Twintig
Mevrouw Thompson deed met een verwelkomende glimlach open. Ze stond kennelijk op het punt om uit te gaan, want ze was gekleed in een keurig blauw mantelpak en witte handschoenen. Maar haar kleding had iets droefs en ouderwets, alsof haar mode-gevoel in de jaren vijftig was blijven steken. Achter haar in de hal stonden twee koffers. Ze had twee felle rougeplekken op haar wangen en een vleugje lippenstift gaf haar gezicht een schijn van opgewektheid, maar toen ze de verzameling politiemensen zag, trokken haar mondhoeken tragisch naar beneden. 'O-oh,' zei ze teleurgesteld, 'ik dacht dat het de dominee was.' 'Mogen we binnenkomen?' vroeg Walsh. Haar onhandige optreden was even weerzinwekkend als goedkoop parfum. 'Jullie zijn met zoveel,' fluisterde ze. 'Heeft de duivel jullie gestuurd?'
Walsh pakte haar bij haar arm en duwde haar achterwaarts naar binnen; zijn mannen volgden hem. 'Zullen we naar de zitkamer gaan, mevrouw Thompson? Het heeft geen zin om hier op de drempel te blijven staan.'
Ze bood zwak verzet. 'Wat heeft dit te betekenen?' wilde ze weten terwijl er tranen opwelden in haar ogen en haar kleine hakjes zich schrap zetten in de vloerbedekking. 'Raak me niet aan, alstublieft.'
McLoughlin legde zijn hand onder haar andere arm en samen voerden ze haar snel mee naar de zitkamer en zetten haar in een fauteuil. Terwijl McLoughlin haar met een stevige hand op haar plaats hield, gaf Walsh zijn mannen opdracht tot een grondige huiszoeking, inclusief tuin en schuur.
Hij wapperde het bevel tot huiszoeking even voor haar neus heen en weer, stopte het vervolgens weer in zijn zak en ging in de stoel tegenover de hare zitten.
'Zo, zo, mevrouw Thompson,' zei hij joviaal. 'U gaat een weekje naar zee?'
Ze schudde McLoughlins hand van haar schouder maar bleef zitten. 'De dominee kan elk moment hier zijn om me naar het station te brengen,' zei ze vol waardigheid. McLoughlin zag dat ze een dunne plek in haar haar had. Hij vond het een merkwaardig pijnlijke ontdekking, alsof ze zich gedeeltelijk had ontkleed en iets had onthuld dat maar beter verborgen had kunnen blijven. 'Dan stel ik voor dat we er maar niet langer omheen draaien,' kondigde Walsh aan. 'We willen hem niet laten wachten.' 'Waarom bent u hier? Waarom doorzoeken uw mannen mijn huis?'
Walsh sloeg zijn vingers over elkaar in zijn schoot. 'Herinnert u zich die zwerver waarover u ons hebt verteld, mevrouw Thompson?' Ze knikte even. 'Die hebben we gevonden.' 'Mooi. Dan zult u gemerkt hebben dat ik u de waarheid heb verteld over de vrijgevigheid van mijn lieve Daniël.' 'Inderdaad, ja. En hij vertelde ook dat meneer Thompson hem een fles whisky en twintig pond had gegeven.'
De droeve ogen lichtten op van plezier. 'Ik heb u toch verteld dat Daniël een heilige was. Hij zou zijn hemd van zijn lijf hebben gegeven als die man erom had gevraagd.'
McLoughlin ging op de stoel naast die van Walsh zitten en leunde agressief naar voren. 'De zwerver heet Wally Ferris. Ik heb lang met hem gepraat. Hij zegt dat u en meneer Thompson van hem afwilden en dat u daarom zo vrijgevig was.' 'Wat een ondankbaarheid,' hijgde ze verontwaardigd en met trillende lippen. 'Wat heeft de Heer gezegd? "Geef aan de armen en Gij zult een schat in de Hemelen hebben." Mijn arme Daniël heeft zijn plaatsje daar door zijn vriendelijkheid verdiend. Dat kan van die zwerver niet worden gezegd.'
'Hij zei ook,' vervolgde McLoughlin koppig, 'dat hij uw echtgenoot aantrof in de schuur, waar hij zich verborgen hield.' Ze giechelde achter haar hand alsof ze nog een jong meisje was. 'Eerlijk gezegd,' zei ze terwijl ze hem recht aankeek, 'was het precies andersom. Daniël vond de zwerver in de schuur. Hij wilde een verfkwast halen en struikelde over een bundel oude kleren achter een paar dozen die achterin stonden. U kunt zich voorstellen hoe verbaasd hij was toen de bundel plotseling begon te spreken.'
Haar woorden klonken overtuigend en McLoughlin werd plotseling overvallen door twijfel. Had hij te veel vertrouwen gehad in de woorden van een oude man die zelf toegaf dat hij in een alcoholische nevel leefde? 'Wally beweert dat het regende toen hij in uw schuur ging schuilen. Ik heb dat gecontroleerd bij het plaatselijke meteorologische station en op woensdag vierentwintig mei is er geen druppel regen gevallen. De stormen begonnen twee dagen later en duurden met onderbrekingen ongeveer drie dagen.' 'Arme man,' mompelde ze. ik heb nog tegen Daniël gezegd dat we moesten proberen hem naar een dokter te krijgen. Hij was dronken en maakte een verwarde indruk. 'Weet u, hij vroeg me zelfs of ik zijn zuster was. Hij dacht dat ik eindelijk naar hem op zoek was gegaan.'
'Maar, mevrouw Thompson,' zei Walsh met verbazing in zijn stem, 'als hij zo dronken was, waarom gaf u hem dan een fles whisky? Verergerde u daarmee niet zijn toch al ernstige problemen?' Ze sloeg haar ogen ten hemel. 'Hij smeekte ons in tranen, inspecteur. Wie waren wij om hem te weigeren? Oordeelt niet en gij zult niet geoordeeld worden. Als die arme man er de voorkeur aan geeft zich dood te drinken, heb ik het recht niet hem te veroordelen.'
'Maar u hebt kennelijk wel het recht dat proces wat te versnellen,' zei McLoughlin sarcastisch.
'Het was een zielig mannetje met als enige troost de whiskyfles,' zei ze rustig. 'Het zou wreed zijn geweest hem die troost te onthouden. We hebben hem geld gegeven voor eten, schoenen voor aan zijn voeten en erop aangedrongen dat hij hulp zou zoeken voor zijn verslaving. Meer konden we niet doen. Mijn geweten is rustig, inspecteur.'
'Wally zei dat hij hier op zaterdag de zevenentwintigste is geweest,' zei Walsh nonchalant.
Ze rimpelde haar voorhoofd en dacht even na. 'Maar dat kan helemaal niet,' zei ze toen oprecht verbaasd. 'Daniël was nog hier. Hadden we niet geconcludeerd dat het de vierentwintigste was?' Haar optreden fascineerde McLoughlin. De gedachte kwam bij hem op dat ze de herinnering aan de moord uit haar geheugen had weggevaagd en zichzelf ervan had weten te overtuigen dat het door haar vertelde verhaal de ware toedracht vormde. In dat geval zou het ze nog verdomd veel moeite kosten om haar voor de rechter te krijgen. Met alleen Wally's verklaring, gesteund door die van de jonge vrouw uit de nieuwbouwbuurt, maakten ze niet veel kans. Wat ze nodig hadden was een bekentenis. 'De datum is door een onafhankelijke getuige bevestigd,' zei hij tegen haar.
'Werkelijk?' zei ze. 'Merkwaardig. Ik kan me niet herinneren dat er iemand bij hem was en we wonen hier nogal afgelegen.' Ze tastte naar het kruis op haar borst en keek hem verwijtend aan. 'Wie kan dat geweest zijn, vraag ik me af?'
Walsh schraapte luidruchtig zijn keel. 'Wilt u niet weten waar we de schoenen van uw man hebben gevonden, mevrouw Thompson?'
'Nee, eigenlijk niet,' verzekerde ze hem. 'Uit wat u hebt gezegd meen ik te begrijpen dat die zwerver - Wally - ze heeft weggedaan. Dat vind ik nogal kwetsend voor de herinnering aan mijn dierbare Daniël.'
'U weet heel zeker dat hij dood is, nietwaar?' vroeg McLoughlin. Ze haalde haar kanten zakdoekje te voorschijn en droogde de onvermijdelijke tranen. 'Hij zou me nooit in de steek laten,' klonk het refrein.
'We hebben de schoenen gevonden in het bos van Streech Grange, niet ver van de ijskelder,' zei Walsh terwijl hij haar nauwlettend gadesloeg.
'O ja?' zei ze beleefd.
'Wally heeft de nacht van zevenentwintig mei in de ijskelder doorgebracht en de schoenen de volgende morgen toen hij wegging in het bos achtergelaten.'
Ze liet haar zakdoekje zakken en keek nieuwsgierig van de een naar de ander. 'Echt waar?' zei ze. Ze was kennelijk verbijsterd, is dat belangrijk?'
'U weet toch dat we een lijk hebben gevonden in de ijskelder van Streech Grange?' vroeg McLoughlin bot. 'Het lijk van een man, leeftijd tussen de vijftig en de zestig, fors gebouwd, grijs haar en een meter zesenzeventig lang. Hij is twee maanden geleden vermoord, ongeveer in de tijd dat uw man spoorloos verdween.' Ze was totaal verbijsterd. Binnen een paar seconden trok er een caleidoscoop van emoties over haar gezicht. De twee mannen sloegen haar nauwlettend gade, maar als er schuldgevoel bij zat, was het toch niet te zien. Verbazing was het belangrijkst. 'Ik had geen idee,' zei ze. 'Geen enkel idee. Niemand heeft iets tegen me gezegd. Wie is het?'
McLoughlin keek opzij naar Walsh en trok vol wanhoop zijn ene wenkbrauw op. 'Het heeft in alle kranten gestaan, mevrouw Thompson,' zei de hoofdinspecteur, 'en het is op het plaatselijke televisienieuws geweest. U moet ervan op de hoogte zijn geweest. Het lichaam was in een dermate verregaande staat van ontbinding dat we het nog niet hebben kunnen identificeren. Maar we hebben zo onze vermoedens.' Hij keek haar veelzeggend aan. Ze haalde diep adem, alsof de beweging haar moeite kostte. Haar rouge stak fel af tegen haar bleke wangen. 'Ik heb geen televisie,' zei ze. 'Daniël kocht altijd een krant op zijn werk en vertelde me het nieuws als hij thuiskwam.' Ze worstelde om zuurstof. 'God,' zei ze verrassend terwijl ze een hand tegen haar borst klemde, 'ze hebben het allemaal voor me verborgen gehouden, me allemaal beschermd. Ik had geen idee. Niemand heeft er ook maar één woord over gezegd.'
'Geen idee dat we het lijk hadden gevonden of geen idee dat er een lijk was om te vinden?' vroeg McLoughlin. Ze dacht even na over de implicaties van die vraag. 'Geen idee dat er een was, natuurlijk,' zei ze terwijl ze hem vol afkeer aankeek. Ze deed bewust moeite om haar ademhaling te regelen en trok haar lippen strak tot de gebruikelijke smalle streep. Ze wendde zich tot Walsh. 'Nu begrijp ik uw belangstelling voor Daniels schoenen,' zei ze tegen hem. Boven haar lip trilde een kleine tic. 'U ging ervan uit dat ze op de een of andere manier te maken hadden met het lijk dat u gevonden had.' 'Misschien,' zei hij behoedzaam.
In haar ogen glansde triomf. 'Maar deze zwerver die u hebt gevonden, heeft bewezen dat dat niet kan. U zegt dat hij de nacht van de zevenentwintigste heeft doorgebracht in de - hoe noemde u het ook alweer?' 'De ijskelder.'
'O, ja, de ijskelder. Ik neem aan dat hij daar niet zou zijn gebleven als er een lijk had gelegen, dus moet hij de schoenen daar hebben achtergelaten voordat het lijk er was.' Ze scheen zich enigszins te ontspannen. 'Ik zie geen enkel verband, alleen een bizar toeval.' 'U hebt gelijk,' gaf Walsh toe. in die zin bestaat er geen verband.' 'Waarom wilde u het dan allemaal weten?' 'Het bizarre toeval heeft ons naar die zwerver gevoerd, mevrouw Thompson, en naar enkele interessante feiten over u en uw man. We kunnen bewijzen dat hij twee dagen nadat u hem als vermist hebt opgegeven en volledig buiten de periode van uw alibi, in dit huis aanwezig was. Meneer Thompson is na die tijd niet meer gezien en een week geleden zijn we zes kilometer hier vandaan op een onherkenbaar lijk gestuit dat aan zijn algemene signalement beantwoordt. Eerlijk gezegd kunnen we een goed gefundeerde aanklacht tegen u indienen voor moord op uw echtgenoot op of na achtentwintig mei.'
De tic werd sneller. 'Het kan Daniels lichaam niet zijn.' 'Waarom niet?' wilde McLoughlin weten. Ze zweeg en dacht na. 'Waarom niet?' hield hij aan.
'Omdat ik twee weken geleden een brief van hem heb gekregen.' Haar schouders trokken krom en ze begon weer te huilen. 'Het was een beestachtige brief, waarin hij me vertelde hoezeer hij me haatte en wat een slechte vrouw ik voor hem ben -' McLoughlin viel haar in de rede. 'Wilt u ons die brief laten zien, alstublieft?'
'Dat kan ik niet,' snikte ze. 'Ik heb hem verbrand. Hij schreef zulke gemene dingen.'
Er werd geklopt en een agent in uniform kwam de kamer binnen.' 'We hebben het huis en de tuin gehad, baas.' In antwoord op Walsh' vragende blik schudde hij ziin hoofd. 'Nog niets. We moeten deze kamer nog doen en de koffers van mevrouw Thompson. Die zitten op slot. We moeten de sleutels hebben.' Het kleine vrouwtje pakte haar handtas en klemde die tegen zich aan. 'U krijgt de sleutels niet. U mag mijn koffers niet doorzoeken. Daar zit mijn ondergoed in.'
'Haal een agente,' zei de hoofdinspecteur. Hij leunde voorover naar mevrouw Thompson. 'Het spijt me, maar u hebt geen enkele keus. Als u dat liever wilt, zal ik de agente vragen de koffers hier te brengen, dan kunt u toezicht houden terwijl zij ze doorzoekt.' Hij stak zijn hand uit. 'De sleutels, alstublieft.' 'Goed dan,' zei ze kwaad terwijl ze in haar handtas grabbelde en twee kleine sleuteltjes te voorschijn haalde die met een wit lintje bijeen waren gebonden. 'Persoonlijk vind ik het een schande. Ik zal me bij de hoofdcommissaris beklagen.'
Het verbaasde Walsh niets dat ze er bezwaar tegen had dat haar ondergoed werd bekeken. Het ene dunne, zwartkanten filmsterrenfloddertje na het andere werd omhoog gehouden ter inspectie. Het hoorde eerder thuis in een bordeel dan in de bagage van dit grauwe, zeurderige vrouwtje. Maar in de loop der jaren had hij al lang ontdekt dat de meest onwaarschijnlijke vrouwen de fraaiste lingerie bezaten. Te beginnen met zijn eigen vrouw. Zolang ze getrouwd waren was ze elke avond gehuld in zijde en zachte satijn in bed gestapt, met hem als enig publiek. En lange tijd had hij het gewaardeerd en zijn best gedaan haar dat te laten merken. Maar jaren van verontwaardigde afwijzing hadden hem geleerd dat mevrouw Walsh haar lingerie niet aantrok voor zijn genoegen maar uitsluitend voor haar eigen plezier. En pogingen om erachter te komen waaruit dat bestond, had hij al heel lang geleden opgegeven.
De agente deed de koffers weer op slot en schudde haar hoofd. 'Er zit niets in, baas.'
'Dat zei ik toch,' zei mevrouw Thompson. 'Ik begrijp echt niet wat u had verwacht.'
'Uw handtas, alstublieft.'
Met een van afkeer vertrokken pruimemondje gaf ze haar tas af. De agente legde de inhoud zorgvuldig op de koffietafel, betastte het zachte leer of er misschien iets in de voering verborgen zat en sorteerde de verschillende voorwerpen. Ze keek Walsh vragend aan. 'Lijkt allemaal in orde, meneer.'
Hij gebaarde dat ze alles in de tas moest terugstoppen. 'Wilt u liever op de gang wachten terwijl we deze kamer doorzoeken?' vroeg hij mevrouw Thompson.
Ze nestelde zich steviger in haar stoel en pakte het kussen waarop ze zat beet, alsof ze bang was ervan losgerukt te worden. 'Geen sprake van, hoofdinspecteur.'
Terwijl de agenten zochten, hervatte Walsh zijn ondervraging. 'U zegt dat u een brief hebt gekregen van uw man. Waarom hebt u dat niet eerder verteld?'
Ze kromp voor hem in elkaar tot ze als een compacte bal tegen de zijkant van de stoel zat. 'Omdat ik alleen nog maar mijn trots had. Ik wilde niet dat iemand zou weten hoe beschamend hij mij had behandeld.'
'Waar was die brief afgestempeld?'vroeg McLoughlin.
'In Londen, geloof ik.'
'De brief was waarschijnlijk handgeschreven,' overpeinsde hij.
'Hij had natuurlijk geen typemachine ter beschikking.'
Ze knikte. 'Dat klopt.'
'Wat voor envelop zat er omheen?'
Ze dacht even na. 'Wit,' zei ze toen.
McLoughlin lachte. 'Dat helpt u niet, weet u. U kunt niet doorgaan met steeds maar nieuwe leugens uit uw hoge hoed te toveren en te verwachten dat wij zullen klappen voor uw vindingrijkheid. We zullen het bij de postbode navragen. In een plaats als deze is dat waarschijnlijk de man die het kleine winkeltje annex postkantoor runt bij de kerk. De afgelopen paar maanden zullen alle aan u geadresseerde brieven hem zeer hebben geïnteresseerd. Hij heeft ze waarschijnlijk allemaal zorgvuldig bekeken, in de hoop de eerste te zijn die nieuws had over de dwalende Daniël. U kunt ons niet wijsmaken dat uw man nog leeft door niet-bestaande brieven aan te halen, mevrouw Thompson.'
Ze keek langs hem heen naar de agente die het buffet doorwerkte. 'Vraag maar aan de postbode, inspecteur. U zult merken dat ik de waarheid heb gesproken.' Ze sprak met grote overtuiging, maar de blik in haar ogen was strak en berekenend. 'Als ik had geweten wat u in gedachten had, zou ik u zeker de eerste keer dat u hier kwam over de brief hebben verteld.'
McLoughlin stond op en leunde over haar heen. Zijn handen rustten op de armleuningen van de fauteuil. 'Waarom schrok u zo toen u van het lijk in de ijskelder hoorde? Als u weet dat u man nog leeft, heeft dat voor u geen enkele betekenis.' 'Deze man bedreigt me,' zei ze klaaglijk tegen Walsh. ik vind het niet prettig.' Ze kroop nog dieper weg in de stoel. 'Achteruit, Andy.'
'Met genoegen.' Zonder enige waarschuwing haakte hij zijn hand onder haar arm en deed een stap naar achteren. Als een champagnekurk knalde ze uit de stoel. Woedend kronkelde ze om los te komen en spuwde naar hem zo hard ze kon. Hij omklemde haar maaiende arm, dook in elkaar om een klap van haar andere hand te ontwijken en voelde het warme speeksel langs zijn wang druipen. 'De stoel, baas,' riep hij. 'Ze verstopt iets.' 'Hebbes.'
McLoughlin pakte allebei haar armen beet en stapte in een boog achteruit om de schoppende punten van haar schoenen te ontwijken. 'Schiet op, stomme idioten,' schreeuwde hij woedend naar de twee agenten, 'Ze vermoordt me. Wie heeft de handboeien, verdomme?'
'Klootzak!' schreeuwde ze. 'Ellendeling!' Ze verzamelde een nieuwe kwat speeksel in haar mond en lanceerde die in zijn richting. Tot zijn intense walging kwam het geheel op zijn lip terecht en droop naar binnen.
De agenten, opgeschrikt uit hun verstarring, deden haar de handboeien om en duwden haar op de bank. Ze bekeek McLoughlins vergeefse pogingen zich van het weerzinwekkende spul te ontdoen en lachte. 'Dat is je verdiende loon. Ik hoop dat je er wat van krijgt.'
'Het ziet ernaar uit dat ik jou heb gekregen,' zei hij grimmig. Hij keerde zich naar Walsh. 'Wat is het?'
Walsh gaf hem een platte envelop. 'Ze moet hem uit haar tas hebben gehaald terwijl wij allemaal naar die bespottelijke onderbroeken zaten te kijken.' Hij lachte goedgehumeurd. Tijdverspilling, mevrouwtje. We zouden hem uiteindelijk toch wel hebben gevonden.'
McLoughlin maakte de envelop open. Er zaten twee vliegtickets in, op naam van de heer en mevrouw Thompson, voor een vlucht naar Marbella die avond. 'Waar heeft hij al die tijd gezeten?' 'Val dood!'
'Maar mevrouw Thompson!' riep een geschokte stem vanuit de deuropening. 'Enige zelfbeheersing, smeek ik u.'
Ze lachte. 'Krijg het lazarus, onnozele hals.'
'Is ze gek geworden?' vroeg de dominee vol afschuw.
'In zekere zin wel,' antwoordde hoofdinspecteur Walsh opgewekt.