VII

 

 

 

WINTER IN TRANSVAAL

 

De generaal en zijn vrouw vertrokken naar Zuid-Afrika, gewapend met uitnodigingen en introductiebrieven. Laura was zo opgewonden als een kind en haar hoge verwachtingen werkten aanstekelijk, Sir Jasper keek vooral uit naar de paar dagen die ze in Johannesburg zouden doorbrengen met kapitein T. S. Carstairs en diens vrouw. Tommy Carstairs verzorgde de publiciteit voor een van de machtige mijnondernemingen. Het was een deel van zijn taak, een gunstig beeld van Zuid-Afrika in het buitenland te vestigen.

‘Hij is altijd bereid, het onmogelijke te proberen, ’ grinnikte Sir Jasper. Laura had de hartelijke en energieke oud zeeman nooit ontmoet. ‘In de oorlog heb ik hem leren kennen. Hij was toen nog jong en voerde het commando over kustpatrouilleboten. Hij heeft een paar gevaarlijke opdrachten voor ons uitgevoerd. ’

‘Hoe is hij in Zuid-Afrika terechtgekomen? ’

‘Een dienstkwestie, Hij werd bij de basis Kaapstad aangesteld en werd verliefd op het land en op een meisje uit Johannesburg. De rest volgde logisch. ’

Het schip legde op een zonnige winterochtend in Kaapstad aan. In juni kan het daar nat en bitter koud zijn of er hangen nog dromen van een vervlogen zomer in een herfstig nabloeien van aangrijpende schoonheid. De geraamten van eiken steken af tegen de witte muren van het verleden; bladloze wijngaarden rusten na de pluk, nieuwe wijn fermenteert luidruchtig in de grote teakhouten vaten. Ze staan in kelders die even waardig en uitgestrekt zijn als de hoeven waartoe ze behoren. Toeristen, dagjesmensen en vakantiegangers vertrekken, diplomaten en leden van de regering keren terug naar hun officiële residenties in Pretoria en de inwoners van Kaapstad maken het zich gemakkelijk in hun comfortabele huizen en zuchten van opluchting. De Kaap is weer voor hen alleen. De gekleurde bevolking schikt zich dan minder goed. Warm wintergoed kost geld, blote voeten worden koud, pondokkies stromen over als de stormen komen en Gods zonneschijn zal voor een tijdje ontbreken om hen te warmen en hun huizen te verlichten.

De Kaap glimlachte de Fleets toe en het speet hen toen de tijd voor hen kwam om de Blauwe Trein naar Johannesburg te nemen. Deze luxe sneltrein vervoerde hen door de majesteit van met sneeuw bedekte bergen naar het pastel kleurige plateau van de Karoo, waar Laura, wie de natuur altijd aansprak, haar hele wezen doordrenkt voelde van de indringende melancholie die deze uitgestrekte vlakte teweegbrengt. Ververwijderde blauwe bergketens en koppies rezen uit de trillende luchtspiegeling op en bij zonsondergang werd het hele wijde land verdronken in golven van prachtige kleuren, ruw maar teder en zo onvergetelijk lichtend dat de ziel van de toeschouwer er diep door werd getroffen. Op tweeduizend meter boven de zeespiegel spreidde de hoogvlakte zijn bleke huid van mais en hooi uit. Door mensen opgeworpen bergen en pyramiden duidden het nerveuze ondergrondse leven van de Witwatersrand aan, waar zwarte mieren werkten in de ingewanden van de gouddragende aarde.

Kapitein Carstairs en zijn vrouw woonden in een modem landhuis buiten de stad. Hun huis werd beschaduwd door prachtige bomen en de bewoners konden trots zijn op een uitstekende tennisbaan en een zwembad. Hun negentienjarige dochter, Jennifer, woonde thuis en de garage herbergde voor deze drie mensen drie auto’s en een stationwagen. ‘Kan dat maar steeds zo doorgaan? ’ Sir Jasper zwaaide zijn goedgemanicuurde hand in de richting van de tekens van luxe aan alle kanten.

Zij zaten in de serre en zagen de lavendelkleurige Afrikaanse schemering in het getaande land dringen.

‘In gematigde vorm, ja, ’ zei Tommy Carstairs.

De lach van zijn vrouw klonk scherp en zonder vreugde. ‘Tom denkt wensdromen. Dit soort leven verdwijnt snel, heel snel. ’

‘Pamela is een pessimiste, ’ zei haar man.

‘Een realiste, ’ antwoordde ze. ‘In ieder geval is het pessimisme van de een vaak het optimisme van de ander. Vooral in Zuid-Afrika. ’

De zwarte butler in zijn witte kleed met rode ceintuur zette een blad glazen op een marmeren tafel en verdween zwijgend naar zijn kwartier.

Met zijn hoofd wees Tommy Carstairs naar de vertrekkende figuur.

‘De mensen vergeten dat zij het alternatief zijn voor ons. Kleurlingen werken niet graag voor andere kleurlingen en zelfs toverkunst kan niet iedereen met een slag in een baas veranderen. Velen van hen beseffen dat. ’

‘En wat is de oplossing? ’

‘Een compromis. Dat komt. ’

‘Ja, dat zal er echt wel komen, ’ zei Pamela grimmig. ‘Je moet dan maar leven voor de dag van vandaag. ’

Laura zuchtte. ‘Het is overal hetzelfde, dat doen we in Europa ook. Hier is het het rassenvraagstuk, daar de bom. ’ Sir Jasper streek met vinger en duim door zijn baardje. Zijn half verborgen mond droeg een spottende trek.

‘Jullie hebben hier nog een ontzaglijke rijkdom disponibel. ’ ‘Goud? Ja, maar voor hoe lang? ’

De butler had het licht in de eetkamer ontstoken. Het scheen door het venster op de tafel waar Tommy Carstairs een cocktail klaarmaakte.

‘Het zou interessant zijn, in de toekomst te kunnen kijken, als hier alle goud op is. ’

‘Dan zullen de oude heidense goden weer de plaats van de moderne afgod innemen, ’ zei Laura. ‘Dan is er toch altijd nog het land, de zon en de maan, zaden en oogsten, dieren en vruchtbaarheid. ’

Echt mijn boerinnetje, dacht Sir Jasper. Haar woorden bemoedigden hem.

‘Laura houdt in de eerste plaats van het land. Ze is een betere boer dan ik. ’

Tommy Carstairs zette een cocktail naast haar neer. ‘U zult genieten van uw weekeinde op Môreson. Het is een mooie hoeve, ongeveer tienduizend morgen en voor een groot deel bebouwd. Tarwe, mielies, bonen, aardappelen, vee. Alles zeer modem en produktief. Toen Gerhard stierf, erfde Hans alles. Hij is een bijzondere vriend van onze Jenny. Zijn oom Christiaan Olivier exploiteert de boerderij voor hem, maar Hans zal wel gauw de teugels in handen nemen. De Oliviers zijn geboren boeren. ’

‘Jenny zal jullie er vrijdagmiddag heenrijden, ’ zei Pamela, ‘en ze haalt jullie maandag weer op. Dan hebben jullie nog een dag voordat jullie naar het reservaat gaan. ’

‘Dat is aardig van Jenny om zoveel tijd voor ons uit te trekken, ’ zei Laura.

Er lag iets hards in de lach van Pamela. ‘De jeugd doet tegenwoordig wat ze wil. Jullie programma past haar precies. Ze houdt ervan een weekeinde op Möreson te zijn. Op haar eigen manier vindt ze dat even interessant als jullie. ’

De kraaiepootjes bij Sir Jaspers spottende ogen werden dieper. ‘Het schijnt dat de Oliviers een interessante familie zijn. ’Jenny Carstairs had pas haar rijbewijs gehaald, maar ze had al van haar vijftiende jaar af gereden en had, zoals de meesten van haar generatie, gevoel voor een auto. Ze praatte honderd uit tijdens de rit naar Möreson, ongeveer tachtig kilometer van Johannesburg. Meestal over Rachel.

‘We waren samen op school en Ray is vaak ’s zondags bij ons geweest. Ze is ouder dan ik - Hans is van mijn leeftijd -maar we hebben altijd geweldig kunnen opschieten. ’

‘Dan zul je haar missen, ’ zei Laura van de achterbank af. ‘Ja, maar we voelden allemaal dat ze weg moest. Haar moeder verstikte haar. ’

‘Dat is nog al wat. ’ Sir Jasper keek het meisje aan het stuurwiel aan. Mogelijk zou Jenny later net zulke scherpe trekken krijgen als haar moeder, als ze niet gauw ophield elk uur van de dag en de nacht te willen uitbuiten.

‘We kunnen niet door onze ouders worden opgesloten, ’ zei Jenny, ‘dat is niet te verdragen. Dat deed mevrouw Olivier, ze behandelde haar alsof ze niet te vertrouwen was en had een hekel aan haar vrienden. Ray was niet zoals zoveel meisjes, vrij met jongens. Dat had haar moeder moeten weten en ze had haar moeten vertrouwen. ’

‘Misschien vertrouwde ze de vrienden niet, ’ meende Sir Jasper.

Jenny snoof verachtelijk. ‘Jongens doen wat meisjes toestaan. ’

‘Vreemd dat mevrouw Olivier toestond dat ze helemaal naar Engeland ging, ’ bracht Laura in het midden.

Jenny grinnikte. ‘Nou, dat heeft dan ook wel voeten in de aarde gehad! Iedereen steunde haar en mevrouw Olivier stond nu eens helemaal alleen. Rachels vader en Hans kozen haar zijde, oom Christiaan ook en zelfs nicht Jacoba. Iedereen sprak zijn mening uit. Ik denk dat het feit dat Liz Joubert in Londen was en graag wilde dat Rachel bij haar kwam, de zaak besliste. De mensen redeneerden dat alles wel in orde zou zijn als ze samen een flat namen. Liz, werd gezegd, was een door en door fatsoenlijk meisje. ’

‘Vind jij dat ook? ’

‘O, ze is zeker niet saai. ’

Sir Jasper glimlachte. ‘Dus Rachel vertrok tenslotte met aller goedkeuring. ’

Jenny keek hem van opzij aan. De vader van Rays vriend was een slimme oude vos, maar hij had toch wel iets. Je kon ook niet een figuur als Gerald Bourne bedenken zonder zelf iets in je te hebben.

‘Behalve van haar moeder, die bleef bouderen. Ze liet Rachel zelfs zonder een enkele introductie vertrekken. Wij schreven aan onze vrienden in Engeland om Rachel prettig te ontvangen, terwijl mevrouw Olivier, die nota bene Engelse is, het arme kind nog zelfs geen brief aan een tante meegaf. ’ Af en toe onderbrak Jenny zichzelf om op iets belangwekkends te wijzen - een Bantudorp met vierkante hutten, versierd met ingewikkelde geometrische voorstellingen, een kudde herten, grazend met het vee, soms een dorp met platte huisjes van één verdieping en bomen, windmolens en een beekje dat nu droog lag of een radiostation.

‘Prachtig terrein voor tanks, ’ merkte Sir Jasper op, terwijl hij over de vlakte keek. Jenny lachte onbeschaamd.

‘Gerald Bourne kon dat hebben gezegd. Hij zou het misschien een uitstekend landingsterrein voor een vloot ruimteschepen vinden. ’

‘Jij moest met mijn man samenwerken, ’ zei Laura. ‘Hij kan even niet verder met zijn romans. ’

‘O, ik heb een massa ideeën, ’ lachte Jenny. ‘Kijk, hier slaan we af. Daar ginder begint het land van Môreson. ’

Zij volgden enige kilometers een droge rivierbedding. Aan de kanten groeiden biezen en hoog riet, vol felrode vinken. Bij een draadomheining en een hek ratelden ze over het eerste veerooster van Môreson.

‘Nu zijn we op het land van Hans, ’ zei Jenny. ‘Het grenst aan dat van oom Christiaan. ’

Mannen, vrouwen en kinderen rooiden aardappelen, de mannen in een karikatuur van Europese kleding, de vrouwen in lakens gehuld met babies in draagdoeken op hun rug of tegen hun heupen. In de mieliesvelden was een combine aan het werk, die automatisch het rijpe graan oogstte en bundelde. Op een heuvel ploegde een team van zestien ossen in het tempo van een voorbije eeuw.

Laura nam het uitgestrekte, gouden tafereel met verrukking op. Het door de wind bewogen graan veranderde onder elke ademtocht van kleur. Een kwetterende wolk lastige vogeltjes was erop uit, de rijpe aren van hun inhoud te beroven, ondanks vogelverschrikkers, glinsterende tinnen vaantjes en zoemende draden die door bijna naakte kinderen werden aangeslagen. In de laagte weerspiegelde een meer de zachtjes bewegende wolken, omrand door het roze en goud van de avond, de lange sliertige takken van treurwilgen, zonder blad nu, maar vol nesten van wevervogels, de koeiekoppen en de nerveuze oren van herten.

‘Daar staat het huis, ’ zei Jenny, ‘op die hoogte. ’

Ze wendde de wagen een lange laan eucalyptusbomen in, eindigend in een bosje cypressen. De slanke, donkere bomen accentueerden de eenzame vrede van de enige menselijke woonplaats binnen gezichtsbereik.

Möreson was een groot huis van één verdieping, stevig gebouwd, met een dak van rood gegolfd plaatijzer en aan drie kanten omringd door een breed terras.

Terwijl Jenny voorreed, kwam een lange, diepbruin verbrande jonge man in werkhemd en corduroy broek de trappen af om hen te begroeten. Hij werd gevolgd door een stevige vrouw met grijs haar. Hans Olivier vertoonde een opmerkelijke gelijkenis met zijn moeder. Hij had haar zigeunerachtig uiterlijk, goedgevormde benen en dierlijke gratie. Zijn ogen stonden bij het begroeten van Jenny warm van genoegen. Tegenover de Fleets was hij wat formeler. ‘Ik ben zo blij, u welkom te heten, Lady Fleet en generaal Fleet. Dit is mevrouw Wessels, onze nicht Jacoba. Ze past op me, nu moeder weg is. ’

Nicht Jacoba glimlachte vriendelijk en gastvrij. Ze wenkte de wachtende huisjongen, de bagage van de gasten naar binnen te brengen, terwijl Hans zich tot Jenny wendde.

‘Ik zal de wagen wel voor je wegzetten, ’ zei hij.

‘Dan ga ik met je mee. ’

Nicht Jacoba voerde Sir Jasper en Laura de roodbetegelde treden op naar het terras, waarop tuinstoelen met vrolijk gekleurde kussens stonden.

‘We brengen hier veel tijd door, ’ zei ze. ‘Het land is alleen monotoon voor mensen die er niet van houden. Voor ons verandert het altijd, we kijken er graag naar. ’

‘Ons huis heeft ook een tuinkamer, ’ zei Laura.

‘Dat heeft Ann me geschreven. Ze gaf een beschrijving van uw mooie tuin en de pauwen. Ravenswood lijkt me heerlijk. Wilt u nu eerst naar uw kamers gaan of zoudt u hier wat willen gebruiken? ’

‘Ik geloof dat we ons liever eerst wat opknappen, ’ zei Laura. Het huis was gebouwd om een grote woonkamer en een eetkamer, met elkaar verbonden door schuifdeuren. Er hing een huiselijke sfeer, vond Laura, en het zware Oudhollandse meubilair gaf er een grote waardigheid aan. Alles leek geboend en goed verzorgd. Nicht Jacoba moest wel een uitstekende huisvrouw zijn. Ze paste op een natuurlijke wijze in deze omgeving. Ze probeerde zich hier Ann Olivier voor te stellen en vond dat merkwaardig moeilijk. Te paard galopperend over de vlakte, ja. Toen Ann hier was gekomen, moest ze wel een heel nieuw leven zijn begonnen.

*We hebben Jenny Rachels kamer gegeven en we dachten dat u hier het meest op uw gemak zoudt zijn. ’

Nicht Jacoba ging hen voor naar een grote lichte slaapkamer met een tweepersoonsbed er in.

‘Ann en Gerhard hadden deze kamer eerst; ze grenst aan een balkon waar je ook kunt slapen. Daar is het bed opgemaakt als een van u dat zou willen gebruiken. Ann doet dat vaak. Ze had last van nachtmerries en soms kon ze het niet verdragen in' een kamer te zijn, dan voelde ze zich opgesloten. ’

‘Het is een prachtig vertrek, ’ zei Laura. ‘Jasper wil misschien wel op het balkon slapen. ’

‘Hier is de kleedkamer en u hebt uw eigen badkamer, ’ zei nicht Jacoba. ‘Haast u niet als u wat wilt rusten. Meneer Christiaan Olivier, de broer van Gerhard, komt dineren. Hij zal hier om ongeveer zeven uur zijn. ’

Toen nicht Jacoba hen alleen had gelaten, liep Laura het gedeeltelijk omsloten balkon op. De frisse avondlucht stroomde naar binnen en ze ademde de naar gras ruikende zuiverheid ervan in.

‘Is dit alles niet heerlijk? ’ riep ze naar haar man. ‘Er is zelfs een zwembad daar onder de bomen. Donker Afrika zorgt nog niet zo slecht voor zichzelf. ’

Hij kwam naast haar staan. ‘Dit is geen donker Afrika, maar dat kan misschien nog komen. ’

Hij keek naar de divan, bedekt met een mooie sprei van jakhalshuiden.

‘Lijkt me prettig om daar te slapen, ik wil het vannacht graag proberen. ’ Hij zweeg nadenkend. ‘Zeg eens, waarom zou onze vriendin Ann Olivier nachtmerries hebben en bang zijn, opgesloten te zitten? ’

Laura lachte zachtjes. ‘Zou het een kwaad geweten kunnen zijn? Dat zegt men toch altijd, niet? Je krijgt nooit een echt of gefantaseerd antwoord uit me, dat moest je zo langzamerhand weten. ’

Hij gaf haar een aanhankelijk klopje op haar schouder.

‘Al die afgezaagdheden respecteer ik, lieve schat, evenals de eeuwenoude waarheden. ’