VI
DE VODDENMAN
Toen Jim Rachel even over negenen naar huis bracht, vonden ze daar Liz in een uitstekend humeur. Ze was juist van haar bezoek aan de ouders van Tom terug en begroette hen enthousiast.
‘Ik heb net koffie gezet. Hoe was jullie weekeinde op Ravenswood? ’
‘Heerlijk, ’ zei Rachel. ‘En hoe is het voor jou verlopen? ’ ‘Moet je dat nog vragen? ’ grinnikte Jim. ‘Ze straalt. ’
‘Ik zal het jullie vertellen. Zwarte koffie of met melk? ’
‘Melk voor mij en zwart voor Jim. En allebei suiker. ’
Liz had de gordijnen gesloten, omdat het al aardig donker begon te worden. Het zag er nu gezellig en huiselijk uit in de flat. Rachel zat met haar benen onder zich op de divan en Jim had naast haar plaats genomen. Ze dronk haar koffie met kleine teugjes.
‘Wat zijn het voor mensen, de ouders van Tom? ’ vroeg ze. ‘Fantastisch, zei Liz, ‘dat wil zeggen verrassend eigenlijk. Tom was hun enige kind, weet je. Zijn moeder is ongeveer even oud als de jouwe, zijn vader niet veel ouder. Toen ze begrepen wat Tom voor me heeft betekend... ’.
Ze zweeg, tranen sprongen in haar ogen. Terwijl ze haar zakdoekje gebruikte, zei ze kleintjes: ‘Sorry, ik kan het niet helpen. ’
‘Waren ze aardig voor je? ’ vroeg Rachel.
Liz knikte verbeten. ‘Ik moet altijd contact met ze blijven houden, ook als ik terugga naar Zuid-Afrika, zeiden ze. ’
Na een poosje deed Jim een poging, Liz op andere gedachten te brengen, maar dat lukte niet best. Toen Rachel Jim later had uitgelaten en in de kamer terugkwam, was Liz bezig de asbakjes te ledigen en de tafel te dekken voor het ontbijt.
‘Hoeveel betekent Jim voor je? ’ vroeg ze.
Rachel keek haar niet aan. ‘Alles, ’ zei ze. ‘Zonder hem zou ik niets zijn. ’
‘Och, ’ zei ze lusteloos, ‘het leven kan altijd weer opnieuw beginnen. ’
‘Dat hoop ik voor je, ’ zei Rachel hartelijk.
‘Gaan jullie trouwen? ’
‘In september. ’
‘Dan zullen we tegen die tijd de flat moeten opzeggen. Of nemen jij en Jim hem? ’
Rachel stond op. Ze keek Liz aan met ogen die straalden van vriendschappelijke pret. ‘In de grond ben je het meest praktische meisje dat ik ken, ’ zei ze.
Mevrouw Olivier zat aan haar bureautje en nam zich voor, aan haar Zuidafrikaanse post te beginnen. Ze had genoten van de dagen op Ravenswood en voelde zich geruster, nu ze een besluit had genomen over de toekomst van haar dochter. Al haar steeds weer opkomende twijfel wist ze te onderdrukken. Ze had een weg uitgestippeld en nam zich voor niet meer om te kijken. Het bezoek aan het buiten had haar ervan overtuigd dat ze er goed aan had gedaan, naar Engeland te komen. Jim Fleet was een zeer geschikte echtgenoot voor Rachel en mevrouw Olivier was van plan, zijn familie ervan te doordringen dat Rachel even geschikt voor hem was. Dan zou ze zich terugtrekken.
De wind van de vorige avond was gaan liggen, maar Ginger Rafferty, die de Trident verliet, gebruikte zijn paraplu als wandelstok en mevrouw Meadows was die ochtend in regenjas komen opdagen en zag er uit als een pakje in plastic emballage. Mevrouw Olivier kon haar in de keuken onder haar werk horen zingen. Ze had een stemmetje als een vogel, versierd met onverwachte trillers.
‘Lieve Hans, ’ schreef mevrouw Olivier aan haar zoon, ‘de ouders van Rachels vriend vertrekken eerstdaags voor een tocht naar Zuid-Afrika. Ik had graag dat ze een weekeinde op Môreson verbleven. Laat nicht Jacoba uit Springs overkomen om als gastvrouw te fungeren. En nodig oom Christiaan voor het diner uit. Zeg Jacoba dat ze haar beste beentje voor moet zetten, dat zal ze trouwens plezierig vinden, al was het alleen maar om indruk te maken op oom Christiaan. ’ Ze legde haar pen neer en vertrok haar lippen in een cynische glimlach. Jacoba zou verrukt zijn dat ze gastvrouw kon spelen op Môreson. De weduwe uit Springs had al twee jaar een oogje op oom Christiaan, van de dag af dat zijn vrouw was gestorven. Nou, ze mocht succes hebben. Het werd hoog tijd dat oom Christiaan hertrouwde. Voor het eerst sinds ze Zuid-Afrika had verlaten, voelde ze de scherpe steek van heimwee. De lucht in Transvaal zou nu als nectar zijn. De winterse lucht was zo verfrissend, er was zo veel van en er waren zo weinig mensen die ze inademden.
Haar gedachten werden onderbroken door een klankrijk gezang uit het straatje, het geratel van wielen en het gezapige klikken van hoeven. Ze stond op en keek uit het raam. ‘Mevrouw Meadows! ’ riep ze. ‘Kom eens kijken! ’
Mevrouw Meadows kwam uit de keuken en leunde over mevrouw Oliviers schouder uit het raam.
‘O, dat is Alf, de voddenman, ’ zei ze glimlachend. ‘En naast hem hobbelt de oude Emily Ferrit. Ze is op zijn geroep afgekomen. ’
‘Wat roept hij eigenlijk? ’
‘Vodden en benen. ’
‘Dat zou je nooit kunnen raden. Maar het klinkt wel melodieus. ’
‘O, dat doet me denken aan de vodden die mevrouw Kelly in de garage van mevrouw Rafferty heeft liggen. Ik ga haar even de sleutel vragen. ’
Mevrouw Meadows vloog naar beneden en de straat op -ze was werkelijk als een vogel - en mevrouw Olivier volgde haar bedaarder.
Jane Rafferty opende de deur van de garage. ‘Het is die rommel daar in de hoek, ’ zei ze. ‘Ik rijd de auto even naar buiten, dan kan Alf erbij. Hij vindt hier altijd wat van zijn gading. ’
‘IJzer, daar zijn ze fel op, ’ zei mevrouw Meadows, terwijl Jane de witte wagen het zonlicht in reed. ‘Onderdelen van oude fietsen en machines en ijzeren bedden, dat soort goed. Botten zijn tegenwoordig niet veel meer waard, vroeger gingen die veel naar boerderijen. Hoe heet dat spul ook weer, dat dingen laat groeien? ’
‘Kunstmest. ’
‘Kunstmest, juist. En lompen natuurlijk, die kunnen ze altijd gebruiken. ’
De zingende roep van Alf was weggestorven naarmate hij het einde van de straat naderde, maar nu kwam hij op zijn schreden terug. Hij was een lange, gebogen oude man in een versleten jas en een antieke bolhoed op zijn hoofd. Hij liep naast zijn platte kar met een grote kist, een grijze doos en een zak erop, die hij alle in de loop van de dag hoopte te vullen. Zijn knoestige hand hield de teugels van een mooie muilezel. Aan zijn zijde hobbelde Emily Ferrit, een kleine, tandenloze parodie op een vrouw. Dan de muilezel! Dat was een mooi beest. Groot en glanzend met zijn kastanjekleurige vacht, zorgvuldig in een patroon geknipt.
‘Keurig gedaan, ’ merkte Jane Rafferty bewonderend op. ‘En hij past goed op het dier, het ziet er weldoorvoed uit. ’
‘En de vracht is netjes opgepakt, ’ lachte mevrouw Olivier. De muilezel droeg oogkleppen, wat erop wees dat hij een gevoelige en licht geraakte natuur bezat. Mevrouw Olivier gaf hem klopjes op zijn krachtige nek, terwijl Alf het verwrongen ijzerwerk van een oude driewieler, een versleten mat en een gevlekte en vochtige matras oplaadde.
‘Een mooi dier, ’ zei mevrouw Olivier. ‘Ik heb er verstand van. ’ ‘Michael, ’ zei de voddenman bijna teder terwijl hij een wortel uit een vormeloze zak opdiepte en die de muilezel op het vlak van zijn hand aanbood. ‘Ja, hij is een beste. En hij weet het ook, hè? ’
Hij stond op het punt, door te rijden toen Emily Ferrit, die intens naar mevrouw Olivier had staan staren, plotseling zei: ‘Je zult zien dat Alf nog eens mensenbeenderen komt weghalen. Ja, daar wacht ik op, daarom loop ik altijd met Alf mee. ’
‘Hou je gemak, tante, ’ zei Alf rustig. ‘Daar doe ik niet in. ’ Emily Ferrit lachte een beetje wild en wees met een benige, trillende vinger naar mevrouw Olivier.
‘Jij daar, jij bent een van Ernie’s mensen. Ik ken u! ’
Jane pakte mevrouw Olivier bij haar arm. ‘Let er niet op, ze is niet goed in haar hoofd. Ze is ongevaarlijk, maar soms krijgt ze het te pakken. ’
‘Wie is Ernie? ’ vroeg mevrouw Olivier kalm.
‘Me broer Ernie, iedereen kent Ernie Ferrit, hij verzamelt mensen zoals u... ’.
Mevrouw Olivier glimlachte. Het was een vreemde strakke glimlach met ogen die hard in een ijskoud gezicht stonden. ‘Ik vind het een eer, in de collectie van meneer Ferrit te zitten. ’
Jane lachte een beetje verlegen. ‘Het lijkt Madame Tussaud wel. ’
Ze voelde de arm onder haar hand verstijven.
‘Kom, tante, ’ zei Alf. Hij tikte aan zijn hoed en ging verder. De Oude vrouw, nog steeds mompelend, liep met hem mee. Als een standbeeld bleef mevrouw Olivier de wagen nakijken, tot hij om de hoek verdween. De echo van het geroep van de voddenman drong nog flauw tot hen door, evenals het regelmatige geklik van de hoeven.
Mevrouw Meadows was weer aan haar werk gegaan en had de voordeur op een kier laten staan. Jane Rafferty keek mevrouw Olivier bezorgd aan. De zon zette haar kalkwit gezicht in een wreed licht. Het leek ruw en zwaar. ‘Die arme ouwe ziel heeft u van streek gebracht, ’ zei Jane. ‘Kom mee, dan zet ik thee. ’
Mevrouw Olivier liet zich gewillig meevoeren in de cryptachtige schemering van het mooie vertrek. Ze zonk in een stoel en sloot haar ogen.
'U moet de wagen weer in de garage zetten, ' mompelde ze. ‘Dat heeft geen haast. ’ Jane riep haar werkster; ‘Mevrouw Jackson, kunnen we twee kopjes thee krijgen? ’
‘Ik begrijp het niet, ’ zei mevrouw Olivier. ‘Wat bedoelt ze met... Ernies mensen? ’
‘Ze is geschift. Ik heb er geen idee van. Dat is iets nieuws Voor me. Haar... afwijking is tamelijk goed bekend, er bestaat een naam voor, maar die kan ik me niet herinneren. Ze verbeeldt zich de meest fantastische dingen, ze denkt dat ze reizen maakt en doet dan dingen die in geen enkel verband staan met de werkelijkheid. Soms ziet ze iets op de televisie, dat haar in de war brengt. Ze heeft in haar verbeelding avonturen en als je haar dan ontmoet, vertelt ze er zo overtuigend van dat je haar bijna zou geloven. ’ Mevrouw Olivier stak een sigaret op. Ze werd zichzelf weer wat meester.
‘Nog al een bezoeking voor haar broer, niet? ’
‘Hij is werkelijk geweldig voor haar. Daarom zien we wat van hem door de vingers. Als hij eens wat vervelend is, en hij kan ontzaglijk bemoeiziek en een kletskous zijn, dan denken we maar dat hij altijd met Emily zit opgescheept. ’
‘Ik heb haar nog niet eerder gezien. ’
‘Ze gaat tegenwoordig zelden uit. Ferrit doet alle boodschappen en ik stel me voor dat hij bijna altijd kookt en schoonmaakt. Ze is zijn kruis. Ik denk dat de meeste mensen wel een zorg hebben, maar die is niet altijd zo zichtbaar en omvangrijk... ’.
Mevrouw Olivier glimlachte Jane niet bijzonder vrolijk toe. ‘De onzichtbare kruisen zijn vaak de ergste. ’
‘Ja, ’ zei Jane Rafferty langzaam. ‘Wat weten we toch eigenlijk weinig van elkaar, hè? ’