10.

In het begin van de middag bleef het een poos rustig in het Leeuwekamp. Hoewel de hoofdmaaltijd omstreeks het middaguur werd gebruikt hadden de meesten die overgeslagen, of ze hadden wat restanten van het ontbijt genomen, in afwachting van het feestmaal dat heerlijk beloofde te worden, vooral omdat het zo onverwacht kwam. De mensen namen er hun gemak van. Sommigen deden een dutje, anderen keken af en toe naar het eten of zaten rustig te praten, maar ze keken allemaal uit naar een bijzondere avond.

Binnen zaten Ayla en Tronie naar Deegie te luisteren die alles vertelde over haar bezoek aan het kamp van Branag en de voorbereidingen voor hun verbindingsfeest. Ayla luisterde eerst met belangstelling, maar toen de twee jonge Mamutische vrouwen over verwanten en vriendinnen begonnen te praten, die ze toch niet kende, stond ze op en zei dat ze naar de sneeuwhoenders moest kijken. De verhalen van Deegie over Branag en haar aanstaande verbintenis deden Ayla denken aan haar relatie met Jondalar. Hij had gezegd dat hij van haar hield, maar hij had nooit voorgesteld zich aan haar te binden en dat verbaasde haar wel.

Ze liep naar de kuil waar haar vogels hingen en ze controleerde of het vuur nog heet genoeg was. Toen zag ze Jondalar bij Wymez en Danug zitten. Ze zaten wat apart, op een plekje waar ze gewoonlijk werkten en waar niet veel mensen kwamen. Ze begreep waar ze het over hadden en anders kon ze het wel raden. De grond lag bezaaid met brokken vuursteen en scherpe splinters en er lagen verscheidene stukken bruikbaar materiaal bij de drie gereedschapmakers. Ze vroeg zich vaak af hoe ze zoveel tijd konden besteden aan het praten over vuursteen. Ze moesten toch zo langzamerhand alles wel hebben gezegd wat erover te zeggen was.

Hoewel ze niet deskundig was, had Ayla zelf haar stenen gereedschap gemaakt tot Jondalar kwam en ze kon zich er uitstekend mee redden. Toen ze nog jong was, had ze vaak staan kijken bij Droeg, de gereedschapmaker van de Stam en ze had veel geleerd met het navolgen van zijn techniek. Maar toen ze Jondalar de eerste keer bezig zag, begreep Ayla meteen dat hij het veel beter kon en hoewel hij ongeveer dezelfde aanleg voor het vak had en er misschien ook niet zoveel verschil in vaardigheid was, was het gereedschap dat hij maakte veel beter dan dat van de Stam. Ze was benieuwd naar de werkwijze van Wymez en had hem al eens willen vragen of ze mocht kijken. Ze vond dit een goed moment.

Jondalar had haar al gezien toen ze naar buiten kwam, maar hij probeerde het niet te laten merken. Hij wist dat ze hem ontweek na haar demonstratie op de steppen met de slinger en hij wou zich niet opdringen als ze hem niet om zich heen wilde hebben. Toen ze in hun richting kwam, begon zijn hart sneller te kloppen en hij was bang dat ze van gedachten zou veranderen of dat het alleen maar zo leek dat ze naar hen toekwam.

'Als ik niet stoor, zou ik graag kijken bij gereedschap maken,' zei Ayla.

'Natuurlijk. Ga zitten,' zei Wymez vriendelijk glimlachend.

Het was duidelijk te zien dat Jondalar zich ontspande. De frons tussen zijn wenkbrauwen trok weg en zijn kaakspieren verslapten. Danug probeerde iets te zeggen toen ze naast hem ging zitten, maar haar aanwezigheid maakte hem sprakeloos. Jondalar herkende zijn bewonderende blik en onderdrukte een toegeeflijke glimlach. Hij mocht de jongeman erg graag en hij wist dat kalverliefde geen bedreiging voor hem was. Hij kon zich veroorloven om zich een beetje de wijze oudere broer te voelen.

'Wordt jouw techniek algemeen toegepast, Jondalar?' vroeg Wymez, die blijkbaar het gesprek voortzette dat Ayla had onderbroken.

'Min of meer. De meeste mensen kloppen lagen los van een voorbewerkte knol om er gereedschap van te maken—beitels, messen, krabbers of punten voor kleine speren.'

'En grotere speren dan? Jagen jullie ook op mammoets?'

'Soms,' zei Jondalar. 'We leggen ons er niet op toe zoals jullie. De punten voor grotere speren worden van been gemaakt—ik gebruik graag de voorpoot van een hert. Met een beitel kap ik het ruwe model uit en dan ga ik door tot hij vrijkomt. Dan wordt hij glad gemaakt met een krabber. Met natte zandsteen kun je er een scherpe punt aan slijpen.'

Ayla, die hem had geholpen bij het maken van benen speerpunten, was onder de indruk van hun uitwerking. Ze waren lang en dodelijk en drongen diep door wanneer de speren met kracht werden geworpen, vooral met de speerwerper. Ze waren veel lichter dan de punten die zij had gebruikt, die het model hadden van de zware speren van de Stam. Jondalars speren waren helemaal bedoeld om te werpen, niet om te stoten.

'Een benen punt gaat er diep in,' zei Wymez. 'Als je een vitale plaats raakt, betekent het een snelle dood, maar er komt niet veel bloed. Het is moeilijker om bij een mammoet of een neushoorn een vitale plaats te raken. De vacht is dik en de huid ook. Als je hem tussen de ribben raakt, moet de speer nog door een dikke laag vet en spieren. Het oog is een goed doelwit, maar het is klein en altijd in beweging. Je kunt een mammoet met een speer in zijn keel doden, maar dat is gevaarlijk. Dan moet je er te dichtbij komen. Een vuurstenen speerpunt heeft scherpe zijkanten. Hij snijdt gemakkelijker door een taaie huid heen en er komt een bloedende wond die het dier verzwakt. Als je ze kunt laten bloeden, is de buik of de blaas de beste plaats om op te mikken. Het werkt niet zo snel, maar het is veel veiliger.'

Ayla luisterde geboeid. Het maken van gereedschap was ook al interessant, maar ze had nog nooit op een mammoet gejaagd.

'Je hebt gelijk,' zei Jondalar, 'maar hoe krijg je een grote speerpunt recht? Welke techniek je ook gebruikt om een laag los te kloppen, hij is altijd gebogen. Dat is de structuur van de steen. Je kunt geen speer werpen met een kromme punt. Dan verlies je de nauwkeurigheid, hij dringt niet ver genoeg door en je verliest waarschijnlijk de helft van de kracht. Daarom zijn de vuurstenen punten klein. Tegen de tijd dat je genoeg van de onderkant hebt gekapt om een rechte punt te krijgen, is er niet veel lengte meer over.'

Wymez glimlachte en knikte instemmend. 'Dat is waar, Jondalar. Maar ik zal je wat laten zien.' De oudere man pakte een zware bundel die van een huid was gemaakt en opende hem. Hij haalde er een enorme bijl uit, wel zo groot als een moker, gemaakt van een hele vuursteenknol. Het ene uiteinde was rond en de andere kant had een vrij dik snijvlak dat in een punt eindigde. 'Zoiets heb je zeker wel eens gemaakt?'

Jondalar glimlachte. 'Ja, ik heb wel bijlen gemaakt, maar niet zulke grote. Die moet voor Talut zijn.'

'Ja, ik was van plan om deze aan een lang bot te zetten voor Talut—of misschien voor Danug,' zei Wymez met een glimlach naar de jongeman. 'Deze worden gebruikt om mammoetbotten te breken of slagtanden door te hakken. Je moet wel sterk zijn om hem te kunnen hanteren. Talut gaat ermee om of het een stok is. Ik denk dat Danug dat nu ook wel kan.'

'Dat kan hij. Hij hakt palen voor me,' zei Ayla en keek vol waardering naar Danug, wat hem verlegen deed glimlachen en een kleur bezorgde. Zij had ook wel bijlen gemaakt en gebruikt, maar niet zulke grote.

'Hoe maak jij een bijl?' vervolgde Wymez.

'Ik breek meestal eerst een dikke laag los met de klopsteen en werk hem dan aan twee kanten bij voor een snijvlak en een punt.'

'Het volk van Ranecs moeder, de Aterians, maken speerpunten die aan twee kanten geklopt zijn.'

'Aan twee kanten? Aan twee kanten geklopt als een bijl? Om hem redelijk recht te krijgen zul je met een dikke laag moeten beginnen, geen dunne. Is dat niet te lomp voor een speerpunt?'

'Wel wat dik en zwaar, maar beslist een verbetering wanneer je het vergelijkt met een bijl. En heel geschikt voor de dieren waar ze op jagen. Maar het is waar, om een mammoet of een neushoorn te doorboren heb je een vuurstenen punt nodig die lang en recht is, sterk en dun. Hoe zou jij dat doen?'

'Tweezijdig. Dat is de enige manier. Met zo'n dikke laag zou ik er aan beide kanten dunne schilfers afkloppen,' zei Jondalar, nadenkend, en hij probeerde zich voor te stellen hoe hij zo'n wapen zou maken, 'maar dat vereist een enorme beheersing van materiaal en gereedschap.'

'Precies. Het probleem is de beheersing en de kwaliteit van de steen.'

'Ja. Die moet vers zijn. Dalanar, de man die het me heeft geleerd, woont bij een kalkrots waar vuursteen inzit. Misschien lukt het met zijn stenen. Maar het blijft moeilijk. We hebben een paar mooie bijlen gemaakt, maar ik zou niet weten hoe je op die manier een behoorlijke speerpunt kunt maken.'

Wymez had nog een pak met mooi zacht leer eromheen. Hij maakte het voorzichtig open en liet een aantal zorgvuldig bewerkte speerpunten zien.

Jondalar was verrast. Hij keek Wymez aan en toen Danug die met een trotse glimlach naar zijn meester keek. Toen pakte hij een van de punten. Hij draaide hem voorzichtig tussen zijn vingertoppen en streelde bijna het prachtig bewerkte gesteente.

De vuursteen voelde glad aan. Hij was van een gladde, bijna olie-achtige kwaliteit en had een glans die schitterde in het zonlicht. De punt had de vorm van een wilgeblad, met een bijna volmaakte symmetrie in alle richtingen en hij besloeg de volle lengte van zijn hand tot de vingertoppen. Van het spitse eind liep hij in het midden uit tot een breedte van wel vier vingers en dan liep hij weer spits toe. Toen Jondalar hem van opzij bekeek, zag hij dat hij inderdaad volkomen recht was, zonder kromming, met een middenstuk ter dikte van zijn pink.

Hij streek vakkundig over de randen. Heel scherp, een beetje getand door de littekens die de vele kleine splinters hadden achtergelaten. Hij liet zijn vingertoppen over het oppervlak glijden en voelde de ribbeltjes die waren achtergebleven na het verwijderen van de vele dunne scherfjes om de punt zo'n mooie onberispelijke vorm te geven.

'Dit is te mooi om als wapen te gebruiken,' zei Jondalar. 'Dit is een kunstwerk.'

'Die wordt niet als wapen gebruikt,' zei Wymez, die zich gevleid voelde door de lof van een vakgenoot. 'Ik heb hem als model gemaakt om de techniek te laten zien.'

Ayla bekeek met grote belangstelling het prachtig bewerkte gereedschap dat in het zachte leer op de grond lag en ze durfde er niet aan te komen. Ze had nog nooit zulke prachtige speerpunten gezien. Er waren verschillende maten en soorten bij. Behalve de bladvormige waren er ook asymmetrische die aan een kant taps toeliepen voor een spitse schacht. Ze konden in een handvat worden bevestigd en als mes worden gebruikt. Andere waren meer symmetrisch gehouden met een spits in het midden en dat konden zowel speerpunten als messen zijn.

'Zou je ze graag beter willen bekijken?' vroeg Wymez.

Haar ogen fonkelden vol ontzag toen ze ze een voor een in de handen nam. Ze behandelde ze of het edelstenen waren en dat waren het ook bijna.

'Vuursteen is... soepel... het leeft,' zei Ayla. 'Nooit zulke vuursteen gezien.'

Wymez glimlachte. 'Je hebt het geheim ontdekt, Ayla. Dat biedt de mogelijkheid om zulke punten te maken.'

'Hebben jullie dit soort vuursteen in de buurt?' vroeg Jondalar ongelovig. 'Dit heb ik nog nooit gezien.'

'Nee, ik ben bang van niet. O, we kunnen wel een goede kwaliteit vuursteen krijgen. In het noorden is een groot kamp, bij een goede vuursteengroeve. Daar is Danug geweest. Maar deze steen heeft een speciale behandeling gehad... met vuur.'

'Met vuur!?' riep Jondalar uit.

'Ja. Met vuur. Deze steen verandert bij verhitting. Dat doet hem zo soepel aanvoelen...' Wymez keek naar Ayla, 'zo levend... Door verhitting krijgt de steen bijzondere eigenschappen.' Al praténde pakte hij een knol waaraan duidelijk was te zien dat hij in het vuur had gelegen. Hij was zwartgebrand en de buitenste kalklaag had een veel donkerder kleur toen hij hem openbrak. 'De eerste keer was het een ongelukje. Er viel een stuk vuursteen in een stookplaats, in een groot heet vuur. Weten jullie hoe heet het vuur moet zijn om botten te verbranden?'

Ayla knikte. Jondalar trok zijn schouders op, daar had hij niet zo'n aandacht aan besteed, maar omdat Ayla het scheen te weten wou hij het graag geloven.

'Ik wou de knol eruit rollen, maar Nezzie vond hem heel geschikt om de vetdruppels op te vangen uit het vlees dat ze aan het roosteren was. Het bleek dat de vetdruppels begonnen te branden en zo werd een goede ivoren schaal vernield. Ik heb een nieuwe voor haar gemaakt toen bleek dat het een geluk bij een ongeluk was. Maar ik had de steen bijna weggegooid. Hij was helemaal zwartgebrand, zoals deze en ik beschouwde hem als waardeloos tot ik een keer gebrek aan materiaal had. Toen ik hem openbrak dacht ik dat hij niet meer te gebruiken was. Kijk maar, dan kun je zien waarom,' zei Wymez en hij gaf hun elk een stuk.

'De vuursteen is donkerder en voelt inderdaad wat vettig aan,' zei Jondalar.

'Toen ik aan het experimenteren was met speerpunten zoals de Aterians ze maken en probeerde hun techniek te verbeteren, gebeurde het. Omdat ik alleen maar nieuwe ideeën uitprobeerde, deed het er niet toe dat de steen niet volmaakt was. Maar zodra ik ermee begon te werken merkte ik het verschil. Dat was kort nadat ik hier terugkwam. Ranec was nog een jongen. Sinds die tijd heb ik de techniek steeds verder verbeterd.'

'Waar zit het verschil in?' vroeg Jondalar.

'Probeer maar, Jondalar, dan zul je het zien.'

Jondalar pakte zijn klopsteen, een ovale steen die door het gebruik al heel wat blutsen en groeven had. Maar hij lag prettig in de hand en Jondalar begon stukken van de kalklaag af te slaan voor hij de steen ging bewerken.

'Wanneer vuursteen voor de bewerking goed wordt verhit,' vervolgde Wymez terwijl Jondalar bezig was, 'heb je het materiaal veel beter in de macht. Dan kun je er heel kleine scherven afslaan, veel kleiner, dunner en langer. Je kunt de steen bijna elke gewenste vorm geven.'

Wymez sloeg een oude leren lap om zijn linkerhand om die te beschermen tegen de scherpe randen, zette vervolgens een ander stuk vuursteen, dat hij kortgeleden uit een van de verbrande knollen had geslagen, in de juiste stand en liet zien hoe het moest. Met zijn rechterhand pakte hij een taps toelopend stuk bot. Hij drukte het spitse eind van het bot tegen de zijkant van de steen en met een krachtige beweging verwijderde hij een lange dunne scherf. Hij hield hem omhoog. Jondalar nam hem over, probeerde het toen zelf en was duidelijk verrast en tevreden over het resultaat.

'Dit moet ik Dalanar laten zien! Dit is ongelooflijk! Hij heeft zijn techniek al zo vaak verbeterd—hij heeft van nature gevoel voor het werken met steen, zoals jij, Wymez. Maar deze steen kun je bijna schaven. En dat bereik je met verhitten?'

Wymez knikte. 'Ik zou niet willen zeggen dat je het kunt schaven. Het blijft staan en dat is niet zo gemakkelijk te schaven als been, maar als je weet hoe je steen moet bewerken, wordt het na verhitting een stuk gemakkelijker.'

'Ik vraag me af wat er gebeurt als je met de klopsteen en een stuk bot of gewei op de vuursteen slaat. Heb je dat al eens geprobeerd? Dan kun je platte bladen maken die veel langer en dunner zijn.'

Ayla vond dat ook Jondalar van nature gevoel had voor het bewerken van steen. Bovendien voelde ze achter zijn enthousiasme en het spontane verlangen om deze prachtige ontdekking aan Dalanar mee te delen, een vurige wens om naar huis te gaan.

Toen ze in de vallei was, had ze met aarzeling aan een ontmoeting met de Anderen gedacht. Ze dacht dat Jondalar alleen maar weg wilde om bij andere mensen te zijn. Ze had nooit goed beseft hoe graag hij weer naar huis wou. Het kwam als een openbaring, ze zag het plotseling in; ze begreep dat hij ergens anders nooit echt gelukkig kon zijn.

Hoewel ze haar zoon en de mensen van wie ze hield vreselijk miste, had Ayla nooit heimwee gehad, zoals Jondalar, naar een vertrouwde omgeving waar je de mensen en de gebruiken kende. Toen ze de Stam verliet wist ze dat ze nooit terug kon. Voor hen was ze dood. Als ze haar zagen, zouden ze denken dat ze een boze geest was. En nu wist ze dat ze niet meer bij hen zou gaan wonen, ook niet als het zou kunnen. Hoewel ze nog maar kort in het Leeuwekamp was, voelde ze zich er al beter thuis dan in al de jaren dat ze bij de Stam had gewoond. Iza had gelijk gehad. Ze behoorde oorspronkelijk niet tot de Stam. Ze was bij de Anderen geboren.

In gedachten verzonken had Ayla een deel van het gesprek gemist. Ze hoorde Jondalar haar naam noemen.

'... Ik denk dat haar techniek veel van die van hen heeft. Daar heeft ze het geleerd. Ik heb een paar van hun werktuigen gezien, maar ik had ze nog nooit zien maken voor Ayla het me voordeed. Ze hebben wel enige vaardigheid, maar het is een hele stap om van een knol een drevel te maken en dat is het verschil tussen een zwaar stuk gereedschap en een licht dun blad.'

Wymez knikte glimlachend. 'Als we nu ook nog een manier konden vinden om een blad recht te maken. Hoe je het ook doet, de snijkant blijft nooit zo scherp na de bewerking.'

'Daar heb ik over nagedacht,' zei Danug, die ook een bijdrage aan het gesprek leverde. 'Als je nu een groef in een bot of een stuk van een gewei snijdt en je perst er kleine bladen in? Klein genoeg om bijna recht te zijn?'

Jondalar dacht er even over na. 'Hoe wou je ze zo klein maken?'

'Zou je niet met een kleine knol kunnen beginnen?' stelde Danug aarzelend voor. 'Als je met een kleine knol begint, zijn de bladen ook kleiner.'

'Dat zou misschien lukken, Danug, maar een kleine knol is moeilijk te bewerken,' zei Wymez. 'Ik heb eraan gedacht om met een groter blad te beginnen en het in kleinere bladen te breken.'

Ayla merkte dat ze het nog steeds over vuursteen hadden. Ze schenen er nooit genoeg van te krijgen. Het materiaal en de mogelijkheden schenen hun te blijven boeien. Hoe meer ze ervan leerden, hoe groter hun belangstelling werd. Ze had waardering voor vuursteen en gereedschapmaken en ze vond de speerpunten die Wymez liet zien mooier dan alles wat ze tot nu toe had gezien, zowel het uiterlijk als de bruikbaarheid. Maar ze had het onderwerp nog nooit zo uitputtend horen behandelen. Ze herinnerde zich echter nog wel hoe geboeid ze altijd luisterde naar de lessen over medicijnen en de magische geneeskunst. De keren dat ze bij Iza en Oeba had gezeten, als de medicijnvrouw hen onderwees, behoorden tot haar mooiste herinneringen.

Ayla zag Nezzie naar buiten komen en stond op om te zien of ze kon helpen. Hoewel de drie mannen glimlachten en opmerkingen maakten, dacht ze dat ze het niet eens zouden merken dat ze weg was.

Dat was niet helemaal waar. Hoewel ze dat niet met zoveel woorden zeiden, haperde het gesprek wel even, toen ze haar zagen weggaan.

Het is een mooie jonge vrouw, dacht Wymez. Ze is intelligent en ze heeft verstand van heel veel dingen. Ze heeft overal belangstelling voor. Ze zou een hoge Bruidsprijs opbrengen als ze een Mamutische was. Bedenk eens wat een status ze haar metgezel en haar kinderen zou geven.

Danugs gedachten gingen ongeveer in dezelfde richting, hoewel ze niet zo'n duidelijke vorm hadden. Hij kreeg vage ideeën over een Bruidsprijs en een verbintenis, of desnoods inwoning, maar hij geloofde niet dat hij een kans maakte. Hij was al tevreden als hij in haar nabijheid kon zijn.

Jondalar had des te meer behoefte aan haar. Als hij een redelijk excuus had kunnen bedenken, was hij opgestaan en haar achternagegaan. Toch was hij bang om zich te veel aan haar vast te klemmen. Hij wist nog wel hoe hij het vond wanneer vrouwen te veel hun best deden om hem te strikken. Dat had alleen als resultaat gehad dat hij hen ontweek en medelijden met hen had. Hij had geen behoefte aan Ayla's medelijden. Hij had behoefte aan haar liefde.

Zijn keel werd bijna dichtgeknepen toen hij de man met de donkere huid naar buiten zag komen en zag hoe hij tegen haar glimlachte. Hij probeerde het weg te slikken en de woede en teleurstelling die hij voelde te onderdrukken. Hij had die jaloezie nooit gekend en het zat hem verschrikkelijk dwars. Hij wist dat Ayla een hekel aan hem zou krijgen, of nog erger, medelijden met hem kreeg als ze wist hoe hij zich voelde. Hij pakte een grote vuursteenknol en sloeg hem met zijn klopsteen open. Er kwam een barst in, dwars door de kruimelige, witte kalklaag, maar Jondalar bleef op de steen slaan tot de stukken steeds kleiner werden.

Ranec zag Ayla uit de hoek van de vuursteenbewerkers komen. Hij kon niet ontkennen dat zijn opwinding en haar aantrekkingskracht op hem steeds groter werden, telkens wanneer hij haar zag. Van het begin af voelde hij zich aangetrokken tot haar volmaakte vormen, die zijn gevoel voor schoonheid aanspraken,

niet alleen omdat het een mooie vrouw was om te zien, maar ook door de natuurlijke gratie van haar bewegingen. Hij had een scherp oog voor zulke details en hij kon haar niet betrappen op ook maar de geringste gemaaktheid of neiging om hem te beïnvloeden. Ze gedroeg zich zelfbewust met een onbegrensd zelfvertrouwen dat zo volkomen natuurlijk leek dat hij het gevoel had dat ze ermee was geboren en ze toonde eigenschappen die hij gewoon beschouwde als persoonlijkheid. Hij glimlachte vriendelijk naar haar. Dat kon niet zomaar worden genegeerd en Ayla glimlachte terug met dezelfde hartelijkheid.

'Zitten je oren vol verhalen over vuursteen?' vroeg Ranec op een enigszins denigrerende toon. Ayla merkte het wel, maar ze begreep de betekenis van zijn woorden niet helemaal. Ze begreep echter wel dat het humoristisch was bedoeld, bij wijze van grap.

'Ja. Ze praten over vuursteen. Speerbladen maken. Gereedschap. Speerpunten. Wymez maakt prachtige punten.'

'O, hij heeft zeker zijn schatten voor den dag gehaald. Je hebt gelijk, ze zijn prachtig. Ik weet soms niet of hij het beseft, maar Wymez is meer dan een vakman. Hij is een kunstenaar.'

Ayla kreeg een rimpel in haar voorhoofd. Ze herinnerde zich dat hij dat woord voor haar had gebruikt na de demonstratie met de slinger en ze wist niet of ze de juiste betekenis van het woord begreep die hij eraan hechtte.

'Ben jij kunstenaar?' vroeg ze.

Hij maakte een vreemde grimas. Haar vraag had de kern geraakt van een probleem waar hij bepaalde opvattingen over had.

Zijn volk geloofde dat de Moeder eerst een wereld van geesten had geschapen en de geesten van alle dingen waren volmaakt. Toen gingen de geesten levende evenbeelden van zichzelf maken om de gewone wereld te bevolken. De geest was het voorbeeld, het model waarvan alle dingen waren afgeleid, maar de kopieën waren nooit zo volmaakt als het origineel. Zelfs de geesten konden geen volmaakte kopieën maken. Daarom waren ze allemaal verschillend.

Mensen waren uniek. Ze stonden dichter bij de Moeder dan de andere geesten. De Moeder baarde een kopie van zichzelf en noemde haar de Geestenvrouw en ze deed een Geestenman geboren worden uit haar schoot, precies zoals iedere man was geboren uit een vrouw. Toen zorgde de Grote Moeder dat de geest van de volmaakte vrouw zich mengde met de geest van de volmaakte man en zo werden er veel verschillende geestenkinderen geboren. Maar Zij koos zelf welke geest van een man zich zou mengen met die van een vrouw voor Ze haar levenwekkende adem in de mond van de vrouw blies om haar zwanger te maken. En aan een paar van Haar kinderen, mannen en vrouwen, gaf de Moeder bijzondere gaven.

Ranec beschouwde zichzelf als beeldhouwer, iemand die voorwerpen maakt met gelijkenissen tot levende en geestelijke dingen. Beelden waren nuttige voorwerpen. Levende geesten werden verpersoonlijkt, zichtbaar gemaakt, tastbaar, en het waren onmisbare gebruiksvoorwerpen bij zekere riten, noodzakelijk bij de plechtigheden van de mamuti. Zij die zulke voorwerpen konden maken stonden in hoog aanzien; het waren begaafde kunstenaars, uitverkoren door de Moeder.

Vele mensen dachten dat in feite iedereen die voorwerpen kon maken of versieren, om er iets meer dan een gewoon gebruiksvoorwerp van te maken. Maar volgens Ranec hadden niet alle kunstenaars gelijke gaven, of misschien besteedden ze niet dezelfde zorg aan hun werk. Het waren soms lompe dieren en lichaamsvormen die ze maakten. Hij vond zulke beelden een belediging voor de geesten en voor de Moeder die hen schiep.

Volgens Ranec was alleen het beste en meest volmaakte exemplaar mooi en iets moois was de beste en meest volmaakte uitbeelding van de geest, dat was het wezenlijke ervan. Dat was zijn geloofsovertuiging. Behalve dat voelde hij in het diepst van zijn esthetische ziel dat schoonheid een eigen innerlijke waarde had en hij geloofde dat in alles schoonheid aanwezig was. Hoewel sommige activiteiten of voorwerpen gewoon functioneel konden zijn, vond hij dat iedereen die de perfectie benaderde, in welke activiteit ook, een kunstenaar was en de resultaten bevatten het wezenlijke van de schoonheid. Doch de kunst was niet alleen aanwezig in het resultaat, maar ook in de activiteit. Een kunstwerk was niet alleen het eindprodukt maar ook de gedachte, het werk, het hele scheppingsproces. Ranec zocht de schoonheid, het was bijna een pelgrimstocht, met zijn geoefende handen, maar nog meer met zijn aangeboren gevoel. Hij vond het een noodzaak om mooie dingen om zich heen te hebben en hij begon Ayla als een kunstwerk te beschouwen, als de mooiste, meest volmaakte weergave van een vrouw die hij zich kon voorstellen. Het was niet alleen haar uiterlijk dat haar mooi deed zijn. Schoonheid was geen statisch beeld; het was het wezen, de geest, het was dat wat bezielde. Schoonheid werd het best uitgedrukt in beweging, gedrag en vaardigheid. Een mooie vrouw was een vaardige, dynamische vrouw. Hoewel hij het niet met zoveel woorden zei, was Ayla voor hem de volmaakte incarnatie van de oorspronkelijke Geestenvrouw. Zij was de wezenlijke vrouw, het wezen van de schoonheid.

De donkere man met de lachende ogen en de ironische gevatheid, die hij zich had aangeleerd om zijn diepste verlangens te verbergen, streefde naar het volmaakte en de schoonheid in zijn werk. Zijn mensen beschouwden hem als de beste beeldhouwer, een uitmuntend kunstenaar, maar zoals zoveel perfectionisten was hij nooit helemaal tevreden over zijn werk. Hij zou zich nooit kunstenaar noemen.

'Ik ben beeldhouwer,' zei hij tegen Ayla. Toen hij haar verbazing zag, voegde hij eraan toe, 'Sommige mensen noemen iedere beeldhouwer een kunstenaar.' Hij aarzelde even en vroeg zich af hoe zij zijn werk zou beoordelen. Toen zei hij: 'Zou je wat van mijn werk willen zien?'

'Ja,' zei ze. De eenvoud van haar instemmend antwoord deed hem aarzelen, toen begon hij luidkeels te lachen. Natuurlijk, wat moest ze anders zeggen? Hij kreeg pretrimpeltjes om zijn ogen en wenkte haar om mee naar binnen te gaan.

Jondalar zag hen samen door de toegangspoort gaan en hij voelde een zware last op zijn schouders. Hij kreeg diepe rimpels in zijn voorhoofd, sloot zijn ogen en liet mismoedig het hoofd hangen.

De grote knappe man had nog nooit te klagen gehad over aandacht van de vrouwen, maar omdat hij nooit had begrepen waarom ze hem zo aantrekkelijk vonden, had hij er geen vertrouwen in. Hij was als gereedschapmaker beter vertrouwd met materiële dan met abstracte zaken. Hij gebruikte zijn hoge intelligentie gemakkelijker om de technische aspecten van de bewerking van homogeen kristallijn gesteente—vuursteen—te begrijpen. Hij bekeek de wereld vanuit de materie.

Hij drukte zich daar ook beter in uit; hij kon meer met zijn handen dan met woorden. Hij had wel geleerd om iets goed te vertellen, maar hij had niet meteen een vlot antwoord klaar of een geestig weerwoord. Hij was een serieuze gesloten man, die liever niet over zichzelf praatte maar wel een aandachtig luis teraar was die men gemakkelijk iets toevertrouwde. Thuis stond hij bekend als een goede vakman, maar dezelfde handen die zo zorgvuldig het harde gesteente konden omvormen tot goed gereedschap, waren ook bedreven in het omgaan met een vrouwenlichaam. Dat was een andere uiting van zijn fysieke aanleg en hoewel men het niet openlijk zei, stond hij daar evenzeer om bekend. De vrouwen achtervolgden hem en er werden grappen gemaakt over zijn 'andere' handwerk.

Het was een vaardigheid die hij had geleerd, net zoals hij had geleerd om vuursteen te bewerken. Hij wist waar hij moest strelen, hij was ontvankelijk voor subtiele signalen en reageerde erop. Hij genoot ervan om genot te schenken. Zijn handen, zijn ogen, zijn hele lichaam zeiden meer dan welke woorden die hij ooit had gebruikt. Als Ranec een vrouw was geweest, had hij hem een kunstenaar genoemd.

Jondalar had echte genegenheid en warmte opgevat voor een paar vrouwen en hij had hun lichamelijk genot gegeven, maar hij had hen niet liefgehad tot hij Ayla ontmoette en hij had er geen vertrouwen in dat zij echt van hem hield. Hoe kon ze ook? Ze had geen mogelijkheid gehad om te vergelijken. Hij was de enige man die ze kende tot ze hier kwamen. Hij moest toegeven dat de beeldhouwer in aanzien stond en veel charme had en Jondalar zag wel hoe hij liet merken dat hij Ayla aantrekkelijk vond. Hij begreep dat wanneer iemand het kon, het Ranec was die in staat was Ayla's liefde te winnen. Jondalar had de halve wereld doorgereisd voor hij een vrouw vond van wie hij kon houden. Zou hij haar zo gauw weer verliezen nu hij haar eindelijk had gevonden?

Maar misschien verdiende hij het wel om haar te verliezen. Kon hij haar meenemen naar zijn volk terwijl hij wist hoe ze over vrouwen als zij dachten? Ondanks al zijn jaloezie begon hij zich af te vragen of hij wel de juiste man voor haar was. Hij maakte zichzelf wijs dat hij eerlijk tegenover haar wilde zijn, maar diep in zijn hart betwijfelde hij of hij de schande kon verdragen weer de verkeerde vrouw te hebben.

Danug zag hoe Jondalar leed en keek met een bezorgde blik naar Wymez. Deze knikte alleen maar begrijpend. Hij had ook eens een vrouw liefgehad die buitengewoon mooi was, maar Ranec was de zoon van zijn vuurplaats en het duurde lang voor hij een vrouw vond en een gezin stichtte.

Ranec nam Ayla mee naar de Vossevuurplaats. Hoewel ze er elke dag verscheidene keren langskwam, had ze angstvallig vermeden nieuwsgierige blikken op het woongedeelte te werpen; het was een gebruik van de Stam dat ook voor het Leeuwekamp gold. In het open karakter van dit huis was privacy niet zozeer een kwestie van gesloten deuren als wel van rekening houden met elkaar, van respect en verdraagzaamheid.

'Ga zitten,' zei hij en wees op het bed dat vol zachte, uiterst comfortabele vachten lag. Ze keek om zich heen nu het was toegestaan, om haar nieuwsgierigheid te bevredigen. Hoewel ze een vuurplaats deelden, hadden de beide mannen, die aan weerszijden van het middenpad woonden, aparte woonruimten.

Aan de andere kant van de stookplaats was de ruimte van de gereedschapmaker, die een povere, eenvoudige indruk maakte. Er was een bed, met een kussen en vachten en een leren gordijn dat lukraak was opgebonden en zo te zien in geen jaren was losgemaakt. Er hingen wat kleren aan haken en er lag ook nog een stapeltje op een deel van het bed dat langs de wand doorliep.

De werkplaats nam de meeste ruimte in beslag en werd gekenmerkt door brokken steen en scherven van vuursteen om een voetbeen van een mammoet dat als zitplaats en als aambeeld werd gebruikt. Verschillende stenen en benen hamers en gereedschap voor het afwerken lagen op het verlengde van het bed. De enige decoratieve voorwerpen waren een ivoren beeldje van de Moeder dat in een nis in de wand stond en een fraai bewerkte gordel met een rok van gedroogd en verweerd gras. Zonder ernaar te vragen begreep Ayla wel dat die van Ranecs moeder was geweest.

Daarbij vergeleken was het gedeelte van de beeldhouwer smaakvol en weelderig ingericht. Ranec was een verzamelaar, maar wel een met een fijne smaak. Alles was met zorg gekozen en zo uitgestald dat de beste eigenschappen naar voren kwamen en het geheel complementeerde met een rijkdom aan compositie. De vachten op het bed vroegen erom te worden aangeraakt en ze beloonden die aanraking met een buitengewone zachtheid. De gordijnen hingen aan beide zijden in keurige plooien. Ze waren van fluweelzacht geiteleer in een donkerbruine tint en ze hadden nog vaag die lekkere geur van brandend dennehout, dat ze die kleur had gegeven. Op de vloer lagen matten van geurige grassen, die smaakvol waren geweven in kleurige dessins.

Op een deel van het grote bed stonden manden van verschillende grootte en vorm. In de grotere zat kleding, die zo was neergelegd dat het decoratieve kralenwerk of de dessins met veren en bont zichtbaar bleven. In sommige manden en aan haken hingen bewerkte ivoren armbanden en kettingen van dieretanden, schelpen van zoetwaterweekdieren, zeeschelpen, cilindervormige kalkpijpjes, ivoren kralen, gekleurde en naturel, en hangers van barnsteen. Aan de wand hing een grote schijf van een slagtand van een mammoet, versierd met vreemde wiskundige figuren. Ook de jachtwapens en de kleding die buiten werd gedragen en aan haken hing, droegen bij tot het effect.

Hoe meer ze om zich heen keek hoe meer ze zag, maar de voorwerpen die het meest haar aandacht trokken waren een prachtig ivoren Moederbeeld in een nis en de beelden in zijn werkruimte.

Ranec keek naar haar en zag waar haar ogen op gevestigd bleven. Hij wist waar ze naar keek. Toen ze haar blik op hem richtte, glimlachte hij. Hij ging op zijn werkbank zitten, het onderste deel van het bot van een mammoetpoot, dat in de vloer was verzonken zodat het vlakke, concave kniegewricht ongeveer op borsthoogte lag als hij op een mat zat. Op het gebogen, horizontale werkblad stond tussen een verscheidenheid aan boren, stukken gereedschap die op beitels leken, het beeld van een vogel dat nog niet klaar was.

'Dat is het stuk waar ik aan werk,' zei hij en hij keek hoe ze erop reageerde toen hij het haar voorhield.

Ze nam het beeldje voorzichtig in de handen, keek ernaar, draaide het om en bekeek het nauwkeuriger. Toen keek ze peinzend en draaide het nog eens om. 'Is een vogel als ik zo kijk,' zei ze tegen Ranec, 'maar nu,' ze draaide het om, 'is vrouw!'

'Fantastisch! Je zag het meteen. Dat is iets dat ik probeerde uit te werken. Ik wou de gedaanteverwisseling van de Moeder laten zien. Haar geestelijke vorm. Ik wou Haar laten zien als Ze de vorm van een vogel aanneemt om vanhier naar de wereld van de geesten te vliegen, maar toch als de Moeder, als vrouw. Om beide vormen in een beeld samen te vatten!'

Ranecs donkere ogen schitterden. Hij was zo opgewonden dat hij over zijn woorden struikelde. Ayla glimlachte om zijn geestdrift. Zo had ze hem nog nooit gezien. Gewoonlijk leek hij meer gereserveerd, ook als hij lachte. Een ogenblik deed Ranec haar aan Jondalar denken toen hij het plan uitwerkte voor een speer werper. Ze fronste de wenkbrauwen bij die gedachte. Die zomerdagen in de vallei leken zo lang geleden. Jondalar glimlachte bijna nooit meer en als hij het deed was hij het volgende ogenblik weer boos. Ze kreeg plotseling het gevoel dat Jondalar het niet leuk zou vinden dat ze hier was en met Ranec praatte en naar zijn enthousiaste verhalen luisterde en dat maakte haar verdrietig en een beetje boos.