Zeven

Het gordijn werd opzij geschoven en Phoebe Maybury verscheen in de raamopening. Ze keek even naar buiten, haar haar vurig rood in het lamplicht dat er van achteren op viel, haar ogen groot in haar gespannen, bleke gezicht. Terwijl hij naar haar keek, vroeg George Walsh zich af wat ze voelde. Angst? Schuldgevoel? Waanzin, zelfs? Er was iets mis met die starende ogen. Ze was zo dichtbij dat hij haar had kunnen aanraken. Hij hield zijn adem in. Ze stak haar hand uit, pakte de kruk en trok het raam dicht. Het gordijn viel terug op zijn plaats en even later werd het licht uitgedaan. Het gemompel van de twee vrouwenstemmen had zich verplaatst naar de keuken, maar wat ze zeiden was niet meer te verstaan. Walsh wenkte McLoughlin die hij vaag kon onderscheiden en liep op zachte voeten voor hem uit het terras over en de tuin in. Hij had een waakzaam oogje gehouden op de verlichte ramen van Anne's vleugel waar haar silhouet, gezeten achter haar bureau, scherp afstak tegen de gordijnen. In het afgelopen half uur was ze herhaaldelijk van houding veranderd maar niet uit haar stoel gekomen. Walsh was ervan overtuigd dat de vrouwen niet hadden gemerkt dat ze werden afgeluisterd.

In stilte liepen McLoughlin en hij in de richting van de ijskelder, bijgelicht door McLoughlins zaklantaarn die hij met één hand afschermde. Toen Walsh vond dat ze ver genoeg van het huis verwijderd waren om niet gehoord te worden, bleef hij staan en wendde zich tot zijn collega. 'Wat vond jij daarvan, Andy?'

‘Ik zou zeggen dat we zojuist de duidelijkste bekentenis hebben gehoord die we ooit te horen zullen krijgen,' antwoordde de ander. 'Hm.' Walsh kauwde bedachtzaam op zijn lip. ik vraag het me af. Wat zei ze ook weer precies?'

'Ze zei dat ze opgelucht was dat ze zo gemakkelijk van haar man was afgekomen.' Hij haalde zijn schouders op. 'Dat lijkt me duidelijk genoeg.'

Walsh zette zich weer in beweging. 'Voor de rechter zou zo'n uitspraak geen seconde overeind blijven,' mijmerde hij. 'Maar het is interessant, heel interessant.' Plotseling bleef hij weerstaan. 'Volgens mij hebben we haar eindelijk klein gekregen. Ik had de indruk dat mevrouw Goode dat in ieder geval dacht. Welke rol speelt zij eigenlijk in het geheel? Ze kan niet betrokken zijn geweest bij Maybury's verdwijning. We hebben haar grondig nagetrokken en ze zat op dat ogenblik in Amerika, geen twijfel mogelijk.' 'Achteraf medeplichtig? Zij en dat mens Cattrell hebben al die tijd geweten dat mevrouw Maybury het gedaan heeft, maar omwille van de kinderen hun mond gehouden.' Hij haalde zijn schouders op. 'Afgezien daarvan maakt ze een heel gewone indruk. Van de ijskelder weet ze niet veel af, dat was duidelijk.' 'Tenzij ze bluft.' Hij dacht even na. 'Vind jij het ook niet vreemd dat ze hier acht jaar gewoond zou hebben zonder erin te zijn geweest?'

De maan kwam achter een wolk te voorschijn en verlichtte hun pad met een koud, grijs licht. McLoughlin deed de lantaarn uit. 'Misschien had ze er geen behoefte aan,' merkte hij met grimmige humor op. 'Misschien wist ze wel wat zich daar bevond.' Deze opmerking bracht Walsh weer tot staan. 'Hm, tja,' mompelde hij, 'ik vraag me af of dat de reden is. Dat zou kloppen. Niemand gaat rondsnuffelen op een plek waarvan hij weet dat er een lijk ligt. Het is een taai stelletje. Ik kan me niet voorstellen dat ook maar één van hen zich zou uitsloven om iets te doen wat moreel juist is. Ze zouden er echt geen been in zien jarenlang een lijk te bewaren, vooropgesteld dat het onzichtbaar was. Wat denk jij?' Zijn inspecteur keek kwaad. 'Voor mij zijn vrouwen een gesloten boek, meneer. Ik zal zelfs niet pretenderen dat ik ze begrijp. Walsh grinnikte. 'Kelly weer lastig geweest?' Het gegrinnik drong tintelend en scherp als een naald in McLoughlins brein. Hij wendde zich af en stopte zijn handen en de lantaarn diep in de zakken van zijn vliegeniersjack. Nog één woord, dacht hij, nog één woord. 'We hebben ruzie. Niets ernstigs.' Walsh die voldoende van McLoughlins langdurige huwelijksproblemen op de hoogte was om sympathie te voelen, bromde wat. 'Gek genoeg heb ik haar een paar dagen geleden nog met Jack Booth gezien. Ze liep erbij alsof ze geen enkele zorg had, ik heb haar nog nooit zo opgewekt gezien. Is ze misschien zwanger? Ze had zoiets stralends.'

Als die klootzak hem een oplawaai had verkocht, had hem dat niet meer pijn kunnen doen. 'Dat komt dan waarschijnlijk omdat ze bij Jack is ingetrokken,' zei hij nonchalant. 'Ze is vorige week weggegaan.' Nou lach maar, lamstraal, lach maar, dan kan ik je met goed fatsoen in elkaar slaan.

Walsh wist niet wat hij moest zeggen en klopte McLoughlin onhandig op zijn arm. Nu begreep hij waarom die jongen de laatste paar dagen zo lichtgeraakt was geweest. Het was al erg genoeg je vrouw kwijt te raken, maar haar kwijt te raken aan je beste vriend was wel een hele zware opduvel. Mijn god! Jack Booth nog wel! Hij was nota bene getuige geweest bij hun huwelijk. Zo, zo. Dat verklaarde veel. Waarom McLoughlin de laatste dagen in zijn eentje rondliep. Waarom Jack plotseling ontslag had genomen en bij een beveiligingsfirma in Southampton was gaan werken. 'Het spijt me, jong, daar had ik geen idee van.'

'Het is niet belangrijk, baas. Alles in der minne geschikt. Instemming van beide kanten.'

Hij deed er erg koeltjes over. 'Misschien is het maar een tijdelijke bevlieging,' suggereerde Walsh slapjes. 'Misschien komt ze wel terug als ze is uitgeraasd.'

McLoughlin grijnsde zijn witte tanden bloot, maar de nacht verborg de zwarte woede in zijn ogen. 'Doe me een lol, zeg, dat is wel het laatste wat ik zou willen. We hadden elkaar toch al niet veel te vertellen vóórdat ze vertrok. Waarover zouden we moeten praten als ze terugkwam?' Jezus, hij wilde iemand slaan. Wisten ze het allemaal? Lachten ze hem allemaal uit? De eerste die hij tegenkwam en hem uitlachte, vermoordde hij.

Hij versnelde zijn pas. 'Godzijdank hebben we geen kinderen. Op die manier zijn er geen slachtoffers.'

Walsh die een paar passen achter hem aankwam, dacht na over de wispelturigheid van de mens. Hij herinnerde zich een gesprek dat hij nog maar een paar maanden geleden met McLoughlin had gevoerd en waarin de jongeman zijn huwelijksproblemen had geweten aan het feit dat Kelly en hij geen kinderen hadden. Ze verveelde zich, beweerde hij, ze vond geen bevrediging in haar baan als secretaresse. Ze had een baby nodig om mee bezig te zijn. Walsh had wijselijk gezwegen. Uit ervaring met zijn dochter wist hij dat advies inzake huiselijke twisten zelden werd gewaardeerd. Maar hij had vurig gehoopt dat het lot zou ingrijpen en voorkomen dat er een arme stakker geboren zou worden die dit slecht bij elkaar passende koppel bezig moest houden. De eerste zwangerschap van zijn dochter toen ze als zestienjarige nog op school zat, was een hele schok voor hem geweest, maar de ontdekking dat zijn vrouw en zijn dochter elkaar nooit echt hadden gemogen, was een nog grotere schok geweest. Zijn dochter weet haar twee rampzalige huwelijken en vier kinderen aan haar rusteloze speurtocht naar ware liefde; zijn vrouw gaf haar dochter de schuld van haar verspeelde kansen en gebrek aan gevoel van eigenwaarde. George probeerde zijn vroegere fouten goed te maken door belangstelling op te brengen voor zijn kleinkinderen, maar dat viel niet mee. Zijn belangstelling was niet kritiekloos. Hij vond ze wild en ongedisciplineerd en hield de toegeeflijkheid van zijn dochter en het ontbreken van een vaderfiguur daarvoor verantwoordelijk. Walsh' steeds terugkerende nachtmerrie was dat hij met de achteloze verwekking van zijn dochter zaden van ongelukkigheid had gezaaid, die met elke nieuwe generatie zouden toenemen en rijpen.

Hij haalde McLoughlin in. 'Het leven is een puzzel, Andy. Aan het einde kijk je terug en zie je hoe alle stukjes in elkaar passen, ook al kun je dat nou nog niet zeggen. Alles komt wel op zijn pootjes terecht. Reken daar maar op.'

'Natuurlijk, baas. "In de beste aller werelden is alles om bestwil." Daar gelooft u immers heilig in?' Walsh was verbijsterd. 'Ja, inderdaad.'

Ze naderden het ijshuis dat scherp afstak tegen het licht van de booglampen aan de andere kant. McLoughlin knikte in de richting van de open deur en de duisternis daarachter. 'Ik heb zo'n bruin vermoeden wat hij van uw kleine aforisme zou hebben gevonden. Hij zou het er niet mee eens zijn geweest.'

'Maar zijn moordenaar misschien wel.' En je vrouw ook, dacht Walsh zuur, lekker knus in bed met wat warme medemenselijkheid in de vorm van Jack Booth. Toen ze om het bouwsel heen waren gelopen, stak hij groetend een hand op naar agent Jones. 'Nog iets gevonden?'

Jones wees naar een stuk canvas op de grond. 'Dat is alles, baas.

We hebben een straal van vijftig meter rond de ijskelder uitgekamd. Ik heb de jongens gezegd de bomenrand langs de muur tot morgen te bewaren. De lampen werpen te veel schaduwen om het goed te kunnen zien.'

Walsh hurkte naast de lap en gebruikte een potlood om de verzameling lege chipszakjes, snoeppapiertjes, kale tennisballen en andere troep te sorteren en om te draaien. Hij zonderde drie gebruikte condooms, een bikinimodel onderbroekje en enkele patroon-hulzen af. 'Hier zullen we achteraan gaan. Ik geloof niet dat de rest ons iets wijzer kan maken.' Hij ging weer staan. 'Goed, ik geloof dat we het voor vandaag hier maar bij moeten laten. Jones, ik wil dat het terrein morgen verder wordt uitgekamd. Concentreer je op de bomen, zowel langs de achtermuur als bij de poort. Stel een ploeg samen die je kan helpen. Andy, jij zet de ondervragingen voort tot ik terugkom. Vraag Fred Phillips of hij onlangs een geweer heeft gebruikt. Op het bureau zullen we even informeren of hij of één van de anderen een vuurwapenvergunning heeft. Brigadier Robinson en de agenten kunnen in het dorp langs de huizen gaan.' Hij wees op de condooms en het onderbroekje. 'Het lijkt me onwaarschijnlijk dat de bewoners van de Grange die hier zouden hebben achtergelaten, maar -' hij keek naar McLoughlin - 'je zou eens tactvol kunnen informeren.' Hij wendde zich weer tot Jones. 'Lag dit allemaal bij elkaar?'

'Her en der verspreid, baas. We hebben de posities aangegeven.' 'Mooi zo. Het lijkt alsof de plaatselijke Don Juan de gewoonte heeft zijn vriendinnetjes hier te brengen. Als dat waar is, kan hij ons misschien wat nadere inlichtingen geven. Daar moet Nick Robinson zich maar mee bezig houden.'

Er verscheen een zure blik op McLoughlins gezicht. Het vooruitzicht de gebruikte condooms te moeten bespreken met de vrouwen van de Grange sprak hem niet echt aan. 'En u, baas?' ik? Ik ga een paar oude dossiers doornemen, vooral dat van onze oude bekende, juffrouw Cattrell. Die bevalt me niet, helemaal niet. Dat is een keiharde tante.' Hij tuitte zijn lippen en trok er met duim en wijsvinger aan.

'De Binnenlandse Veiligheidsdienst heeft een dossier over haar zolang als je arm. Het gaat helemaal terug tot haar studententijd. Toen Maybury verdween, heb ik er stukjes van mogen zien. Daardoor wist ik dat ze op Greenham Common zat. Ze heeft in de loop der jaren heel wat spaken in het wiel van het establishment gestoken. Weet je nog die opschudding een paar jaar geleden over de creatieve boekhouding van het ministerie van Defensie? Iemand had een nulletje toegevoegd aan een aanbesteding van drie miljoen pond en het ministerie betaalde tien keer zoveel als het contract waard was. Dat was een primeur van Anne Cattrell. Er zijn koppen gerold, toen. Daar heeft ze een handje van, koppen laten rollen.' Hij plukte nadenkend aan zijn kaak. 'Vergeet dat niet, Andy.'

'Overdrijft u nou niet een beetje, hoofdinspecteur? Als ze echt zo goed is, waarom zit ze hier dan opgeborgen in deze negorij? Dan hoort ze in Londen voor een van de nationale dagbladen te werken.' Walsh' toon van geamuseerde bewondering prikkelde hem.

'O, ze is goed,' antwoordde Walsh scherp. 'En ze heeft in Londen bij een groot dagblad gewerkt voordat ze alles opgaf om hier te gaan freelancen. Onderschat haar niet, dat zou een vergissing zijn. Ik heb een paar commentaren op haar dossier gelezen. Het is een pittig wijfje, niet het soort om lichtvaardig de strijd mee aan te binden. Ze heeft linkse connecties en ze weet alles wat er maar te weten valt over mensenrechten en de bevoegdheden van de politie. Ze is persfunctionaris geweest bij de vredesbeweging, is een uitgesproken feministe, actief lid van de vakbeweging, heeft banden met de uiterste linkervleugel van de Labour Party en is vroeger lid geweest van de communistische partij -'

'Jezus Christus!' viel McLoughlin hem woedend in de rede. 'Wat doet ze daar eigenlijk in dat vervloekte landhuis? Ja, neem me niet kwalijk, baas, maar ze hebben daar wel mooi een paar man personeel rondlopen.'

'Ja, fascinerend, vind je niet? Waarom heeft ze zowel haar baan als haar principes overboord gezet? Ik stel voor dat je haar dat morgen eens vraagt. Het is verdomme de eerste keer dat we daarachter kunnen komen.'

---

De oude man stonk naar de whisky. Als een knobbelige Guy Fawkes zat hij op de drempel van een tabakswinkel in Southampton, zijn benen gehuld in een bespottelijke roze trainingsbroek, zijn oude hoed schuin op zijn hoofd, een jolig lied op de lippen. Het was bijna middernacht. Tussen het zingen door riep hij dronkemansopmerkingen naar het publiek. De voorbijgangers keken hem van opzij aan, staken over of snelden hem haastig voorbij. Een politieman kwam dichterbij en bleef voor hem staan, zich afvragend wat hij met die oude gek moest beginnen. 'Je bent verdomd lastig,' zei hij vriendelijk.

De zwerver keek hem verontwaardigd aan. 'Zo, zo, een diender,' zei hij ouderwets. Toen kroop er iets van herkenning in zijn oude ogen. 'Wel alle donders, als dat agent Jordan niet is,' kakelde hij. Uit de plooien van zijn jas viste hij een fles in een bruine papieren zak, trok er met zijn tanden de kurk uit en hield hem de agent voor. 'Neem een slok, oude vriend.'

Agent Jordan schudde zijn hoofd. 'Vanavond niet, dank je.' De oude man kantelde de fles en goot de inhoud in zijn keel. Zijn hoed viel af en rolde weg. De agent bukte zich en raapte hem op waarna hij hem stevig op het hoofd van de zwerver drukte. 'Kom op, oudje.' Hij pakte een onsmakelijke arm en trok het smerige voorwerp overeind. 'Stop je me in de bajes?' 'Wil je dat dan?'

'Mij best, jong,' zei hij huilerig, 'ik ben moe. Ik wil maffen.' 'En ik heb wel wat anders te doen dan de cel uit te roken als jij vertrokken bent,' mompelde de agent terwijl hij een kaart uit zijn zak haalde en het adres las dat erop stond. 'Ik zal je een pleziertje doen, waarschijnlijk het eerste dat je in jaren hebt gehad, zonder dat het om sterke drank ging. Kom mee, vannacht slaap jij in het Hilton.'

---

George Walsh zette Williams en McLoughlin bij de Lamb and Flag aan Winchester Road af, zodat ze voor sluitingstijd nog snel een pilsje konden drinken en reed vervolgens door naar het politiebureau van Silverborne. Zijn route voerde hem langs de donkere winkels van High Street, het oorlogsmonument en de oude korenbeurs, waarin nu een bank was gevestigd. Afgezien van zijn snelle groei, had Silverborne zich de afgelopen tien jaar alleen maar kunnen laten voorstaan op de dichte nabijheid van Streech Grange en de geheimzinnige verdwijning van David Maybury. Dat de politie nu opnieuw haar aandacht op Streech moest concentreren, was volgens Walsh geen toeval. Moordzaken hadden iets onontkoombaars, meende hij, en uiteindelijk bleven er maar weinig onopgelost. Er moest een samenhang zijn. Toonloos fluitend duwde hij de toegangsdeuren open.

Bob Rogers zat achter de balie. Toen Walsh binnenkwam keek hij op. 'Goedenavond, hoofdinspecteur.'

'Bob.'

'Ze zeggen dat u Maybury hebt gevonden.'

Walsh leunde met zijn ene arm op de balie. 'Ik reken nergens op,' bromde hij. 'Ik heb nu tien jaar op die klootzak gewacht, ik kan nog wel vierentwintig uur wachten voordat ik de champagne open trek. Al iets van Webster gehoord?'

Rogers schudde zijn hoofd.

'Druk vanavond?'

'Niet bepaald.'

'Doe me dan een lol. Maak een lijst van iedereen, mannen en vrouwen, die het afgelopen half jaar in ons district als vermist zijn opgegeven. Ik ben op mijn kamer.'

Walsh ging naar boven en zijn voetstappen weerkaatsten luid in de verlaten gang. Hij hield van het lege gebouw 's avonds, als het stil was, zonder rinkelende telefoons of zinloos geklets voor zijn deur dat hem afleidde. Hij ging zijn kamer binnen en knipte het licht aan. Twee Kerstmissen geleden had zijn vrouw een schilderij voor hem gekocht om zijn troosteloos witte wanden een persoonlijke noot te verlenen. Het hing aan de muur tegenover de deur en begroette hem iedere keer als hij de kamer binnenkwam. Hij walgde ervan. Het was een symbool van háár smaak, niet de zijne, een kudde glanzend zwarte paarden die met wapperende manen door een herfstig bos galoppeerden. Hij had liever een paar reprodukties van Van Gogh gehad, wat hetzelfde gekost zou hebben, maar zijn vrouw had hem uitgelachen. Schat, had ze gezegd, iedereen kan een reproduktie aan de muur hangen; jij hebt toch zeker liever een echt schilderij? Woedend keek hij naar de lievige voorstelling en vroeg zich voor de zoveelste keer af waarom hij het zo moeilijk vond om nee te zeggen tegen zijn vrouw.

Hij ging naar zijn archiefkast en liep de letter C door. Cairns, Callaghan, Calvert, Cambridge, Cattrell. Hij slaakte een kreet van voldoening, pakte het dossier uit de lade en nam het mee naar zijn bureau. Hij ging zitten, maakte zijn das los, schopte zijn schoenen uit en sloeg het open.

De informatie had de vorm van een korte levensbeschrijving en bevatte details van Anne Cattrells geschiedenis, voor zover die ten tijde van Maybury's verdwijning bij de politie van Silverborne bekend waren. Op de laatste bladzijde waren van tijd tot tijd de laatste gegevens toegevoegd. Terwijl hij las plukte Walsh nadenkend aan zijn lippen. Het was allemaal nogal teleurstellend. Hij had gehoopt een zwakke plek in haar verdediging te vinden, een klein aanknopingspunt waarmee hij haar in het nauw had kunnen drijven. Maar er was niets. Tenzij het feit dat er voor de afgelopen negen jaar van haar leven maar één bladzijde nodig was, terwijl de daaraan voorafgaande tien jaar meerdere pagina's besloegen, iets betekende. Waarom had ze een veelbelovende carrière opgegeven? Als ze in Londen was gebleven, zou ze nu een corifee zijn geweest. Maar in al die negen jaar was de primeur over het ministerie van Defensie haar grootste succes geweest en omdat ze dat artikel in een maandblad had gepubliceerd, was het verhaal onmiddellijk door de grote jongens van de dagbladpers geroofd. Ze had er niet veel eer mee ingelegd. Walsh had alleen maar geweten dat het om haar ging, omdat hij haar naam herkende van de Mayburyzaak. Als ze getrouwd was, zou haar plotselinge verdwijning uit de publiciteit verklaarbaar zijn geweest, maar - zijn frons verdiepte zich tot een woedende blik. Lag het zo simpel? Hadden zij en die andere vrouwen nadat ze allemaal weer vrij waren misschien een soort geperverteerd huwelijk gesloten? Het was een merkwaardig geruststellende gedachte. Als mevrouw Maybury altijd een lesbienne was geweest, zou dat een heleboel verklaren. Toen Bob Rogers binnenkwam, had hij het dossier net dichtgeslagen. 'Ik heb die namen voor u, hoofdinspecteur, en een kop thee.' 'Prima, kerel.' Hij nam de kop thee dankbaar aan. 'Hoeveel?' Brigadier Rogers raadpleegde zijn lijst. 'Vijf. Twee vrouwen en drie mannen. De vrouwen zijn duidelijk weglopertjes - allebei in hun puberteit of late puberteit, allebei vertrokken na ruzie met hun ouders en nooit meer teruggezien. De jongste was veertien, Mary Lucinda Phelps, roepnaam Lucy. Zoals u zich nog wel zult herinneren, hebben we een enorme speuractie op touw gezet, maar nooit iets gevonden.'

'Ja, dat weet ik nog. Zag er op de foto uit als vijfentwintig.' 'Die bedoel ik, ja. De ouders zwoeren dat ze nog maagd was, maar later bleek dat ze al op dertienjarige leeftijd een abortus had ondergaan. Die arme stakker zal nu wel ergens in Londen rondzwerven. De andere is Suzie Miller, achttien jaar, voor het laatst gezien begin mei op de A 31 waar ze samen met een oudere man stond te liften. We hebben een getuige die zei dat ze haar handen niet van hem af kon houden. Haar ouders wilden dat we het als moord zouden behandelen, maar daar was geen enkele aanleiding voor en we hebben ook nooit een lijk gevonden. Van de drie mannen heeft er een waarschijnlijk zelfmoord gepleegd, hoewel we ook dat lijk nooit hebben gevonden, de tweede was half seniel en is gaan zwerven en de derde is er gewoon vandoor gegaan. De eerste was een jonge Aziaat van eenentwintig. Hij heette Mohammed Mirahmadi en leed aan depressies, vijf eerdere pogingen tot zelfmoord, allemaal door verdrinking. Is drie maanden geleden van huis weggegaan. We hebben gedregd in een paar steengroeven in de buurt, maar zonder resultaat. De tweede is een oude man, Keith Chapel, die half maart, dus bijna vijf maanden geleden, is weggelopen uit een tehuis voor dakloze bejaarden en nooit is teruggekomen. Al is het wel vreemd dat niemand hem heeft gezien, want hij had een knalroze trainingsbroek aan. En ten slotte Daniël Clive Thompson, tweeënvijftig, die een week of negen geleden door zijn vrouw als vermist is opgegeven. Daar heeft inspecteur Staley zich grondig in verdiept. Thompsons bedrijf was failliet gegaan en een heleboel mensen waren erg boos op hem, waaronder het grootste deel van zijn personeel. Volgens Staley is hij ondergedoken in Londen. Hij is voor het laatst gezien op Waterloo station waar hij uit een trein stapte.' Hij keek op. 'Woonde een van hen dicht bij Streech?'

'Een van de mannen, ja. Daniël Thompson. Adres: Larkfield, East Deller. Dat is toch het aangrenzende dorp?' 'Hoe luidt zijn signalement?'

'Een meter vijfentachtig lang, grijs haar, lichtbruine ogen, stevig postuur, gekleed in een bruin pak, borstomvang een meter achttien, bruine schoenen maat 42. Overige informatie: bloedgroep O, litteken van blindedarmoperatie, volledig kunstgebit, tatoeages op beide onderarmen. Voor het laatst gesignaleerd op vijfentwintig mei op Waterloo station. Dat was de dag waarop zijn vrouw hem bij het station van Winchester afzette. Dat is alles wat ik hier heb, maar inspecteur Staley heeft een uitgebreid dossier over hem. Zal ik dat voor u halen?'

'Nee,' snauwde Walsh woedend. 'Het is Maybury.' Hij keek Bob

Rogers na, die naar de deur liep. 'Godverdomme! Het is net zoiets als je paraplu thuislaten op een mooie dag; dan regent het gegarandeerd. Geef me die lijst. Als ik hem hier houd, moet het Maybury wel zijn.' Hij wachtte tot de deur dicht was en staarde toen somber naar de beschrijving van Daniël Thompson. Zijn gezicht was plotseling tien jaar ouder.