niet aan te komen.
De anjerafkeer komt door prins Bernhard. Die had er altijd een in zijn knoopsgat. Een vrouw die anjers krijgt van een man, denkt dat haar een bos steekpenningen wordt aangeboden.
Fresia’s hebben een nadrukkelijke zoete geur. Bloembeginners vinden fresia’s lekker ruiken, tot ze ontdekken dat alleen mensen die vrijwel geen reukvermogen hebben ze kopen. Fresia’s zijn net spek.
De cyclaam ligt eruit omdat hij tuttig is en een voorkeur heeft voor vensterbanken waar alles in tweevoud staat: twee witte orchideeën, twee identieke vazen.
Een vriend van mij vertelde dat hij ieder jaar op zijn huwelijksdag een rode cyclaam voor zijn vrouw koopt. ‘O, wat een mooie cyclaam!’ roept zijn vrouw dan blij verrast uit, maar het jaar erop kan hij rustig met een nieuwe aan komen zetten, want de vorige is inmiddels verdord. Hoe zijn vrouw dat voor elkaar krijgt weet ik niet, want het is nog niet eens zo eenvoudig om een cyclaam tot sterven te bewegen. Hij vraagt niet veel. Een beetje licht en lauw water is voldoende.
Ik zou dit geen opmerkelijk verhaal hebben gevonden, als ik het niet al kende, in een iets andere versie. Een andere man gaf ieder jaar op zijn huwelijksdag een bos chrysanten aan zijn vrouw. Daar deed zij dan ook verheugd over, maar ze heeft mij eens verteld dat ze chrysanten lelijk vindt. ‘Dat zeg ik niet tegen hem,’ vertrouwde ze mij toe, ‘want hij bedoelt het goed.’ Ik weet niet of zij daar gelijk in heeft. Ik kan mij niet voorstellen dat iemand bij de bloemenkraam uit alle mogelijke boeketten ieder jaar weer de goedkoopste kiest. Dan schort er toch iets aan de liefde.
Van alle bloemen heeft de chrysant de meeste vijanden. De chrysanten zelf kunnen dat niet helpen. Ze zijn de producten van de bio-industrie. Met pesticiden en kleurstoffen worden ze de grond uit gejaagd om maar vooral goedkoop en overvloedig te koop aangeboden te worden. Paarse chrysanten, gele, witte, herfstkleurige chrysanten en gemengde boeketten staan in emmers te wachten om meegenomen te worden. Het zijn de bloemen van de kiloknaller.
Afgelopen najaar had de bloemenman een speciale chrysantencampagne om het imago te verbeteren. Bij iedere bos bloemen die je kocht, zat een boekje. Tijd Voor Wat Anders heette het en uit de tekst bleek dat de auteur goed op de hoogte was van de miserabele reputatie van chrysanten.
‘Dachten vrouwen vroeger nog dat Chrysanten voor suffe huismoekes bedoeld waren, nu weten we wel beter… de Chrysant is hartstikke trendy!’
Hoe trendy bleek uit de rest van het boekje, waarin de kleuren van de chrysant in het Engels werden benoemd en de vrouw die bij de kleur paste, werd beschreven: vrolijk, sexy, een tikje wispelturig en je wil dingen vaak gewoon anders.
Alle kleuren vrouwen wilden de dingen vaak gewoon anders, hééél anders, zei de folder.
Ik dacht na over de boodschap van de chrysant.
Net als mannen die menen dat ze een mooie daad stellen als ze met een boeket chrysanten aankomen, vergissen de reclamemakers zich als ze veronderstellen dat vrouwen iets ánders willen.
Ik wil in het algemeen maar zelden iets anders. Ik ben allang blij als de zaken in mijn leven min of meer op orde zijn en niet te veel aandacht nodig hebben. Ik houd niet van verandering. Alleen waar het chrysanten betreft zou ik wel wat weten te bedenken. De blaadjes van de chrysant verwelken razendsnel, terwijl de bloem zelf niet uit de vaas weg is te slaan. Als je de bos twee dagen laat staan, staren de fiere bloemkoppen je brutaal aan, terwijl daaronder de stengels staan te verslijmen. Er mankeert iets aan de fundering van de chrysant.
Ik denk niet dat de reclame aan gaat slaan bij de moderne jonge vrouw. Ze kan pink zijn of lavender, yellow of cream, ze gaat niet van chrysanten houden, al verlangen die nog zo naar mensenliefde.
Veel vrouwen zijn tamelijk standvastig in hun voorkeur. Ze willen hetzelfde, zolang dat goed is, dezelfde, zo je wilt. Maar dan één met blaadjes die niet zo snel gaan hangen en een steel die stevig staat. En tegen de tijd dat de bloei voorbij is, gooien we zonder pardon het hele zaakje weg.