24.
De viervoetige schepsels uit het domein van de Moeder waren voor het Leeuwekamp altijd voedsel geweest, of bont of personificaties van geesten. Ze kenden de dieren in hun natuurlijke omgeving, ze wisten hoe ze zich verplaatsten en naar andere gebieden trokken, ze konden ze vinden en op ze jagen. Maar voor Ayla met de merrie en de jonge hengst kwam, hadden de mensen van het kamp nooit dieren leren kennen.
De wederzijdse invloed die de paarden en Ayla op elkaar hadden, en na verloop van tijd tot op zekere hoogte ook op de anderen, zorgde voortdurend voor verrassingen. Het was vroeger nooit bij hen opgekomen dat zulke dieren op mensen konden reageren of konden komen wanneer ze werden gefloten, of een ruiter zouden dragen. Maar hoe interessant en aantrekkelijk de paarden ook waren, ze moesten het verliezen van de jonge wolf. Ze respecteerden de wolven als jagers en soms als tegenstanders. Er werd wel eens op een wolf gejaagd voor een wintervacht en hoewel het zelden gebeurde, werd iemand wel eens het slachtoffer van een troep wolven. Meestal bleven de mensen en de wolven bij elkaar uit de buurt.
Maar alles wat nog heel jong is heeft een bijzondere aantrekkingskracht; het is hun aangeboren talent om te overleven. Kleintjes, ook kleine dieren, hebben iets vertederends, maar Wolf—dat was de naam die ze allemaal gebruikten—was bijzonder aantrekkelijk. Vanaf de eerste dag dat het donzige, donkergrijze jong op zijn onvaste pootjes over de vloer waggelde, had hij de mensen in verrukking gebracht. Het was moeilijk om weerstand te bieden aan zijn opdringerig gedrag en hij werd al gauw de lieveling van het kamp.
Het scheelde wel dat er niet zoveel verschil is in het gedrag van wolven en van mensen, al besefte de bevolking van het kamp dat niet. Het waren beide intelligente, sociale wezens die in een ingewikkeld patroon van wisselende relaties samenwerkten in dienst van de groep, terwijl er plaats was voor individuele verschillen. Door de overeenkomsten in sociale structuur en bepaalde kenmerkende eigenschappen, die zich bij de hondachtigen en de mensen onafhankelijk van elkaar hadden ontwikkeld, behoorde een unieke verhouding tussen de beide soorten tot de mogelijkheden.
Het leven van Wolf was onder ongewone en moeilijke omstandigheden begonnen. Als enige overlevende uit een nest jongen van een eenzame wolvin die haar mannetje had verloren, had hij nooit het gevoel van geborgenheid bij een troep wolven gekend. In plaats van de gezelligheid van andere jongen of de zorg van een oom of tante, die bij hem bleef wanneer zijn moeder even weg was, kende hij alleen maar eenzaamheid, wat heel ongewoon is voor een wolvejong. De enige andere wolf die hij had gekend was zijn moeder en de herinnering aan haar begon te vervagen omdat Ayla haar plaats had ingenomen.
Maar Ayla was nog iets meer. Door haar besluit om het wolvejong te houden en groot te brengen, werd ze de menselijke helft van een bijzondere eenheid die tussen twee totaal verschillende soorten groeide—hondachtigen en mensen—een eenheid die een diepe en blijvende indruk zou maken.
Ook als er andere wolven in de buurt waren geweest en ze hem hadden gevonden, was Wolf nog te jong om een echte band met ze te hebben. Op zijn leeftijd, van ongeveer een maand, zou hij nog maar net uit zijn hol zijn gekomen om zijn soortgenoten te ontmoeten, de wolven waar hij zich voor de rest van zijn leven bij had thuisgevoeld. Nu voelde hij zich thuis bij de mensen en de paarden van het Leeuwekamp.
Het was de eerste, maar het zou niet de laatste keer zijn. Naarmate het bekender werd zou het vaker gebeuren, op vele plaatsen, bij toeval of met opzet. De voorouders van alle hondachtigen waren wolven en in het begin behielden ze hun typische eigenschappen. Na verloop van tijd begonnen de generaties wolven die bij de mensen waren geboren en opgegroeid echter af te wijken van de oorspronkelijke wilde wolven.
De mensen stonden vaak positief tegenover dieren die uit de groep werden verdreven omdat ze normale erfelijke variaties hadden in kleur, vorm of grootte—een donkere vacht, een witte vlek, een krul in de staart, of omdat ze wat groter of kleiner waren dan de anderen. Ook erfelijke afwijkingen in de vorm van dwergdieren of abnormaal grote exemplaren, die zich in het wild niet konden handhaven, werden door de mensen gehouden en goed verzorgd. Uiteindelijk werd er met vreemde en afwijkende hondachtigen gefokt om bepaalde, voor de mens aantrekkelijke eigenschappen te behouden of te versterken, tot de uiterlijke overeenkomst tussen veel honden en de oorspronkelijke wolf inderdaad ver was te zoeken. Maar de typische eigenschappen van de wolf, zoals intelligentie, de neiging om een ander te beschermen, trouw en speelsheid bleven bewaard.
Wolf leerde snel de onderlinge rangorde binnen het kamp, zoals hij ook in een troep wolven zou hebben gedaan, hoewel zijn uitleg van status misschien niet helemaal overeenkwam met de gedachten die de mensen daarover hadden. Tulie was de leidster van het Leeuwekamp, maar voor Wolf was Ayla de hoogste in rang; in een troep wolven was de moeder van het nest de leidster en ze stond andere vrouwtjes zelden toe om jongen te krijgen.
Niemand in het kamp wist precies wat het diertje dacht of voelde, of dat hij gedachten en gevoelens had die mensen konden begrijpen, maar dat deed er niet toe. De mensen van het kamp beoordeelden hem naar zijn gedrag en uit zijn daden bleek overduidelijk dat zijn liefde en verering voor Ayla buitengewoon groot was. Hij hield haar altijd in de gaten, waar ze ook was, en of ze hem nu floot, met de vingers knipte, wenkte of alleen maar knikte, hij stond meteen voor haar en in zijn ogen zag ze grote genegenheid en het verlangen om aan al haar wensen te voldoen. Zijn reacties waren heel natuurlijk en vergevensgezind. Hij jankte wanhopig wanneer ze hem een standje gaf en hij wrong zich in allerlei bochten van blijdschap wanneer ze zich liet vermurwen. Hij deed alles om haar aandacht te trekken. Hij genoot het meest als ze met hem speelde of stoeide, maar een woord of een tikje was al genoeg voor een likje of andere duidelijke bewijzen van genegenheid.
Bij niemand anders was Wolf zo uitbundig. Tegen de een was hij vriendelijker dan tegen de ander en niet iedereen werd met dezelfde instemming begroet. Het wekte verbazing dat het dier zo verschillend reageerde. Zijn houding tegenover Ayla versterkte de visie van het kamp dat ze een magisch vermogen bezat om dieren te leiden, en dat verhoogde haar status.
De jonge wolf had er wat meer moeite mee om vast te stellen wie de mannelijke leider van zijn troep was. Degene die die plaats in de groep innam kreeg meer aandacht dan alle andere wolven. Zijn leiderschap werd gewoonlijk bekrachtigd door een begroetingsceremonie, waarbij de rest van de troep zich om de mannelijke leider verdrong om zijn snuit te likken en aan zijn vacht te ruiken en het eindigde vaak met een opzienbarend, gemeenschappelijk gehuil. Maar deze troep toonde die eerbied niet voor een bepaald mannetje.
Wolf merkte echter wel dat de twee grote viervoeters in zijn ongebruikelijke troep de lange blonde man met meer enthousiasme begroetten dan de anderen, behalve Ayla. Daar kwam nog bij dat zijn geur sterk aanwezig was rond Ayla's bed en de directe omgeving, waar Wolfs mand stond. Bij gebrek aan andere aanwijzingen was Wolf geneigd het leiderschap van de troep aan Jondalar toe te schrijven. Deze neiging werd sterker toen zijn vriendelijke toenaderingen werden beloond met een warme en speelse belangstelling.
Het half dozijn spelende kinderen beschouwde hij als zijn broertjes en zusjes en daar was Wolf vaak te vinden, meestal in de Mammoetvuurplaats. Toen ze eenmaal een passend respect voor zijn scherpe tandjes hadden ontwikkeld en hadden geleerd om geen afwerende happen uit te lokken, ontdekten ze dat Wolf graag in de handen werd genomen, gestreeld en geknuffeld. Hij was verdraagzaam tegenover een onbedoeld harde behandeling en hij voelde blijkbaar het verschil wanneer Nuvie wat te hard kneep bij het dragen en wanneer Brinan aan zijn staart trok om hem te horen janken. Het eerste onderging hij met toegeeflijkheid en op het laatste reageerde hij met een beet als vergelding. Wolf was dol op spelen en het lukte hem altijd om midden in de groep worstelende kinderen te komen. Ze merkten spoedig dat hij het leuk vond om dingen terug te halen die zij weggooiden. Wanneer ze allemaal in een vermoeide kluwen in slaap vielen, lag het wolvejong vaak tussen hen in, waar ze op dat moment ook waren.
Nadat ze de eerste avond had beloofd ervoor te zorgen dat de wolf nooit iemand kwaad zou doen, had Ayla besloten hem volgens een bepaald plan te leiden. Dat gebeurde bij Whinney in het begin bij toeval. Toen ze de eerste keer op de rug van de merrie ging zitten, had ze bij ingeving gehandeld en ze wist niet dat ze intuïtief leerde het paard te leiden, hoe meer ze reed. Hoewel ze nu wist welke aanwijzingen ze had ontwikkeld en bewust gebruikte, gebeurde het nog grotendeels intuïtief en Ayla dacht dat Whinney haar gehoorzaamde omdat ze dat zelf wou.
De opvoeding van de holeleeuw ging wat resoluter. Tegen de tijd dat ze de gewonde welp vond, wist ze dat een dier kon worden aangemoedigd om te doen wat zij wou. Haar eerste pogingen waren erop gericht om de onstuimige genegenheid van de jonge leeuw wat te beteugelen. Ze voedde op met liefde, zoals de kinderen bij de Stam werden opgevoed. Ze beloonde beminnelijk gedrag met genegenheid en ze gaf hem een flinke duw of ze stond op en liep weg wanneer hij vergat zijn nagels in te trekken of te ruw speelde. Als hij uitgelaten en heel enthousiast op haar afkwam, leerde hij zich in te houden wanneer ze haar hand opstak en met krachtige stem 'Stop!' zei. Die les had hij zo goed geleerd dat hij zich ook nog inhield op Ayla's bevel toen hij een volwassen holeleeuw werd, bijna zo groot als Whinney, maar wel zwaarder. Ze reageerde altijd op dezelfde manier met teder rossen en krabben. Af en toe sloeg ze de armen om hem heen en rolde ze met hem over de grond. Toen hij ouder werd leerde hij veel dingen, waaronder ook het samen met haar op jacht gaan.
Ayla begon spoedig te beseffen dat het voor de kinderen van belang kon zijn wanneer ze iets begrepen van het gedrag van wolven. Ze begon verhalen te vertellen uit de tijd dat ze leerde jagen en de wolven, samen met andere vleeseters, bestudeerde. Ze legde uit dat een troep wolven een vrouwelijke en een mannelijke leider had, net als de Mamutiërs en ze vertelde dat wolven onderling contact hadden via bepaalde houdingen, gebaren en geluiden. Ze ging op handen en knieën zitten en liet de houding van een leider zien—de kop omhoog, de oren gespitst en de staart gestrekt—en de houding van een die de leider nadert—iets in elkaar gedoken de snoet van de leider likkend. Ze bootste de geluiden perfect na. Ze beschreef de waarschuwing om uit de buurt te blijven en het speelse gedrag. De jonge wolf deed vaak mee.
De kinderen genoten ervan en dikwijls luisterden de volwassenen met evenveel plezier. Spoedig werden de signalen van wolven opgenomen in het spel van de kinderen, maar niemand gebruikte ze beter en met meer begrip dan het kind wiens eigen taal voornamelijk bestond uit gebaren. Tussen de jongen en de wolf groeide een bijzondere relatie die de mensen van het kamp verbaasde en Nezzie verwonderd het hoofd deed schudden. Rydag gebruikte niet alleen de signalen van wolven, met de bijbehorende geluiden, maar hij scheen er meer mee te doen. Voor de mensen die ernaar keken leek het vaak of ze met elkaar praatten en het jonge dier scheen te begrijpen dat de jongen bijzondere zorg en aandacht nodig had.
Van het begin af was Wolf bij hem minder onstuimig en rustiger en op zijn manier beschermend. Met uitzondering van Ayla was er niemand bij wie Wolf liever was. Als Ayla het druk had, zocht hij Rydag op en later vond ze hem dan vaak slapend bij hem in de buurt of op zijn schoot. Ayla wist ook niet precies waarom Wolf en Rydag elkaar zo goed begrepen. Rydags aangeboren vermogen om de fijne nuances in de signalen van de wolf te begrijpen zou de vaardigheid van de jongen kunnen verklaren, maar hoe kon een wolvejong de behoeften van een zwak mensenkind weten?
Ayla ontwikkelde aangepaste signalen van wolven, samen met andere bevelen om de jonge wolf op te voeden. Na verscheidene ongelukjes was de eerste les om, net als de mensen, een mand met mest en as te gebruiken of naar buiten te gaan. Dat ging verrassend gemakkelijk; Wolf leek zich te schamen voor de vuiligheid en hij kromp in elkaar wanneer Ayla hem een standje gaf. De volgende les was moeilijker.
Wolf vond het zalig om op leer te kauwen, vooral laarzen en schoenen en het afleren van die gewoonte ging gepaard met veel ergernis en teleurstellingen. Telkens wanneer ze hem erop betrapte en hem een standje gaf, toonde hij berouw en hij deed zijn uiterste best om het weer goed te maken, maar hij was recalcitrant en hij deed het telkens weer. Soms kon hij nauwelijks wachten tot ze zich omdraaide. Ieders schoeisel was in gevaar, maar vooral haar mooie zachtleren broek. Die scheen hij niet met rust te kunnen laten. Ze moest hem hoog ophangen zodat hij er niet bij kon, anders werd hij aan flarden getrokken. Al had ze er een hekel aan dat hij op haar spullen kauwde, ze vond het veel erger wanneer hij iets van een ander vernielde. Zij was verantwoordelijk voor zijn komst en ze voelde zich schuldig voor elke schade die hij aanrichtte.
Ayla zat de kralen op de witleren tuniek te naaien toen ze rumoer in de Vossevuurplaats hoorde.
'Hé! Jij! Geef op!' schreeuwde Ranec.
Ayla hoorde aan het geluid dat Wolf weer iets had gepakt. Ze rende erheen om te zien wat deze keer het probleem was en ze zag Ranec en Wolf, die elk aan een eind van een gedragen laars stonden te trekken.
'Wolf! Laat los!' zei ze en ze liet met een snelle beweging haar hand vlak langs zijn neus vallen. De jonge wolf liet onmiddellijk los en maakte zich zo klein mogelijk, met de oren in de nek en zijn staart naar beneden, terwijl hij klaaglijk jankte. Ranec legde zijn laars op een verhoging.
ik hoop dat hij je laars niet heeft vernield,' zei Ayla.
'Het hindert niet, het is maar een oude,' zei Ranec. Hij glim lachte en voegde er vol bewondering aan toe: 'Jij weet hoe je met wolven moet omgaan, Ayla. Hij doet precies wat je zegt.'
'Maar alleen zolang ik hier sta en naar hem kijk,' zei ze terwijl ze naar het dier keek. Wolf keek haar aan en draaide zich vol verwachting in allerlei bochten. 'Zodra ik me omdraai, pakt hij iets anders terwijl hij weet dat hij er niet aan mag komen. Hij laat het vallen zodra hij me aan ziet komen, maar ik weet niet hoe ik hem moet leren van andermans spullen af te blijven.'
'Misschien moet hij iets voor zichzelf hebben,' opperde Ranec. Toen keek hij haar aan met zijn vriendelijk glanzende zwarte ogen: 'Of iets van jou.'
De kleine wolf kroop naar haar toe en probeerde jankend haar aandacht te trekken. Tenslotte werd hij ongeduldig en hij kefte een paar keer. 'Blijf daar! Stil!' commandeerde Ayla, een beetje boos. Hij deinsde terug, ging languit liggen en keek haar heel zielig aan.
Ranec zag het en hij zei tegen Ayla: 'Hij kan er niet tegen dat je boos op hem bent. Hij wil weten dat je van hem houdt. Ik denk dat ik weet hoe hij zich voelt.'
Hij kwam dichter bij haar staan en in zijn donkere ogen zag ze de warmte en de behoefte die haar eerder zo diep hadden getroffen. Ze voelde een prikkelende reactie die haar opwond en ze deed een stap achteruit. Ze bukte om haar opwinding te verbergen en pakte de kleine wolf. Hij likte opgewonden haar gezicht en wrong zich in allerlei bochten van geluk.
'Zie je hoe blij hij is nu hij weet dat je om hem geeft?' vroeg Ranec. ik zou ook gelukkig zijn als ik wist dat je om me geeft. Is dat wel zo?'
'Uh... natuurlijk geef ik om je, Ranec,' stamelde Ayla, die zich niet op haar gemak voelde.
Hij keek haar glimlachend aan en behalve een ondeugende schittering meende ze ook een dieper gevoel te zien. 'Het zou een genot zijn om je te tonen hoe gelukkig je me maakt als ik weet dat je om me geeft,' zei hij terwijl hij een arm om haar middel legde en haar tegen zich aan trok.
ik geloof je wel,' zei ze en ze dook weg. 'Je hoeft het me niet te laten zien, Ranec.'
Het was niet de eerste keer dat hij toenadering zocht. Gewoonlijk gebeurde het in de vorm van een grapje dat hem in staat stelde haar te laten weten wat hij voelde, terwijl zij de gelegenheid kreeg hem te ontwijken zonder dat het voor een van beiden aanleiding gaf tot gezichtsverlies. Ze liep weg omdat ze een serieuze confrontatie verwachtte en die wou ze vermijden. Ze had het gevoel dat hij haar zou vragen om met hem naar bed te gaan en ze wist niet hoe ze een man, die een rechtstreeks verzoek deed, kon weigeren. Ze begreep dat het haar goed recht was, maar de reactie om te gehoorzamen zat er zo diep ingebakken dat ze niet wist of ze het wel kon.
Hij kwam naast haar lopen en vroeg: 'Waarom niet, Ayla? Waarom wil je niet? Je slaapt nu alleen. Jij behoort toch niet alleen te slapen.' Ze kreeg opeens medelijden met zichzelf toen ze besefte dat ze inderdaad alleen sliep, maar ze probeerde het niet te laten merken, ik slaap niet alleen,' zei ze en ze hield de jonge wolf omhoog. 'Wolf slaapt bij me, in een mand, naast mijn hoofdeind.'
'Dat is niet hetzelfde,' zei Ranec. Zijn stem klonk ernstig en hij leek op het punt te staan over de kwestie te beginnen. Maar hij zweeg en glimlachte. Hij wou haar niet opjagen. Hij begreep dat ze zich niet prettig voelde. Het was nog niet zo lang geleden dat ze uit elkaar waren gegaan. Hij probeerde de spanning weg te nemen. 'Hij is te klein om je warm te houden... maar ik moet toegeven dat hij heel aantrekkelijk is.' Hij aaide Wolf teder over de kop.
Ayla glimlachte en zette de jonge wolf in de mand. Hij sprong er onmiddellijk weer uit en ging zich op de vloer zitten krabben. Vervolgens draafde hij naar zijn schaal met eten. Ayla begon de witte tuniek op te vouwen om haar op te bergen. Ze streek met haar hand over het zachte witte leer en het witte hermelijnbont, trok de staartjes met de zwarte puntjes recht en voelde dat ze een brok in de keel kreeg. Ze vocht tegen haar tranen. Nee, dat was niet hetzelfde, dacht ze. Hoe kon het ook hetzelfde zijn?
'Ayla, je weet hoe graag ik je wil hebben, hoeveel ik om je geef,' zei Ranec naast haar. 'Of niet?'
ik denk van wel,' zei ze en ze wendde zich niet af, maar ze sloot de ogen.
ik houd van je, Ayla. Ik weet dat je je op het ogenblik onzeker voelt, maar ik wil dat je het weet. Ik heb van je gehouden vanaf het eerste moment dat ik je zag. Ik wil mijn vuurplaats met je delen, een verbintenis met je aangaan. Ik wil je gelukkig maken. Ik weet dat je tijd nodig hebt om erover na te denken. Ik vraagje niet om nu te beslissen, maar zeg dat je erover na zult denken... of je me laat proberen je gelukkig te maken. Wil je dat? Erover nadenken?'
Ayla keek naar de witte tuniek in haar handen en het duizelde haar. Waarom wil Jondalar niet meer bij me slapen? Waarom raakt hij me niet meer aan, waarom had hij geen gemeenschap meer met me toen hij nog bij me sliep? Alles is veranderd sinds ik Mamutiër ben geworden. Wou hij dan niet dat ik werd aangenomen? Als dat zo is, waarom zei hij het dan niet? Misschien wou hij het wel; hij zei dat hij het wou. Ik dacht dat hij van me hield. Misschien is hij van gedachten veranderd. Misschien houdt hij niet meer van me. Hij heeft me ook nooit gevraagd een verbintenis met hem aan te gaan. Wat moet ik doen als Jondalar weggaat zonder mij? Ze had een gevoel of ze een steen in haar maag had. Ranec geeft wel om me en hij wil dat ik om hem geef. Hij is aardig, en grappig, ik moet altijd om hem lachen... en hij houdt van me. Maar ik houd niet van hem. Ik wou dat ik van hem kon houden... misschien moet ik het proberen.
'Ja, Ranec, ik zal erover nadenken,' zei ze zacht, maar haar keel zat dicht en het deed pijn als ze sprak.
Jondalar zag Ranec uit de Mammoetvuurplaats komen. De lange man stond voortdurend op de uitkijk, hoewel hij er verlegen onder werd. Het was voor volwassenen ongepast, zowel in deze groep als bij zijn eigen volk, om te staan kijken of je te bemoeien met de alledaagse dingen van anderen en Jondalar was altijd bijzonder gevoelig geweest voor goede omgangsvormen. Het zat hem dwars dat hij zich zo onvolwassen gedroeg, maar hij kon er niets aan doen. Hij probeerde het onopvallend te doen, maar hij hield Ayla en de Mammoetvuurplaats voortdurend in de gaten.
De zelfverzekerde stap van de beeldhouwer en zijn opgetogen glimlach toen hij naar de Vossevuurplaats terugging, bezorgden de lange gast angstgevoelens. Hij begreep dat het iets moest zijn wat Ayla had gezegd of gedaan, dat de Mamutiër zo in verrukking bracht en zijn zwartgalligheid deed hem het ergste vrezen...
Jondalar wist dat Ranec een trouwe bezoeker van de Mammoetvuurplaats was geworden sinds hij was weggegaan en hij kon zich wel voor het hoofd slaan omdat hij zelf de gelegenheid daartoe had geschapen. Hij wou dat hij zijn woorden kon terugnemen en die hele domme ruzie ongedaan kon maken, maar hij was ervan overtuigd dat het te laat was om het weer goed te maken. Hij voelde zich machteloos, maar in zeker opzicht was het een opluchting dat er wat afstand tussen hen was ontstaan. Na de nacht van haar adoptie, die Ayla bij Ranec had doorgebracht, was het voor Jondalar een obsessie geworden dat hij haar een kans moest geven om te kiezen en hij vatte het zo op dat hij zich moest terugtrekken opdat zij zich vrij zou voelen om een ander te kunnen kiezen.
Hoewel hij het niet wou toegeven, was de simpele wens om haar toe te staan de man te kiezen die ze wilde hebben niet de enige reden voor zijn houding. Hij voelde zich zo zwaar beledigd dat hij terug wou slaan; als ze hem kon afwijzen, kon hij haar ook afwijzen. Maar hij had er ook behoefte aan om zichzelf voor de keuze te plaatsen en te zien of het mogelijk was zijn liefde voor haar te vergeten. Hij vroeg zich in alle ernst af of het voor haar niet beter zou zijn dat ze hier bleef, waar ze werd geaccepteerd en bemind, dan met hem mee te gaan naar zijn volk, waar haar een onbekende ontvangst wachtte, die wel eens heel onaangenaam kon zijn. Diep in zijn hart had hij angst voor zijn eigen reactie wanneer zijn volk haar zou afwijzen. Zou hij bereid zijn om samen met haar in ballingschap te leven? Zou hij bereid zijn om weer weg te gaan, zijn volk weer achter te laten, vooral na zo'n lange Tocht om weer thuis te komen? Of zou hij haar ook afwijzen?
Wanneer ze een ander koos, zou hij genoodzaakt zijn haar achter te laten en dan zou hij niet voor zo'n beslissing komen te staan. Maar als hij eraan dacht dat ze van een ander zou houden, voelde hij zijn maag omdraaien. Zijn adem stokte, zijn keel werd dichtgeknepen en met brandende ogen voelde hij een ondraaglijke pijn. Hij wist niet of hij dat zou overleven—en of hij dat wel wou. Hoe meer hij tegen zichzelf vocht om zijn liefde niet te laten blijken, hoe begeriger en jaloerser hij werd en hoe meer hij een hekel aan zichzelf kreeg.
De onrust, omdat hij niet met zichzelf in het reine kon komen wat zijn heftige gemengde gevoelens betrof, begon zijn tol te eisen. Hij kon niet meer eten of slapen. Hij zag er schraal uit en hij leek gebroken. Zijn kleren zwabberden om zijn lange lichaam. Hij kon zich niet meer concentreren, ook niet op een prachtig stuk vuursteen. Soms vroeg hij zich af of hij zijn verstand begon te verliezen of dat hij bezeten was door een dodelijke nachtgeest. Hij werd zo verscheurd door zijn liefde voor Ayla, zijn verdriet dat hij haar kwijtraakte en de angst wat er zou gebeuren wanneer hij haar niet liet gaan, dat hij er niet meer tegen kon om in haar nabijheid te zijn. Hij was bang dat hij zich niet meer zou kunnen beheersen en iets zou doen waar hij later spijt van kreeg. Maar hij kon het niet laten om naar haar te kijken.
De mensen van het Leeuwekamp namen hun gast deze kleine indiscretie niet kwalijk. Ze waren zich wel bewust van zijn gevoelens voor Ayla, ondanks zijn pogingen om het te verbergen. Iedereen in het kamp praatte over de kritieke situatie waarin de drie jonge mensen zich bevonden. Voor degenen die het van de buitenkant bekeken was de oplossing voor hun probleem heel eenvoudig. Ayla en Jondalar gaven blijkbaar veel om elkaar, dus waarom praatten ze er niet gewoon met elkaar over en nodigden ze Ranec niet uit om bij hen te komen wonen? Maar Nezzie voelde wel aan dat het niet zo eenvoudig was. De wijze, moederlijke vrouw begreep wel dat de liefde van Jondalar voor Ayla te sterk was om te worden tegengehouden door het gemis aan een paar woorden. Er was iets tussen gekomen dat veel dieper lag. En zij begreep, beter dan wie ook, de grote liefde van Ranec voor de jonge vrouw. Ze geloofde niet dat deze situatie kon worden opgelost door bij elkaar te gaan wonen. Ayla zou moeten kiezen.
Het leek wel of er zo'n dwingende kracht van Ranecs woorden uitging dat Ayla aan niets anders meer kon denken sinds hij haar had gevraagd erover na te denken of ze zijn vuurplaats met hem wou delen en zijn opmerking over het pijnlijk duidelijke feit dat ze alleen sliep. Ze had zich vastgeklampt aan haar hoop dat Jondalar hun harde woorden zou vergeten en terug zou komen, vooral toen het leek of ze hem telkens zag kijken wanneer ze een blik op de kookplaats wierp, tussen de steunbalken en voorwerpen, die aan het plafond hingen, door. Het bracht haar op het idee dat hij nog voldoende belangstelling had om naar haar te kijken. Maar iedere nacht die ze alleen doorbracht, deed haar hoop kleiner worden.
'Denk erover na...' Ze hoorde Ranecs woorden telkens weer terwijl ze voor Wolf het vlees fijnsneed. Ze maakte gedroogde klis en zoete varens fijn om thee te zetten voor Mamuts jicht terwijl ze dacht aan de donkere man met de glimlach en zich afvroeg of ze kon leren van hem te houden. Maar ze kreeg pijn in de maag en ze voelde een vreemde leegte als ze dacht aan een leven zonder Jondalar. Ze deed vers wintergroen en heet water bij de schaal met fijngemaakte bladeren en bracht die bij de oude man.
Ze glimlachte toen hij haar bedankte, maar ze leek geheel in gedachten en verdrietig. Ze was de hele dag al verstrooid. Mamut wist dat ze uit haar doen was sinds Jondalar was weggegaan en hij wou dat hij kon helpen. Hij had Ranec tegen haar zien praten en hij dacht erover na om het met haar te bespreken, maar hij geloofde dat er in Ayla's leven niets gebeurde zonder een bepaalde bedoeling. Hij was ervan overtuigd dat de Moeder een reden had voor deze moeilijkheden en hij aarzelde om zich ermee te bemoeien. De beproevingen die zij en de twee jonge mannen moesten ondergaan waren noodzakelijk. Hij keek haar na toen ze naar het paardenverblijf ging en hij zag haar enige tijd later weer terugkomen.
Ayla dekte het vuur af. Ze liep naar haar bed, kleedde zich uit en maakte zich gereed voor de nacht. Ze zag tegen de nacht op nu ze wist dat Jondalar niet bij haar zou slapen. Ze zocht nog wat kleine bezigheden om wat op te blijven, want ze wist wel dat ze de halve nacht wakker zou liggen. Tenslotte pakte ze de kleine wolf en ging op de rand van het bed zitten. Ze wiegde en streelde hem en ze praatte tegen het lieve warme diertje tot hij in haar armen in slaap viel. Toen legde ze hem in zijn mand en ze streelde hem tot hij weer ging slapen. Nu Jondalar er niet was, gaf Ayla al haar liefde aan de wolf.
Mamut merkte dat hij wakker was en hij opende zijn ogen. Hij kon nauwelijks wat vage vormen onderscheiden in de duisternis. Het was stil om hem heen, behalve dan wat zacht geritsel, een zware ademhaling en zacht praten in de slaap. Hij draaide langzaam het hoofd om, keek naar de zachte rode gloed van de kolen in de stookplaats en hij probeerde uit te zoeken waarom hij nu klaarwakker was na een diepe slaap. Hij hoorde een onrustige ademhaling en een snik en hij duwde zijn vachten opzij.
'Ayla? Ayla, heb je pijn?' vroeg Mamut zachtjes. Ze voelde een warme hand op haar arm.
'Nee,' zei ze, en haar stem klonk hees van de spanning. Ze lag met haar gezicht naar de wand.
'Je huilt.'
'Het spijt me dat ik je wakker heb gemaakt. Ik had stiller moeten zijn.'
'Maar je was stil. Ik ben niet wakker geworden omdat ik je hoorde, maar omdat ik voelde dat je me nodig had. De Moeder heeft me geroepen. Je hebt pijn. Je hebt innerlijk pijn, of niet?'
Ayla zuchtte diep en ze deed haar best om niet in huilen uit te barsten. 'Ja,' zei ze. Ze keek hem aan en hij zag tranen glinsteren in het gedempte licht.
'Huil dan, Ayla. Je moet het niet inhouden. Je hebt een reden voor je verdriet en je hebt het recht om te huilen,' zei Mamut.
'O, Mamut,' riep ze, met een diepe snik en zijn woorden waren voor haar al een hele troost. Ze kon nu vrijuit huilen al probeerde ze het wel zo zacht mogelijk te doen.
'Je moet je niet inhouden, Ayla. Het zal je goed doen om te huilen,' zei hij. Hij zat op de rand van haar bed en probeerde haar te kalmeren. 'Het loopt allemaal zoals het moet, Ayla. Het komt wel goed.'
Toen ze eindelijk stil werd, zocht ze een stukje zacht leer om haar gezicht af te vegen en toen ging ze rechtop zitten, naast de oude man. 'Ik voel me al wat beter,' zei ze.
'Het is altijd het beste om te huilen wanneer je er behoefte aan hebt, maar het is nog niet over, Ayla.'
Ayla boog het hoofd, ik weet het.' Toen keek ze hem aan en vroeg: 'Maar waarom?'
'Eens zul je begrijpen waarom. Ik geloof dat je leven geleid wordt door sterke krachten. Jij bent uitgekozen voor een bijzondere bestemming. Het is geen lichte last die je moet dragen als je ziet wat je allemaal hebt meegemaakt in je jonge leven. Maar het zal niet alleen verdriet zijn in je leven, je zult ook grote vreugde kennen. Je wordt bemind, Ayla. Je trekt liefde aan. Dat wordt je gegeven om de last te kunnen dragen. Je zult altijd liefde ontvangen... misschien te veel...'
ik dacht dat Jondalar van me hield...'
ik zou er maar niet zo zeker van zijn dat het niet zo is, maar er zijn veel mensen die van je houden, deze oude man ook,' zei Mamut glimlachend. Ayla moest ook glimlachen. 'Zelfs een wolf en een paard houden van je. En zijn er niet velen geweest die van je hebben gehouden?'
'Je hebt gelijk. Iza heeft van me gehouden. Ze was een moeder voor me en het was niet belangrijk dat ik niet echt haar kind was. Toen ze stierf zei ze dat ze van mij het meest had gehouden... en Creb hield van me... ondanks het feit dat ik hem heb teleurgesteld... en hem pijn heb gedaan.' Ayla wachtte even en toen ging ze door. 'Oeba hield van me... en Dure.' Ze wachtte weer. 'Ge-
loof jij dat ik ooit mijn zoon weer zal zien, Mamut?'
De medicijnman wachtte even voor hij antwoordde. 'Hoe lang is het geleden dat je hem hebt gezien?'
'Drie... nee, vier jaar. Hij is geboren in het vroege voorjaar. Hij was drie jaar toen ik wegging. Hij is bijna even oud als Rydag...' Opeens keek Ayla de oude medicijnman aan en ze zei opgewonden: 'Mamut, Rydag is een kind van gemengde afkomst, net als mijn zoon. Als Rydag hier kan wonen, waarom Dure dan niet? Jij bent naar het schiereiland geweest en je bent teruggekomen. Waarom zou ik er niet heen kunnen om Dure te halen en hem hier te brengen? Zo ver is het niet.'
Mamut fronste de wenkbrauwen terwijl hij nadacht over zijn antwoord. 'Die vragen kan ik niet beantwoorden, Ayla. Dat moet je zelf doen. Maar je moet er heel goed over nadenken voor je besluit wat het beste is, niet alleen voor jezelf, maar ook voor je zoon. Jij bent Mamutiër. Je hebt onze taal leren spreken en je hebt veel van onze gebruiken geleerd, maar je moet nog veel van onze gewoonten leren.'
Ayla luisterde niet naar de zorgvuldig gekozen woorden van de medicijnman. Ze was met haar gedachten al ver vooruit. 'Als Nezzie een kind kon aannemen dat niet eens kan praten, waarom dan niet een die wel zou kunnen praten? Dure zou het kunnen wanneer hij een taal heeft om te leren. Dure zou een vriend kunnen zijn voor Rydag. Dure zou hem kunnen helpen, allerlei dingen voor hem halen. Dure kan goed lopen.'
Mamut onderbrak haar enthousiaste opsomming van Durcs goede eigenschappen niet, maar ze hield vanzelf op en toen vroeg hij: 'Wanneer wou je naar hem toe, Ayla?'
'Zodra ik kan. Dit voorjaar... Nee, het is te moeilijk om in het voorjaar te reizen, dan zijn er te veel overstromingen. Ik zal tot de zomer moeten wachten.' Ayla wachtte even. 'Misschien niet. Dat is de zomer van de Stambijeenkomst. Als ik er niet ben voor ze vertrekken, zal ik moeten wachten tot ze terugkomen. Maar tegen die tijd zal Oera er zijn...'
'Het meisje dat voorbestemd is voor je zoon?' vroeg Mamut.
'Ja. Over een paar jaar zullen ze een verbintenis aangaan. Kinderen van de Stam zijn sneller volwassen dan de Anderen... dat was met mij ook zo. Iza dacht dat ik nooit een vrouw werd. Ik was zo laat in vergelijking met de meisjes van de Stam... Maar Oera zou dan vrouw kunnen zijn en een gezel kunnen nemen en haar eigen vuurplaats.' Ayla dacht na. 'Ze was nog maar een baby toen ik haar zag, en Dure... De laatste keer dat ik Dure zag was hij nog een klein jongetje. Hij zal spoedig een man zijn, die voor zijn gezellin zorgt, een gezellin die kinderen kan krijgen. Ik heb niet eens een levensgezel. De gezellin van mijn zoon kan nog eerder een kind krijgen dan ik.'
'Weet je hoe oud je bent, Ayla?'
'Niet precies, maar ik tel mijn jaren altijd naar het einde van de winter, om deze tijd. Ik weet niet waarom.' Ze dacht weer diep na. ik denk dat het tijd is om er weer een jaar bij te tellen. Dat betekent dat ik...' Ze sloot de ogen om zich te concentreren op de telwoorden, ik ben nu achttien, Mamut. Ik begin oud te worden!'
'Was je elf toen je zoon werd geboren?' vroeg hij verbaasd. Ayla knikte, ik heb een paar meisjes gekend die vrouw werden toen ze negen of tien jaar waren, maar dat is erg jong. Latie is nog geen vrouw en ze wordt twaalf.'
'Dat zal niet lang meer duren,' zei Ayla.
ik denk dat je gelijk hebt. Maar jij bent nog niet zo oud, Ayla. Deegie is bijna zeventien en ze gaat deze zomer pas een verbintenis aan op de Zomerbijeenkomst.'
'Dat klopt en ik heb beloofd dat ik bij de plechtigheid zal zijn. Ik kan niet tegelijk naar een Stambijeenkomst en een Zomerbijeenkomst.' Mamut zag haar verbleken, ik kan trouwens niet naar een Stambijeenkomst. Ik weet niet eens of ik wel weer naar de Stam zou kunnen gaan. Ik ben vervloekt. Ik ben dood. Zelfs Dure zou wel kunnen denken dat ik een geest ben en bang voor me zijn. O, Mamut. Wat moet ik doen?'
'Je moet er heel goed over nadenken voor je beslist wat het beste is,' antwoordde hij. Ze leek verslagen en hij besloot over iets anders te beginnen. 'Maar je hebt de tijd nog. Het is nog geen voorjaar hoewel we spoedig het Lentefeest hebben. Heb je nog nagedacht over de wortel en de ceremonie waar je het over had. Ben je bereid om die ceremonie op te nemen in het Lentefeest?'
Ayla kreeg een koude rilling. Het idee joeg haar schrik aan, maar Mamut zou er zijn om haar te helpen.
'Goed, Mamut. Ja, ik zal het doen.'
Jondalar begreep onmiddellijk dat de verhouding tussen Ayla en Ranec was veranderd, hoewel hij het niet kon accepteren. Hij had hen verscheidene dagen in de gaten gehouden tot hij wel moest toegeven dat Ranec vrijwel in de Mammoetvuurplaats woonde en dat Ayla zijn aanwezigheid op prijs stelde en ervan genoot. Het hielp niet dat hij zich probeerde wijs te maken dat het zo het beste was en dat het verstandig was om weg te gaan. Het verzachtte de pijn niet door het verlies van haar liefde en hij kon het gevoel te worden buitengesloten ook niet van zich afzetten. Ondanks het feit dat hij degene was die zich had teruggetrokken en uit vrije wil haar bed en haar gezelschap meed, voelde hij zich nu afgewezen.
Ze lieten er niet veel tijd over verstrijken, dacht Jondalar. Hij hing de volgende dag al om haar heen en zij kon nauwelijks wachten tot ik weg was voor ze hem verwelkomde. Ze moeten er gewoon op hebben gewacht tot ik wegging. Ik had het kunnen weten...
Maar wat neem je haar kwalijk? Jij bent degene die wegging, Jondalar, zei hij bij zichzelf. Zij heeft niet gezegd dat je weg moest gaan. Na die eerste keer is ze niet meer naar hem teruggegaan. Ze was er weer voor jou en dat weet je...
Dus nu is ze er voor hem. En hij wil graag. Kun je het hem kwalijk nemen? Misschien is het zo het beste. Ze is hier welkom, ze zijn meer gewend aan platkoppen... aan de Stam. En er is iemand die van haar houdt...
Ja, er is iemand die van haar houdt. Dat hoopte je toch voor haar? Dat ze werd geaccepteerd en dat ze iemand had die van haar hield...
Maar ik houd van haar, dacht hij met een opwelling van verdriet en angst. O Moeder! Ik kan er niet meer tegen! Ze is de enige vrouw van wie ik heb gehouden. Ik wil niet dat ze wordt beledigd, ik wil niet dat ze wordt uitgestoten. Waarom juist zij? O Doni, waarom moest zij het zijn?
Misschien kan ik beter weggaan. Dat is het, ik ga gewoon weg. Hij miste op dat moment het vermogen om rustig na te denken.
Jondalar liep vlug naar de Mammoetvuurplaats en hij onderbrak Talut en Mamut die het komende Lentefeest bespraken, ik ga weg,' gooide hij eruit. 'Wat moet ik geven voor wat eten voor onderweg?' Hij maakte een ziekelijk wanhopige indruk.
Het stamhoofd en de medicijnman wisselden een blik van verstandhouding. 'Jondalar, beste vriend,' zei Talut, en hij klopte hem op de schouder, 'we geven je graag alles wat je nodig hebt, maar je kunt nu niet weggaan. Het wordt straks lente. Maar ga eens buiten kijken. Er staat een sneeuwstorm en om deze tijd zijn de sneeuwstormen het ergst.' Jondalar kalmeerde wat en hij besefte dat hij onmogelijk gevolg kon geven aan die plotselinge opwelling om te vertrekken. Iemand die zijn volle verstand had zou nu niet aan een lange Tocht beginnen.
Talut voelde de spanning in Jondalars spieren verslappen, terwijl hij doorging, in het voorjaar komen de overstromingen en je moet veel rivieren oversteken. Bovendien kun je niet zo ver van huis gaan, bij de Mamutiërs overwinteren en dan niet met de Mammoetjagers op mammoeten jagen. Als je eenmaal thuis bent, krijg je de kans nooit meer. De eerste jacht is in de voorzomer, kort na de Zomerbijeenkomst. De beste tijd om aan een Tocht te beginnen zou vlak daarna zijn. Je zou me een groot plezier doen wanneer je in overweging neemt om in ieder geval bij ons te blijven tot de eerste mammoetjacht. Ik zou graag willen dat je dan laat zien wat je met je speerwerper kunt doen.'
'Ja, natuurlijk, ik zal erover nadenken,' zei Jondalar. Toen keek hij het grote roodharige stamhoofd in de ogen. 'En bedankt, Talut. Je hebt gelijk. Ik kan nu nog niet weggaan.'
Mamut zat met gekruiste benen op zijn geliefde mediteerplekje. De ruimte naast hem werd gebruikt om de extra rendierhuiden en vachten te bewaren. Eigenlijk zat hij meer na te denken. Na de nacht dat hij was gewekt door haar tranen was hij zich veel meer bewust van Ayla's wanhoop om het weggaan van Jondalar. Haar verdriet had een diepe indruk op hem gemaakt. Hoewel het haar lukte om haar gevoelens voor de meeste mensen te verbergen, had hij nu meer oog voor kleinigheden in haar gedrag die hem eerder misschien waren ontgaan. Hoewel ze echt leek te genieten van Ranecs gezelschap en om zijn grappen lachte, was ze stil en de overvloedige zorg en aandacht die ze aan Wolf en de paarden besteedde verborgen een verlangen dat haar diep ongelukkig maakte.
Mamut schonk ook meer aandacht aan de lange gast en hij bemerkte hetzelfde verdriet in Jondalars houding. Hij scheen gekweld te worden door een vreselijke angst, maar ook hij scheen het te verbergen. Na zijn wanhopige poging om midden in een sneeuwstorm te vertrekken, vreesde de oude medicijnman dat Jondalars vermogen om een situatie goed te beoordelen, verminderde omdat hij er steeds aan dacht dat hij Ayla zou verliezen. Voor de oude man die zo'n nauw contact had met de geestenwe reld van Mut en Haar voorbeschikkingen, hield dat in dat er een diepere drijfveer moest zijn dan alleen een jonge liefde. Misschien had de Moeder met hem ook plannen; plannen die met Ayla te maken hadden.
Hoewel Mamut aarzelde om zich ermee te bemoeien, vroeg hij zich af waarom de Moeder hem had laten zien dat Zij de kracht achter hun wederzijdse gevoelens was. Hoewel hij ervan overtuigd was dat Zij uiteindelijk de omstandigheden regelde zoals het Haar paste, wou Ze misschien toch wel dat hij Haar in dit geval hielp.
Terwijl hij erover zat te peinzen hoe hij de wens van de Moeder kon doorgronden, kwam Ranec de Mammoetvuurplaats in. Hij was duidelijk op zoek naar Ayla. Mamut wist dat ze de kleine wolf had meegenomen voor een rit met Whinney en dat ze wel een poosje zou wegblijven. Ranec keek om zich heen, toen zag hij de oude man en liep naar hem toe.
'Weet jij waar Ayla is, Mamut?' vroeg hij.
'Ja. Ze is uit met de dieren.'
ik vroeg me al af waarom ik haar zo'n tijd niet had gezien.'
'Je ziet haar vaak de laatste tijd.'
Ranec grijnsde, ik hoop haar nog veel vaker te zien.'
'Ze is hier niet alleen gekomen, Ranec. Heeft Jondalar niet zoiets als de oudste rechten?'
'Die had hij misschien wel, toen ze pas kwamen, maar hij heeft er afstand van gedaan. Hij heeft de vuurplaats verlaten,' zei Ranec. Mamut hoorde iets afwerends in zijn toon.
ik denk dat er nog steeds sterke gevoelens tussen hen bestaan. Ik geloof niet dat de scheiding blijvend zou zijn wanneer hun genegenheid de kans weer kreeg om te groeien, Ranec.'
'Als je daarmee wilt zeggen dat ik me moet terugtrekken, spijt me dat, Mamut. Het is te laat. Ik heb ook diepe gevoelens voor Ayla.' Ranecs stem sloeg over door de emotie die hij voelde. 'Mamut, ik houd van haar, ik wil een verbintenis met haar, een vuurplaats met haar. Het wordt tijd dat ik een vrouw krijg en ik wil haar kinderen in mijn vuurplaats. Ik heb nog nooit iemand ontmoet zoals zij. Ze heeft alles waar ik ooit van heb gedroomd. Als zij het ermee eens is, wil ik onze plannen op het Lentefeest bekend maken en deze zomer de verbintenis aangaan.'
'Weet je zeker dat je dat wilt, Ranec?' vroeg Mamut. Hij mocht Ranec heel graag en hij wist dat Wymez, die de donkere jongen had meegebracht van zijn reizen, blij zou zijn wanneer hij een vrouw vond en een verbintenis aanging. 'Er zijn veel Mamutische vrouwen die een verbintenis met je zouden willen. Wat moet je tegen die knappe, jonge, roodharige vrouw zeggen die verwacht dat je haar vraagt? Hoe heet ze? Tricie?' Mamut wist zeker dat, wanneer het te zien was geweest, Ranecs gezicht nu rood zou zijn.
ik zal zeggen... ik zal zeggen dat het me spijt. Ik kan er niets aan doen. Ik wil geen ander. Ze is nu een Mamutische vrouw. Ze behoort een verbintenis aan te gaan met een Mamutiër. En dat wil ik zijn.'
'Wanneer het Ranec moet worden,' zei Mamut vriendelijk, 'dan gebeurt dat, maar denk hierom. De keuze is niet aan jou. Ook niet aan haar. De Moeder heeft Ayla een bestemming gegeven en veel gaven. Wat je ook besluit, of wat zij besluit, Mut heeft de eerste rechten. Iedere man die een verbintenis met haar aangaat, heeft ook een verbintenis met haar bestemming.'