Kuif
‘Ga jij naar de bruiloft van Gerard en Ria?’ vroeg mijn collega.
‘Nee,’ zei ik, ‘ik kan niet. Ga jij?’
Hij knikte.
‘Wat trek je aan?’ vroeg ik.
Vroeger mocht je dat niet aan een man vragen. Een echte man vertelde alleen wat hij níét aantrok: pantoffels, een kamerjas, T-shirts met een verkeerd zakje erop, kleren met letters, alle jasjes die niet grijs, donkerblauw of beige zijn, spijkerbroeken van een ander model dan de spijkerbroek die hij altijd draagt.
Een moderne man denkt na over zijn vormgeving. Hij kiest zijn eigen kleren en heeft daarin ook een uitgesproken smaak. Hij weet welke kleuren bij elkaar passen, hij weet wat hem staat.
‘Ik doe een antracietgrijs pak aan,’ zei mijn collega, ‘met een cyclaamroze overhemd.’
‘En een das?’ vroeg ik.
Hij keek me met afgrijzen aan. ‘Ga je weg of niet, een das! Ik draag nóóit meer een das. Ik heb ze wel hoor, wel veertig! Een paar jaar geleden moest ik almaar naar New York voor de zaak. Daar moest je een das om, anders telde je niet mee.’
‘Véértig dassen?’ vroeg ik ongelovig.
‘Je had toen de power tie,’ legde hij uit, ‘als je met de verkeerde das om liep, die van twee weken geleden, werd je uitgelachen.’
Mannen letten goed op als het om uiterlijk vertoon gaat. Dat moet van de natuur. In de bronsttijd wedijveren ze met elkaar. Het mannetje met de grootste staart, de mooiste kuif, de fraaiste manenkam, mag de eicellen bevruchten.
Mensen hebben geen staart, ze hebben een mobiele telefoon. Vroeger hadden ze een auto of een duur horloge, maar de auto staat in de parkeergarage en een horloge is geen graadmeter meer.
De mobiele telefoon is het nieuwe pronkjuweel en hij ligt op tafel, zodat je hem goed kunt zien.
Twee Engelse biologen hebben een veldonderzoek uitgevoerd naar de wervende functie van de mobiele telefoon. In een café gingen ze iedere dag op dezelfde tijd aan de bar zitten om onopvallend naar de tafeltjes te kijken. Drieëntwintig dagen lang observeerden ze de cafébezoekers tijdens het borreluur en noteerden wat ze zagen.
De vrouwen hadden wel telefoons bij zich, maar niet allemaal, en in de meeste gevallen zat die in hun tas. Ze haalden hem alleen te voorschijn als ze hem nodig hadden. De mannen legden hun telefoon vrijwel allemaal voor zich neer.
Ik vertelde de collega over het onderzoek. Hij trok een wrevelig gezicht. ‘Jij altijd met je indelingen! Mannen hebben geen tas bij zich en zo’n telefoon in je zak is geen prettig gevoel. Dat heeft niks met de natuur te maken.’
Maar zo was het niet. De uitstalling van telefoons had wel degelijk een functie. Naarmate er meer vrouwen het café binnenkwamen, nam het aantal telefoons op de tafels toe.
‘Vrouwen geven niks om mooie mobiele telefoons,’ sneerde mijn collega. ‘Ze kijken echt niet wat voor een jij hebt. En zelf hebben ze soms hele rare modellen.’
Daarin moest ik hem gelijk geven. Jonge meiden vinden het nog wel interessant om een nieuw model te hebben, maar dat is meer een aardigheidje. Hun populariteit hangt er niet van af. Als je de verkeerde spijkerbroek draagt, kunnen je huwelijkskansen verkeken zijn, maar een meisje wordt niet gediskwalificeerd omdat ze een ouderwetse telefoon uit haar tas haalt.
Veruit de meeste volwassen vrouwen hebben alleen een mobiel omdat ze hem nodig hebben. Je ziet ze vaak met stokoude exemplaren, die ze van hun kinderen hebben overgenomen toen die bij een abonnement een gratis telefoon kregen: ‘Hier neem jij die oude maar, mam!’ Niet één vader heeft er zo een.
Het maakt trouwens niets uit of vrouwen geïmponeerd zijn bij het zien van een mobiel of niet. Volgens de onderzoekers leggen mannen hun telefoon niet op tafel om indruk op vrouwen te maken, maar om rivalen mee af te schrikken. Het is een grotere kuif.
‘Er is een onmiskenbaar verband tussen de aanwezigheid van vrouwen in het café en het aantal telefoons op tafel. Er is wel een bepaald aantal mannen aan één tafeltje nodig om het gedrag op te roepen. Bij vijf mannen aan een tafel begint het en bij zeven legt 90 procent van de mannen zijn telefoon zichtbaar neer.’
Het bezit alleen van een mobiele telefoon is niet genoeg, hij moet ook mooi zijn en vernuftig. Ik hoorde van een vriend dat de hedendaagse powermobiel klein is. Er mag geen klepje aan zitten, want dat is voor watjes. Hij moet klein, hard en duidelijk zijn, zei hij.
Dat moeten wel meer mannendingen. Maar één eis wordt niet gesteld aan de mobiele telefoon: hij hoeft niet echt te zijn. In hetzelfde artikel over het Engelse onderzoek, stond dat in een paar nachtclubs in Zuid-Amerika een verordening was ingesteld voor bezoekers om hun telefoon af te geven bij de garderobe. Aan het eind van de avond bleven heel wat exemplaren achter, die door niemand werden opgehaald. Het waren namaaktelefoons.
Ik moet er niet aan denken dat ik erachter zou komen dat de man met wie ik overweeg te vrijen een neptelefoon op tafel zou leggen. Het liefst wil ik een man die helemaal niks op tafel legt, geen mobieltje, geen autosleutels die naar een duur merk verwijzen, geen minicomputertje en geen digitale camera. Ik heb geen geduld met jongensspeelgoed.
Ik heb een tijdje verkering gehad met een man die zich omringde met gebruiksvoorwerpen die moesten benadrukken hoe succesvol hij was. Hij reed in een Alfa Romeo, hij verving ieder jaar zijn laptop, hij droeg uitsluitend merkkleding en zelfs van zijn ondergoed wist hij trots te vermelden wie de ontwerper was. Alles was dynamisch aan hem, behalve hijzelf. Hij had een trage manier van optreden die ik leuk vond. In de periode dat ik nog van hem hield, begon de grote opmars van de mobiele telefoon. Hij kocht er onmiddellijk een. Zodra er nieuwe modellen verschenen die kleiner waren en meer konden, ruilde hij zijn oude in en koos als beltoon een muziekje dat nog niemand had.
Tegenwoordig heeft iedereen een persoonlijke herkenningsmelodie. De bedoeling is dat de eigenaar van de telefoon weet dat híj wordt gebeld en niet de buurman die zijn telefoon ook net op tafel heeft gelegd. Eerst waren er maar een paar deuntjes, maar inmiddels lijkt de beltoon wel een identiteitskaart, zoveel vertelt hij over degene die aanneemt. Er zijn klassieke deuntjes, Mozart en Beethoven, een loopje uit De Parelvissers of uit Carmen. Maar ook herkenningsmelodieën van de televisie, De Muppet Show, Sesamstraat en nog een kinderserie waarvan de naam me is ontschoten heb ik al gehoord. Een geregelde treinreiziger vertelde dat ze laatst een paard hoorde hinniken in de coupé. Dat was ook een beltoon.
Omdat iedereen zijn mobiele telefoon een eigen lied laat zingen, valt het op als het riedeltje weerklinkt dat de fabriek er standaard op heeft gezet. Laatst hoorde ik er zo een op een terras. Wie heeft er nou zo’n suffe beltoon, dacht ik onwillekeurig en gluurde tersluiks in de richting van het geluid om te zien hoe de eigenaar van de telefoon eruitzag. Hij was even in de dertig en tamelijk kleurloos. Geen kuif, geen ferme staart en al helemaal geen uitstraling.