Ik ben bang dat mijn arrogantie ons allemaal uiteindelijk de kop zal kosten.

 

 

 

teken09

 

9

VIN GEBRUIKTE HAAR DUWKRACHT TEGEN de munt en wierp zich in de nevels. Met een in de wind klapperende mantel vloog ze los van aarde en steen door de duistere luchtstromen steeds hoger de lucht in.

      Dit is pas vrijheid, dacht ze, de koele, vochtige lucht diep inademend. Ze sloot haar ogen en voelde de wind. Dit was wat ik onbewust altijd heb gemist.

      Terwijl ze de daling inzette, deed ze haar ogen weer open. Ze wachtte tot het laatste moment om een munt te laten vallen. Hij raakte de keien en ze Duwde er licht tegen, waardoor het dalen vertraagde. Ze brandde wat tin-lood, raakte de grond en zette het meteen op een rennen door de stille straten van Fellise. De late herfstlucht voelde koel aan, maar de winters waren over het algemeen mild in de Midden Domeinen. Er gingen jaren voorbij zonder dat er een vlokje sneeuw viel.

      Ze gooide een munt over haar schouder en gebruikte hem om zich iets omhoog en naar rechts te Duwen. Ze landde op een lage stenen muur en rende, nauwelijks haar gang vertragend, als kwikzilver over de bovenkant verder. Het branden van tin-lood versterkte niet alleen haar spieren – het verhoogde alle lichamelijke vermogens. Door tin-lood in een lage dosering te branden kon ze zich perfect uitgebalanceerd bewegen, iets waar iedere inbreker jaloers op zou zijn.

      De muur boog af naar het noorden, en Vin hield in bij de hoek. Ze hurkte neer, haar blote voeten en gevoelige vingers zochten houvast op het koude steen. Ze gebruikte haar koper om de Ertsmagie af te schermen en ontstak wat tin om haar zintuigen aan te scherpen.

      Stilte. In de nevels stonden vaag rijen populieren als uitgemergelde skaa tijdens hun werk. In de verte zag je de ene plantage na de andere – ieder afzonderlijk ommuurd, goed onderhouden en bewaakt. Er waren in Fellise veel minder lichten te zien dan in Luthadel. Veel van de huizen werden slechts parttime bewoond, vaak was de meester op reis naar andere uithoeken van het laatste Rijk.

      Plotseling verschenen er recht voor haar uit een paar blauwe lijnen... waarvan de uiteinden naar haar borst wezen terwijl de andere einden in de nevels verdwenen. Onmiddellijk dook Vin opzij terwijl er door de nachtlucht een paar munten langs haar heen schoten. Ze kwam, tin-lood brandend, naast de muur op het plaveisel van de straat neer. Haar door tin versterkte gehoor ving een schurend geluid op; het volgende moment schoot er een donkere gestalte omhoog de lucht in, gevolgd door een paar blauwe lijnen die doorliepen tot aan zijn geldbuidel.

      Vin liet een munt vallen, sprong op en ging achter haar tegenstander aan. Ze stegen even recht omhoog en vlogen toen over het grondgebied van een nietsvermoedende edelman.

Plotseling veranderde Vins tegenstander van koers, door met een ruk in de richting van het landhuis zelf te vliegen. Vin volgde hem, liet het contact met haar munt beneden los, brandde wat ijzer en richtte haar Trekkracht op een van de raamsloten van het huis.

      Haar tegenstander was er het eerst, ze hoorde hoe hij met een klap de zijkant van het gebouw raakte om een seconde later weer weg te zijn.

      Terwijl Vin zich in de lucht omdraaide en met haar voeten tegen de muur landde, ging er binnen licht aan en stak iemand zijn verwarde hoofd uit het raam. Onmiddellijk zette ze zich tegen het verticale vlak af om vervolgens iets bijdraaiend haar Duwkracht weer op dezelfde klink te richten. Het glas versplinterde en zij schoot terug de nacht in voordat de zwaartekracht vat op haar kreeg.

      Vin vloog door de nevels, terwijl ze ingespannen turend probeerde haar prooi bij te houden. Hij vuurde nog een paar munten op haar af, maar zij wist ze minachtend van zich weg te Duwen. Een vage blauwe lijn boog af naar beneden – een vallende munt – en haar tegenstander schoot opzij.

      Ook Vin liet een munt vallen en Duwde. Maar de hare verdween boven de grond ineens achterwaarts – door een Duw van haar tegenstander. Die plotselinge beweging veranderde de richting van Vins sprong. Ze werd opzij geworpen. Ze vloekte, gooide een nieuwe munt en Duwde ertegen om weer in het goede spoor terecht te komen. Maar tegen die tijd was ze haar prooi kwijt.

      Oké... dacht ze, terwijl ze op de zachte grond net binnen de muur landde. Ze liet een paar munten in haar hand vallen, gooide vervolgens de nog bijna volle buidel in de lucht en gaf die een flinke Duw in de richting waarin ze haar prooi had zien verdwijnen. Met een vage blauwe lijn van Ertsmagie achter zich aan verdween de buidel in de nevels.

      Uit de struiken een eind verderop werd een hagelbui aan munten afgevuurd, recht op haar buidel af. Vin glimlachte. Haar tegenstander ging ervan uit dat Vin de vliegende buidel was. Hij was te ver weg om de munten in haar hand te zien, net als hij eerder voor haar te ver weg was geweest om de munten te zien die hij bij zich droeg.

      Er sprong een donkere schim uit de struiken op de stenen muur. Vin wachtte stilletjes terwijl de gestalte verder rende en aan de andere kant ineendook.

      Vin lanceerde zich recht omhoog en wierp vervolgens haar handvol munten op de passerende gestalte onder haar. Hij zette onmiddellijk zijn Duwkracht in, zodat de munten alle kanten op vlogen – maar ze waren slechts als afleidingsmanoeuvre bedoeld. Vin landde vlak voor hem en rukte haar twee glazen messen uit de schedes. Ze haalde uit, maar haar tegenstander sprong naar achteren.

      Er klopt iets niet. Vin dook weg en wierp zich opzij terwijl een handvol munten – haar eigen munten, die haar tegenstander had afgeweerd – uit de lucht viel, zo in de hand van haar tegenstander. Hij draaide zich om en vuurde ze opnieuw op haar af.

      Met een ingehouden kreet liet Vin haar dolken vallen, en hief haar handen op om de munten weg te Duwen. Onmiddellijk werd ze achterovergeworpen door een even sterke Duw van haar tegenstander.

      Een van de munten hing slingerend in de lucht, precies tussen hen in. De rest van de munten ging verloren in de nevels, verstrooid door alle tegenstrijdige krachten.

      Vin liet haar staal opvlammen en hoorde haar tegenstander grommen toen zij hem op haar beurt naar achteren Duwde. Haar tegenstander klapte tegen de muur, Vin tegen een boom. Maar ze ontstak tin-lood en negeerde de pijn. Ze gebruikte de stam om zich schrap te zetten en bleef Duwen.

      De munt hing nog steeds trillend in de lucht, gevangen tussen de versterkte krachten van de twee Ertsmagiërs. De druk nam toe. Vin knarsetandde en voelde hoe de kleine populier in haar rug begon door te buigen.

      Haar tegenstanders Duwkracht was meedogenloos.

      Zal... me... niet... laten... verslaan! dacht Vin, die tegelijk staal en tin-lood liet opvlammen terwijl ze zachtjes kreunend al haar kracht op de munt richtte.

      Even was het volkomen stil. Toen vloog Vin naar achteren terwijl de boom met een luide knal afbrak.

      Vin tuimelde in een wolk van houtsplinters op de grond. Zelfs tin en tin-lood waren niet voldoende om haar hoofd helder te krijgen nadat ze over de keien stuiterend half buiten westen tot stilstand was gekomen. Een donkere gestalte kwam naderbij, de stroken van zijn nevelmantel golfden om hem heen. Vin kwam wankelend overeind terwijl ze naar haar messen greep. Ze was vergeten dat ze ze had laten vallen.

      Kelsier sloeg zijn kap naar achteren en hield haar messen voor haar op. Eentje was gebroken. ‘Ik weet dat het louter instinctief is, Vin, maar je hoeft je handen niet op te heffen om te Duwen – noch hoef je wat je in je handen hebt te laten vallen.’

      Vin vertrok in het donker haar gezicht in een grimas, wreef over haar schouders en knikte terwijl ze de dolken aanpakte.

      ‘Goeie truc met je buidel,’ zei Kelsier. ‘Je had me bijna te pakken.’

      ‘Niet dat het iets heeft uitgehaald,’ mopperde Vin.

      ‘Je doet dit pas een paar maanden, Vin,’ zei hij luchtig. ‘Alles bij elkaar genomen, is je progressie fantastisch. Maar ik adviseer je wel het Duwen tegen mensen die zwaarder zijn dan jij zo veel mogelijk uit de weg te gaan.’ Hij zweeg even met een blik op Vins kleine, magere gestalte. ‘Wat waarschijnlijk betekent dat je in dit soort situaties maar het beste iedereen uit de weg kunt gaan.’

      Vin rekte zich zuchtend uit. Weer blauwe plekken. Maar niet zichtbaar deze keer. Nu de blauwe plekken in haar gezicht die ze aan Camon had overgehouden eindelijk waren weggetrokken, had Sazed haar gewaarschuwd voortaan voorzichtig te zijn. Make-up kon niet alles verdoezelen, en ze moest er wel als een ‘keurige’ jonge edelvrouwe uitzien, wilde ze het hof infiltreren.

      ‘Alsjeblieft,’ zei Kelsier. ‘Een aandenken.’

      Vin bekeek wat hij haar gaf – de munt die tussen hen in gehangen had. Platgedrukt door de druk van hun beider Duwkracht.

      ‘Ik zie je straks in het landhuis,’ zei Kelsier.

      Vin knikte en Kelsier verdween in de nacht. Hij heeft gelijk, dacht ze. Ik ben kleiner, weeg minder en heb minder bereik dan iedereen tegen wie ik het zal moeten opnemen. Als ik iemand zomaar frontaal aanval, verlies ik altijd.

      Meestal deed ze het tegenovergestelde: in het verborgene uit het zicht blijven. Ze moest leren de Ertsmagie op dezelfde manier te gebruiken. Kelsier bleef maar zeggen dat ze zich als Ertsmagiër verbazingwekkend snel ontwikkelde. Hij scheen te denken dat het aan zijn opleiding lag, maar Vin voelde dat het anders was. De nevels... het nachtelijke sluipwerk... het klopte gewoon helemaal. Ze maakte zich totaal geen zorgen of ze wel op tijd de Ertsmagie onder de knie zou hebben om Kelsier tegen andere Nevelmensen te helpen. Het was het andere deel van het plan dat haar zorgen baarde.

      Zuchtend sprong Vin over de muur om naar haar geldbuidel te zoeken. Bij het landhuis – niet dat van Renoux, maar van een andere edelman – brandde licht en er liepen wat mensen rond. Geen van hen waagde zich ver de nacht in. De skaa vreesden de nevelgeesten; de adel vermoedde waarschijnlijk dat het Nevelmensen waren geweest die de commotie veroorzaakten. Beide geen verschijningen waar een zinnig mens mee geconfronteerd wilde worden.

      Uiteindelijk vond Vin haar buidel boven in een boom terug. Ze Trok er lichtjes aan, geleidde hem naar haar hand en ging terug naar de weg. Waarschijnlijk zou Kelsier de buidel hebben achtergelaten – de ongeveer twintig muntjes had hij de moeite niet waard gevonden. Maar Vin had het grootste deel van haar leven haar kostje bij elkaar moeten scharrelen en honger geleden. Ze kon eenvoudigweg niets verspillen. Zelfs het gooien met de muntjes om te kunnen vliegen gaf haar een ongemakkelijk gevoel.

      Dus maakte ze op weg naar Renoux’ landhuis spaarzaam gebruik van haar munten en meer van de Duw- en Trekmethode op gebouwen en weggeworpen stukjes metaal. De half springende, half rennende gang van de Nevelmens kwam haar nu natuurlijk voor, en ze hoefde er nog maar nauwelijks bij na te denken.

      Maar hoe zou het haar vergaan als ze de rol van een edelvrouwe moest spelen? Dat het haar zorgen baarde, kon ze niet ontkennen. Camon was goed geweest in het imiteren van de adel vanwege zijn zelfvertrouwen, en dat was nou net waar het Vin aan ontbrak. Haar succes met de Ertsmagie bewees eens temeer dat ze thuishoorde in hoeken en schaduwen, niet op dansfeesten, schrijdend in een mooie jurk.

      Kelsier stond er echter op dat ze dit deel van het plan uitvoerde. Blazend van inspanning landde Vin net buiten Huize Renoux. Ze bekeek de lichten met een zekere beduchtheid.

      Je moet dit gewoon leren, Vin, bleef Kelsier maar tegen haar herhalen. Je bent een getalenteerde Ertsmagiër, maar er is meer dan staal-Duwen nodig om tegen de adel te slagen. Tot de tijd dat je je net zo makkelijk in hun kringen kunt bewegen als in de nevels, zul je in het nadeel zijn.

      Vin slaakte een zucht, deed haar nevelmantel uit en borg hem op. Vervolgens liep ze de trap op en het huis in. Toen ze naar Sazed vroeg, verwezen de huisbedienden haar naar de keukens en dus ging ze op weg naar het afgesloten, verscholen deel van het landhuis waar de vertrekken van de bedienden waren.

      Zelfs deze delen van het complex werden vlekkeloos schoongehouden. Vin begon te begrijpen waarom Renoux zo’n overtuigende bedrieger was: hij stond geen imperfectie toe. Als hij zijn rol ook maar half zo goed speelde als hij zijn landhuis onderhield, dan betwijfelde Vin ernstig of iemand ooit zijn spel zou doorzien.

      Maar, dacht ze, hij moet een zwakke plek hebben. Twee maanden geleden had Kelsier gezegd dat Renoux niet tegen een kritisch onderzoek door een Inquisiteur bestand zou zijn. Zou die iets aan zijn emoties kunnen aflezen, iets wat hem zou verraden?

      Het was maar een korte opmerking geweest, maar Vin was haar niet vergeten. Ondanks Kelsiers woorden over eerlijkheid en vertrouwen had de man nog steeds zijn geheimen. Die had iedereen.

      Sazed bleek inderdaad in de keukens te zijn. Hij stond naast een bediende van middelbare leeftijd. Ze was groot voor een skaa-vrouw – hoewel ze er naast Sazed wat kleintjes uitzag. Vin herkende haar als een lid van het huispersoneel; ze heette Cosahn. Vin had haar uiterste best gedaan om alle namen van het huispersoneel uit haar hoofd te leren, al was het maar om ze in de gaten te kunnen houden.

      Sazed keek op zodra Vin binnenstapte. ‘Ach, meesteres Vin. Uw terugkeer is precies op tijd.’ Hij gebaarde naar zijn metgezel. ‘Dit is Cosahn.’

      Cosahn keek Vin koel en zakelijk aan. Vin wilde niets liever dan meteen naar de nevels terugkeren, waar mensen haar niet op die manier konden aankijken.

      ‘Het is nu lang genoeg, volgens mij,’ zei Sazed.

      ‘Waarschijnlijk wel,’ zei Cosahn. ‘Maar ik kan geen wonderen verrichten, meester Vaht.’

      Sazed knikte. ‘Vaht’ was blijkbaar de juiste aanspreektitel voor een oppasser uit Terris. Hij was niet helemaal skaa, en zeker geen edelman, en dat bezorgde de Terrisman een vreemde positie binnen de samenleving van het rijk.

      Vin nam het tweetal argwanend op.

      ‘Uw haar, meesteres,’ zei Sazed op kalme toon. ‘Cosahn gaat het voor u knippen.’

      ‘O,’ zei Vin terwijl haar hand naar haar hoofd ging. Haar haar werd wat lang voor haar smaak – hoewel ze betwijfelde of Sazed het haar zou toestaan het jongensachtig kort te knippen.

      Cosahn gebaarde naar een stoel, en Vin ging met tegenzin zitten. Ze vond het een verontrustend idee zo stil te moeten zitten terwijl er iemand met een schaar zo dicht bij haar hoofd bezig was, maar er was geen ontkomen aan.

      Nadat ze even met haar handen door Vins haar had gewoeld, onder het zachtjes mompelen van ‘het is me wat’, begon Cosahn te knippen. ‘Wat een prachtig haar,’ zei ze, bijna tot haarzelf, ‘dik, met een mooie diepe tint zwart. Het is wel erg om te zien dat het zo slecht verzorgd is, meester Vaht. Heel wat dames aan het hof zouden een moord doen voor zulk haar – het is net vol genoeg om mooi te kunnen vallen, maar stevig genoeg om makkelijk mee te werken.’

      Sazed glimlachte en zei: ‘We zullen erop toezien dat het in de toekomst beter verzorgd wordt.’

      Cosahn werkte, al knikkend, stug door. Ten slotte ging Sazed op nog geen meter van Vin voor haar zitten.

      ‘Kelsier is zeker nog niet terug?’ vroeg Vin.

      Sazed schudde zijn hoofd en Vin zuchtte. Kelsier vond dat ze nog niet ervaren genoeg was om hem op zijn nachtelijke expedities te vergezellen. Meestal ging hij direct na zijn trainingssessies met Vin erop uit. De laatste twee maanden had Kelsier de landgoederen van een tiental verschillende adellijke huizen, in zowel Luthadel als Fellise, ‘bezoekjes’ gebracht. Hij wisselde zijn vermomming en motieven af om een zo groot mogelijke sfeer van verwarring tussen de Grote Huizen te creëren.

      ‘Wat is er?’ vroeg Vin aan Sazed, die haar met een vreemde blik aankeek.

      De Terrisman boog eerbiedig zijn hoofd. ‘Ik vroeg me af of u zo goed zou willen zijn naar nog een voorstel te luisteren.’

      Vin rolde zuchtend met haar ogen. ‘Goed.’ Ik kan toch niet anders dan hier zitten.

      ‘Ik denk dat ik de perfecte religie voor u heb gevonden,’ zei Sazed en zijn normaal zo stoïcijnse gezicht vertoonde een zekere gretigheid. ‘Het wordt “Trelagisme” genoemd, naar de godheid Trell. Trell werd aanbeden door een groep mensen, de Nelazanen geheten, een volk dat heel ver noordelijk woonde. Hun land kende een heel vreemde dag-en-nachtcyclus. In sommige maanden van het jaar was het het grootste deel van de dag donker, maar tijdens de zomer daarentegen maar een paar uur.

      De Nelazanen geloofden in de schoonheid van het duister en dat er in daglicht iets goddeloos school. Ze beschouwden de sterren als de Duizend Ogen van Trell die over hen waakten. De zon zagen ze als het ene, jaloerse oog van Trells broer Nalt. Aangezien Nalt maar één oog had, liet hij het fel schitteren om zijn broer te overtreffen. De Nelazanen waren echter niet onder de indruk en gaven de voorkeur aan het aanbidden van de rustige Trell, die over hen waakte, zelfs als Nalt probeerde de hemel over te nemen.’

      Sazed zweeg. Vin wist niet goed hoe ze moest reageren, dus zei ze maar niets.

      ‘Het is echt een goede religie, meesteres Vin,’ zei Sazed nu. ‘Heel zachtaardig, maar toch erg krachtig. De Nelazanen waren als volk niet vooruitstrevend, maar wel vastberaden. Ze hebben de hele nachtelijke hemel in kaart gebracht door alle belangrijke sterren te tellen en een plaats te geven. Hun levenswijze past bij u – vooral hun voorkeur voor de nacht. Ik kan u er meer over vertellen als u dat wenst.’

      Vin schudde haar hoofd. ‘Het is zo goed, Sazed.’

      ‘Niet goed gekozen dan?’ zei Sazed met een lichte frons. ‘Ach ja. Ik zal er nog wat meer over moeten nadenken. Dank u, meesteres – u bent heel geduldig met mij geweest, volgens mij.’

      ‘Er meer over nadenken?’ vroeg Vin. ‘Dit is al de vijfde religie waar je me hebt geprobeerd toe te bekeren, Sazed. Hoeveel meer zijn er nog?’

      ‘Vijfhonderdtweeënzestig,’ zei Sazed. ‘Dat is tenminste het aantal geloofssystemen dat ik ken. Waarschijnlijk en helaas zijn er ook enkele uit de wereld verdwenen zonder sporen achter te laten voor mijn volk om ze te kunnen verzamelen.’

      Vin zweeg even. ‘En jij hebt de kennis over al die religies in je hoofd zitten?’

      ‘Zo veel mogelijk,’ zei Sazed. ‘Hun gebeden, hun overtuigingen, hun mythologie. Veel lijken op elkaar – zijn afsplitsingen of uit elkaar ontstane sektes.’

      ‘Maar dan nog. Hoe kun je dat allemaal onthouden?’

      ‘Daar heb ik zo mijn... methodes voor,’ zei Sazed.

      ‘Maar wat is daar de zin van?’

      Sazed fronste. ‘Dat antwoord ligt voor de hand, volgens mij. Mensen zijn waardevol, meesteres Vin, en dus ook hun overtuigingen. Sinds de Verheffing van duizend jaar geleden zijn er zoveel geloven verdwenen. Het Ministerie van Staal verbiedt het aanbidden van alles en iedereen behalve de Opperheer, en de Inquisiteurs hebben ijverig honderden religies vernietigd. Als niemand zich ze herinnert, zullen ze pas echt verdwijnen.’

      ‘Wil dat zeggen,’ zei Vin ongelovig, ‘dat je mij probeert te laten geloven in religies die al duizend jaar dood zijn?’

      Sazed knikte.

      Is iedereen die met Kelsier omgaat krankzinnig?

      ‘Het Laatste Rijk blijft niet eeuwig bestaan,’ zei Sazed zacht. ‘Ik weet niet of meester Kelsier degene zal zijn die het op de knieën dwingt, maar dat einde komt zeker. En als het zover is – als het Ministerie van Staal niet langer de baas is – zullen de mensen naar de geloven van hun voorvaderen willen terugkeren. En op die dag zullen ze zich tot de Hoeders wenden, en op die dag zullen we de mensheid haar verloren waarheden teruggeven.’

      ‘De Hoeders?’ vroeg Vin terwijl Cosahn om haar heen liep om haar pony bij te knippen. ‘Zijn er meer zoals jij?’

      ‘Niet veel,’ zei Sazed. ‘Maar genoeg om de waarheden aan de volgende generatie door te geven.’

      Vin keek nadenkend voor zich uit, terwijl ze haar best deed de neiging te onderdrukken om onder Cosahns handen uit te wriggelen. De vrouw nam er beslist de tijd voor – toen Reen Vins haar knipte, was hij met een paar snelle happen klaar.

      ‘Zullen we, terwijl we wachten, verder gaan met de lessen, meesteres Vin?’ vroeg Sazed.

      Vin keek de Terrisman aan en glimlachte. Hij wist dat hij haar in de tang had; ze kon zich niet voor hem verschuilen, ze kon niet eens bij het raam gaan zitten en in de nevels turen. Ze kon alleen maar stilzitten en luisteren. ‘Oké.’

      ‘Kunt u alle tien Grote Huizen van Luthadel in volgorde van belangrijkheid opnoemen?’

      ‘Ventra, Hasting, Elariel, Tekiel, Lekal, Erikeller, Erikell, Haught, Urbain en Buvidas.’

      ‘Heel goed,’ zei Sazed. ‘En u bent?’

      ‘Ik ben Vrouwe Valette Renoux, vierde nicht van Heer Teven Renoux, van wie dit landhuis is. Mijn ouders – Heer Hadren en Vrouwe Fellette Renoux – wonen in Chakath, een stad in de Westelijke Domeinen. Belangrijkste exportproduct: wol. Mijn familie handelt in kleurstoffen, vooral helderrood, afkomstig van de slangen die daar voorkomen, en groenachtig geel uit boombast. Mijn ouders hebben mij als onderdeel van een handelsovereenkomst met hun verre neef naar Luthadel gestuurd om wat tijd aan het hof door te brengen.’

      Sazed knikte. ‘En hoe ervaart u deze mogelijkheid?’

      ‘Ik voel me verwonderd en een beetje overweldigd,’ zei Vin. ‘Mensen zullen aandacht aan me besteden om in een goed blaadje te komen bij Heer Renoux. Aangezien ik niet bekend ben met hoe het er aan het hof aan toe gaat, zal ik gestreeld zijn door die aandacht. Ik zal in het gevlij proberen te komen bij de hofhouding, maar ik zal me rustig gedragen en ervoor zorgen niet in de problemen te komen.’

      ‘Uw geheugen is bewonderenswaardig, meesteres,’ zei Sazed. ‘Deze nederige begeleider vraagt zich wel af of u nog succesvoller zou kunnen zijn als u zich meer aan de studie zou wijden in plaats van te proberen onze lessen te mijden.’

      Vin keek hem aan. ‘Trakteren alle “nederige begeleiders” van Terris hun meesters op dergelijke brutale praat?’

      ‘Alleen degenen die succesvol zijn.’

      Vin bleef hem aankijken en zuchtte. ‘Het spijt me, Saz. Het is niet mijn bedoeling je lessen te mijden. Ik wil... de nevels... ik raak soms afgeleid.’

      ‘Eerlijk gezegd en gelukkigerwijs bent u een erg snelle leerling. Maar de mensen aan het hof hebben hun hele leven de tijd gehad om de etiquette te bestuderen. Zelfs als edelvrouwe van het platteland zijn er bepaalde dingen die u behoort te weten.’

      ‘Weet ik,’ zei Vin. ‘Ik moet niet opvallen, natuurlijk.’

      ‘O, dat kunt u niet vermijden, meesteres. Een nieuwkomer uit een afgelegen deel van het rijk? Ja, ze zullen u wel degelijk opmerken. We willen alleen niet dat ze argwaan krijgen. Eerst moet u gezien worden en vervolgens genegeerd. Als u zich te erg als een dwaas gedraagt, is dat verdacht.’

      Fantastisch.

      Sazed zweeg en hield oplettend zijn hoofd schuin. Het volgende moment hoorde Vin voetstappen klinken in de gang. Kelsier slenterde met een zelfingenomen glimlach de keuken binnen. Hij trok zijn nevelmantel uit en bleef stilstaan toen hij Vin zag.

      ‘Wat is er?’ vroeg ze, terwijl ze wat dieper in de stoel wegdook.

      ‘Dat kapsel ziet er goed uit,’ zei Kelsier. ‘Goed werk, Cosahn.’

      ‘Geen moeite, meester Kelsier.’ Vin hoorde aan haar stem dat ze bloosde. ‘Ik doe mijn best met wat er is.’

      ‘Spiegel,’ zei Vin en ze stak haar hand uit.

      Cosahn reikte haar er een aan. Vin hield hem op en wat ze zag, deed haar even zwijgen. Ze zag eruit als... als een meisje.

      Cosahn had op een geweldige manier voor elkaar gekregen dat haar haren overal even lang waren, ze had alle happen en plukken verwijderd. Altijd als haar haar te lang werd, kreeg het de neiging rechtop te gaan staan. Maar ook daar had Cosahn iets aan gedaan. Vins haar was nog steeds niet erg lang – het kwam nauwelijks over haar oren – maar het hing tenminste naar beneden.

      Je wilt toch niet dat ze je als een meisje beschouwen, waarschuwde Reens stem. Maar ze merkte dat ze die stem deze keer wilde negeren.

      ‘Het lukt misschien nog wel om een echte dame van je te maken, Vin!’ zei Kelsier lachend, wat hem op een woedende blik van haar kwam te staan.

      ‘Dan moeten we haar eerst zover zien te krijgen dat ze niet zo vaak kwaad kijkt, meester Kelsier,’ merkte Sazed op.

      ‘Dat zal moeilijk worden,’ zei Kelsier. ‘Ze doet niets liever dan gezichten trekken. Hoe dan ook, goed gedaan, Cosahn.’

      ‘Ik moet het nog wel hier en daar wat bijknippen, meester Kelsier,’ zei de vrouw.

      ‘Ga je gang,’ zei Kelsier. ‘Maar ik neem Sazed even mee.’

      Kelsier knipoogde naar Vin, glimlachte tegen Cosahn en verliet met Sazed de keuken – zodat Vin wederom moest achterblijven zonder dat ze de kans kreeg om af te luisteren.

 

Kelsier keek nog even achterom in de keuken naar Vin, die nors in haar stoel zat. Het kapsel was echt goed gelukt. Maar zijn compliment had ook nog een verborgen motief – hij vermoedde dat Vin een veel te groot deel van haar leven was verteld dat ze waardeloos was. Als ze wat meer zelfvertrouwen kreeg, zou ze zich misschien wat minder vaak verschuilen.

      Hij liet de deur dichtvallen en wendde zich tot Sazed. De Terrisman wachtte, zoals altijd, geduldig tot hij toegesproken werd.

      ‘Hoe gaan de oefeningen?’ vroeg Kelsier.

      ‘Heel goed, meester Kelsier,’ zei Sazed. ‘Ze wist al enkele dingen die haar broer haar heeft geleerd. Buiten dat, is ze een zeer intelligent meisje – opmerkzaam en met een geheugen. Dat had ik niet verwacht van iemand die in haar omstandigheden is opgegroeid.’

      ‘Veel straatkinderen zijn slim,’ zei Kelsier. ‘Als ze tenminste niet dood zijn.’

      Sazed knikte ernstig. ‘Ze is heel erg op zichzelf, en ik heb het gevoel dat ze niet goed begrijpt wat de waarde van mijn lessen is. Ze is erg gehoorzaam, maar maakt gebruik van ieder foutje of misverstand. Als ik haar niet precies vertel wanneer en waar we elkaar zullen treffen, moet ik vaak het hele landhuis naar haar afzoeken.’

      Kelsier knikte. ‘Ik vermoed dat dat haar manier is om nog een beetje controle over haar leven te houden. Maar wat ik eigenlijk wil weten is of ze er klaar voor is of niet.’

      ‘Ik weet het niet, meester Kelsier,’ antwoordde Sazed. ‘Louter kennis is niet hetzelfde als bekwaamheid. Ik weet niet zeker of ze over de... zelfbeheersing beschikt om een adellijke dame te imiteren, ook al gaat het om een die jong en onervaren is. We hebben diners nagespeeld, conversatie volgens de etiquette ingestudeerd en roddels doorgenomen. Ze lijkt alles in een gecontroleerde situatie te beheersen. Ze heeft het er zelfs goed van afgebracht bij theepartijtjes waarbij Renoux gasten van adel had uitgenodigd. Maar we kunnen pas zeggen of ze dit allemaal echt kan als we hebben gezien hoe ze zich alleen in een feestzaal vol aristocraten houdt.’

      ‘Ik zou graag willen dat ze meer oefentijd had,’ zei Kelsier hoofdschuddend. ‘Maar iedere week die we langer aan de voorbereidingen besteden, vergroot de kans dat het Ministerie iets ontdekt over het groeiende leger in de grotten.’

      ‘Het is een kwestie van balans,’ zei Sazed. ‘We moeten net zo lang wachten tot we de benodigde manschappen bij elkaar hebben, en toch snel genoeg opereren om ontdekking te voorkomen.’

      Kelsier knikte. ‘We kunnen het niet van één bendelid laten afhangen – als Vin het er slecht van afbrengt, moeten we een andere mol zien te vinden. Arm kind – ik wilde maar dat ik meer tijd had om haar in de Ertsmagie te oefenen. Ze heeft nauwelijks de eerste vier metalen onder de knie. Ik heb gewoon niet genoeg tíjd!’

      ‘Mag ik een suggestie doen...’

      ‘Natuurlijk, Saz.’

      ‘Stuur het kind met een paar van de Nevelaarbendeleden op pad,’ zei Sazed. ‘Ik heb gehoord dat de man Bries een erg ervaren Susser is, en de anderen zijn zeker even bekwaam. Laat hun meesteres Vin maar eens zien hoe ze haar vermogens kan gebruiken.’

      Kelsier dacht even na. ‘Dat is een goed idee, Saz.’

      ‘Maar?’

      Kelsier keek achterom naar de deur waarachter Vin nog steeds gemelijk haar kapbeurt onderging. ‘Ik weet het niet. Vandaag, toen we oefenden, raakten we verwikkeld in een wedstrijdje staal-Duwen. Het kind weegt nog niet de helft van wat ik weeg, maar ondanks dat kreeg ik er behoorlijk van langs.’

      ‘Verschillende mensen hebben in Ertsmagie nu eenmaal verschillende krachtniveaus,’ zei Sazed.

      ‘Ja, maar die verschillen zijn meestal niet zo groot,’ zei Kelsier. ‘Bovendien heeft het mij maanden gekost om te leren hoe ik mijn Duw- en Trekkracht moest gebruiken. Het is niet zo eenvoudig als het klinkt – zelfs zoiets simpels als jezelf op een dak Duwen vereist kennis over gewicht, balans en baanberekening.

      Maar Vin... zij lijkt al die zaken intuïtief te weten. Weliswaar kan ze alleen nog maar de eerste vier metalen met enige vaardigheid gebruiken, maar haar progressie is verbazingwekkend.’

      ‘Ze is een heel speciaal meisje.’

      Kelsier knikte. ‘Ze verdient meer tijd om haar krachten te leren beheersen. Ik voel me een beetje schuldig dat ik haar bij mijn plannen heb betrokken. Waarschijnlijk zal ze samen met de rest van ons haar einde vinden in een executieceremonie van het Ministerie.’

      ‘Maar dat schuldgevoel zal u er niet van weerhouden haar als spion op de aristocratie af te sturen.’

      Kelsier schudde zijn hoofd. ‘Nee,’ zei hij rustig. ‘Dat is waar. We moeten ieder voordeel uitbuiten. Alleen... let een beetje op haar, Saz. Van nu af aan ben jij Vins oppasser en beschermer bij alles waar ze naartoe gaat – niemand zal het gek vinden dat ze een bediende van Terris meeneemt.’

      ‘Totaal niet,’ stemde Sazed in. ‘Het zou eerder heel vreemd zijn om een meisje van haar leeftijd zonder escorte naar hoofse bijeenkomsten en partijen te sturen.’

      Kelsier knikte. ‘Bescherm haar, Saz. Ze mag dan een machtig Ertsmagiër zijn, maar ze is heel onervaren. Ik zal me een heel stuk minder schuldig voelen over het feit dat ik haar die aristocratische slangenkuil in stuur als ik weet dat jij bij haar bent.’

      ‘Ik zal haar met mijn leven beschermen, meester Kelsier. Dat beloof ik u.’

      Kelsier glimlachte en legde dankbaar een hand op Sazeds schouder. ‘Ik heb nu al medelijden met de man die jouw de voet dwars zet.’

      Sazed boog bescheiden zijn hoofd. Hij zag er misschien ongevaarlijk uit, maar Kelsier wist welke verborgen krachten de man had. De meeste mannen, of ze nu Ertsmagiër waren of niet, hadden een zware dobber aan een Hoeder als diens woede eenmaal gewekt was. Dat was waarschijnlijk ook de reden dat het Ministerie de sekte zo goed als uitgeroeid had.

      ‘Oké,’ zei Kelsier. ‘Ga verder met je lessen. Heer Ventra geeft aan het eind van de week een bal, en – klaar of niet – Vin gaat ernaartoe.

Het laatste rijk
titlepage.xhtml
Sanderson_Laatste_Rijk.html
Sanderson_Laatste_Rijk-1.html
Sanderson_Laatste_Rijk-2.html
Sanderson_Laatste_Rijk-3.html
Sanderson_Laatste_Rijk-4.html
Sanderson_Laatste_Rijk-5.html
Sanderson_Laatste_Rijk-6.html
Sanderson_Laatste_Rijk-7.html
Sanderson_Laatste_Rijk-8.html
Sanderson_Laatste_Rijk-9.html
Sanderson_Laatste_Rijk-10.html
Sanderson_Laatste_Rijk-11.html
Sanderson_Laatste_Rijk-12.html
Sanderson_Laatste_Rijk-13.html
Sanderson_Laatste_Rijk-14.html
Sanderson_Laatste_Rijk-15.html
Sanderson_Laatste_Rijk-16.html
Sanderson_Laatste_Rijk-17.html
Sanderson_Laatste_Rijk-18.html
Sanderson_Laatste_Rijk-19.html
Sanderson_Laatste_Rijk-20.html
Sanderson_Laatste_Rijk-21.html
Sanderson_Laatste_Rijk-22.html
Sanderson_Laatste_Rijk-23.html
Sanderson_Laatste_Rijk-24.html
Sanderson_Laatste_Rijk-25.html
Sanderson_Laatste_Rijk-26.html
Sanderson_Laatste_Rijk-27.html
Sanderson_Laatste_Rijk-28.html
Sanderson_Laatste_Rijk-29.html
Sanderson_Laatste_Rijk-30.html
Sanderson_Laatste_Rijk-31.html
Sanderson_Laatste_Rijk-32.html
Sanderson_Laatste_Rijk-33.html
Sanderson_Laatste_Rijk-34.html
Sanderson_Laatste_Rijk-35.html
Sanderson_Laatste_Rijk-36.html
Sanderson_Laatste_Rijk-37.html
Sanderson_Laatste_Rijk-38.html
Sanderson_Laatste_Rijk-39.html
Sanderson_Laatste_Rijk-40.html
Sanderson_Laatste_Rijk-41.html
Sanderson_Laatste_Rijk-42.html
Sanderson_Laatste_Rijk-43.html
Sanderson_Laatste_Rijk-44.html
Sanderson_Laatste_Rijk-45.html
Sanderson_Laatste_Rijk-46.html
Sanderson_Laatste_Rijk-47.html
Sanderson_Laatste_Rijk-48.html
Sanderson_Laatste_Rijk-49.html
Sanderson_Laatste_Rijk-50.html
Sanderson_Laatste_Rijk-51.html
Sanderson_Laatste_Rijk-52.html
Sanderson_Laatste_Rijk-53.xhtml