14.

De mensen van het Leeuwekamp waren met stomheid geslagen. Toen ontstond er een hevig tumult. Het stamhoofd had Ayla gesteund en de leidster was het er volledig mee eens. Hoewel iedereen wel wist wat Frebec van Ayla vond, scheen niemand zijn mening te delen. Bovendien, Frebec en de Kraanvogelvuurplaats schenen nauwelijks recht van spreken te hebben. Ze waren zelf nog maar kort geleden opgenomen in het Leeuwekamp, nadat een aantal andere kampen hen had geweigerd. Ze waren alleen opgenomen omdat Nezzie en Talut een goed woordje voor hen hadden gedaan. De Kraanvogelvuurplaats had vroeger een hoge status en er waren mensen in andere kampen die ze wel wilden opnemen, maar er waren altijd tegenstemmers en er mochten geen tegenstemmers zijn. Iedereen moest het ermee eens zijn. Na alle steun van het stamhoofd leek het ondankbaar van Frebec om tegen hem in te gaan en niemand had het verwacht, Talut zeker niet.

Het rumoer verstomde toen Talut de Spreekstaf van Frebec overnam. Hij hield hem omhoog en schudde hem om een beroep te doen op zijn macht. 'Frebec heeft de staf. Laat hem spreken,' zei Talut en hij gaf de ivoren staf terug.

Frebec sloeg drie keer op de grond en vervolgde: 'Ik heb geen behoefte aan Ayla omdat ik niet geloof dat ze genoeg heeft aangeboden om van haar een Mamutiër te maken.' Er klonk een ondertoon van protest in zijn verklaring, vooral na Taluts prijzende woorden, maar niet genoeg om de spreker in de rede te vallen. 'Vragen we iedere vreemde die hier een bezoek brengt om Mamutiër te worden?'

Zelfs met de beperking die door de Spreekstaf werd opgelegd, was het moeilijk voor het kamp om te zwijgen. 'Wat bedoel je, dat ze niets heeft aan te bieden? Wat zegje dan van haar vaardigheid in het jagen?' riep Deegie, vol gerechtvaardigde woede. Haar moeder, de leidster, had Ayla in eerste instantie niet geaccepteerd. Pas na lang wikken en wegen had ze ermee ingestemd om Talut te steunen. Hoe kon die Frebec bezwaar maken?

'Wat dan nog als ze jaagt. Maken we van iedereen die jaagt een van ons?' zei Frebec. 'Dat is geen goede reden. Ze zal trouwens toch niet zo lang meer jagen. Als ze kinderen krijgt, is dat voorbij.'

'Kinderen krijgen is belangrijker! Dat geeft haar meer status,' zei Deegie, die woest werd.

'Dacht je dat ik dat niet wist? We weten niet eens of ze kinderen kan krijgen, en als ze geen kinderen krijgt, zal ze ook niet veel waarde hebben. Maar we hadden het niet over kinderen, we hadden het over het jagen. Alleen het feit dat ze jaagt is onvoldoende reden om haar tot Mamutiër te maken,' stelde Frebec.

Mamut keek met enige verbazing naar Frebec. Hoewel hij het helemaal niet met hem eens was, moest hij toegeven dat Frebec zijn argumenten knap had gekozen. Daarom was het jammer dat hij ze tegen haar gebruikte.

'En wat zeg je van de speerwerper? Je kunt niet ontkennen dat het een heel goed wapen is en zij kan ermee omgaan en leert het de anderen al,' zei Tornec.

'Zij heeft hem niet meegebracht. Dat deed Jondalar, en hij treedt niet toe.'

Danug nam het woord. 'Misschien is ze een Ziener, of een Roeper. Paarden gehoorzamen haar, ze rijdt zelfs op een.'

'Paarden zijn voedsel. De Moeder heeft ze bestemd om op te jagen, niet om met ze te leven. Ik weet niet eens of het wel goed is om erop te rijden. En niemand weet wat ze eigenlijk is. Misschien is ze een Ziener, misschien een Roeper. Misschien is ze de Moeder op aarde, maar misschien ook niet. Sinds wanneer is "misschien" een reden om iemand bij ons op te nemen?' Het was niemand gelukt zijn bezwaren te weerleggen. Frebec begon er plezier in te krijgen dat hij zoveel aandacht kreeg.

'Ayla heeft Rydag leren praten, terwijl niemand dacht dat hij dat kon,' riep Nezzie, die zich in het twistgesprek mengde.

'Praten!' zei hij spottend. 'Je kunt een heleboel bewegingen met de handen "praten" noemen, maar daar doe ik niet aan mee. Ik kan niets bedenken dat nuttelozer is dan het maken van stomme gebaren naar een platkop. Dat is geen reden om haar te adopteren, op zijn hoogst om het niet te doen.'

'Ik neem aan dat je nog steeds niet gelooft dat ze een Genezer is, hoewel dat toch duidelijk is,' merkte Ranec op. 'Ik hoop dat je goed beseft dat, wanneer je Ayla wegjaagt, jij wel eens degene kunt zijn die er spijt van krijgt als er niemand is om Fralie te helpen bij de bevalling.'

Ranec was voor Frebec altijd een buitenbeentje geweest. Ondanks zijn hoge status en faam als beeldhouwer wist Frebec nooit goed wat hij van de man met de bruine huid moest denken en hij voelde zich nooit op zijn gemak bij hem. Frebec had altijd het gevoel dat Ranec hem minachtte of voor de gek hield wanneer hij dat spottende toontje gebruikte. Daar hield hij niet van en bovendien, mensen met zo'n donkere huid hadden ongetwijfeld iets vreemds.

'Je hebt gelijk, Ranec,' zei Frebec met een luide stem. 'Ik geloof niet dat ze een Genezer is. Hoe zou iemand die bij die beesten opgroeit voor Genezer kunnen leren? En Fralie heeft eerder baby's gekregen. Waarom zou het deze keer anders gaan? Tenzij de aanwezigheid van die dierevrouw haar ongeluk brengt. Die platkopjongen verlaagt de status al van dit kamp. Zien jullie dat niet in? Zij zal de status nog meer verlagen. Waarom zou iemand een vrouw willen hebben die door dieren is opgevoed? En wat zouden de mensen denken als ze hier komen en ze zien paarden in het huis. Nee, ik wil niet dat een dierevrouw, die bij de platkoppen heeft gewoond, lid van het Leeuwekamp wordt.'

Er ontstond een hevig tumult door zijn opmerkingen over het Leeuwekamp, maar de stem van Tulie klonk erbovenuit. 'Volgens wie is de status van dit kamp verlaagd? Rydag schaadt mijn status niet. Er wordt nog steeds naar me geluisterd op de Raad van Zusters. Talut heeft ook niets van zijn aanzien verloren.'

'De mensen zeggen altijd "dat kamp met de platkopjongen"; Ik schaam me om te moeten zeggen dat ik daarbij hoor,' schreeuwde Frebec terug.

Tulie verhief zich naast de tamelijk kleine man en ze zei op een zeer koele toon: 'Je kunt ieder moment vertrekken.'

'Nou zie je wat je gedaan hebt,' schreeuwde Crozie. 'Fralie verwacht een kind en door jou moet ze er straks uit, zonder te weten waarheen, in die kou. Waarom heb ik jou ooit aangenomen? Waarom heb ik ooit kunnen geloven dat iemand die zo'n lage Bruidsprijs betaalt goed genoeg voor haar zal zijn. Mijn arme dochter, arme Fralie...'

Het gejammer van de oude vrouw ging verloren in het lawaai van boze stemmen en opmerkingen aan het adres van Frebec. Ayla draaide zich om en liep naar de Mammoetvuurplaats. In de Leeuwevuurplaats zag ze Rydag met grote verdrietige ogen de vergadering volgen en ze liep naar hem toe. Ze ging naast hem zitten, voelde zijn borst en bekeek hem nauwkeurig om te zien of het goed met hem ging. Toen pakte ze hem op, zonder te proberen een gesprek te beginnen omdat ze niet wist wat ze moest zeggen en nam hem op haar schoot. Ze wiegde hem heen en weer terwijl ze zachtjes neuriede. Dat deed ze vroeger met haar zoon en later, toen ze alleen was in haar vallei, had ze zichzelf zo wel eens in slaap gewiegd.

'Heeft niemand respect voor de Spreekstaf?' brulde Talut boven de woedeuitbarstingen uit. Zijn ogen schoten vuur. Hij was kwaad. Ayla had hem nog nooit zo boos gezien, maar ze had bewondering voor zijn zelfbeheersing toen hij het woord nam. 'Crozie, we sturen Fralie de kou niet in en je beledigt mij en het Leeuwekamp door te veronderstellen dat we dat zouden doen.'

De oude vrouw keek met open mond het stamhoofd aan. Ze had niet echt gedacht dat ze Fralie zouden wegsturen. Ze wou alleen Frebec terechtwijzen en dacht er niet aan dat het als een belediging werd opgevat. Zij had het fatsoen om te blozen van schaamte, wat sommige mensen verbaasde, maar zij had nog gevoel voor een acceptabel gedrag. Fralies status kwam tenslotte in de eerste plaats van haar. Crozie had in hoog aanzien gestaan tot ze bijna alles had verloren en ze zichzelf en haar naasten in het ongeluk had gestort. Ze probeerde nog altijd de schijn op te houden, al bestond daar weinig reden meer toe.

'Frebec, het kan zijn dat je je geneert als lid van het Leeuwekamp,' zei Talut, 'maar als dit kamp status heeft verloren, komt dat omdat dit het enige kamp was dat jou wou opnemen. Zoals Tulie zei, niemand dwingt je om te blijven. Je hebt de vrijheid om op ieder moment te vertrekken, maar we zullen je niet wegsturen, niet met een zieke vrouw die deze winter moet bevallen. Misschien heb je niet vaak met zwangere vrouwen te maken gehad, maar Fralie is niet alleen zwanger. Er mankeert meer aan. Zoveel weet ik er nog wel van.

Maar dat is niet de reden waarom deze vergadering werd belegd. Het doet er niet toe wat jij ervan vindt of hoe wij erover denken, maar je bent lid van het Leeuwekamp. Ik heb mijn wens uitgesproken om Ayla in mijn vuurplaats op te nemen om van haar een Mamutiër te maken. Maar daar moet iedereen mee instemmen en jij hebt bezwaar gemaakt...'

Nu begon Frebec zich ongemakkelijk te voelen. Hij vond het wel wat om een belangrijke rol te spelen door bezwaar te maken en iedereen tegen zich in het harnas te jagen, maar Talut herinnerde hem nu aan de vernedering en de wanhoop die hij had gevoeld toen het zo moeilijk was om een kamp te vinden waar hij een nieuwe vuurplaats kon inrichten met zijn nieuwe vrouw, die begerenswaardig was en hem meer status had gebracht dan hij ooit had gehad.

Mamut nam hem nauwkeurig op. Frebec was hem nooit zo bijzonder opgevallen. Van zijn moeder had hij weinig status gekregen, verder had hij niet veel vaardigheden, kwaliteiten of aanleg. Men haatte hem niet, maar men had ook niet veel met hem op. Hij leek een vrij middelmatig man, zonder bijzondere talenten. Maar het was Mamut opgevallen dat hij goed kon debatteren. Hoewel zijn argumenten onjuist waren, klonken ze logisch. Misschien was hij wel intelligenter dan de meesten dachten en hij had blijkbaar hoge aspiraties. Voor zo'n man was het al een hele prestatie dat hij Fralie als gezellin had gekregen. Hij zou voortaan wat meer aandacht aan hem besteden.

Er was ook een zekere moed voor nodig om te proberen zo'n vrouw te krijgen. De Bruidsprijs was de basis van de economische waarde onder de Mamutiërs; bruiden waren waardebepa- lend. Het aanzien van een man in de groep hing af van de vrouw die hem ter wereld bracht en van de vrouw of vrouwen die hij kon aantrekken—door status, of moed bij de jacht, bekwaamheid, talenten of charme—om bij hem te wonen. Als hij een vrouw kon vinden, met een hoge status, die zijn gezellin wilde worden, was dat voor hem een buitenkansje en Frebec was niet van plan om haar te laten gaan.

Maar waarom had ze hem genomen? vroeg Mamut zich af. Er waren beslist andere mannen geweest die haar hadden gevraagd en Frebec had haar moeilijkheden alleen maar vergroot. Hij had zo weinig te bieden en Crozie was zo twistziek dat Fralies kamp hen had weggestuurd en Frebecs kamp hen had geweigerd. Toen hadden de andere kampen, het ene na het andere, hen weggestuurd, zelfs met een zwangere vrouw met hoge status. En telkens had Crozie het, in haar paniek, erger gemaakt door hem de schuld te geven en hem de huid vol te schelden, wat tot gevolg had dat men hen helemaal niet meer wilde hebben.

Hij was dankbaar geweest toen het Leeuwekamp hen had opgenomen, maar het was wel een van de laatste kampen geweest waar hij het had geprobeerd. Niet omdat het geen hoge status had, maar het stond bekend om zijn vreemde verzameling leden. Talut had het talent om het vreemde als iets bijzonders te beschouwen. Hij had zijn hele leven status gekend. Hij zocht iets anders en hij vond het in het ongebruikelijke. Hij koesterde die kwaliteiten in zijn kamp. Talut was zelf de grootste man in de wijde omtrek, niet alleen bij de Mamutiërs, maar ook bij de buurvolken. Tulie was de grootste en sterkste vrouw. Mamut was de oudste man. Wymez was de beste steenbewerker en Ranec was niet alleen de donkerste man, maar ook de beste beeldhouwer. En Rydag was het enige platkopkind. Talut wilde Ayla hebben omdat ze heel ongewoon was met haar paarden, haar bekwaamheden en gaven en hij had geen bezwaar tegen Jondalar, die de verste afstand had afgelegd.

Frebec had er geen behoefte aan om op te vallen, te meer niet omdat hij het gevoel had dat ze op hem neerkeken. Hij zocht nog altijd aanzien langs de normale weg en maakte er een deugd van om heel gewoon te zijn. Hij was Mamutiër en daarom was hij beter dan iedereen die dat niet was. Ranec, met zijn donkere huid—en zijn bijtende spot—was geen echte Mamutiër. Hij was niet eens bij hen geboren, maar Frebec wel, en hij was zeker beter dan die dieren, die platkoppen. Die jongen, waar Nezzie zoveel van hield, had helemaal geen status omdat hij was geboren uit een platkopvrouw.

En die Ayla, die met haar paarden en haar lange vreemdeling bij hen was gekomen, had de aandacht al getrokken van die donkere Ranec, die alle vrouwen wilde hebben ondanks het feit dat hij anders was, of misschien juist wel daarom. Hij vond het verachtelijk. Ze had Frebec niet eens bekeken, alsof ze wist dat hij haar aandacht niet waard was. Het deed er niet toe dat ze bekwaam was, talent had, of knap was, hij was beslist beter dan zij; zij was niet Mamutisch en hij wel. Bovendien had ze bij die platkoppen gewoond. En nu wou Talut een Mamutische vrouw van haar maken.

Frebec wist dat hij de oorzaak was van deze scène. Hij had bewezen dat hij belangrijk genoeg was om haar buiten de stam te houden, maar hij had het grote stamhoofd bozer gemaakt dan hij hem ooit had gezien en het was angstaanjagend om die enorme beer van een vent zo kwaad te zien. Talut kon hem oppakken en in tweeën breken. Het minste dat Talut kon doen was hem wegsturen. Hoe lang zou hij dan zijn vrouw met hoge status nog houden?

Ondanks zijn woede behandelde Talut Frebec met meer respect dan hij gewend was. Zijn opmerkingen waren niet genegeerd of terzijde geschoven.

'Of je bezwaren redelijk zijn, doet er niet toe,' vervolgde Talut koel. ik geloof dat ze veel bijzonder talent heeft dat een voordeel voor ons zou kunnen zijn. Jij hebt dat betwist en gezegd dat ze niets van waarde heeft aan te bieden. Ik weet niet wat er dan kan worden aangeboden zonder dat de waarde betwist wordt...'

'Talut,' zei Jondalar, 'neem me niet kwalijk dat ik je onderbreek terwijl je de Spreekstaf in de handen hebt, maar ik geloof dat ik iets weet wat niet betwist kan worden.'

'Is dat zo?'

'Ja, ik denk het wel. Kan ik je even alleen spreken?'

'Tulie, wil jij de staf vasthouden?' zei Talut en hij liep met Jondalar in de richting van de Leeuwevuurplaats. Ze hoorden achter zich een nieuwsgierig gemompel.

Jondalar liep naar Ayla en praatte met haar. Ze knikte en zette Rydag neer. Ze ging staan en haastte zich naar de Mammoetvuurplaats.

'Talut, ben je bereid alle vuren te doven?' vroeg Jondalar.

Talut fronste de wenkbrauwen. 'Al de vuren? Het is koud buiten en het waait. Dan wordt het binnen gauw koud.'

'Dat weet ik, maar geloof me, het is de moeite waard. Voor een goede demonstratie van Ayla moet het donker zijn. Het blijft niet lang koud.'

Ayla kwam terug met een paar stenen in haar handen. Talut keek van haar naar Jondalar en toen weer naar haar. Toen knikte hij instemmend. Een vuur kon altijd weer worden aangelegd, ook al kostte het wat moeite. Ze liepen terug naar de kookplaats en Talut praatte even apart met Tulie. Er werd even gediscussieerd en Mamut werd erbij gehaald, vervolgens zei Tulie iets tegen Barzec. Barzec gaf Druwez en Danug een seintje en ze trokken alle drie hun anoraks aan. Ze pakten grote, dichtge- vlochten manden en gingen naar buiten.

In het geroezemoes van stemmen was duidelijk enige spanning te horen. Er ging iets bijzonders gebeuren en het hele kamp was zeer benieuwd. Ze hadden geen geheime beraadslagingen en een mysterieuze demonstratie verwacht.

Barzec en de jongens waren snel terug met manden vol losse grond. Toen begonnen ze aan het andere eind, bij de Oerosvuurplaats. Ze pookten in de kleine vuren en schoven de kolen uit elkaar. Vervolgens gooiden ze er grond op om de vlammen te doven. De mensen van het kamp werden onrustig toen ze beseften wat er gebeurde.

Het werd donkerder bij elk vuur dat werd gedoofd, de gesprekken hielden op en het werd stil in het huis. Het gehuil van de wind klonk luider en iedereen voelde de koude tocht. Vuur was min of meer iets vanzelfsprekends, hoewel iedereen het waardeerde, maar nu hun vuren uitgingen wisten ze dat hun leven ervan afhing.

Tenslotte was alleen het vuur in de grote kookruimte nog over. Ayla had haar spullen, om vuur te maken, klaar liggen naast de stookplaats. Toen knikte Talut en Barzec gooide, met gevoel voor het aangrijpende moment, de grond op het vuur terwijl de mensen de adem inhielden.

In een ogenblik was de hele ruimte in een diepe duisternis gehuld. Het was niet gewoon het ontbreken van licht, maar het was volkomen donker om hen heen. De hele ruimte werd beheerst door een overweldigend diep zwart. Er waren geen sterren, geen hemellichaam dat licht uitstraalde, geen glanzende, paarlemoerachtige wolken. Men kon geen hand voor ogen zien. Er waren geen afstanden en geen schaduwen. Het gezichtsvermogen had geen enkele waarde meer.

Er begon een kind te huilen en de moeder suste het. Het ademen werd hoorbaar, er werd geschoven met voeten en er hoestte iemand. Een ander praatte zachtjes en kreeg nog zachter antwoord. Er hing een sterke lucht van gebrand bot, maar er waren ook allerlei andere geurtjes: van bewerkt leer, gekookt voedsel en van voedselvoorraden, grasmatten en gedroogde kruiden, en de lucht van mensen, hun voeten en lichamen en de warme adem.

De kampbewoners zaten in het donker te wachten en vroegen zich af wat er ging gebeuren. Ze waren niet direct bang, maar wel wat ongerust. Het leek een hele tijd te duren en ze begonnen onrustig te worden. Waarom duurde het zo lang?

Dat was aan Mamut overgelaten. Het was een tweede natuur van de oude medicijnman om aangrijpende momenten te creëren en hij wist bijna instinctmatig het juiste moment te kiezen. Ayla voelde een klopje op haar schouder. Dat was het teken waar ze op had gewacht. Ze had een stukje pyriet in de ene en een stukje vuursteen in de andere hand en voor haar op de grond lag een hoopje brandbaar pluis van planten. In de pikzwarte duisternis sloot ze haar ogen en haalde diep adem. Toen sloeg ze de vuursteen en het pyriet tegen elkaar.

Er gloeide even een grote vonk en in de diepe duisternis en bij dat kleine lichtje was nog juist de jonge vrouw te zien die geknield op de grond zat. Er klonken zuchten en geluiden die respect uitdrukten. Toen werd het weer donker. Ayla sloeg nog een keer, deze keer dichter bij het materiaal dat ze had klaargelegd. De vonk viel op het brandbare materiaal. Ayla boog voorover om te blazen en even later vloog het in brand. Ze hoorde de ah 's en oh 's en andere uitroepen van verbazing.

Ze legde er kleine stukjes hout bij van een stapeltje naast zich en toen die begonnen te branden pakte ze grotere takjes en brandhout. Toen ging ze achteruit en keek toe hoe Nezzie de grond en de as uit de stookplaats verwijderde en het vuur erheen bracht. Ze regelde de aanvoer van lucht van buiten en zorgde ervoor dat de botten begonnen te branden. Alle aandacht van de mensen was eerst gericht op het werk van Ayla, maar nu het vuur goed brandde drong het tot hen door hoe snel het was gegaan. Dit was toverij! Wat had ze gedaan om zo snel vuur te krijgen?

Talut schudde de Spreekstaf en sloeg met het dikke eind drie keer op de grond. 'Heeft er nu nog iemand bezwaar tegen dat Ayla een Mamutiër wordt en lid van het Leeuwekamp?' vroeg hij.

'Wil ze ons laten zien hoe ze die toverij doet?' vroeg Frebec.

'Ze zal het niet alleen laten zien, ze heeft beloofd dat ze aan elke vuurplaats in dit kamp een van haar vuurstenen zal geven,' antwoordde Talut.

'Ik heb geen bezwaren meer,' zei Frebec.

Ayla en Jondalar sorteerden de inhoud van hun reistassen om alle pyrietklompjes te verzamelen die ze bij zich hadden en ze zochten de zes beste uit. Ze had de vorige avond alle vuren weer aangestoken en laten zien hoe het ging, maar ze was toen moe en het was te laat om hun tassen na te zoeken voor ze naar bed gingen. De zes grauwgele stenen met de metaalglans vormden een onbeduidend hoopje op het bed, maar toch had een zo'n steen het verschil betekend tussen het opnemen van Ayla en een afwijzing. Zo te zien kon niemand raden welke toverkracht er in de ziel van deze stenen verborgen lag.

Ayla raapte ze op en terwijl ze ze in de hand hield keek ze Jondalar aan.

'Als iedereen me wilde opnemen, waarom lieten ze het dan toe dat een persoon het tegenhield?' vroeg ze.

'Ik weet het niet,' zei hij, 'maar in een groep als deze moeten ze allemaal met elkaar leven. Dat kan heel wat spanning geven wanneer iemand een ander echt niet mag, vooral als het weer de mensen noodzaakt een hele tijd binnen te blijven. De mensen gaan partij kiezen, ruzies kunnen leiden tot vechtpartijen en er kan iemand gewond raken of erger. Dat roept woede op en dan wil iemand zich wreken. Soms kan een tragedie alleen worden voorkomen door de groep op te heffen... of een hoge strafsom te betalen en de ruziemaker weg te sturen...'

Hij sloot zijn ogen even en kreeg diepe rimpels in zijn voorhoofd. Ayla vroeg zich af wat de oorzaak daarvan was.

'Maar Frebec en Crozie hebben altijd ruzie en dat vinden de mensen niet leuk,' zei ze.

'De rest van het kamp wist het toen ze hun goedkeuring gaven, of ze hadden een vermoeden. Iedereen had de gelegenheid om nee te zeggen, dus ze kunnen elkaar niet de schuld geven. Wanneer je met iets hebt ingestemd, dien je te weten dat je het zelf moet oplossen, en je weet dat het maar voor een winter is. In de zomer kun je gemakkelijker veranderen.'

Ayla knikte. Ze was er nog altijd niet helemaal zeker van dat hij wou dat ze toetrad tot dit volk, maar het was zijn idee geweest om de vuurstenen te laten zien en het had geholpen. Ze liepen samen naar de Leeuwevuurplaats om de stenen te brengen. Talut en Tulie waren in een druk gesprek gewikkeld. Nezzie en Mamut werden er af en toe in betrokken, maar ze luisterden meer dan ze praatten.

'Hier zijn vuurstenen die ik heb beloofd,' zei Ayla, toen ze haar zagen aankomen. 'Jullie kunnen ze vandaag geven.'

'O, nee,' zei Tulie. 'Vandaag niet. Bewaar ze voor de ceremonie. Daar hadden we het net over. Ze zullen een deel van de geschenken zijn. We zullen hun waarde moeten bepalen, dan kunnen we zien wat er nog bij moet om te geven. Ze moeten een hoge waarde hebben, ook als ruilmiddel en voor de status die ze je zullen geven.'

'Wat voor geschenken?' vroeg Ayla.

'Het is gebruikelijk dat er geschenken worden uitgewisseld wanneer er iemand wordt aangenomen,' legde Mamut uit. 'De persoon die wordt aangenomen ontvangt van iedereen geschenken en uit naam van de vuurplaats die hem of haar aanneemt worden over de rest van de vuurplaatsen in het kamp geschenken verdeeld. Die kunnen klein zijn, gewoon als symbool van uitwisseling, maar ze kunnen ook grote waarde hebben. Dat hangt af van de omstandigheden.'

'Ik vind dat de vuurstenen genoeg waarde hebben om voor elke vuurplaats een geschikt geschenk te zijn,' zei Talut.

'Talut, ik zou het met je eens zijn als Ayla al een Mamutische vrouw was en haar waarde was vastgesteld,' zei Tulie, 'maar in dit geval proberen we haar Bruidsprijs te regelen. Het hele kamp zal ervan profiteren als we kunnen aantonen dat ze een hoge waarde heeft. Nu Jondalar, althans voorlopig, het aanbod heeft afgeslagen om te worden aangenomen, zal ik graag wat geschenken bijdragen om te verdelen.' Ze glimlachte om te laten zien dat ze hem geen kwaad hart toedroeg. Haar glimlach was bijna flirtend, maar niet in het minst koket. Ze wilde alleen laten merken dat ze ervan overtuigd was hoe aantrekkelijk en begerenswaardig ze was.

'Wat voor soort geschenken?' vroeg Ayla.

'O, gewoon geschenken... dat kunnen zo veel dingen zijn- tunieken, broeken, laarzen, of leer om ze te maken. Deegie maakt prachtig gekleurd leer. Barnsteen en schelpen, ivoren kralen om een halssnoer te maken of kleding te versieren. Lange tanden van wolven of andere vleeseters zijn heel waardevol. Ivoren beeldjes ook. Vuursteen, zout... voedsel is ook geschikt om te geven, vooral als het bewaard kan worden. Alles wat goed gemaakt is, manden, matten, riemen, messen. Ik geloof dat het belangrijk is om zoveel mogelijk te geven, want wanneer iedereen op de Bijeenkomst de geschenken laat zien zal blijken dat je een overvloed hebt en daarmee toon je je status aan. Het is niet belangrijk of Talut en Nezzie het voor jou hebben gegeven.'

'Jij en Talut en Nezzie hoeven niet voor mij te geven. Ik heb dingen om te geven,' zei Ayla.

'Ja, natuurlijk, je hebt de vuurstenen. En die zijn heel waardevol, maar daar zien ze niet naar uit. Later zullen de mensen hun waarde ontdekken, maar de eerste indruk is anders.'

'Wat Tulie zegt, is waar,' zei Nezzie. 'De meeste jonge vrouwen zijn jaren bezig om geschenken te maken en te verzamelen om ze weg te geven op hun Verbintenisfeest of als ze worden aangenomen.'

'Worden er zoveel mensen aangenomen bij de Mamutiërs,' vroeg Jondalar.

'Geen buitenstaanders,' zei Nezzie, 'maar Mamutiërs nemen vaak andere Mamutiërs op. Ieder kamp heeft een zuster en een broer nodig om leidster en stamhoofd te worden, maar niet iedere man heeft het geluk om een zuster als Tulie te hebben. Als er iets met een van de twee gebeurt, of wanneer een jonge vrouw of een jonge man een nieuw kamp wil beginnen, mag er een zuster of een broer worden aangenomen. Maar, maak je geen zorgen. Ik heb zoveel dingen die ik je kan geven, Ayla, en Latie heeft ook een paar van haar dingen aangeboden om aan jou te geven.'

'Maar ik heb dingen om te geven, Nezzie. Ik heb dingen in grot, in vallei,' zei Ayla. ik ben jaren bezig geweest om veel dingen te maken.'

'Jullie hoeven niet beslist terug te gaan...' zei Tulie, die heimelijk van mening was dat wat ze ook kon hebben heel primitief zou zijn met haar platkopachtergrond. Ze kon toch niet tegen de jonge vrouw zeggen dat haar geschenken waarschijnlijk niet geschikt waren? Dat kon pijnlijk zijn.

ik wil terug,' hield Ayla vol. 'Er zijn andere dingen die ik nodig heb. Mijn geneeskrachtige kruiden. Voedselvoorraad en eten voor paarden.' Ze wendde zich tot Jondalar. ik wil terug.'

ik denk dat het wel kan. Als we opschieten en onderweg niet stoppen, geloof ik dat we het halen... als het weer opknapt.'

'Gewoonlijk krijgen we na zo'n eerste koude inval weer wat mooi weer,' zei Talut. 'Maar dat is niet te voorspellen. Het kan ieder moment omslaan.'

'Nou, als we wat behoorlijk weer krijgen, kunnen we het er misschien op wagen en naar de vallei teruggaan,' zei Jondalar en zijn beloning was een lieve glimlach van Ayla.

Hij wou ook een paar dingen halen. Die vuurstenen hadden vrij wat indruk gemaakt en het rotsstrandje in de bocht van de rivier in Ayla's vallei lag er vol mee. Hij hoopte eens terug naar huis te gaan en dan wou hij zijn volk alles laten zien wat hij had geleerd en ontdekt: de vuurstenen, de speerwerper en aan Dala- nar, de kunst van Wymez om vuursteen te verhitten. Eens...

'Kom gauw terug,' riep Nezzie. Ze stak haar hand op en wuifde hen na.

Ayla en Jondalar wuifden terug. Ze zaten samen op Whinney en hadden Renner aan een touw. Ze keken naar de mensen van het Leeuwekamp die zich hadden verzameld om hen uitgeleide te doen. Ayla had een gevoel van opwinding omdat ze terugging naar de vallei die driejaar haar thuis was geweest, maar het deed haar ook verdriet om mensen achter te laten die al bijna familie leken.

Rydag stond aan de ene kant naast Nezzie en Rugie aan de andere. Ze hielden haar vast terwijl ze wuifden. Het kon niet anders of Ayla zag wel hoe weinig ze op elkaar leken. De een was het kleinere evenbeeld van Nezzie en de ander leek op de mensen van de Stam, maar ze waren opgevoed als broer en zus. Opeens moest Ayla er weer aan denken dat Oga ook voldoende melk had en naast haar eigen zoon, Grev, ook Dure had gevoed. Grev was een echt kind van de Stam en Dure maar gedeeltelijk en het verschil tussen hen beiden was ook groot.

Ayla nam een andere houding aan en met een druk van de benen leidde ze Whinney, vrijwel zonder erbij na te denken, de helling op.

Deze reis was niet zo gemakkelijk als de heenreis. Ze trokken steeds door zonder van de route af te wijken. Ze jaagden niet en onderbraken de reis niet om van elkaar te genieten. Omdat ze er rekening mee hadden gehouden dat ze terug moesten, hadden ze verschillende herkenningspunten in het landschap in zich opgenomen, zoals rotsformaties en hoogvlakten, dalen en rivieren, maar de wisseling van het seizoen had veel veranderd.

De begroeiing zag er voor een deel heel anders uit. De beschutte dalen, waar ze de reis hadden onderbroken, boden nu een vreemde aanblik. De berken en wilgen hadden hun blad verloren. De dunne takjes huiverden in de wind en leken uitgedroogd en dood. De naaldbomen, zoals de zilverspar en de den, vielen nu veel meer op met hun trotse pracht van groene naalden en zelfs de alleenstaande boompjes op de steppen, die door de wind waren scheef gegroeid, waren nu gemakkelijker te herkennen, in vergelijking met de loofbomen. Maar de veranderingen in de bovenlaag, op de altijd bevroren ondergrond, maakten het veel moeilijker om het landschap te herkennen.

De ondergrond bleef het hele jaar bevroren tot op grote diepte. In het land dat zoveel zuidelijker dan de poolstreken lag, was dit veroorzaakt door ijslagen van wel twee kilometer dikte, of meer, die het klimaat zó beïnvloedden dat ze nauwelijks werden aangetast. Het samenspel van klimaat, oppervlak en ondergrond schiep de voorwaarden voor een altijd bevroren ondergrond. Er waren natuurlijk wel invloeden van de zon, plantengroei, de wind, sneeuw, stilstaand water en samenstelling van de grond.

Gemiddelde jaartemperaturen, die maar een paar graden lager waren dan die welke later voor gematigder omstandigheden zorgden, waren voldoende laag om de enorme gletsjers en de bevroren ondergrond verder naar het zuiden te doen oprukken. De winters waren lang en koud en af en toe vielen er zware sneeuwbuien en woedden er sneeuwstormen, maar over het hele jaar gemeten viel er betrekkelijk weinig sneeuw en waren er veel zonnige dagen. De zomers waren kort en hadden enige dagen dat het zo warm was dat men nauwelijks kon geloven dat de ijsmassa's zo dichtbij waren, maar het was ook vaak bewolkt en koel met een beetje regen.

Hoewel een deel van de grond altijd bevroren bleef, betekende dat niet dat er nooit iets veranderde; het landschap was net zo grillig als de jaargetijden. Midden in de winter, wanneer alles bevroren was, leek het landschap hard en doods, maar dat was maar schijn. Bij de wisseling van de seizoenen werd de bovenlaag zachter. Op plaatsen met een dichte begroeiing, of veel schaduw, was dat slechts een kwestie van een paar centimeter, maar op zonnige hellingen of plaatsen met een goede afwatering, dank zij grintlagen, ontdooide de bovenlaag wel tot op een meter diepte.

De ondergrond bleef echter in de greep van de winter en daar heerste de macht van het ondoordringbare ijs. Als het begon te dooien gleed, onder invloed van de zwaartekracht, de met water doordrenkte bovenlaag, met keien en bomen over de harde ondergrond. Er ontstonden verzakkingen en instortingen in de verwarmde bovenlaag en waar het smeltwater geen uitweg kon vinden, verschenen poelen en moerassen.

Bij de volgende wisseling van het jaargetijde bevroor de bovenlaag weer, maar daarbij traden vaak grote veranderingen op. De enorme druk veroorzaakte grondverschuivingen met opstuwing van grondlagen. Er ontstonden scheuren in de grond die weer met ijs werden gevuld. Omdat modder en slib uitzetten bij bevriezing, verrezen er ijsbergen van tientallen meters hoogte en honderden meters lengte.

Ayla en Jondalar kwamen tot de ontdekking dat het landschap was veranderd en de herkenningspunten onbetrouwbaar waren. Bepaalde riviertjes, die ze in hun geheugen hadden geprent, waren verdwenen. De bovenloop was bevroren en stroomafwaarts stonden ze droog. Er waren ijsheuvels ontstaan waar ze eerst niet waren, op plaatsen waar in de zomer moerassen waren geweest door de slechte afwatering. Boomgroepen op niet bevroren aardlagen deden soms aan een vallei denken op plaatsen waar ze die niet verwachtten.

Jondalar kende de omgeving niet en moest herhaaldelijk afgaan op het betere geheugen van Ayla. Als zij het niet meer wist, vertrouwde ze op Whinney. De merrie had haar meer dan eens thuisgebracht en ze scheen te weten waar ze heenging. Soms reden ze samen op het paard, dan weer wisselden ze elkaar af, of gingen lopen om haar wat rust te gunnen. Ze zetten door tot het vallen van de avond hen dwong te stoppen. Toen sloegen ze een eenvoudig kamp op met een klein vuur, hun tent en de slaapzakken. Ze kookten pap van gebarsten, gedroogd graan en Ayla maakte een warme kruidendrank klaar.

De volgende morgen pakten ze alles weer in en dronken hete thee om warm te worden. Onderweg aten ze gemalen, gedroogd vlees en gedroogde bessen in vet, waarvan koekjes gemaakt waren. Ze jaagden niet, behalve dan op een enkele haas, die toevallig voor hen wegvluchtte. Ayla legde hem neer met haar slinger. Maar ze vulden de proviand voor onderweg, die Nezzie hun had meegegeven, wel aan met de oliehoudende zaden uit de denappels die ze onderweg plukten. Ze poften ze 's avonds boven het vuur. Ayla kreeg een gevoel van opwinding toen het landschap geleidelijk aan begon te veranderen. Het werd rotsachti- ger met diepe ravijnen. De omgeving werd bekender. Het begon te lijken op het landschap ten zuiden en ten westen van haar vallei. Toen ze een steile wand zag, met een bijzondere kleurschakering in de steenlagen, riep ze verheugd, 'Jondalar! Kijk, daar! We zijn er bijna!'

Whinney leek ook opgewonden te raken, want ze begon, zonder aansporing, sneller te lopen. Ayla zocht nog een herkenningspunt, een rotsformatie met een opvallende vorm die haar deed denken aan een hurkende leeuwin. Toen ze die hadden gevonden, gingen ze noordwaarts tot ze bij een steile helling kwamen vol grint en keien. Ze bleven staan en keken over de rand. Beneden stroomde een riviertje naar het oosten. Het spattende water glinsterde in de zon. Ze stegen af en zochten voorzichtig hun weg naar beneden. De paarden liepen het water in om te drinken. Ayla vond de stapstenen, die boven het water uitstaken, die ze altijd had gebruikt. Alleen op een plaats moest ze springen. Toen ze aan de overkant waren, dronk ze ook wat.

'Het water is hier zoeter. Kijk eens hoe helder het is,' riep ze uit. 'Het is helemaal niet modderig. Je kunt de bodem zien. En kijk, Jondalar, daar zijn de paarden!'

Jondalar reageerde met een warme glimlach op haar uitbundigheid. Hij had ook dat gevoel van thuiskomen, zij het wat minder sterk, nu hij de bekende, langgerekte vallei zag. De scherpe wind en de kou van de steppe hadden minder invloed op het beschutte dal en al verloren de loofbomen hun bladeren, het leek wel of ze elk jaar voller werden. De steile helling die ze net waren afgekomen, eindigde links in een steile rotswand. Aan de overkant van de rivier lag een brede strook struiken en bomen die verderop overging in grasland, waar het hooi golfde in de middagzon. Het vlakke land, met gras tot wel een meter hoog, liep glooiend op naar de steppen aan de rechterkant. Aan het andere eind werd de vallei smaller en eindigde in een nauwe doorgang tussen steile wanden.

Toen ze bijna beneden waren, hield de kleine kudde steppe- paarden op met grazen. Ze keken in hun richting. Een van de paarden hinnikte. Whinney bewoog het hoofd op en neer en beantwoordde het geluid. De kudde bleef naar hen kijken tot ze dichtbij waren. Toen de vreemde mensengeur steeds dichterbij kwam, draaiden ze zich allemaal tegelijk om en galoppeerden met stampende hoeven en wapperende staarten de helling op naar de open steppe. De twee mensen op de rug van een paard bleven staan om ze na te kijken. Het jonge paard aan het touw deed hetzelfde.

Renner had het hoofd omhoog en de oren naar voren. Hij volgde zo ver zijn touw het toeliet. Toen bleef hij staan, met uitgestrekte hals en wijd open neusgaten, om ze na te kijken. Whinney hinnikte naar hem toen ze verder naar beneden gingen en hij kwam weer achter hen aan.

Terwijl ze zich haastten, stroomopwaarts naar het smalle eind van de vallei, zagen ze de scherpe bocht van het riviertje met het rotsachtige strandje aan de rechterkant. Aan de overkant lag een hele berg keien, drijfhout en botten, geweien, horens en allerlei soorten tanden. Er waren skeletten bij afkomstig van de steppen en van dieren die waren overvallen door overstromingen, waren meegesleurd en tegen de rotswand gesmeten.

Ayla kon nauwelijks langer wachten. Ze liet zich van Whinney's rug glijden en rende het steile, smalle pad op, langs de berg botten naar de wand waar een drempel voor het gat in de rotswand lag. Ze was bijna naar binnen gerend, maar ze beheerste zich op het laatste moment. Dit was de plaats waar ze alleen had gewoond en kon blijven leven omdat ze geen moment haar waakzaamheid voor mogelijk gevaar had verloren. Grotten werden niet alleen door mensen gebruikt. Terwijl ze voorzichtig langs de buitenwand sloop, haalde ze de slinger van haar hoofd en bukte om een paar stukken steen op te rapen.

Ze tuurde naar binnen. Ze zag alleen duisternis, maar ze rook een lichte geur van hout dat lang geleden had gebrand en een iets sterkere lucht van de veelvraat. Maar die was ook niet vers meer. Ze stapte naar binnen, liet haar ogen aan het halfduister wennen en keek toen om zich heen.

Ze kreeg tranen in de ogen en probeerde ze tevergeefs terug te dringen. Hier was het, haar grot. Ze was thuis. Alles was zo vertrouwd al leek de plaats, waar ze zo lang had gewoond, verlaten. In het licht dat door een gat boven de ingang naar binnen viel, zag ze dat ze het goed had geroken en haar adem stokte. Ze zag verbijsterd dat het in haar grot een bende was. Er was inderdaad een dier binnengedrongen, misschien wel meer dan een, en de bewijzen lagen overal verspreid. Ze wist niet hoeveel schade er was aangericht.

Toen verscheen Jondalar bij de ingang. Hij kwam naar binnen, gevolgd door Whinney en Renner. De grot was ook het onderdak van de merrie geweest en het enige thuis dat Renner had gekend, tot ze in het Leeuwekamp kwamen.

'Het lijkt wel of we bezoek hebben gehad,' zei hij toen hij de verwoesting zag. 'Wat is het hier een bende!'

Ayla slaakte een diepe zucht en veegde een traan weg. 'Ik kan beter een vuur aanleggen en fakkels aansteken. Dan kunnen we zien wat er vernield is. Maar eerst moet ik de vracht van Whinney afladen. Dan kan ze uitrusten en grazen.'

'Vind je dat we ze zo maar los kunnen laten lopen? Zo te zien wou Renner achter die paarden aan. Misschien is het beter als we ze vastzetten.' Jondalar had zijn twijfels.

'Whinney heeft altijd los rondgelopen,' zei Ayla, die er wel wat van schrok. 'Ik kan haar niet vastzetten. Ze is mijn vriendin. Ze blijft bij me omdat ze dat wil. Ze is een keer naar een kudde gegaan omdat ze een hengst wilde hebben en ik miste haar zo dat ik niet had geweten wat te doen als ik Kleintje niet had gehad. Maar ze kwam terug. Zij zal blijven en zolang zij dat doet blijft Renner ook, tenminste, tot hij volwassen is. Kleintje is weggegaan en dat zal Renner misschien ook doen, zoals kinderen hun moeder verlaten als ze groot worden. Maar paarden zijn anders dan leeuwen. Ik denk dat hij wel zal blijven wanneer hij een vriend wordt, net als Whinney.'

Jondalar knikte. 'Goed, jij kent ze beter dan ik.' Ayla was per slot van rekening de deskundige. De enige deskundige op het gebied van paarden. 'Waarom zou ik eigenlijk het vuur niet aanleggen terwijl jij Whinney helpt?'

Jondalar vroeg zich af hoe hij van Renner een vriend kon maken terwijl hij naar de plaats liep waar Ayla altijd het materiaal en het hout voor een vuur bewaarde. Het drong niet tot hem door hoe vertrouwd haar grot hem was geworden in de korte zomer die hij bij haar had doorgebracht. Hij begreep nog altijd niet goed hoe Ayla met Whinney communiceerde zodat de merrie de kant opging die de vrouw wilde en hoe ze in de buurt bleef terwijl ze de vrijheid had om weg te gaan. Misschien leerde hij het nooit, maar hij wou het wel proberen. Zolang het nog niet zo ver was, hinderde het niets om Renner aan een touw te houden, zeker als ze door een gebied trokken waar misschien andere paarden waren.

Toen ze de grot en de inhoud bekeken, wisten ze genoeg. Een veelvraat of een hyena had een van de bergplaatsen met gedroogd vlees opengebroken. Ayla kon niet zeggen wie van de twee het had gedaan omdat ze allebei op verschillende momenten in de grot waren geweest en hun sporen door elkaar liepen. De bergplaats was leeggehaald. Een mand met graan, dat voor Whinney en Renner was geplukt, was op verscheidene plaatsen aangevreten. Te oordelen naar de sporen van veldmuizen, fluithazen, eekhoorns en springmuizen hadden allerlei knaagdieren zich te goed gedaan aan deze overvloed en er was bijna geen zaadje overgebleven. Onder een bergje hooi vonden ze een nest volgepropt met zaden. Maar de meeste manden met graan, wortels en gedroogde vruchten, die ze in gaten in de grond hadden gezet of onder keien hadden gestopt, hadden veel minder schade opgelopen.

Ayla was blij dat ze de zachte leren huiden en vachten die ze in de loop van de tijd had gemaakt, hadden verborgen onder een steenhoop. De berg keien was te veel geweest voor de plunderaars. Maar het leer, dat was overgebleven van de kleren die Ayla voor zichzelf en voor Jondalar had gemaakt voor ze weggingen, en dat niet was weggeborgen, was helemaal fijnge- kauwd. Een andere steenhoop, waar naast andere dingen ook een voorraad vet inzat, verpakt in ingewanden van dieren, in een huid, was herhaaldelijk aangevallen. In een hoek hadden ze met klauwen en tanden een kleine opening gemaakt, maar de steenhoop had standgehouden. Om bij het opgeslagen voedsel te komen hadden de dieren ook rondgesnuffeld in andere berg plaatsen. Ze hadden rekken met houten kommen en kopjes omgegooid en lopen slepen met manden en matten die in fijne patronen waren gevlochten en geweven. Op verschillende plaatsen hadden ze hun behoeften erop gedaan en eigenlijk hadden ze alles vernield wat ze konden vinden. Maar de werkelijke schade was minder groot dan het eerst leek en ze hadden haar grote verzameling gedroogde en geneeskrachtige kruiden zeer beslist genegeerd.

Tegen de avond begon Ayla zich al beter thuis te voelen. Ze had de grot opgeruimd en schoongemaakt, vastgesteld dat de schade wel meeviel, eten gekookt en de vallei bekeken om te zien of er iets was veranderd. Het vuur brandde en de slaapvachten lagen uitgespreid over het verse hooi in de ondiepe geul die Ayla als bed gebruikte. Whinney en Renner stonden weer op hun oude plaatsje aan de andere kant naast de ingang en Ayla vond het heel gezellig.

'Het is bijna niet te geloven dat ik weer terug ben,' zei Ayla. Ze zat naast Jondalar, op een mat bij het vuur. 'Ik heb het gevoel dat ik een eeuwigheid ben weggeweest, maar het was helemaal niet zo lang.'

'Nee, het was niet zo lang.'

'Ik heb zoveel meegemaakt, misschien lijkt het daarom zo lang. Het was goed dat je me hebt overgehaald om mee te gaan, Jondalar, en ik ben blij dat we Talut en de Mamutiërs hebben ontmoet. Weetje wel hoe bang ik was om de Anderen te ontmoeten?'

'Ik wist dat je ertegenop zag, maar ik was er zeker van dat je ze wel zou mogen als je eenmaal wat mensen leerde kennen.'

'Het was niet zomaar wat mensen ontmoeten. Het was de Anderen ontmoeten. Voor de Stam waren het de Anderen en al hadden ze me altijd verteld dat ik bij de Anderen was geboren, ik beschouwde mezelf toch als iemand van de Stam. Ook toen ik werd vervloekt en wist dat ik niet meer terug kon, was ik nog bang voor de Anderen. Toen Whinney bij me kwam, werd het nog erger. Ik wist niet wat ik moest doen. Ik was bang dat ik haar niet zou mogen houden, of dat ze haar zouden slachten. En ik was bang dat ik niet zou mogen jagen. Ik wou niet meer bij mensen wonen die het niet goed vonden als ik wilde jagen of die me dingen lieten doen die ik niet wou,' zei Ayla.

Als ze daar weer aan dacht, voelde ze zich niet prettig en ze werd onrustig. Ze stond op en liep naar de ingang van de grot. Ze duwde de zware huid opzij die daar hing om de wind te keren en liep naar het eind van de vooruitstekende wand die een breed voorportaal voor de grot vormde. Het was koud en helder buiten. De sterren straalden in een diepzwarte lucht en er stond een koude wind. Ze sloeg de armen over elkaar en probeerde ze warm te wrijven terwijl ze naar de richel liep.

Ze huiverde en voelde dat er een vacht om haar schouders werd gelegd. Ze draaide zich om en zag Jondalar staan. Hij sloot haar in zijn armen en ze genoot van zijn warmte.

Hij boog zijn hoofd om haar te kussen en zei: 'Het is hier koud. Kom mee naar binnen.'

Ayla ging mee naar binnen, maar ze bleef achter de zware huid staan.

'Dit was mijn tent... nee, het was Crebs tent,' verbeterde ze. 'Maar hij gebruikte hem nooit. Ik heb hem gebruikt toen ik werd gekozen als een van de vrouwen die met de mannen mee op jacht gingen om te slachten en te helpen het vlees naar huis te dragen. Maar hij was niet van mij. Hij was van Creb. Ik heb hem meegenomen toen ik wegging omdat ik dacht dat Creb het niet erg had gevonden. Ik kon het hem niet vragen. Hij was dood, maar als hij nog had geleefd, had hij me niet gezien. Ze hadden me net vervloekt.' De tranen liepen over haar gezicht, maar ze scheen het niet te merken, ik was dood, maar Dure zag me wel. Hij was nog te jong om te begrijpen dat hij me niet mocht zien. O, Jondalar, ik wou hem niet achterlaten.' Ze begon te snikken. 'Maar ik kon hem niet meenemen. Ik wist niet wat me boven het hoofd hing.'

Hij wist niet wat hij moest zeggen of moest doen, dus hield hij haar in zijn armen en liet haar huilen.

ik wil hem weer zien. Telkens als ik Rydag zie, moet ik aan Dure denken. Ik wou dat ik hem nu bij me had. Ik wou dat we samen door de Mamutiërs waren aangenomen.'

'Ayla, het is al laat. Je bent moe. Laten we naar bed gaan,' zei Jondalar en hij nam haar mee naar de slaapvachten, maar hij voelde zich niet op zijn gemak. Zulke gedachten misten elke zin voor de werkelijkheid en hij wou haar daar niet in steunen. Ze deed wat hij zei en zonder verder iets te zeggen hielp hij haar uit de kleren, legde haar op de vachten en dekte haar toe. Hij gooide wat hout op het vuur en schoof de kolen bij elkaar om er nog wat langer warmte van te hebben. Toen kleedde hij zich snel uit en kroop naast haar. Hij legde zijn arm om haar heen en kuste haar teder waarbij hij nauwelijks haar lippen raakte.

Dat wekte verwachtingen en hij voelde een rilling door haar heen gaan. Met dezelfde lichte, bijna kriebelende aanraking begon hij haar gezicht te kussen; haar wangen, haar gesloten ogen en toen weer haar zachte volle lippen. Hij duwde haar kin omhoog en streelde haar keel en haar hals. Ayla probeerde stil te blijven liggen en in plaats van kriebels kreeg ze rillingen van een heerlijk vuur dat zijn speelse strelingen volgde en haar sombere bui verdreef.

Zijn vingertoppen volgden de ronding van haar schouder en de volle lengte van haar arm. Er ging een siddering door haar heen en al haar zenuwen waren gespannen. Terwijl hij haar lichaam streelde, gleed zijn vaardige hand over haar zachte tepel. Die werd stijf toen er een schok van genot door haar heenging-

Jondalar kon de verleiding niet weerstaan en boog zijn hoofd om hem in zijn mond te nemen. Ze drukte zich tegen hem aan terwijl hij sabbelde en zoog en ze voelde dat haar dijen vochtig werden door de gewaarwordingen die diep in haar reacties opriepen. Hij rook haar vrouwelijke geur en voelde zijn lid stijf worden toen hij merkte dat ze naar hem verlangde. Hij scheen nooit genoeg van haar te kunnen krijgen en ze wou hem altijd ontvangen. Ze had hem nog nooit afgewezen, voor zover hij zich kon herinneren. De omstandigheden deden er niet toe, binnen of buiten, op warme vachten of op de koude grond, als hij naar haar verlangde stond ze voor hem klaar, niet omdat ze zich schikte, maar als een actieve, gewillige gezellin. Alleen tijdens haar ongesteldheid was ze wat minder enthousiast, alsof ze zich ervoor schaamde, en daar hield hij rekening mee.

Toen hij haar dij begon te strelen, spreidde ze haar benen voor hem en zijn verlangen werd zo hevig dat hij haar meteen had kunnen nemen, maar hij wou wachten. Waarschijnlijk waren ze deze winter voor de laatste keer alleen in een warme, droge ruimte. Niet dat hij aarzelde in het huis van de Mamutiërs, maar het gaf een bijzonder gevoel van vrijheid en een dieper Genot om samen alleen te zijn. Zijn hand ontmoette haar vochtige vagina en hij voelde de erectie van haar clitoris. Hij hoorde haar hijgen en ze begon te kreunen toen hij wreef en streelde. Hij ging verder en duwde twee vingers tussen haar schaamlippen. Ze duwde kreunend haar bekken omhoog terwijl hij met zijn vingers tastte. O, wat verlangde hij naar haar, maar hij wachtte nog even.

Hij liet haar tepel los en vond haar mond die een beetje open stond. Hij drukte er een stevige kus op en hun tongen vonden elkaar. Hij trok zich even terug en probeerde zich te beheersen voor hij zich volledig overgaf aan de mooie, hete vrouw die hij liefhad. Hij keek naar haar gezicht tot ze de ogen opende.

Bij daglicht waren haar ogen grijsblauw, de kleur van mooi vuursteen, maar nu waren ze donker en ze straalden zo'n verlangen uit dat zijn keel werd dichtgeknepen door het gevoel dat uit zijn diepste wezen kwam. Hij streelde haar wang met zijn wijsvinger, volgde de lijnen van haar kaak en ging naar haar lippen. Hij kon er niet genoeg van krijgen om naar haar te kijken en haar aan te raken alsof hij haar gezicht in zijn geheugen wilde prenten. Ze keek hem aan en zag twee helderblauwe ogen die violet leken bij het licht van het vuur. Ze waren zo onweerstaanbaar door zijn liefde en verlangen dat ze er wel in weg wou smelten. Al had ze gewild, ze kon hem niet weigeren, maar ze wou niet.

Hij kuste haar en streek met zijn warme tong langs haar keel naar de holte tussen haar borsten. Hij sloot zijn handen om haar volle ronde borsten, zocht een tepel en sabbelde eraan. Ze kneedde zijn schouders en armen en kreunde zacht terwijl er rillingen van genot door haar lichaam trokken.

Hij daalde af en maakte het kuiltje van haar navel vochtig met zijn tong en toen voelde hij het zachte haar. Ze kwam iets omhoog als uitnodiging en hij vond met zijn vochtige, gevoelige tong het begin van haar spleet en toen het kleine middelpunt van genot. Ze schreeuwde het uit toen hij het bereikte.

Ze kwam overeind en kronkelde zich om hem heen tot ze zijn stijve penis vond. Ze nam hem in haar mond, zo ver ze kon. Hij liet wat gaan en ze proefde een straaltje van zijn warmte, terwijl haar handen zich sloten om zijn zachte, gevoelige huidplooien.

Hij voelde de druk toenemen en het kloppen in zijn stijve penis terwijl hij het vocht van haar vagina proefde en haar schaamlippen en heerlijke diepte opnieuw ontdekte. Hij kon er bijna niet genoeg van krijgen. Hij wou alles aanraken, alles van haar proeven, steeds meer van haar. Hij voelde haar warme mond zuigen en haar beide handen gingen op en neer om zijn lange, stijve penis. Hij verlangde er hevig naar om bij haar binnen te dringen.

Met grote inspanning trok hij zich terug, draaide zich om en vond met zijn gevoelige handen opnieuw haar vagina. Hij boog naar het knobbeltje dat haar zoveel genot gaf en wreef er met zijn neus over tot haar adem stokte en ze het uitschreeuwde. Ze voelde de golven van heerlijke spanning toe nemen. Ze riep hem, pakte hem vast en toen ging hij tussen haar dijen liggen. Trillend van verlangen drong hij eindelijk bij haar binnen en hij verlustigde zich in haar warme ontvangst. AHij had zich zo lang ingehouden dat het even duurde voor hij zich liet gaan. Hij stootte diep en genoot van het wonder dat ze hem helemaal opnam. Uitbundig van geluk stootte hij weer toe, trok terug en stootte weer, steeds sneller naar het hoogtepunt, terwijl ze hem bij elke stoot tegemoetkwam. Toen voelde hij dat het kwam. Zijn schreeuw ging over in een gil en het stroomde in haar terwijl ze het uitschreeuwden in die laatste overweldigende golf van energie, genot en ontspanning.

Ze waren allebei te moe, te uitgeblust om te bewegen. Hij lag nog op haar, maar dat vond ze altijd heerlijk, het gewicht van zijn lichaam op haar. Ze rook vaag haar geur aan hem, wat haar er altijd aan deed denken hoe fel zijn liefde voor haar was en waarom ze zich zo heerlijk dromerig voelde. Ze voelde nog het volkomen onverwachte wonder van het Genot. Ze wist niet dat haar lichaam haar zoveel verrukkelijke vreugde kon geven. Ze had alleen het verdriet en de vernedering gekend uit haat en minachting te worden beklommen. Tot Jondalar kwam had ze niet geweten dat er ook nog iets anders bestond.

Eindelijk kwam hij omhoog. Hij kuste een borst en streelde haar navel terwijl hij opstond. Zij stond ook op en ging een paar kookstenen in het vuur gooien.

'Wil je wat water in die kookmand doen, Jondalar? Ik geloof dat de grote waterzak nog vol staat,' zei ze terwijl ze naar de uiterste hoek van de grot liep die ze gebruikte wanneer het te koud was om buiten te plassen.

Toen ze terugkwam, pakte ze de hete stenen uit het vuur zoals ze het van de Mamutiërs had geleerd en liet ze in het water vallen dat in de waterdichte mand stond. Het siste en er kwam stoom af terwijl ze het water verwarmden. Ze viste ze eruit en legde ze weer in het vuur terwijl ze een paar andere in het water liet vallen.

Toen het water begon te koken, schepte ze er een paar kopjes uit en deed ze in een houten kom. Uit haar kruidenvoorraad deed ze er een paar gedroogde bloemen van de ceanothus bij. Een aangename kruidengeur vulde de ruimte en toen ze er een zacht stukje leer in doopte begon de saponienoplossing licht te schuimen. Het ging alleen om de prettige geur. Ze gaf Jondalar de kom met een stukje konijnevel. Hij keek naar haar toen ze bij het vuur haar gezicht afspoelde en haar lichaam waste en hij genoot van haar schoonheid terwijl ze zich bewoog. Hij wou wel dat hij opnieuw kon beginnen.

Terwijl hij zich schoonmaakte—de gewoonte had zij ontwikkeld na Jondalars komst en hij had die overgenomen—bekeek ze haar kruiden nog eens en ze was blij dat ze alles nog had. Ze koos voor elk van hen beiden een andere combinatie voor thee. Voor zichzelf begon ze met guldendraad en antilopewortel, al vroeg ze zich even af of ze ermee zou ophouden en afwachten of er een baby in haar begon te groeien. Ondanks zijn uitleg geloofde ze nog altijd dat een man, en niet de geesten, het leven verwekte. Maar hoe het ook zij, Iza's geheime middel scheen te werken en haar vrouwenvloek, zoals zij het noemde, kwam nog steeds op tijd. Het zou fijn zijn om een baby te krijgen uit de liefde die ze met Jondalar deelde, dacht ze, maar misschien was het beter om te wachten. Als hij besluit om ook een Mamutiër te worden, misschien dan.

Vervolgens zocht ze een distel voor haar thee. Dat was goed voor het hart en de ademhaling en voor de moedermelk, maar ze gaf toch de voorkeur aan damiana, dat goed was voor de maandelijkse cyclus. Verder koos ze rode klaver en rozebottel voor de gezondheid en de smaak. Voor Jondalar nam ze ginseng, dat goed was voor het mannelijk overwicht, de energie en het uithoudingsvermogen. Ze deed er gele zuring bij, die zuiverend werkte, en zoethoutwortel omdat ze hem vaak de wenkbrauwen zag fronsen, wat meestal een teken was van zorg en spanning, en het maakte de thee lekker zoet. Ze deed er ook een klein beetje kamille in, wat kalmerend werkte.

Ze trok de vachten glad en legde ze goed. Toen gaf ze Jondalar het houten kopje dat zij had gemaakt en hij zo mooi vond. Omdat ze het koud vonden, dronken ze in bed hun thee op en ze knuffelden elkaar.

'Je ruikt lekker, naar bloemen,' zei hij. Hij ademde in haar oor en nam haar oorlel tussen zijn lippen.

'Jij ook.'

Hij kuste haar teder, met veel gevoel. 'De thee was lekker. Wat zat erin?' vroeg hij en hij kuste haar hals.

'Gewoon, kamille en nog een paar dingen die goed voor je zijn,

die kracht en uithoudingsvermogen geven. Ik weet jouw namen niet voor die kruiden.' Toen kuste hij haar met meer hartstocht en er kwam van haar een warme reactie. Hij steunde op een elleboog en keek naar haar.

'Ayla, weet je wel hoe verbazingwekkend je bent?'

Ze glimlachte en schudde haar hoofd.

'Het doet er niet toe wanneer ik met je wil vrijen, je staat altijd voor me klaar. Je hebt nog nooit een smoesje verzonnen of me afgewezen, terwijl ik toch steeds vaker met je naar bed wil, hoe meer ik het doe.'

'Verwonder je je daarover? Dat ik net zo graag wil als jij? Jondalar, je kent mijn lichaam beter dan ik. Jij hebt me het Genot leren kennen. Waarom zou ik niet altijd willen wanneer jij wilt?'

'Maar voor de meeste vrouwen zijn er momenten dat ze niet in de stemming zijn, of dat het niet goed uitkomt. Of het nu koud is op de steppen, of op de vochtige oever van een rivier terwijl het warme bed vlak bij is, maar jij zegt nooit nee. Jij zegt nooit straks.'

Ze sloot haar ogen en toen ze ze weer opende, keek ze ernstig. 'Jondalar, zo ben ik opgevoed. Een vrouw van de Stam zegt nooit nee. Wanneer een man het teken geeft, waar ze ook is, of wat ze doet, ze houdt op en bevredigt hem. Elke man, ook als ze hem haat, zoals ik Broud haatte. Jondalar, jij geeft me alleen vreugde, alleen genot. Ik vind het heerlijk als je met me wilt vrijen, altijd en overal. Ik zal je nooit afwijzen. Ik hou van je.'

Hij sloeg zijn armen om haar heen en hield haar zo stijf vast dat ze bijna geen adem kon halen. 'Ayla, Ayla,' fluisterde hij met hese stem, 'ik dacht dat ik nooit verliefd kon worden. Iedereen vond een levensgezel en stichtte een gezin. Ik werd alleen maar ouder. Ook Thonolan vond een vrouw op onze reis. Daarom bleven we bij de Sharamudiërs. Ik heb veel vrouwen gekend en ik vond hen vaak aardig, maar er ontbrak altijd iets aan. Ik dacht dat het aan mij lag. Ik dacht dat de Moeder niet wilde dat ik verliefd werd. Ik dacht dat het mijn straf was.'

'Straf? Waarvoor?' vroeg Ayla.

'Voor... voor iets dat lang geleden is gebeurd.'

Ze ging er niet verder op in. Dat was ook een deel van haar opvoeding. Onder mensen die met gebaren en gelaatsuitdrukkingen spreken, was het niet mogelijk om te liegen. Dat merkte men zomaar, de taal van het lichaam verraadde het. Maar men kon ervan afzien erover te praten en, hoewel men ook dat wel begreep, werd het gewoonlijk geaccepteerd, uit beleefdheid of een gevoel voor privacy.