XVI

 

 

 

REACTIES

 

De heer en mevrouw Hughes hadden bij vrienden in het volgende dorp gebridged en de laatste robber was hét gevecht van de avond geweest. Daardoor was het bijna middernacht toen ze zich op weg naar huis begaven onder een volle maan, die nu niet langer rood was maar van een zo stralend zilver dat de witte velden onder die schittering in een trance lagen.

Mevrouw Hughes zette de radio aan en was juist op tijd voor het laatste nieuws en een politiebericht. Wil iedereen die in staat is inlichtingen te geven over een gele M. G. sportwagen nummer 621 DMX, bestuurd door een blonde licht gebouwde jonge vrouw, vermoedelijk in marineblauwe pantalon en blauwe pullover, onverwijld 999 bellen. Het was een kwestie van het hoogste belang.

‘Zo, ’ zei mevrouw Hughes, ‘wat zou dat blondje op haar geweten hebben? Zou ze de Bank van Engeland hebben beroofd? ’ ‘Een gele M. G. sportwagen? Dat is vreemd, hadden de kinderen het niet over een meisje in een gele sportwagen? ’ Mevrouw Hughes ging recht overeind zitten.

‘Dat is ook zo! Ze zijn in een auto de hond achternagereden, toen hij met een van de wielen in aanraking was gekomen. Joyce zei dat het meisje op weg was naar Land’s End. ’

Ze zwegen en lieten een tijdlang hun gedachten over de kwestie gaan. Hughes gaf meer gas. ‘Ik geloof dat we terug moeten gaan om dit te rapporteren. ’

‘We moeten de kinderen wakker maken. Misschien kan Mickey zich zelfs het nummer herinneren. Je weet wat een fantastisch geheugen hij op dat punt heeft. En Joyce zal zeker kunnen zeggen wat het meisje aan had en hoe haar haar was opgemaakt. ’

De wachtmeester van politie die de familie Hughes zondagnacht om één uur ondervroeg, was er spoedig van overtuigd dat de kinderen inderdaad bij Rachel Olivier in de gele sportwagen hadden gezeten, maar hij kon hen niet van de overtuiging afbrengen dat ze op weg was naar Cornwall. ‘We hebben het nog over Land’s End gehad, ’ zei Joyce, ‘omdat we er zelf zijn geweest. Daar ging ze heen, dat zei ze. ’

‘Deze jonge dame kwam van Londen, ’ zei de wachtmeester, ‘en ze moet vandaar de weg naar Oxford hebben genomen. Dat is de tegenovergestelde richting van Cornwall. ’

‘Dan is ze van gedachten veranderd, ’ zei Mickey. ‘Het scheen haar niet veel te kunnen schelen waar ze heenging. ’ De politieman krabde zich op zijn hoofd. ‘Was ze in de war? ’

‘Ze zag er een beetje verdrietig uit, ’ zei Joyce.

‘Ja, ’ zei Mickey, terwijl hij zijn handen diep in de zakken van zijn nieuwe camel ochtendjas stak. ‘Toen mijn zusje zei dat het in Land’s End zo eenzaam is, dacht ik dat ze begon te huilen. ’

De wachtmeester vertrok en de kinderen werden weer naar bed gestuurd.

Kolonel Barker luisterde naar het nieuws van zeven uur onder het drinken van zijn ochtendthee, de beste kop thee van de dag. Het politiebericht werd herhaald, maar ditmaal werd de luisteraars medegedeeld dat de gele M. G. in Oxfordshire was gezien en mogelijk ook in Cornwall.

Een blauwe pullover, blond haar, lichtgebouwd. Kolonel Barker had geen gele M. G. gezien, maar wel een meisje dat aan die beschrijving beantwoordde, een meisje met verdrietige, opgejaagde ogen. Hij had haar een fles water gegeven en zich bepaald geremd gevoeld, haar alleen te laten. Maar ze had gezegd dat haar vriend op haar wachtte. Moeizaam klom hij zijn bed uit en snelde zo vlug zijn rheumatiek hem dat veroorloofde naar de telefoon. Hij vertelde de politie wat hij wist. De inspecteur tot wie hij sprak deed zeer geïnteresseerd. De tijd en de plaats van ontmoeting waren een aanwijzing dat ze inderdaad de bestuurster van de gele M. G. kon zijn en als dat zo was, dan had men vastgesteld dat ze gezond en wel was tot zondagavond half acht.

Zo kwam het dat de politieauto even na half acht maandagmorgen door de opening in de heg reed, precies twaalf uur nadat kolonel Barker Rachel de fles water had gegeven. Het gele gevaar hield als een trouw paard de wacht bij haar. De kap was bedauwd, net als het gras. Het meisje dat op het grondzeil lag was koud en heel stil. De waterfles was omgevallen bij haar hand, vlakbij de plastic beker, de dop van de thermosfles en het lege flesje dat eens roze pillen had bevat.

‘Het ziet er naar uit dat we te laat zijn, ’ zei de wachtmeester, terwijl hij zich op een knie liet zakken, haar pols pakte en het plekje zocht waar het leven klopt.Christiaan Olivier en zijn neef hadden op Môreson het avondmaal gebruikt en een Bantoemeisje had hun koffie op het terras gebracht. Hans keek op zijn horloge, zoals hij het laatste uur al elke paar minuten had gedaan.

‘Tien over half acht, ' zei hij, ‘nog twintig minuten. '

Zijn oom hielp zichzelf aan meer koffie, ‘Het gesprek kan wel later komen. ’

‘Het is in Londen nu tien over half zes, We zijn hier twee uur voor, ’

‘Loop toch in vredesnaam niet zo als een leeuw in zijn kooi heen en weer. Je geeft me de kriebels. ’

‘Neem me niet kwalijk, ' zei Hans, ‘die heb ik trouwens al, Hoe moet dat nu met morgen? Al wordt er dan geen huwelijk gesloten, ik denk toch maar te gaan. ’

Christiaan merkte maar niet op dat er wel eens een begrafenis kon plaatsvinden. Hij legde zijn eeltige hand zwaar op de schouder van zijn neef. ‘Je moeder kan je nodig hebben. Laten we wachten tot het gesprek doorkomt, dan kun je beslissen. Als we met haar hebben gesproken, weten we meer. ’

Alles wat ze momenteel wisten, was wat ze om zes uur over de radio hadden gehoord - dat Rachel Olivier vroeg in de ochtend was gevonden, ernstig ziek als gevolg van een te zware dosis slaappillen. Ze was in kritische toestand naar een Londens ziekenhuis vervoerd. Een telegram van Ann Olivier had eerder op de dag het bericht bevestigd. Nu wachtten ze op haar telefoongesprek, Hans was in een opgewonden en diep geschokte stemming. Hij was kwaad op zijn moeder, zijn oom en de hele wereld. Arme Ray.

‘Oom Christiaan, u hebt steeds geweten dat mijn moeder al eens getrouwd is geweest. Waarom hebt u me dat niet verteld? Ik ben nu het hoofd van het gezin, ik had het moeten weten. ’

‘Dat ging alleen je moeder aan. Ze heeft het niemand behalve je vader verteld. ’

‘En u. ’

‘Nee, mijn jongen, ze heeft me niets verteld. Kort voor hij stierf, hoorde ik het van je vader. Hij veronderstelde dat je moeder tenminste één vriend moest hebben om die wetenschap met haar te delen. Toen ze voor de eerste keer merkte dat ik op de hoogte was, werd ze kwaad. Daarna voelde ze het als een opluchting. ’

‘En toen de Fleets hier waren, had u tenminste de generaal niet kunnen inlichten? ’

‘Als ik ook maar iets zou hebben gezegd, zou hij alles in het werk hebben gesteld om het huwelijk niet door te laten gaan. ’ ‘Dan had Jim het moeten weten. Ik vind het verkeerd, hem er niets van te hebben gezegd. ’

‘Dat mag je niet zeggen. ’

‘Als ik Jim Fleet was, zou ik me beetgenomen voelen, als ik niet werd vertrouwd. ’

‘Je hebt nu gezien wat een schok het is geweest voor je zusje... ’

‘Ja, dat kan ik me voorstellen. Hoe kan ze ooit kinderen krijgen, wetend wie haar vader was, wat hij was? Ze kan nooit riskeren, die soort krankzinnigheid over te brengen op haar nakomelingen. ’

Christiaan stopte zijn pijp en bleef een poosje zwijgend naar de verre heuvels onder de Melkweg en het Zuiderkruis staan kijken. De eerste regens waren al gevallen en het land was een weelderig tapijt, versierd met bloemen en vol zoete lentegeur. Eindelijk wendde hij zich tot zijn neef.

‘Jullie, jonge mensen, zien alles in zwart en wit. Goed en kwaad. Zo eenvoudig is het nooit. ’

Beide mannen schrokken op toen de telefoon in de voorkamer rinkelde. In een paar enorme sprongen was Hans bij het apparaat.

‘Meneer Hans Olivier? Hier komt Londen. Mevrouw Olivier is aan het toestel. ’

Hans hoorde de stem van zijn moeder even duidelijk alsof ze bij hem in de kamer stond. Er was een begeleiding van licht geruis, maar niet zo erg dat het de verstaanbaarheid verstoorde.

‘Hans, de toestand van je zusje is onveranderd. Ze is nog bewusteloos. Maar er is hoop. ’ ‘Wat wordt er aan haar gedaan? ’

‘Alles wat maar mogelijk is, alles. ’

‘Uw stem klinkt zo slap, moeder. Voelt u zich goed? ’

‘Ik heb vannacht niet veel geslapen, ik ben de hele dag in het ziekenhuis geweest. Maar nu ben ik thuis en ze zullen me roepen als de toestand verandert, Jim is bij haar en hij blijft daar. ’

‘Jim? Dat is fijn. Hoe is zijn familie eronder? ’

‘Niet zo best. Je kunt het ze ónmogelijk kwalijk nemen. ’ ‘Moeder, al is er dan geen huwelijk en wat er ook met Ray gebeurt, ik neem morgen het vliegtuig. U zult me wel nodig hebben, denk ik. ’

‘Ja, lieve schat, kom naar me toe. Is Christiaan daar ook? ’ Hans gaf de hoorn aan zijn oom over. De stem van de oudere man was schor van ontroering.

‘Annetjie, hou je maar goed, hoor. Wanneer denken ze dat Rachel zal bijkomen? ’

‘Dat weet niemand. Morgen misschien, overmorgen, als ze ooit... ’

Door haar stem zag hij haar gezicht, mat en vertrokken, grover dan normaal door spanning en gebrek aan slaap. Hij kon de niet vergoten tranen horen, en de smart die als een zware last op haar hart lag, werd bijna reëel op het zijne overgeladen.

‘Annetjie, ik ben in gedachten bij je. En als dat niet genoeg is, kan Bronkhorst het hier wel even klaarspelen en kom ik ook over. ’

‘Dank je, Chris, ik weet dat je het meent. Ik ben nu te moe om te denken. Ik wil alleen maar dat Rachel beter wordt zodat ik haar mee kan nemen naar huis, naar Môreson. Ik moet haar thuisbrengen, Chris. ’

‘Dat zul je ook, meid. Heb maar vertrouwen. Hier is Hans weer. ’

Er volgde eén haastig afscheid nemen dat werd afgebroken door de onbarmhartige piepgeluiden, waarop de nare gewaarwording volgde van even dichtbij te zijn geweest. Hans legde de hoorn langzaam neer en liep naar het terras en verder de avond in vol sterren. Hij voelde zich machteloos en ver van hen die hij het meest liefhad. Bergen en oceanen scheidden Transvaal van de Trident. Meer dan elfduizend kilometer van donkere oneindigheid strekten zich uit tussen hem en Ray, tussen Móreson en het ziekenhuis, waar zijn zusje in een diepe vergetelheid lag die het voorportaal was van de dood.

Christiaan, die alleen op het terras stond, zag het rijzige silhouet van zijn neef tegen de wassende maan, maar hij volgde hem niet de tuin in. Hij wist dat de jonge man aan Rachel dacht, wrok koesterde jegens zijn moeder en haar de schuld gaf van wat zijn zusje was overkomen. Je mocht niet verwachten dat Hans de zelfopofferingen van zijn moeder terwille van Rachel begreep, of besefte dat haar hard besluit van geheimhouding de hele loop van haar leven had veranderd. Ze was gedwongen geweest, elke band die ze zou willen hebben, te verzaken, omdat uitwisseling van vertrouwelijkheden een essentieel bestanddeel is van vriendschap. In haar jeugd was ze vrolijk en onbezorgd geweest, toch had ze een man getrouwd die veel ouder was dan zij, met wie ze ver van de stadslichten was gaan wonen, en had ze een thuis gevonden dat ze langzamerhand had liefgekregen. Ze had zich kranig gehouden en Rachel was tot een flink meisje opgegroeid. En nu was al haar opoffering voor niets geweest. Erger nog, ze had geleid tot een tragische daad en mogelijks zelfs tot de dood van het meisje dat ze met inspanning van haar uiterste krachten had willen behoeden voor de gevolgen van de zonden van haar vader.

Christiaan zuchtte diep. Zijn pijp was uit. Hij klopte die leeg en stak hem in zijn zak. Hoe goed herinnerde hij zich nog de dag waarop Gerhard hen op Möreson had gebracht, de donkere jonge vrouw en het kind met het zilverige haar, dat ze voor het zijne hadden aangezien. De weinigen die de waarheid wisten of vermoedden, hadden dit voor zichzelf gehouden en het geheim was begraven en door de jaren vergaan. Die eerste dag op Môreson was Ann, een krachtige, soepele vrouw met een zigeunergezicht, met uitgestoken handen op hem af gekomen. Haar zwarte haar glansde in de zon en de warmte van haar glimlach had zijn adem doen stokken.

‘Jij bent Chris, ’ had ze gezegd, ‘mijn nieuwe broer. ’

Daarna had ze gelachen en haar ogen hadden geschitterd voordat ze haar blik afwendde. Ze had toen al geweten dat hij het niet helemaal met zijn broer eens was en die wetenschap was, zoals zoveel meer, verboden gebied tussen hen gebleven.

Hij liep de treden af de tuin in. ‘Tot ziens, ’ riep hij naar Hans. ‘Bel me uit Londen als je nieuws hebt. ’

‘Dat zal ik zeker doen. ’

Hans liep met zijn oom op naar de Chevrolet. Op de kap sluimerde een kat.

‘Een goed voorteken, ’ zei Hans, ‘een zwarte kat. ’

‘Je bent al even bijgelovig als je moeder. ’ Christiaan joeg het dier weg. ‘Vort jij, breng ons dan maar een beetje geluk. Dat hebben we wel nodig. ’Verdoofd van vermoeidheid sliep mevrouw Olivier in, zodra haar hoofd het kussen voelde. Het regende hard en Lucifer sliep op de keukenstoel, ongestoord door het kletteren van de druppels op het bovenlicht. Jim had in de studio een bak onder de drup gezet. Er was al meer een lek geweest, Ferrit zou er morgen vermoedelijk wel naar kijken. Het onregelmatig druppelen in de bak scheen telkens zijn gespannen zenuwen te treffen. Hij had in de loop van de avond Laura gebeld en anders dan gewoonlijk bleek ze het oneens met hem te zijn.

‘Je vader heeft alles afgezegd, alle regelingen voor het huwelijk. Je moet toch begrijpen dat er onder deze omstandigheden niets op Ravenswood kan doorgaan. ’

Hij had scherp geantwoord: ‘Ik geloof niet dat je de situatie begrijpt, Laura. Alleen een wonder kan Rachel redden.

Vertel dat maar aan mijn vader, dat zal goed nieuws voor hem zijn. ’

Hij had gehoord hoe ze onthutst zuchtte, terwijl hij met een smaak in zijn mond alsof hij iets verkeerds had gegeten, de hoorn neerlegde. Zijn verbittering jegens zijn familie was echter niets vergeleken met die tegen mevrouw Olivier. Zij waren allen door haar om de tuin geleid, maar hij het gemeenst. Ze had zo flink moeten zijn geweest, hem de waarheid te vertellen en hem zijn eigen houding te laten bepalen. Maar ja, dat had hij zichzelf nu al honderd keer voorgehouden en daarmee schoot je nu toch niet op.

Het bleke, levenloze gezicht van Rachel doemde voor hem op. Uit buizen werd het levensvocht in haar aderen gedruppeld. Een verpleegster met grote bruine ogen waakte bij de patiënt achter een op zichzelf al niet veel goeds belovend scherm. Mevrouw Olivier had zich vanmiddag over haar dochter gebogen en had haar koude voorhoofd met haar lippen beroerd. Een Judaskus, dacht Jim, die haar op dat moment haatte.

In het schamele huisje achter in de straat lag Ferrit wakker, nu ten prooi aan nieuwe, vreemde en opwindende sensaties. Medelijden was er niet bij, noch schuldgevoel. Hij mijmerde alleen maar over de macht die hij had kunnen uitoefenen. Voordat hij naar bed ging, had hij nog eens zijn dikke boek bestudeerd. Emily, die met nieuwe maan altijd rusteloos was, had er ook gretig naar gekeken. ‘Jouw mensen, ’ zei ze trots.

Gedurende een periode van vijfentwintig jaar had hij artikelen, verband houdend met de berechting van moordenaars die hun laatste gang naar de gevangenis of naar de galg hadden gemaakt, uitgeknipt en opgeplakt. Zoals sommige mensen verslaafd waren aan speurdersverhalen, zo werd Ferrit geobsedeerd door criminaliteit. Niet alleen de misdaad zelf fascineerde hem, ook de mensen, goed of slecht, die erin betrokken waren. Ann Wargrave had hem geïntrigeerd van het moment af dat hij haar foto’s in de toenmalige kranten had gezien. Je kon dat gezicht, zo vol vuur, niet vergeten. Hij had toen allerlei gissingen gemaakt over haar betrekkingen tot de satanische hooivorkmoordenaar. Ze was zijn vrouw geweest. Hoe was zij buiten schot gebleven? Had ze nooit enige grond gehad, bang voor haar man te zijn? Elke man kon op een vrouw als Ann Wargrave verliefd worden, ze had dat soort magnetische aantrekkingskracht. En Lucas Wargrave was, wanneer hij tot een vrouw werd aangetrokken, gevaarlijker en dodelijker dan het wildste dier uit de jungle. Hoe hadden zij het met elkaar kunnen vinden? Ferrit had de getuigenverklaringen woord voor woord gevolgd. Ann had er ook gestaan en ze had gezworen dat haar man gedurende hun huwelijk normaal scheen te zijn geweest. Toch had hij een paar maanden na de geboorte van hun kind in de loop van enkele weken drie vrouwen op lugubere wijze vermoord.

Ferrit beschouwde zijn bestaan met zijn onnozele zuster niet echt als leven. Vriendinnen had hij bovendien niet, zelfs geen vrienden. Zijn ware leven was een projectie van zichzelf in de huid van anderen. De Trident vormde een belangrijk onderdeel in dat dubbelleven. Hij leende iets van iedereen. Soms was hij Ginger Rafferty, de onversaagde vlieger, of de jonge Charlie Dixon die zo’n begerenswaardige vrouw en een minder begerenswaardige hond had. Hij was een tijdje de man uit West-Indië geweest, die het huis bezocht aan het einde van de straat, waar de twee verzorgsters van Lucifer hadden gewoond. De mensen gadeslaan, zijn grote boek van moordenaars en vermoorden bijhouden, dat was het gevaarlijke leven van Ferrit, maar alleen in zijn dromen. Nu voelde hij eindelijk, buiten die droom te zijn getreden, hoewel hij nog steeds veilig buiten de werkelijkheid stond.

De laatste vierentwintig uur sinds Rachel Olivier in het nieuws was gekomen en nu haar leven aan een zijden draad hing, was in Ferrit de gedachte gegroeid dat als die draad knapte, hij net als de hoofdpersonen in zijn gruwelijke collectie, verantwoordelijk zou zijn voor de dood van een medemens. Door Uitkijk toe te staan, zijn album in te zien en zijn mensen te ontmoeten, onder wie zich Lucas Wargrave bevond, had Ferrit de weegschaal van het noodlot laten doorslaan. Als de dochter van mevrouw Olivier, het meisje met de wapperende haren en de vriendelijke glimlach, niet meer uit haar diepe slaap zou ontwaken, zou hij, Ernest Ferrit, eindelijk onherroepelijk verbonden zijn aan de lieden die hij zo nauwkeurig bestudeerde en zo goed kende. Hij zou het laatste postscriptum in de geschiedenis van Lucas Wargrave in het dikke boek plakken en telkens als hij het zou lezen of als hij het gezicht van de jonge vrouw met haar prachtige haar zou zien, zou hij in zichzelf zeggen: ‘Deze is van mij. Deze heb ik gedood. Ik, Ernest Ferrit uit de Trident, heb Rachel Olivier, de natuurlijke dochter van Lucas Wargrave, de befaamde moordenaar, gedood. ’

Ja, hij zou ook zijn plaats hebben in zijn eigen duivelse galerij van de roem. Maar dat zou niemand weten. Zelfs Emily niet.