Twaalf
Op de oprijlaan voor de Grange verzamelde Walsh zijn mannen om zich heen en verdeelde hen in vier groepjes. Drie om het huis van binnen te doorzoeken, de vierde om de bijkeukens, de garage, de kassen en de kelders uit te kammen. Robinson was naar buiten gekomen en had zich bij hen gevoegd. 'Wat zoeken we eigenlijk, meneer?' vroeg er een. Walsh deelde een paar getypte vellen uit. 'Lees de richtlijnen en gebruik verder je gezonde verstand. Als iemand hier met deze moord te maken heeft, zullen ze dat niet uit zichzelf bekennen, dus let goed op en houd je ogen open. Wat jullie niet mogen vergeten is het volgende: ten eerste, ons slachtoffer is ongeveer tien weken geleden gestorven. Ten tweede, hij is doodgestoken. Ten derde, zijn kleren zijn weggehaald. Ten vierde, en waarschijnlijk het belangrijkste, het zou ons een heel eind op weg helpen als we wisten wie het was. Tot nu zijn David Maybury en Daniël Thompson de meest waarschijnlijke kandidaten en hun signalement staat op het papier dat jullie gekregen hebben.' Hij zweeg om de mannen de tijd te geven de signalementen te lezen. 'Jullie zien wel dat de twee mannen elkaar in lengte, haarkleur en schoenmaat niet veel ontlopen, maar vergeet niet dat Maybury nu tien jaar ouder zou zijn dan toen dat signalement werd verspreid. Ikzelf zal de huiszoeking bij mevrouw Maybury leiden, McLoughlin doet juffrouw Cattrell, Jones mevrouw Goode en Robinson de bijgebouwen. Als iemand iets vindt, laat het me dan onmiddellijk weten.' Vol tegenzin begaf McLoughlin zich met twee mannen naar Anne's deur en belde aan. Het triomfantelijke verslag van Nick Robinson over zijn praatje met Anne had in zijn hoofd een heimachine aan het werk gezet. 'Je was kennelijk een beetje in de war, jongen,' had Nick Robinson zwaar hijgend in zijn oor gezegd. 'Als ik de kans kreeg, waagde ik zelf een poging. Ze zeggen altijd dat de intelligentste vrouwen de minste remmingen hebben.' Snakkend naar alcohol priemde McLoughlin een paar stijve vingers in de bierbuik van de andere man en luisterde tevreden naar de ontsnappende lucht. 'Je bedoelt dat ze je een mes tussen je ribben poten als je beroerd presteert,' siste hij zijn collega in het gezicht.
Robinson constateerde voldaan dat hij raak had geschoten en grinnikte. 'Ik zou het niet weten. Dat probleem heb ik nooit.' McLoughlin probeerde zich een tijd te herinneren toen zijn hoofd geen pijn deed, de luiken in zijn hersens dicht bleven en hij niet misselijk was. Zijn gevoelens zwalkten pijnlijk heen en weer tussen intense afkeer van Anne, gekoppeld aan de zekerheid dat zij verantwoordelijk was voor het gemangelde lijk in de ijskelder, en een gloeiend gevoel van schaamte dat hem het zweet onder zijn oksels vandaan dreef bij de gedachte aan zijn wangedrag van die ochtend. Hij balde zijn vuisten tot de knokkels wit glommen. 'Waarom heeft ze dan gezegd dat ze een pot was?' Met een behoedzame blik op de vuisten deed Nick Robinson een paar passen achteruit. 'Dat heeft ze helemaal niet gedaan, zegt ze. Nee, Andy, geef maar toe, ze vindt je een opgeblazen hufter en ze heeft je voor de gek gehouden.' En dat zal je goed doen, dacht hij. Hij mocht McLoughlin graag, hij had geen enkele reden om dat niet te doen, maar McLoughlin beschouwde zichzelf altijd als een beetje beter dan de rest en dat was de reden waarom het vertrek van zijn vrouw hem zo had gegriefd. Het mooie was dat het hele bureau al dagenlang op de hoogte was geweest, vanaf het ogenblik waarop Jack Booth zijn collega Bob Rogers in vertrouwen had genomen. Maar iedereen had tactvol afgewacht tot McLoughlin het zelf zou vertellen. Dat had hij niet gedaan. Twee weken lang was hij elke ochtend binnengekomen met een gigantische kater en verwarde verhalen over wat Kelly de avond tevoren had gezegd en gedaan. Alleen zijn trots was gekwetst, dat wisten ze allemaal, en ook dat de vrouwelijke agenten niet lang meer in de rij hoefden te wachten om zijn bed te mogen delen. Iedereen wedde op agente Brownlow. En voor Nick, dik en voortijdig kaal, was Anne's onverschilligheid voor McLoughlin een zachte balsem geweest.
---
Anne deed open en gebaarde dat ze binnen konden komen. McLoughlin haalde het huiszoekingsbevel uit zijn tas en gaf het haar. Ze las het zorgvuldig door alvorens het met een schouderophalen aan hem terug te geven. Ze was precies hetzelfde tegen hem, uit niets liet ze hem of zijn collega's blijken dat hij de onzichtbare grens had overschreden, voorbij welke gedrag wordt gecensureerd.
'Ga uw gang,' zei ze met een knikje naar de kleine trap die naar haar bovenverdieping voerde. 'Als u mij nodig hebt, ik ben in mijn werkkamer.' Ze keerde terug naar haar bureau in het grote zonovergoten vertrek. Uit haar speakers daverde I Can Get No Satisfaction.
Haar logeerkamer onthulde niets. McLoughlin betwijfelde of die in de afgelopen maanden, of misschien zelfs wel jaren, was gebruikt. In de sprei van een van de bedden zat een indruk, waaraan je kon zien dat Benson of Hedges hier een aangename wijkplaats had gevonden, maar geen enkele aanwijzing van een menselijke aanwezigheid. Ze gingen naar haar slaapkamer. 'Niet slecht,' zei een van de mannen waarderend. 'Mijn vrouw heeft net een fortuin uitgegeven aan roze lappen, witte kunststof en spiegels. Ik kan er zelf nauwelijks meer bij. Maar we hadden beter zoiets kunnen doen, dat had nog niet de helft gekost.' Hij gleed met zijn hand over een lage eiken kist. Omdat er zo weinig in stond, wekte de kamer een indruk van ruimte; alleen de kist, een fijngevlochten rieten stoel en een laag tweepersoonsbed met een stapel kussens en een flessegroen dekbed. In een nis in de hoek was een klerenkast ingebouwd. Een wit tapijt strekte zich kamerbreed uit en ging naadloos over in de witte plinten. Enorme kleurenfoto's van reusachtige bloemen op een gitzwarte achtergrond marcheerden in een bonte rij over de witte muren. De kamer daagde uit en gaf rust.
'Jullie doen de kist en de kast,' zei McLoughlin. ik neem de badkamer voor mijn rekening.' Dankbaar trok hij zich terug in de alledaagsheid van de lichtroze badkamer maar vond niets ongebruikelijks, tenzij twee blikken scheerschuim, een groot pak wegwerp-scheermesjes en drie gebruikte tandenborstels als ongebruikelijk konden worden beschouwd voor een oude vrijster. Toen hij zich omdraaide naar de deur, zag hij in zijn ooghoek iets bewegen. Hij keerde zich scherp om, zijn hart zo fel bonkend dat het in zijn mond voelbaar was, en herkende zichzelf bijna niet in de gespannen, boze man die hem vanuit de spiegel aankeek. Hij draaide de kraan open, maakte zijn gezicht nat en droogde het vervolgens af met een handdoek die naar rozen rook. Zijn hoofdpijn was ondraaglijk. Hij was met zichzelf in oorlog en de inspanning om de vechtende delen bij elkaar te houden maakte hem kapot. Het had niets met Kelly te maken. Deze gedachte, die ongevraagd bij hem opkwam, verbaasde hem. Het zat in hemzelf en had daar al heel lang gezeten, een ingehouden woede die hij niet kon richten of beheersen, maar die door Kelly's vertrek was opgevlamd. Hij keerde terug naar de slaapkamer.
'Ik heb iets gevonden, inspecteur,' zei agent Friar. Hij zat op het bed en leunde als een karikatuur van Manets 'Olympia' in de kussens. In zijn hand hield hij een klein, in leer gebonden boekje en grinnikte. 'Jezus, wat smerig.'
'Eraf,' zei McLoughlin met een ruk van zijn hoofd. Hij keek hoe de andere man met tegenzin zijn voeten op de grond zette. 'Wat is dat?'
'Haar dagboek. Luister. "Ik kan nooit een penis in een condoom zien, na de ejaculatie, zonder te moeten lachen. Ik ben dan onmiddellijk terug in mijn jeugd, toen mijn vader een keer een zwerende vinger had. Van plastic maakte hij een hoesje - 'om de smeerlap in de gaten te houden' - en gebood mijn moeder en mij aanwezig te zijn bij de opwindende climax, toen de vinger na veel gepers openbarstte. Het was een vrolijke gebeurtenis." Jezus, wat ziek!' Met een ruk bracht hij het boekje buiten het bereik van McLoughlins hand. 'En deze, moet u deze horen -' hij sloeg een bladzijde om -' "Phoebe en Diana lagen vandaag naakt op het terras te zonnebaden. Ik had uren naar ze kunnen kijken, zo mooi waren ze.'" Friar grijnsde. 'Een vies wijfje, wat? Ik vraag me af of die twee weten dat ze een gluurder is.' Hij keek op en werd verrast door de uitdrukking van afkeer op McLoughlins gezicht, die hij opvatte als preutsheid. 'Dat waren de aantekeningen voor eind mei, begin juni,' zei hij. 'Lees twee en drie juni maar eens.'
McLoughlin sloeg de bladzijden om. Haar handschrift was zwart en krachtig en niet altijd leesbaar. Hij vond zaterdag, 2 juni. Er stond: ik heb in het graf gekeken en de eeuwigheid maakt me bang. Ik droomde dat er een bewustzijn was na de dood. Ik hing helemaal alleen in de grote duisternis, niet in staat te spreken of te bewegen, maar wetend' (dit woord was drie keer onderstreept) 'dat ik aan mijn lot was overgelaten en gedoemd eeuwig verder te leven zonder liefde en zonder hoop. Ik kon alleen maar verlangen en de pijn van mijn verlangen was verschrikkelijk. Ik zal vanavond mijn licht aanhouden. Op het ogenblik ben ik bang in het donker.' Hij las verder. 3 Juni: 'Arme Di. "Geweten maakt ons allemaal tot lafaards." Had ik haar dat moeten vertellen?' 4 Juni: 'P. is een mysterie. Hij zegt dat hij vijftig vrouwen per jaar neukt en ik geloof hem. Toch blijft hij een buitengewoon attente minnaar. Waarom, als hij het zich kan veroorloven vrouwen als iets vanzelfsprekends te beschouwen?'
Met een klap sloeg McLoughlin het dagboek in zijn hand dicht. 'Nog iets anders? Tussen haar kleren misschien?' De twee mannen schudden hun hoofd. 'Dan beginnen we nu aan de zitkamer.' Anne keek op toen ze binnenkwamen. Ze zag het dagboek in McLoughlins hand en een zwakke blos kleurde haar wangen. Verdomme, waarom had ze dat nu juist vergeten? is dat nodig?' vroeg ze.
'Ik ben bang van wel, juffrouw Cattrell.' The Stones sloegen een laatste akkoord aan dat trillend in de lucht bleef hangen alvorens weg te sterven.
'Er staat niets in,' zei ze. 'Niets dat u zal helpen, bedoel ik.' Zo luid dat McLoughlin het kon horen, fluisterde Friar zijn collega in het oor: 'Dat zal je gedacht zijn! Het staat stijf van de informatie!'
Hij was niet voorbereid op de plotselinge greep van McLoughlins vingers aan de binnenkant van zijn bovenarm. Ze beten als ijzeren priemen in het zachte vlees, delvend, tastend, meedogenloos wreed. Zonder het te weten had hij McLoughlin aan Jack Booth doen denken.
McLoughlin, een hoofd groter dan Friar, keek vriendelijk glimlachend op hem neer. Zijn stem, liefdevol het Schotse taaleigen omvattend, mompelde zacht en zoetgevooisd: ' "Jij lelijk, onooglijk onderkruipsel, Veracht door devoten en dieven gelijk, Hoe durf je haar met voeten te treden, zo'n verfijnde dame! Pak je koffers en betrek je maal, van een andere sloeber." ' Zijn donkere gezicht toonde geen enkele emotie maar zijn knokkels werden wit. 'Herken je die woorden, Friar?'
De agent rukte zich los en wreef zijn arm. Hij was zich doodgeschrokken. 'Hou op, inspecteur,' mompelde hij onbehaaglijk. 'Ik heb er geen woord van begrepen.' Hij keek naar de andere agent om steun, maar Jansen staarde naar zijn voeten. Hij was nieuw in Silverborne en Andy McLoughlin maakte hem doodsbang. McLoughlin legde zijn tas op Anne's bureau en maakte hem open. 'Dat is uit een gedicht van Robert Burns,' zei hij kameraadschappelijk tegen Friar. 'Het heet "Aan een Luis". Juffrouw Cattrell,' vervolgde hij, terwijl hij zijn aandacht naar haar verplaatste, 'dit is een onderzoek naar een moord. Uw dagboek zal ons helpen vast te stellen wat u de afgelopen maanden precies hebt gedaan.' Hij pakte een stapeltje ontvangstbewijzen uit zijn tas en vulde het bovenste in. 'Zodra we klaar zijn, krijgt u het terug.' Hij scheurde het bovenste velletje af en reikte het haar aan. Heel even keken zijn ogen in de hare en zag hij haar lachende blik. Een golf van warmte kabbelde rond het bevroren hart van zijn eenzaamheid. Ze boog haar hoofd om het ontvangstbewijs te lezen en zijn blik werd getrokken door de zachte krulletjes in haar nek, kleine omgekeerde vraagtekens die hem net zoveel problemen bezorgden als zijzelf deed. Hij wilde ze aanraken.
'Ik schrijf geen bezigheden op in dat dagboek,' zei ze na een korte stilte, 'alleen mijn gedachten.' Ze keek op en haar ogen lachten nog steeds. 'Het is mager voer, inspecteur, niets anders dan wat malende gedachten. Ik ben bang dat er niet veel te halen valt.' Ze probeerde Schots te spreken en hij glimlachte. Burns had zijn gedicht geschreven nadat hij in de kerk een luis had gezien op een dameshoed. 'Het accent deugt nog niet, juffrouw Cattrell. U doet mijn oren pijn met uw gekras.' Ze lachte hardop en hij haakte zijn voet achter een stoelpoot, trok de stoel dichterbij en ging zitten. Het was zo'n klein gezichtje, dacht hij, en zo expressief. Te expressief? Kwam het verdriet even snel als de vreugde? 'Op 2 juni hebt u enkele interessante gedachten genoteerd. U schreef' - hij haalde zich de geschreven bladzijde voor de geest - ' "Ik heb in het graf gekeken en de eeuwigheid maakt me bang."' Hij sloeg haar nauwlettend gade. 'Waarom schreef u dat, juffrouw Cattrell, en waarom juist toen?'
'Geen enkele reden. Ik schrijf vaak over de dood.'
'Had u net in een graf gekeken?'
'Nee.'
'Bent u bang voor de dood?'
'Niet in het minst. De dood ergert me.'
'Hoezo?'
Haar ogen stonden geamuseerd. Die zouden haar altijd verraden, dacht hij. 'Omdat ik dan nooit zal weten hoe het verder ging. Ik wil het hele boek lezen, niet alleen het eerste hoofdstuk. U niet?' Ja, dacht hij, ik ook. 'Toch was u er begin juni bang voor. Waarom?'
'Dat weet ik niet meer.'
'Ik droomde dat er bewustzijn was na de dood,' souffleerde hij. 'Daarna zegt u dat u 's nachts het licht aan zult houden omdat u bang bent in het donker.'
Ze probeerde terug te denken. 'Ik had gedroomd en mijn dromen zijn erg realistisch. Die droom was wel heel erg levendig. Ik werd vroeg wakker, toen het nog donker was en ik kon maar niet bedenken waar ik was. Ik dacht dat de droom realiteit was.' Ze haalde haar schouders op. 'Dat maakte me bang.' 'Op 3 juni hebt u mevrouw Goode iets verteld wat haar geweten kwelde. Wat was dat?'
'Echt waar?' Hij sloeg het dagboek open en las haar de tekst voor. Ze schudde haar hoofd. 'Het was waarschijnlijk iets volkomen onbelangrijks. Di heeft een gevoelig geweten.' 'Misschien,' suggereerde hij, 'had u besloten haar te vertellen dat u in de ijskelder een lijk had gevonden?'
'Nee, dat was het zeker niet.' Haar ogen dansten ondeugend. 'Dat zou ik me nog wel herinneren.'
Hij zweeg even. 'Vertelt u mij eens waarom u geen medelijden hebt met die arme stakker daar buiten, juffrouw Cattrell.' Ze wendde zich af om een sigaret te pakken. 'Ik heb best medelijden met hem.'
'O ja?' Hij pakte haar aansteker en knipte de vlam voor haar aan. 'Dat heb u anders nooit gezegd. Net zo min als mevrouw Maybury of mevrouw Goode. Dat is nauwelijks normaal. De meeste mensen zouden blijk hebben gegeven van sympathie, "arme man" hebben gezegd als een minimaal gebaar van medeleven. De enige emotie die ik hier in huis heb kunnen bespeuren, is irritatie.' Dat was waar, dacht ze. Wat onverstandig. 'We bewaren ons medeleven voor onszelf,' zei ze koel. 'Medelijden is een kasplant die bij de eerste nachtvorst sterft. Je moet op Streech Grange wonen om dat te kunnen navoelen.'
'U deprimeert me. Ik dacht dat meegevoel een van uw muzen was.' Hij spreidde zijn handen op het bureau en kwam overeind. 'Voor een vreemde zou u medelijden hebben gevoeld, denk ik. Maar u kende hem en u mocht hem niet, wel?' Zijn stoel schraapte achteruit. 'Goed, Friar, Jansen, aan het werk. We zullen zo snel mogelijk werken, juffrouw Cattrell. Als we klaar zijn zal ik u vragen met een vrouwelijke agent naar boven te gaan die daar zal kijken of u iets in uw kleren hebt verstopt. Natuurlijk mag u hier blijven zitten, maar als u er liever niet bij bent, zal een van de agenten met u naar buiten gaan.'
Ze blies een kringetje en prikte er met haar sigaret doorheen. 'O, ik blijf erbij,' zei ze. 'Huiszoekingen zijn eten en drinken voor me. Een paar duizend woorden in een vrouwenblad zou wel leuk zijn. Ik zie de kop al voor me. HET GLUURBEDRIJF OF SNUFFELEN MET VERGUNNING. Wat vindt u daarvan?' Misselijke trut, dacht hij, terwijl hij keek hoe de rook uit haar mond omhoog kringelde. De kamer stonk naar haar sigaretten. 'U moet doen wat u niet laten kunt, juffrouw Cattrell.' Hij wendde zich af. Het bloed zwol op en bonkte en kroop dik als stroop door zijn hoofd tot hij dacht dat alleen een schreeuw de druk zou kunnen verlichten.
Met eindeloos geduld kamden ze de hele kamer centimeter voor centimeter uit. In boeken, achter schilderijen, onder stoelen, in laden. Ze duwden lange naalden in de aarde van de kamerplanten, voelden naar verdikkingen onder het kamerbrede tapijt, zetten de bank op zijn kant en duwden handig in de zachte kussens. Toen ze klaar waren, zag de kamer er precies zo uit als voordat ze begonnen. Anne, die beleefd van haar plaats achter het bureau was verwijderd, was naar behoren onder de indruk. 'Zeer professioneel,' zei ze. 'Gefeliciteerd. Is dat alles?' 'Niet helemaal,' zei McLoughlin. 'Wilt u nu de safe voor me openmaken, alstublieft?'
Ze keek hem geschrokken aan. 'Waarom denkt u in godsnaam dat ik een safe heb?'
Hij liep naar de eikehouten schoorsteenmantel, die een getrouwe kopie was van de schoorsteenmantel in de bibliotheek. Hij drukte op de rand van het middenpaneel en schoof het opzij, waarna het doffe groene metaal van een muursafe zichtbaar werd, met een verchroomd handvat en slot. Hij keek even naar Friar en Jansen. 'Ik heb er vanmorgen een gevonden in de bibliotheek,' zei hij. 'Slim, vinden jullie niet?' Hij kon haar niet aankijken. Haar paniek, hoe kort ook, had hem geschokt.
Ze liep terug naar haar bureau en probeerde haar gedachten te verzamelen. Ze had altijd gedacht dat Phoebe het scherpste inzicht in karakters had, maar Diana had gezegd dat ze bang voor hem was. 'Wilt u hem alstublieft openmaken?' vroeg hij opnieuw. In de bovenste la van haar bureau lag een slof sigaretten. Ze haalde er een onaangebroken pakje uit en verbrak het zegel. Hij sloeg haar geduldig gade en zei niets.
'Wie denkt u eigenlijk dat u bent?' snauwde Friar boos. 'U hebt de inspecteur gehoord. Maak die safe open.' Ze negeerde hem, klapte het deksel van het pakje omhoog, keerde het hele geval ondersteboven en liet de sleutel in haar hand vallen. 'Hoe is uw Spenser?' vroeg ze met een spottend lachje.' "Een man wordt door niets zo verraden als door zijn manieren." Die woorden hadden wel voor uw vriend hier geschreven kunnen zijn.' Ze probeert tijd te rekken, dacht hij, ze is bang en ik haat haar. God, wat haat ik haar. 'De safe, alstublieft, juffrouw Cattrell.' Met een schouderschokje liep ze erheen, draaide de sleutel om en trok de deur open. De safe was leeg, op een vleesmes na met een bloedige lap om het handvat. Het lemmet was zwart en aangekoekt. McLoughlin voelde zich ziek. Ondanks al zijn woede had hij dit niet gewenst. In een afzonderlijk deel van zijn hersens vroeg hij zich af of hij ziek was. Zijn hoofd brandde alsof hij koorts had. Hij leunde tegen de schoorsteenmantel om zijn evenwicht te bewaren. 'Kunt u dit misschien uitleggen?' Zijn stem kwam van heel ver en klonk bars en onnatuurlijk.
'Wat valt er uit te leggen?' vroeg ze, terwijl ze een sigaret pakte en die opstak.
Ja, inderdaad, wat eigenlijk? Achter zijn ogen klapperde het luik open en dicht. Hij keek naar het sigarettendoosje op het bureau. 'Laten we maar beginnen met de vraag waarom u zoveel moeite hebt gedaan om de sleutel te verbergen.' 'Uit gewoonte.'
'Dat is een leugen, juffrouw Cattrell.'
De huid rond zijn neus en mond trok strak van de spanning, wat hem een merkwaardig plat gezicht gaf. Ze moest denken aan een stalen kabeltouw in Shanghai, waarmee een zwaar beschadigde tanker de haven werd binnengesleept. De kabel werd om een reusachtige kaapstander gewonden. Toen het slaphangende deel werd aangetrokken, kwam het kabeltouw omhoog van het beton, schudde het stof van zich af en trok strak naarmate de spanning groter werd. Toen volgde er een gruwelijk ogenblik; de kabel knapte en sneed met angstaanjagende snelheid door de weerloze nek van een man die eronder stond. Hij had het zien aankomen, herinnerde ze zich, en zijn handen in de lucht gestoken om zichzelf te beschermen. Ze keek naar McLoughlin en voelde de behoefte hetzelfde te doen. ik wil mijn advocaat bellen,' zei ze. 'Ik beantwoord geen vragen meer voordat hij hier is.' McLoughlin kwam in beweging. 'Friar, zoek hoofdinspecteur Walsh en vraag hem naar de vleugel van juffrouw Cattrell te komen , wil je? Zeg tegen hem dat het dringend is, zeg maar dat ze wil opbellen. Jansen - ' hij knikte in de richting van de openslaande deuren - 'haal een agente voor een visitatie. Brownlow loopt buiten ergens rond.' Hij wachtte tot de twee mannen weg waren, liep toen terug naar de schoorsteenmantel en staarde naar de open brandkast. Toen zwaaide hij de deur dicht, legde zijn handen op de schoorsteen en boog zijn hoofd naar voren om in het onverlichte haardvuur te kijken. Het was een gas-imitatie van een echt haardvuur en de namaakkolen waren bestrooid met sigarette-as en peuken. 'U moet ze in de vuilnisbak gooien,' mompelde hij. 'Als ze verbranden, krijgt u vlekken.'
Ze draaide haar hoofd om en zag waarnaar hij keek. 'Ik ben aldoor van plan daar te stofzuigen.'
'Ik dacht dat mevrouw Phillips dat deed.'
'Dat is ook zo, maar er zijn vormen van vuil, of liever gezegd makers van bepaalde vormen van vuil, waar ze bezwaar tegen heeft, zodat ze ze nog met geen tang wil aanraken.' Hij draaide zich naar haar om en leunde met zijn elleboog op de schoorsteen. Hij trilde alsof hij koorts had. ik snap het.' Maar hij snapte er natuurlijk niets van. Op wat voor gronden discrimineerde Molly? Raciaal? Religieus? Klasse?
'Ze discrimineert op morele gronden,' vertelde Anne. Had hij hardop gepraat? Hij wist het niet meer, zijn hoofd deed zo'n verschrikkelijke pijn. 'Molly is een degelijke, ouderwetse puritein, alleen maar echt gelukkig als ze zich ellendig voelt. Ze kan maar niet begrijpen waarom wij ons niet hetzelfde voelen.' 'Net als mijn moeder,' zei hij.
Ze lachte haar hese lachje. 'Waarschijnlijk. De mijne doet geen moeite, godzijdank. Twee puriteinen zou ik niet aankunnen.' 'Woont ze hier in de buurt?'
Anne schudde haar hoofd. 'De laatste keer dat ik van haar hoorde zat ze in Bangkok. Na de dood van mijn vader is ze hertrouwd en met echtgenoot nummer twee op wereldreis gegaan. Eerlijk gezegd ben ik ze een beetje uit het oog verloren.' Dat heeft pijn gedaan, dacht hij. 'Wanneer hebt u haar voor het laatst gezien?'
Ze gaf niet meteen antwoord. 'Heel lang geleden.' Ongeduldig trommelde ze op het bureau. 'Geef me een goede reden waarom ik met mijn telefoontje moet wachten tot de hoofdinspecteur zijn toestemming heeft gegeven.'
Haar stem trilde van ergernis. Daar moest hij om lachen. De lachbui overspoelde hem als een soort gekte, wild, onbedwingbaar, vreugdevol. Hij bracht zijn hand naar zijn betraande ogen. 'Het spijt me,' zei hij. 'Het spijt me heel erg. Er is geen enkele goede reden. Alstublieft, ga uw gang.' De woorden klonken angstaanjagend slordig, ze leken in zijn hoofd te weerkaatsen en zelfs in zijn eigen oren klonk hij dronken. Hij klemde zich vast aan de schoorsteenmantel en voelde hoe de grond onder zijn voeten omhoog kwam.
'Ik neem aan dat het nooit bij u is opgekomen,' zei Anne tegen zijn schouder, terwijl ze een stoel achter zijn benen schoof waarop ze hem netjes, met een lichte beweging van haar kleine hand in zijn nek, neerzette, 'dat het de moeite waard is van tijd tot tijd iets te eten.' Ze liet hem zitten en rommelde in haar onderste la. 'Hier,' zei ze even later terwijl ze een uitgepakte marsreep in zijn hand stopte. 'Ik zal je iets te drinken geven.' Uit de kleine drankenkast haalde ze een fles mineraalwater, waaruit ze een glas volschonk dat ze aan hem gaf.
Zijn hand, waarin hij de marsreep vasthield, hing ontspannen tussen zijn knieën. Hij deed geen moeite een hap te nemen. Zelfs al had hij gewild, dan had hij zich nog niet kunnen bewegen. 'O, verdomme!' zei ze boos, zette het glas op tafel en ging voor hem op haar hurken zitten. 'Luister, McLoughlin, je bent echt een ontzettende hufter. Als je jezelf naar een voortijdig pensioen wil drinken , uitstekend, dat is jouw zaak - ik begrijp toch al niet waarom je ooit bij de politie bent gegaan. Je zou een biografie moeten schrijven over Francis Bacon of Rabbie Burns of zoiets verstandigs.
Maar ben je niet uit op ontslag, doe jezelf dan een lol. Die minkukel die je erop uit hebt gestuurd om de hoofdinspecteur te zoeken, kan elk ogenblik binnenkomen en als hij je zo aantreft, zal hij het in zijn broek doen van plezier. Neem dat maar van mij aan, ik ken zijn type. En als er, nadat Walsh je onder handen heeft genomen, nog iets van je over is, zal je vriend de agent het restantje met liefde en plezier in de zeik zetten. Dat zal hij iedere keer opnieuw doen en hij zal er iedere keer op klaarkomen. Ik beloof je dat je daar weinig plezier aan zult beleven.'
Op haar eigen manier was ze uitgesproken mooi. Hij zou zielsgelukkig kunnen verdrinken in die zachte bruine ogen. Hij nam een hap van de mars en kauwde nadenkend. 'Je bent een gruwelijke leugenaar, Cattrell.' Zachtjes bewoog hij zijn hoofd heen en weer. 'Je zei dat medelijden een kasplantje was, maar volgens mij heb je zojuist mijn nek gebroken.'