7.
De droge rivierbedding bestond uit een strook opgedroogde modder en stenen, tussen steile beboste heuvels, met kreupelhout langs de oever. Hij liep naar een smal dal met een snelstro- mende rivier, die zich met een reeks stroomversnellingen en lage watervallen langs de opdringende rotsen wrong. Ayla was naar beneden geweest en kwam terug voor de paarden. Whinney en Renner waren gewend aan het steile pad naar haar grot in de vallei en ze vonden zonder veel moeite hun weg naar beneden.
Ze nam Whinney het draagstel voor de manden af zodat ze vrij kon grazen. Jondalar was er niet voor om Renner de halster af te doen omdat ze dan weinig macht over hem hadden en hij was nu groot genoeg om onhandelbaar te worden als hij het in zijn hoofd kreeg. Omdat hij evengoed wel kon grazen, stemde ze ermee in hoewel ze hem liever volledige vrijheid gaf. Ze besefte daardoor wel het verschil tussen Renner en zijn moeder. Whinney was altijd gekomen als zij dat wou, maar Ayla had ook veel tijd aan het paard besteed—ze had niemand anders. Renner had Whinney en hij had minder contact met haar. Misschien moest ze, of Jondalar, meer tijd aan hem besteden en proberen hem wat te leren, dacht ze.
Het werk aan de versperring vorderde al aardig toen Ayla kwam helpen. Deze werd gemaakt van allerlei materiaal dat ze konden vinden, keien, botten, bomen en takken. Het werd opgestapeld en samengepakt. De rijk gevarieerde fauna op de koude vlakten vernieuwde zich voortdurend en de oude skeletten die her en der verspreid lagen werden vaak door snelstromende rivieren meegesleurd en opgehoopt. Een kort onderzoek, stroomafwaarts, had een berg beenderen opgeleverd en de jagers sleepten grote botten van poten en ribben naar de plaats waar werd gebouwd, bij de droge rivierbedding die ze afsloten. De versperring moest stevig genoeg zijn om de kudde op te vangen, maar ze was niet bedoeld als blijvend. Ze werd maar een keer gebruikt en zou de lente waarschijnlijk niet overleven wanneer de rivier zou aanzwellen tot een woeste stroom.
Ayla keek hoe Talut met een reusachtige stenen bijl zwaaide alsof het een stuk speelgoed was. Hij had zijn hemd uitgetrokken en zweette enorm terwijl hij zich een weg kapte door een groep kaarsrechte jonge bomen. Hij velde ze met twee of drie slagen.
Tornec en Frebec, die ze wegsleepten, konden hem niet bijhouden. Tulie wees waar ze moesten liggen. Ze had een bijl die bijna net zo groot was als die van haar broer en ging er net zo gemakkelijk mee om. Ze hakte de bomen in tweeën of verbrijzelde een bot om het passend te maken. Er waren niet veel mannen die de kracht bezaten van de leidster.
'Talut!' riep Deegie. Ze droeg het voorste stuk van een hele slagtand van een mammoet, die meer dan vier meter lang was. Wymez en Ranec ondersteunden het midden en het eind. 'We hebben wat mammoetbotten gevonden. Wil je deze in stukken hakken?'
De roodharige reus grijnsde. 'Deze oude kolos moet een lang leven hebben gehad!' zei hij en hij ging met gespreide benen over de tand staan toen ze hem neerlegden.
Taluts enorme spieren spanden zich toen hij de bijl, met de afmetingen van een moker, ophief en de lucht trilde onder de slagen terwijl de splinters en scherven alle kanten opvlogen. Ayla werd alleen al geboeid als ze zag hoe de sterke man het zware stuk gereedschap zo knap en gemakkelijk hanteerde. Maar de prestatie was voor Jondalar nog verbazingwekkender. Ayla was er meer aan gewend om mannen sterke staaltjes van spierkracht te zien leveren. Hoewel zij veel groter was, waren de mannen van de Stam zwaarder gespierd en buitengewoon krachtig gebouwd. Ook de vrouwen waren uitgesproken sterk en toen Ayla groter werd verwachtte men van haar dat ze de taken verrichtte van een vrouw van de Stam, zodat ze ook buitengewoon sterke spieren kreeg in verhouding tot haar dunne botten.
Talut legde de bijl neer, hees het achterste stuk van de slagtand op zijn schouder en bracht het naar de afsluiting. Ayla pakte de reusachtige bijl hoewel ze wist dat ze hem niet kon hanteren. Ook Jondalar vond hem te zwaar om er goed mee te kunnen werken. Dit stuk gereedschap was alleen geschikt voor het grote stamhoofd. Ze hesen samen de andere helft van de tand op hun schouders en volgden Talut.
Jondalar en Wymez bleven om de onhandelbare stukken ivoor tussen de keien te klemmen; dat vormde een stevige barrière tegen iedere aanstormende bizon. Ayla ging samen met Deegie en Ranec meer botten halen. Jondalar draaide zich om en keek hen na. Hij moest een paar keer slikken toen hij zag dat de donkere man naast Ayla ging lopen en een opmerking maakte waar zij en Deegie om moesten lachen. Talut en Wymez zagen beiden de hoogrode kleur op het gezicht van hun knappe jonge gast en wierpen elkaar een betekenisvolle blik toe, maar ze zeiden niets.
Het laatste onderdeel van de versperring was het hek. Aan de ene kant van de opening in de hindernis werd een stevige jonge boom geplaatst. De takken waren verwijderd. Hij werd in een gat gezet met een berg stenen eromheen en met riemen vastgebonden aan de zware slagtanden. Het hek zelf werd gemaakt van botten, takken en mammoetribben, stevig vastgemaakt aan dwarsstukken van bomen die op maat waren gehakt. Enige mensen hielden het hek op zijn plaats terwijl anderen zorgden dat het draaibaar in leren banden kwam te hangen. Bij het andere eind werden keien en zware botten opgestapeld die voor het hek konden worden geschoven zodra het dicht was.
Toen alles klaar was, was het middag en de zon stond nog vrij hoog. Omdat iedereen meehielp, had het opvallend weinig tijd gekost om de val te bouwen. Ze gingen om Talut heen zitten en aten van het gedroogde voedsel dat ze hadden meegenomen. De verdere plannen werden besproken.
'Het moeilijkste zal zijn om ze door het hek te krijgen,' zei Talut. 'Als we er een in hebben, zullen de anderen wel volgen. Maar als ze het hek passeren en in deze kleine ruimte rondlopen, gaan ze naar de waterkant. De rivier is hier vrij woest en sommige halen het niet, maar daar hebben wij niets aan. Dan zijn we ze kwijt. We kunnen dan alleen nog hopen op een verdronken karkas, ergens stroomafwaarts.'
'Dan moeten we ze tegenhouden,' zei Tulie. 'Zorgen dat ze niet voorbij de val komen.'
'Hoe?' vroeg Deegie.
'We zouden nog een versperring kunnen bouwen,' stelde Frebec voor.
'Hoe weet je bizons gaan niet in water als ze bij die versperring komen?' vroeg Ayla.
Frebec bekeek haar uit de hoogte, maar Talut was hem voor en zei: 'Dat is een goede vraag, Ayla. Bovendien, er ligt hier niet veel materiaal meer om versperringen te bouwen.'
Frebec wierp haar een woedende blik toe. Hij had het gevoel dat ze hem belachelijk had gemaakt.
'Alles wat we kunnen bouwen om die weg te blokkeren, zou kunnen helpen, maar ik geloof dat daar iemand moet staan om ze erin te drijven. Dat kon wel eens een gevaarlijke plaats wor den,' vervolgde Talut.
'Daar ga ik wel staan. Het is een goede plaats om de speerwerper te gebruiken waar ik je over vertelde,' zei Jondalar en hij liet het vreemde toestel zien. 'Je kunt er niet alleen verder mee komen, maar de worp krijgt ook meer kracht dan met de hand. Als je goed mikt, is een speer op korte afstand dodelijk.'
'Is dat zo?' vroeg Talut en hij keek Jondalar aan met hernieuwde belangstelling. 'We moeten er later maar eens verder over praten, maar goed, als je wilt kun je daar gaan staan. Ik denk dat ik erbij kom.'
'En ik ook,' zei Ranec.
Jondalar wierp een fronsende blik op de donkere man. Hij wist niet of hij daar wel zo graag stond met de man die zo duidelijk geïnteresseerd was in Ayla.
'Ik blijf hier ook,' zei Tulie. 'Maar in plaats van nog een versperring kunnen we beter voor ieder van ons afzonderlijke steenhopen maken om achter te staan.'
'Of om achter te rennen.' merkte Ranec geestig op. 'Hoe kom je op het idee dat ze niet achter ons aan komen?'
'Nu we besloten hebben wat we doen als ze hier zijn, moeten we bespreken hoe we ze hier krijgen,' zei Talut, die naar de hoogte van de zon keek. 'Het is een heel eind om achter ze te komen. Misschien wordt het te laat.'
Ayla had heel aandachtig geluisterd. Ze herinnerde zich hoe de mannen van de Stam plannen voor de jacht bespraken en vooral toen ze met haar slinger begon te jagen, had ze vaak mee willen gaan. Deze keer hoorde ze bij de jagers. Ze had gemerkt dat Talut eerder naar haar had geluisterd en herinnerde zich hoe vlot ze haar aanbod hadden geaccepteerd om op verkenning te gaan. Dat gaf haar moed om weer een voorstel te doen.
'Whinney kan goed opdrijven,' zei ze. 'Ik dreef vaak kudden op met Whinney. Kan om de bizons heen, vind Barzec en de anderen, drijf bizons snel hierheen. Jullie wachten en drijven ze in val.'
Talut keek naar Ayla, toen naar de jagers en weer naar Ayla. 'Weet je zeker dat je dat kunt?' 'Ja.'
'Hoe moet je om ze heen komen?' vroeg Tulie. 'Ze hebben nu waarschijnlijk wel gemerkt dat we hier zijn en de enige reden dat ze er nog zijn is dat Barzec en de jongelui ze opgesloten houden. Wie weet hoe lang ze ze nog kunnen tegenhouden? Zou je ze niet de verkeerde kant opdrijven, wanneer je ze van deze kant nadert?' 'Ik denk niet. Paard stoort bizons niet veel. Maar ik trek rond als jullie willen. Paard gaat sneller dan jullie kunnen lopen,' zei Ayla.
'Ze heeft gelijk. Dat kan niemand ontkennen. Ayla kan er op het paard sneller omheen dan wij,' zei Talut. Toen dacht hij even diep na. 'Ik geloof dat we haar moeten laten gaan, Tulie. Is het echt zo belangrijk of deze jacht slaagt? Het helpt altijd iets, vooral als het een lange strenge winter wordt, en we zouden wat meer afwisseling hebben, maar we hebben echt voldoende voorraad. We zouden geen gebrek lijden als we deze missen.'
'Dat is waar, maar we hebben er veel werk voor gedaan.' 'Het zou niet de eerste keer zijn dat we er hard voor hadden gewerkt en met lege handen thuiskwamen.' Talut wachtte weer even. 'Het ergste dat er kan gebeuren is dat we de kudde verspelen en als het goed gaat kunnen we ons voor donker te goed doen aan bizon en zijn we morgenochtend op de terugweg.' Tulie knikte. 'Goed, Talut. We proberen het op jouw manier.' 'Je bedoelt Ayla's manier. Ga je gang Ayla. Kijk maar eens of je de bizons hier kunt brengen.'
Ayla glimlachte en ze floot Whinney. De merrie hinnikte en galoppeerde naar haar toe, gevolgd door Renner. 'Jondalar, houd Renner hier,' zei ze en ze rende naar het paard.
'Vergeet je speer en de werper niet,' riep hij. Ze bleef staan om ze uit de houder te halen en toen sprong ze op de rug van het paard en reed weg. Jondalar had even zijn handen vol aan het jonge paard dat niet vastgehouden wilde worden en liever zijn moeder volgde op een leuke rit. Hoe dan ook, Jondalar had geen tijd om de blik van Ranec te zien die Ayla nakeek.
De vrouw, die zonder zadel reed, ging snel door het rivierdal langs de woeste stroom die door een nauwe gang kronkelde, aan beide kanten ingesloten door steile heuvels. Kaal kreupelhout, omzoomd door droog gras, groeide tegen de hellingen en stond ineengedoken op de winderige rotsen zodat de onherbergzame aanblik van het landschap iets werd verzacht, maar onder de door de wind aangevoerde lösslaag die de spleten vulde, lag de stenen ondergrond. Waar dit kale gesteente te voorschijn kwam, was het graniet te zien dat tekenend was voor het karakter van deze streek, beheerst door hoge heuvels die tot de kale rotspieken van de opvallende formaties reikten.
Ayla vertraagde het tempo toen ze het gebied naderde waar ze eerder die dag de bizons had gezien, maar ze waren weg. Ze hadden zeker iets bemerkt of iets gehoord van het werken aan de versperring en waren een andere richting ingeslagen. Ze zag de dieren weer, juist toen ze de schaduw inreed die door de middagzon achter een van de rotsformaties viel en vlak achter de kleine kudde zag ze Barzec staan bij iets dat op een hoopje stenen leek.
Het groene gras tussen de dunne kale bomen bij het water had de bizons de smalle vallei ingelokt, maar als ze eenmaal de rotsen die de rivier flankeerden, waren gepasseerd, was er geen andere weg. Barzec en de jongere jagers hadden gezien hoe de bizons zich langs de rivier verspreidden en af en toe bleven staan om te grazen, maar ze kwamen langzaam het dal uit. Ze hadden ze teruggedreven, maar dat hielp maar even. Omdat ze werden samengedreven, zouden ze de volgene keer met grotere vastberadenheid het dal willen verlaten. Vastberadenheid en frustratie konden leiden tot een stormloop. Ze waren er met hun vieren heengestuurd om de dieren te beletten weg te gaan, maar ze wisten dat ze een stormloop niet konden keren. Ze konden ze niet blijven opdrijven. Dat kostte te veel inspanning en Barzec wou ze ook niet in paniek de andere kant op laten draven voor de val klaar was. In de stapel stenen bij Barzec stond een stevige tak met een kledingstuk dat flapperde in de wind. Toen zag ze nog meer steenhopen, met staande takken of botten, vrij dicht bij elkaar, tussen de rotsen en het water. Aan elk hing een kledingstuk, een slaapvacht of een tentdoek. Ze hadden ook de boompjes en struiken gebruikt. Overal hing iets en het bewoog in de wind.
De bizons keken onrustig naar deze vreemde verschijningen en wisten niet precies hoe bedreigend ze waren. Ze wilden niet langs dezelfde weg terug, maar ze wilden ook niet vooruit. Een enkele keer liep een bizon naar een van die dingen, maar hij trok zich terug zodra het klapperde. Ze waren ingesloten en bleven uiteindelijk precies waar Barzec ze wilde hebben. Ayla was onder de indruk van het slimme idee.
Ze stuurde Whinney dicht langs de rotsen en probeerde langzaam om de bizons heen te trekken en het wankele evenwicht niet te verstoren. Ze zag de oude koe met de gebroken horen naar voren stappen. Ze vond het niet prettig om belemmerd te zijn in haar bewegingen en leek klaar om uit te breken.
Barzec zag Ayla, keek naar de andere jagers en toen weer bezorgd naar haar. Na al hun inspanningen wou hij niet dat zij de bizons de verkeerde kant op zou drijven. Latie ging naast hem staan en ze praatten zachtjes met elkaar terwijl hij de vrouw en het paard in de gaten hield. Hij had zich zorgen gemaakt over de tijd die het zou kosten om bij hen te komen.
'Waar zijn de anderen?' vroeg Barzec.
'Die wachten,' zei Ayla.
'Waar wachten ze op? Wij kunnen die bizons hier niet eeuwig vasthouden!'
'Ze wachten tot wij de bizons opdrijven.'
'Hoe kunnen wij ze opdrijven? We hebben te weinig mensen. Ze zullen uitbreken. Ik weet niet of we ze nog lang hier kunnen houden, maar het lijkt me nog moeilijker om ze op te drijven. Dan zouden ze wel eens in paniek kunnen raken.'
'Whinney drijft ze wel op,' zei Ayla.
'Gaat het paard ze opdrijven!?'
'Ze heeft eerder opgedreven. Maar beter als jullie meehelpen.'
Danug en Druwez, die zich verspreid hadden om de kudde in de gaten te houden en stenen te gooien wanneer een dier te dichtbij kwam en zich niets aantrok van de flapperende wachtposten, kwamen om te horen wat er werd besproken. Ze waren niet minder verbaasd dan Barzec, maar omdat hun aandacht even verslapte, zagen de dieren een mogelijkheid en dat maakte een eind aan hun gesprek.
Ayla zag nog net een reusachtige jonge stier wegspringen, gevolgd door verscheidene andere dieren. Als de ingesloten kudde losbrak, waren ze in een ogenblik allemaal verdwenen. Ze stuurde Whinney eromheen, liet haar speer en werper vallen en ging erachteraan, terwijl ze onderweg een klapperende tuniek van een tak rukte. Ze renden tot vlak voor het dier. Ayla boog voorover en zwaaide met de tuniek. De bizon maakte een zijsprong in een poging haar te ontwijken, maar Whinney draaide weer mee terwijl Ayla de jonge stier het leer in het gezicht sloeg. Toen hij weer van richting veranderde, liep hij het smalle dal weer in en ontmoette de dieren die hem hadden gevolgd. Whinney en Ayla zaten met de flapperende tuniek vlak achter hem.
Er brak nog een dier uit, maar het lukte Ayla dat ook tegen te houden. Whinney leek te weten welke bizon het vervolgens wou proberen, bijna nog voor het gebeurde, maar met de onbewuste tekens van de vrouw en het instinct van het paard sneden ze de ruigharige dieren telkens de weg af. In het begin was Ayla's training van Whinney onbewust gegaan. De eerste keer dat ze op het paard reed ging alles impulsief, zonder bewust te sturen of te dwingen. Het was heel geleidelijk gegaan terwijl het wederzijds begrip groeide, door de druk van haar benen of kleine verschuivingen van haar lichaam. Hoewel ze uiteindelijk opzettelijke bewegingen ging maken, bleef er altijd een element van subtiele wisselwerking tussen de vrouw en het paard bestaan en ze vormden vaak een eenheid alsof ze dezelfde gedachten hadden.
Op het moment dat Ayla wegreed begrepen de anderen de situatie en renden weg om de kudde tegen te houden. Ayla had met Whinney al eerder een kudde opgedreven, maar zonder hulp had ze de bizons niet terug kunnen drijven. De grote gebochelde beesten waren veel moeilijker in bedwang te houden dan ze zich had voorgesteld. Ze waren al ingesloten en ze had nog nooit geprobeerd dieren in een richting te drijven die ze niet op wilden. Het leek wel of ze instinctief het gevaar voelden van de val die op hen wachtte.
Danug rende Ayla te hulp om de dieren te doen omkeren die als eerste wegsprongen, maar ze concentreerde zich zo volledig op de jonge stier dat ze hem eerst nauwelijks zag. Latie zag dat een van de tweelingkalveren uitbrak en ze sprong naar voren om het de weg te versperren terwijl Barzec en Druwez met stenen en een klapperende vacht een koe voor hun rekening namen. Uiteindelijk werd, dank zij hun volhardende inspanning, de stormloop in goede banen geleid. Een paar waren erin geslaagd om uit te breken, maar de meeste bizons draafden stroomopwaarts langs het riviertje.
Ze haalden opgelucht adem toen de kleine kudde eenmaal voorbij de granieten rotsen was, maar ze moesten ze wel in beweging houden. Ayla stopte even en liet zich van het paard glijden om haar speer en werper op te rapen en toen sprong ze weer op Whinney's rug.
Talut had net een slok uit zijn waterzak gedronken toen hij een zwak gerommel meende te horen, als het rollen van de donder. Hij draaide zijn hoofd naar de rivier en luisterde even hoewel hij niet verwachtte zo snel al iets te horen. Hij betwijfelde trouwens of hij de dieren ooit zou horen. Hij legde zijn oor tegen de grond.
'Daar komen ze!' schreeuwde hij en hij sprong overeind.
Iedereen haastte zich om de speren te pakken en rende naar de afgesproken plaatsen. Frebec, Wymez, Tornec en Deegie verspreidden zich over de steile helling aan de ene kant. Ze stonden klaar om achter de kudde aan te snellen en het hek te sluiten en dicht te houden. Tulie stond het dichtst bij het geopende hek aan de andere kant, klaar om het dicht te smijten zodra de bizons binnen de omheining waren.
In de ruimte tussen de versperring en de woelige rivier stond Ranec op een paar pas afstand van Tulie. Jondalar stond nog iets verder weg, bijna aan de waterkant. Talut koos een plekje, iets voor de gast en stond op de vochtige oever. Elk had een stuk leer of een kledingstuk om naar de aanstormende dieren te klapperen, in de hoop dat ze zouden uitwijken, maar ze hielden ook een speer in de hand, lichtjes in balans. Even later grepen ze hem stevig vast en hielden hem gereed—behalve Jondalar.
Het smalle houten toestel dat hij in zijn rechterhand hield, had ongeveer de lengte van zijn onderarm en er zat een groef in. Aan het achtereind zat een haak om de speer tegen te houden en aan de voorkant zaten twee leren lussen voor zijn vingers. Hij hield de speerwerper horizontaal en de lichte speer met de vlijmscherpe benen punt rustte met het stompe eind, waar veren opzaten, tegen de haak. Hij stak twee vingers door de lussen en hield de speer op zijn plaats. Hij trok met zijn linkerhand een tweede speer uit het leren tasje voor het geval hij nog een worp moest doen.
Ze wachtten af. Er werd niet gesproken en in de stilte hoorden ze alle geluiden veel sterker. De vogels zongen en de wind deed de dorre takken ritselen. Het water spatte klaterend tegen de rotsen. De vliegen gonsden. Het gedreun van de hoeven werd luider.
Toen hoorden ze het brullen, grommen en snuiven boven het naderend gerommel en de menselijke stemmen. Iedereen keek in spanning naar de bocht stroomafwaarts om de eerste bizon te zien komen, maar het bleef niet bij een. Opeens kwam de hele kudde de bocht om en de enorme ruigharige, donkerbruine dieren, met de lange zwarte, levensgevaarlijke horens, kwamen in paniek aanstormen. De jagers zetten zich schrap in afwachting van de bestorming. Voorop liep de reusachtige jonge stier die zich nog bijna in veiligheid had gebracht voor de lange drijfjacht begon. Hij zag de omheining, draaide af naar het water—en vond de jagers op zijn weg.
Ayla, die de kleine kudde dicht op de hielen zat, had haar speerwerper tijdens het opdrijven losjes in de hand gehouden. Nu ze de laatste bocht naderde hield ze hem gereed, niet wetend wat haar te wachten stond. Ze zag de stier uitwijken... en op Jondalar afstormen. Andere bizons volgden.
Talut rende op het dier af en flapperde met een tuniek, maar de bizon had genoeg flapperende dingen gezien en liet zich niet afschrikken. Zonder een moment na te denken boog Ayla voorover en stuurde Whinney op volle snelheid vooruit. Het paard sprong om de andere bizons heen naar de grote stier en Ayla slingerde haar speer op het moment dat Jondalar de zijne wierp. Op hetzelfde ogenblik gooide iemand een derde speer.
De merrie passeerde de jagers met kletterende hoeven en spatte Talut nat toen ze door het water ging. Ayla bracht haar tot stilstand en ging snel terug. Het was al voorbij. De grote bizon lag op de grond. De andere dieren, die achter hem kwamen, werden rustiger en liepen de omheining in omdat ze geen andere weg zagen. Toen de eerste door de opening was, volgden de anderen na enige aandrang. Toen de laatste achterblijver was gepasseerd, duwde Tulie het hek dicht en Tornec en Deegie rolden er een kei tegenaan. Wymez en Frebec bonden het stevig vast, terwijl Tulie nog een tweede kei naast de eerste schoof.
Ayla, die nog niet van de schrik was bekomen, liet zich van Whinney glijden. Jondalar zat met Talut en Ranec op zijn knie- en bij de stier.
'Jondalars speer heeft hem in de hals geraakt, dwars door zijn keel. Ik denk dat die dodelijk was, maar jouw speer kan het ook hebben gedaan, Ayla. Ik zag je niet eens aankomen,' zei Talut, die nog onder de indruk was van haar prestatie. 'Jouw speer ging er diep in, precies tussen zijn ribben.'
'Maar het was gevaarlijk wat je deed, Ayla. Je had gewond kunnen raken,' zei Jondalar. Zijn stem klonk boos, maar dat was een reactie op de schrik toen hij besefte wat ze had gedaan. Toen keek hij Talut aan en wees op de derde speer. 'Van wie is deze? Hij is goed geworpen, diep in de borst. Die had hem ook tot staan gebracht.'
'Dat is de speer van Ranec,' zei Talut.
Jondalar draaide zich om naar de man met de donkere huid en ze namen elkaar scherp op. Ze mochten dan verschillend zijn en een slechte verhouding hebben door hun rivaliteit, maar ze waren in de eerste plaats mensen die samen in een prachtige, maar harde en ongerepte wereld leefden en wisten dat ze elkaar nodig hadden om te overleven.
'Ik ben je dank verschuldigd,' zei Jondalar. 'Als mijn speer had gemist, had ik mijn leven aan jou te danken gehad.'
'Alleen wanneer Ayla ook had gemist. Die bizon is drie keer gedood. Hij had geen kans tegen jou. Jij schijnt te zijn voorbestemd om te blijven leven. Je bent een geluksvogel, vriend. De Moeder moet je goedgezind zijn. Heb je in alles zoveel geluk?' vroeg Ranec en hij keek naar Ayla met een blik vol bewondering en meer dan dat.
In tegenstelling tot Talut had Ranec haar wel zien komen. Zonder zich te bekommeren om het gevaar van de lange puntige horens, leek ze met haar wapperende haren en de ogen vol angst en woede, op een wrekende geestverschijning, of op een moeder die haar jongen verdedigt. Het scheen haar niet te hinderen dat zij en het paard gemakkelijk doorboord konden worden. Ze leek bijna een Geest van de Moeder die net zo gemakkelijk de bizon in bedwang hield als het paard. Zoiets had Ranec nog nooit gezien. Ze had alles wat hij altijd had gewenst: ze was mooi, sterk, onbevreesd, zorgzaam en beschermend. Ze was een echte vrouw.
Jondalar zag hoe Ranec naar haar keek en zijn maag draaide om. Hoe kon dat Ayla ontgaan? Ze moest er wel op reageren. Jondalar was nog nooit bang geweest een vrouw te verliezen, maar ondanks het feit dat hij vaak had gemerkt dat hij voor vrouwen aantrekkelijk was, had hij nooit goed begrepen waarom en hij had er ook nooit op vertrouwd. Hij vreesde dat hij Ayla aan de opwindende donkere man zou verliezen en hij wist niet wat hij eraan moest doen. Hij klemde zijn tanden op elkaar en wendde zich af met diepe rimpels in zijn voorhoofd van woede en ergernis. Hij probeerde zijn gevoelens te verbergen.
Hij had mannen en vrouwen zien reageren zoals hij en hij had medelijden gevoeld en ook een zekere minachting. Ze gedroegen zich als kinderen, zonder ervaring en levenswijsheid. Hij meende dat hij daar overheen was. Ranec had zijn leven willen redden en hij was ook een man. Hij kon hem toch niet kwalijk nemen dat hij Ayla aantrekkelijk vond? Had zij niet het recht zelf een keuze te maken? Hij haatte zichzelf om die gevoelens, maar hij kon er niets aan doen. Jondalar rukte zijn speer uit de bizon en liep weg.
De slachting was al begonnen. De jagers stonden veilig achter de versperring en wierpen hun speren naar de loeiende en brullende dieren die in paniek binnen de omheining rondliepen. Ayla klom erop en vond een geschikt plekje om te blijven zitten. Ze zag Ranec met kracht een goedgerichte speer werpen. Een enorme koe wankelde en zakte op de knieën. Druwez gooide er ook een naar dezelfde bizon en uit een andere richting—ze wist niet precies wie hem wierp—kwam er nog een. Het gebochelde, ruigharige dier stortte neer en de zware gebogen kop viel op de knieën. Ze zag wel dat hun speerwerpers hier geen zin hadden. Hun methode om de speer met de hand te werpen was hier net zo doeltreffend.
Opeens deed een stier een aanval op de omheining en hij stortte zich er met zijn volle gewicht op. Het hout kraakte, riemen raakten los en palen van hun plaats.
Ayla voelde de omheining schudden en ze sprong eraf maar het ging door. De bizon was met zijn horens vastgeraakt! Het hele bouwsel werd heen en weer geschud door zijn pogingen om uit te breken. Ayla dacht dat alles stuk ging.
Talut klom op het wankele hek en met een slag van zijn enorme bijl verbrijzelde hij de schedel van het kolossale beest. De hersenen kwamen eruit en het bloed spatte in zijn gezicht. De bizon zakte in elkaar en omdat zijn horens nog vastzaten, trok hij het beschadigde hek en Talut mee naar beneden.
Het grote stamhoofd stapte behendig van het vallende bouwsel toen het de grond raakte, deed nog een paar passen en deelde nog zo'n verpletterende slag uit aan de laatste bizon die er nog stond. Het hek had zijn werk gedaan.
'Nu begint het werk,' zei Deegie en ze wees op de ruimte die werd ingesloten door de tijdelijke omheining. Overal verspreid lagen de dieren als bergen donkerbruine wol. Ze liep naar de eerste, trok haar vlijmscherp vuurstenen mes uit de schede, ging wijdbeens boven de kop staan en sneed de hals open. Het helderrode bloed spoot eruit, begon langzamer te stromen en stolde tot een donkere massa rond de bek en de neus. Het zakte langzaam in de grond in een groter wordende kring en kleurde de bruine aarde zwart.
'Talut!' riep Deegie, toen ze bij de volgende ruige berg kwam. De lange speer die uit de zijde stak, trilde nog. 'Kom even en help deze uit zijn lijden, maar probeer deze keer wel iets van de hersenen te redden. Ik wil ze gebruiken.' Talut gaf het dier snel de genadeslag.
Toen kwam het bloederige karwei van het verwijderen van de ingewanden, het villen en slachten. Ayla liep naar Deegie toe en hielp haar een grote koe om te rollen zodat het zachte onderlichaam blootkwam. Jondalar liep op hen af, maar Ranec stond er dichterbij en was er het eerst. Jondalar bleef even staan kijken en vroeg zich af of ze hulp nodig hadden of dat hij als vierde alleen maar in de weg stond.
Ze begonnen bij de anus en sneden de buik open tot de keel. De uier, die vol melk zat, werd weggesneden. Ayla pakte een kant en Ranec de andere om de borstkas open te trekken. Ze braken hem open en toen kroop Deegie bijna helemaal in de nog warme holte om de inwendige organen eruit te trekken, zoals maag, ingewanden, hart en lever. Het gebeurde snel om te voorkomen dat gassen uit de ingewanden, die spoedig het karkas deden opzwellen, het vlees bedierven. Vervolgens begonnen ze aan de huid.
Het was duidelijk dat ze geen hulp nodig hadden. Jondalar zag Latie en Danug worstelen met de borstkas van een kleiner dier. Hij duwde Latie zachtjes opzij en trok hem met een krachtige, nijdige ruk, met beide handen open. Maar slachten was zwaar werk en tegen de tijd dat ze aan de huid toe waren hadden de inspanningen de scherpste kantjes van zijn woede doen verdwijnen.
Ayla stond niet vreemd tegenover het werk; ze had het zo vaak alleen gedaan. De huid werd eerder afgestroopt dan losgesneden. Als deze eenmaal los was van de poten, was ze gemakkelijker van het vlees te krijgen en het was doelmatiger en schoner om haar los te trekken. Waar gewrichtsbanden zaten en snijden gemakkelijker ging, gebruikten ze een speciaal vuurstenen mes met een benen handvat en twee snijkanten, maar aan het eind was het stomp en rond om niet door de huid te steken. Ayla was zo gewend aan het werken met gereedschap zonder handvat dat ze een mes met heft maar onhandig vond, hoewel ze nu al wist dat ze er meer kracht mee kon zetten en het beter in de hand lag als ze er eenmaal aan gewend was.
De pezen van de poten en de rug werden uitgesneden. Ze waren voor veel dingen te gebruiken, van naaigaren tot strikken. Van de huid werd leer gemaakt of bont. Van het lange ruige haar maakte men touw of koorden in verschillende dikte en netten om te vissen en vogels te vangen en kleine dieren, als ze er waren. De hersenen werden bewaard en ook een aantal hoeven om ze met botten en het schraapsel van de huid tot lijm te koken. De reusachtige horens, met een spanwijdte van wel twee meter, werden gebroken. De stevige einden, ongeveer een derde van de lengte, konden worden gebruikt als hefboom, kapstok, drevel, wig of dolk. Wanneer uit de rest het binnenste werd verwijderd, konden de taps toelopende buizen dienst doen om het vuur aan te blazen of als trechters om zakken met vloeistof, zaad of poeder te vullen of te legen. Een middenstuk met bodem kon worden gebruikt als drinkkom. Van de smalle ringen werden gespen, armbanden en afsluitringen gemaakt.
De neuzen en tongen van de bizons werden bewaard als een delicatesse, samen met de lever. Vervolgens werden de karkassen in zeven stukken gehakt: twee achterbouten, twee voorstukken, twee middenstukken en de enorme nek. De ingewanden, magen en blazen werden gewassen en in de huiden gerold. Later werden ze met lucht gevuld om te zorgen dat ze niet krompen en dan gebruikt bij het koken of om er vet of vloeistoffen in te bewaren. Ze deden ook wel dienst als drijvers voor de visnetten. Alles van het dier werd gebruikt, maar niet ieder deel van elk dier werd meegenomen, alleen het beste en meest bruikbare en niet meer dan kon worden gedragen.
Jondalar had Renner halverwege het steile pad gebracht en hem stevig vastgezet aan een boom om hem op veilige afstand te houden. Maar dat stond het jonge paard helemaal niet aan. Whinney had hem meteen opgezocht toen de bizons waren gevangen en Ayla haar liet gaan. Jondalar ging hem halen toen hij klaar was bij Latie en Danug, met de eerste bizon, maar Renner was schichtig met al die dode dieren in de buurt. Whinney vond het ook niet prettig, maar ze was er beter aan gewend. Ayla zag ze aankomen en merkte dat Barzec en Druwez weer stroomafwaarts liepen. Het schoot haar te binnen dat hun rugzakken waren blijven staan in de haast om de bizons tegen te houden en ze in de val te drijven. Ze ging hen achterna.
'Barzec, gaan jullie terug voor de rugzakken?' vroeg ze.
Hij glimlachte. 'Ja. En voor de extra kleren. We zijn zo haastig weggegaan—niet dat het me spijt, hoor. Als jij ze niet op tijd had tegengehouden, waren we ze beslist kwijtgeraakt. Dat was knap wat je met het paard deed. Als ik het zelf niet had gezien,
zou ik het niet -geloven. Maar ik ben er niet gerust op om daar alles te laten liggen. Al die dode bizons trekken veel vleeseters aan. Toen we daar de wacht hielden, heb ik wolvesporen gezien en ze leken vers. Wolven vinden het lekker om op leer te kauwen als ze het vinden. Veelvraten ook wel, maar die worden er agressief van. Wolven doen het omdat ze het leuk vinden.'
'Ik kan met paard de zakken en kleren halen,' zei Ayla.
'Daar heb ik niet aan gedacht! Als alles achter de rug is, ligt er eten in overvloed voor ze, maar ik wil niets laten liggen dat ik niet wil missen.'
'Je weet toch nog wel dat we de zakken hebben verstopt?' vroeg Druwez. 'Ze vindt ze nooit.'
'Dat is waar,' zei Barzec. 'Ik denk dat we er zelf heen moeten.'
'Weet Druwez ze te vinden?' vroeg Ayla.
De jongen keek Ayla aan en knikte.
Ayla glimlachte. 'Wil je met me mee op paard?'
De jongen lachte met een brede grijns. 'Kan dat?'
Ze keek om naar Jondalar en wenkte hem om met de paarden te komen. Hij kwam snel terug.
'Ik neem Druwez mee om de zakken en spullen te halen die ze hebben laten liggen toen we aan de drijfjacht begonnen,' zei Ayla en ze sprak Zelandonisch. 'Renner kan ook wel mee. Een flink eind draven zal hem goed doen. Paarden houden niet van dode beesten. Voor Whinney was het in het begin ook moeilijk. Goed dat je hem zijn halster niet hebt afgedaan, maar we moeten er toch eens over nadenken hoe we hem het een en ander kunnen leren.'
Jondalar lachte. 'Dat is een goed idee, maar hoe doe je dat?'
Ayla dacht na. 'Ik weet het niet. Whinney doet allerlei dingen voor me omdat ze het wil, omdat we goede vrienden zijn, maar met Renner weet ik het niet. Hij mag jou wel, Jondalar. Misschien dat hij het voor jou doet. Ik denk dat we het samen maar moeten proberen.'
'Dat wil ik wel,' zei hij. 'Ik hoop nog eens zo ver te komen dat ik hem kan berijden, zoals jij met Whinney.'
'Dat zou ik ook graag willen, Jondalar,' zei ze en ze herinnerde zich het warme gevoel van liefde dat ze toen al had, toen ze hoopte dat de grote blonde man van de Anderen iets voor Whin- ney's veulen zou gaan voelen en dat hij daardoor misschien bij haar in de vallei zou blijven. Daarom had ze hem gevraagd het veulen een naam te geven.
Barzec had staan wachten terwijl de twee vreemdelingen met elkaar praatten in de taal die hij niet verstond en hij werd al wat ongeduldig. Eindelijk zei hij, 'Nou, als jij de spullen haalt, ga ik weer helpen bij de bizons.'
'Wacht even. Ik help Druwez op het paard en dan ga ik met je mee,' zei Jondalar.
Ze hielpen hem samen opstijgen en keken hoe ze wegreden.
De schaduwen werden al langer toen ze terugreden en ze haastten zich om nog mee te helpen. Later, toen ze aan de oever van het riviertje de ingewanden waste, dacht Ayla terug aan het villen en slachten van dieren met de vrouwen van de Stam. Opeens drong het tot haar door dat dit de eerste keer was dat ze had gejaagd als volwaardig lid van een groep jagers.
Toen ze nog jong was wou ze al mee, hoewel ze wist dat de vrouwen niet mochten jagen. Maar de mannen stonden in zo'n hoog aanzien om hun dapperheid en ze deden zulke spannende verhalen dat ze dagdromen kreeg waarin ze zelf op jacht ging, vooral wanneer ze wou ontsnappen uit onaangename of moeilijke situaties. Dat onschuldige begin leidde tot omstandigheden die veel moeilijker waren dan ze ooit voor mogelijk had gehouden. Toen haar werd toegestaan om met de slinger te jagen, had ze vaak stilletjes opgelet wanneer de mannen hun strategie voor de jacht bespraken, hoewel die voor haar verboden bleef. De mannen van de Stam deden bijna niets anders dan jagen—behalve dan het praten over de jacht, het maken van wapens voor de jacht en het bezig zijn met jachtrituelen. De vrouwen van de Stam vilden en slachtten de dieren, prepareerden de huiden voor kleding en beddegoed, maakten het eten klaar en vervaardigden voorraadmanden, touw, matten en verschillende voorwerpen voor het huishouden. Verder verzamelden ze planten voor voedsel, medicijnen en ander gebruik.
Bruns Stam telde bijna hetzelfde aantal mensen als het Leeuwekamp, maar de jagers doodden per keer zelden meer dan een of twee dieren. Dientengevolge moesten ze vaak op jacht. In deze tijd van het jaar trokken de jagers van de Stam er bijna iedere dag op uit om een zo groot mogelijke voorraad aan te leggen voor de naderende winter. Dit was de eerste keer, sinds ze was aangekomen, dat er door het Leeuwekamp werd gejaagd en niemand scheen zich zorgen te maken. Ayla hield even op om naar de mannen en vrouwen te kijken die een hele kudde vilden en slachtten. Ze werkten met twee of drie mensen samen aan een dier en zo vorderde het werk veel sneller dan Ayla had gedacht. Het deed haar denken aan de verschillen tussen hen en de Stam.
De Mamutische vrouwen gingen ook op jacht; dat betekende dat er meer jagers waren, dacht Ayla. Het was waar dat er negen mannen en maar vier vrouwen waren—vrouwen met kinderen gingen zelden mee op jacht—maar het maakte verschil. Ze konden met meer jagers doelmatiger jagen zoals ze samen ook sneller konden slachten. Dat was duidelijk, maar ze had het gevoel dat dat niet het enige was. Ze miste nog een belangrijk punt, een fundamenteel verschil. De Mamutiërs hadden ook een andere denkwijze. Ze waren niet zo star, zo gebonden aan regels, over wat correct was en altijd al zo was gedaan. Hier was een vervaging van rollen, het gedrag van mannen en vrouwen was niet zo strikt geregeld. Het leek meer af te hangen van persoonlijke voorkeur en hoe het het best functioneerde.
Jondalar had haar verteld dat het bij zijn volk voor niemand verboden was om te jagen en hoewel het jagen belangrijk was en de meeste mensen het deden, tenminste als ze nog jong waren, werd het van niemand geëist. De Mamutiërs hadden kennelijk soortgelijke gebruiken. Hij had geprobeerd uit te leggen dat mensen andere vaardigheden konden hebben die gelijkwaardig waren en hij had zichzelf als voorbeeld genoemd. Toen hij had geleerd stenen te klopen en een reputatie had verworpen als goed vakman, kon hij gereedschappen en werkstukken ruilen voor alles wat hij nodig had. Hij hoefde helemaal niet te jagen, tenzij hij het zelf wilde.
Maar Ayla begreep het nog niet helemaal. Wat voor ceremonie hielden ze dan als een jongen man werd, wanneer het er niet toe deed of een man jaagde of niet? De mannen van de Stam zouden zich niet kunnen handhaven wanneer ze niet geloofden in de noodzaak om te jagen. Een jongen werd geen man voor hij zijn eerste jachtbuit had gemaakt. Toen moest ze aan Creb denken. Die had nog nooit gejaagd. Hij kon niet jagen. Hij miste een oog en een arm en hij liep mank. Hij was de grootste Mog-ur, de grootste heilige van de Stam, maar hij had nooit een dier gedood en was nooit tot man verklaard. Voor zijn eigen gevoel was hij ook geen man, maar ze wist dat hij het wel was.
Hoewel het al donker begon te worden toen het werk klaar was, aarzelde niet een van de jagers, die onder de bloedspatten zaten, om de kleren uit te trekken en naar het riviertje te gaan. De vrouwen wasten zich een eindje stroomopwaarts, maar ze konden elkaar wel zien. De opgerolde huiden en in stukken gehakte karkassen waren op een hoop gelegd, met verscheidene vuren eromheen om de viervoetige roofdieren en aaseters op een afstand te houden. Drijfhout, dode takken en het hout dat voor de omheining was gebruikt, lagen ernaast. Boven een van de vuren werd een groot stuk vlees aan het spit geroosterd en er werden verscheidene lage tenten omheen gezet.
De temperatuur daalde snel bij het vallen van de duisternis. Ayla was blij met de kleren die ze van Tulie en Deegie had geleend, al pasten ze slecht bij elkaar en zaten ze ook niet zo goed, maar haar eigen kleren had ze gewassen om de bloedvlekken te verwijderen en die hingen nu bij een vuur te drogen, naast de andere. Ze bleef even bij de paarden staan om zich ervan te overtuigen dat ze rustig waren. Whinney bleef nog juist binnen de lichtkring van het vuur waarboven het vlees werd geroosterd, maar wel zo ver mogelijk uit de buurt van de karkassen die klaar lagen om naar huis te worden gebracht en de hoop afval buiten de kring van vuren. Daar klonk af en toe gegrom en gekef.
Nadat de jagers zich te goed hadden gedaan aan het bizonvlees, dat aan de buitenkant bruin en knapperig was en bij het bot halfrauw, stookten ze het vuur op en gingen eromheen zitten praten terwijl ze af en toe een teugje namen van de hete kruidenthee.
'Jullie hadden moeten zien hoe ze die kudde terugdreef,' zei Barzec. 'Ik weet niet of we ze nog veel langer hadden kunnen keren. Ze werden steeds onrustiger en toen die stier eenmaal uitbrak, hadden we ze zeker niet kunnen houden.'
'Ik vind dat we Ayla moeten bedanken voor het succes van deze jacht,' zei Talut.
Ayla bloosde onder het ongewone compliment, maar dat was maar ten dele uit verlegenheid. Het feit dat uit die lof bleek dat ze werd geaccepteerd en haar kwaliteiten werden gewaardeerd, gaf haar een warm gevoel. Ze had daar haar hele leven naar verlangd.
'En bedenk eens hoe erover zal worden gepraat op de Zomer- bijeenkomst!' voegde Talut eraan toe.
Het bleef even stil. Talut pakte een droge tak, een stuk dat zo lang op de grond had gelegen dat de schors er als een oude,
verweerde huid los omheen hing. Hij brak hem op zijn knie in tweeën en stak de beide stukken in het vuur. De gezichten van de mensen, die dicht bij elkaar om het vuur zaten, werden verlicht door de opstijgende vonken.
'We hebben niet altijd zo'n goede jacht. Herinneren jullie je nog die keer dat we bijna de witte bizon pakten?' vroeg Tulie. 'Wat zonde dat die ontsnapte.'
'Die moet bevoorrecht zijn geweest. Ik twijfelde er niet aan dat we hem hadden. Heb je wel eens een witte bizon gezien?' vroeg Barzec aan Jondalar.
'Ik heb erover gehoord en ik heb wel eens een huid gezien,' antwoordde Jondalar. 'Onder de Zelandoniërs worden witte dieren voor heilig gehouden.'
'De vossen en konijnen ook?' vroeg Deegie.
'Ja, maar niet in die mate. Ook sneeuwhoenders als ze wit zijn. Wij geloven dat ze door Doni zijn aangeraakt. Dus de dieren die wit geboren zijn en het hele jaar wit blijven, zijn heiliger,' legde Jondalar uit.
'De witte hebben voor ons ook een bijzondere betekenis. Daarom heeft de Kraanvogelvuurplaats zo'n hoge status... tenminste meestal,' zei Tulie en ze keek met enige minachting naar Frebec. 'De grote kraanvogel uit het noorden is wit en vogels zijn de speciale boodschappers van Mut. Een witte mammoet heeft bijzondere krachten.'
'Ik zal nooit de jacht op de witte mammoet vergeten,' zei Talut. Sommigen keken vol verwachting en daarom vervolgde hij: 'Iedereen raakte opgewonden toen de verkenner zei dat hij haar had gezien. Het is de hoogste eer die de Moeder ons kan geven, een witte mammoetkoe, en omdat het de eerste jacht van een Zomerbijeenkomst was zou het iedereen geluk brengen als we haar te pakken kregen,' legde hij de gasten uit.
'Alle jagers die mee wilden moesten beproevingen ondergaan, zoals vasten en reiniging van zonden, om zeker te zijn dat we werden gekozen en de Mammoetvuurplaats legde ons verboden op, ook voor daarna, maar we wilden allemaal gekozen worden. Ik was nog jong, niet veel ouder dan Danug, maar wel groot, net als hij. Misschien werd ik daarom gekozen en ik was een van degenen die haar met een speer raakte. Net als bij de bizon, die op jou afkwam, Jondalar, wist niemand wie de dodelijke speer had geworpen. Ik denk dat de Moeder niet wilde dat een persoon, of een kamp, te veel eer kreeg. De witte mammoet was van ieder een. Zo was het ook beter. Geen jaloezie of haat.'
'Ik heb wel eens gehoord van een soort witte beren die ver in het noorden leven,' zei Frebec, die ook wou deelnemen aan het gesprek. Misschien dat geen enkele persoon, of een kamp, de eer kon opeisen de witte mammoet alleen te hebben gedood, maar dat sloot niet alle jaloezie of haat uit. Iedereen die was gekozen om mee te gaan, verwierf met die ene jacht meer status dan Frebec op grond van zijn geboorte had meegekregen.
'Daar heb ik ook van gehoord,' zei Danug. 'Toen ik bij de vuursteengroeve logeerde, kwamen daar ook bezoekers om vuursteen te ruilen. Een vrouw kon heel goed verhalen vertellen. Ze vertelde over de Moeder van de wereld en de paddestoelmannen die 's nachts de zon volgen en over allerlei vreemde dieren. Ze vertelde ook over de witte beer. Ze leven op het ijs, zei ze, en eten alleen dieren uit de zee, maar ze moeten goedaardig zijn, zoals de grote holebeer, die geen vlees eet. Anders dan de bruine beer. Die is gevaarlijk.' Danug merkte de getergde blik van Frebec niet op. Het was niet zijn bedoeling hem in de rede te vallen. Hij vond het gewoon leuk om ook iets te zeggen.
'Mannen van Stam kwamen een keer terug van jacht en vertelden van witte neushoorn,' zei Ayla. Frebec voelde zich nog gegriefd en dat bleek uit zijn norse blik.
'Ja, de witte zijn zeldzaam,' zei Ranec, 'maar de zwarte zijn ook heel bijzonder.' Hij zat iets verder van het vuur en zijn gezicht was nauwelijks te zien, behalve zijn witte tanden en de guitige schittering in zijn ogen.
'Ja hoor, jij bent heel bijzonder en ervan bezeten om op de Zomerbijeenkomst iedere vrouw, die dat wil, te laten zien hoe bijzonder je bent,' merkte Deegie op.
Ranec lachte. 'Deegie, kan ik er wat aan doen als Moeders eigen kinderen zo nieuwsgierig zijn? Je zou toch niet willen dat ik iemand teleurstel? Maar ik had het niet over mezelf. Ik dacht aan zwarte katten.'
'Zwarte katten?' vroeg Deegie.
'Wymez, ik heb nog een vage herinnering aan een grote zwarte kat,' zei hij en hij wendde zich tot de man met wie hij een vuurplaats deelde. 'Weet jij er nog iets van?'
'Dat moet een diepe indruk op je hebben gemaakt. Ik had niet gedacht dat je het je nog zou herinneren,' zei Wymez. 'Je was nog heel klein, maar je moeder gaf een gil. Je was wat afgedwaald en juist toen ze naar je keek, zag ze die grote zwarte kat,
als een sneeuwluipaard maar dan zwart. Hij sprong uit een boom. Ik vermoed dat ze dacht dat hij op jou afging maar hij schrok van haar gil of het is zijn bedoeling niet geweest. Hij liep gewoon door, maar ze rende naar je toe en het heeft lang geduurd voor ze je weer uit het oog verloor.'
'Waren er veel van zulke zwarte waar jullie waren?' vroeg Talut.
'Niet zo veel, maar er waren er wel. Ze bleven in de bossen en het waren nachtjagers, dus zag je ze zelden.'
'Ze waren zeker net zo zeldzaam als de witte hier? Bizons zijn donker en sommige mammoets ook, maar ze zijn niet echt zwart. Zwart is bijzonder. Hoeveel zwarte dieren zijn er?' vroeg Ranec.
'Vandaag, toen ik met Druwez ging, zagen we zwarte wolf,' zei Ayla. 'Nog nooit zwarte wolf gezien.'
'Was hij echt zwart? Of gewoon donker?' vroeg Ranec zeer geïnteresseerd.
'Zwart. Lichter op de buik, maar zwart. Eenzame wolf, denk ik,' voegde Ayla eraan toe. 'Ik zag geen andere sporen. In de troep zou... lage status hebben. Misschien weggegaan, zoekt andere eenzame wolf, nieuwe troep maken.'
'Lage status? Hoe weet jij dat allemaal over wolven?' vroeg Frebec met enige spot in zijn stem, alsof hij haar niet geloofde. Maar hij was toch duidelijk geïnteresseerd.
'In het begin jaagde ik alleen op vleeseters. Alleen met slinger. Ik heb ze lang van dichtbij bekeken. Ik leerde van wolven. Eens zag ik witte wolf in troep. Andere wolven mochten haar niet. Ze ging weg. Andere wolven hielden niet van verkeerde kleur.'
'Het was een zwarte wolf,' zei Druwez, die Ayla wilde verdedigen, vooral na de fijne rit op het paard. 'Ik heb hem ook gezien. Eerst was ik er niet zeker van, maar het was een wolf en hij was zwart. En ik geloof dat hij alleen was.'
'Nu we het toch over wolven hebben, we moesten vannacht maar wacht houden. Als er een zwarte wolf in de buurt is, is dat een reden te meer,' zei Talut. 'We kunnen elkaar aflossen, maar er moet de hele nacht gewaakt worden.'
'We moesten maar wat gaan rusten,' voegde Tulie eraan toe en ze ging staan. 'Morgen krijgen we een hele reis.'
'Ik waak eerst wel,' zei Jondalar. 'Als ik moe word, maak ik iemand wakker.'
'Je kunt mij wel wekken,' zei Talut. Jondalar knikte.’Ik waak ook,’zei Ayla. ‘Waarom houd je niet samen met Jondalar de waacht? Dat is een goed idee en je kunt elkaar wakker houden.