12
De zaal van de Hoge Raad der Elfen bevond zich niet ver van het paleis in een bosschage witte eiken. Het gebouw was opgetrokken uit zware balken, opgevuld met metselwerk en de raadszaal zelf, waar het bij dit gebouw om ging, was een grote, achthoekige ruimte, met een zoldering van balken die vanaf steunpunten op de muren hoog in het midden samenkwamen, als een grote tent. Zware houten deuren bevonden zich tegenover een verhoging met drie treden waarop de Elfentroon stond, met standaards ernaast waaraan vaandels hingen met de wapens van de regerende geslachten. Aan weerszijden stonden rijen banken langs de muren voor waarnemers en deelnemers aan openbare vergaderingen. Midden in de zaal stond een ronde tafel met eenentwintig stoelen. Hier zat de Hoge Raad bij zittingen met de koning of koningin.
Ellenroh Elessedil kwam stijlvol binnen met haar
gewaad achter zich waaierend, de Ruchastaf voor haar uit en Wren,
Garth, Triss en een paar mannen van de Thuiswacht achter zich
aan.
Gavilan Elessedil zat al aan de raadstafel en stond vlug op toen de
koningin verscheen. Hij droeg een maliënkolder en zijn zwaard hing
aan zijn stoel. De koningin ging naar hem toe, omhelsde hem
hartelijk en liep naar het hoofd van de tafel.
'Wren,' zei ze, zich omdraaiend, 'kom naast me
zitten.'
Wren deed wat haar gevraagd werd. Garth liep naar de banken en ging
daar zitten. De deuren gingen weer dicht, met aan weerszijden een
lid van de Thuiswacht. Triss nam naast Gavilan plaats aan de tafel
en zijn smalle gezicht stond strak en ongenaakbaar. Gavilan ging
recht zitten in zijn stoel, glimlachte ongemakkelijk naar Wren,
trok zenuwachtig zijn mouwen strak en keek weer voor zich. Ellenroh
vouwde haar handen, sprak niet en wachtte kennelijk op wie nog
zouden komen. Wren overzag de zaal en tuurde in hoeken waar het
lamplicht niet doordrong. Gewreven houtwerk glansde zwak achter
Garth, en aan de randen van lichtkringen dansten schaduwen. Achter
haar hingen de vaandels slap en de motieven gingen schuil in diepe
plooien. Alleen het schuifelen van laarzen en geritsel van kleren
verstoorden de stilte.
Opeens zag ze Eowen, die nauwelijks zichtbaar in het
bijna donker zat, in de banken tegenover Garth.
Wren keek meteen naar de koningin, maar Ellenroh liet
niet merken dat ze wist dat de zieneres er was en bleef strak
naar de deuren kijken. Wren keek nog even naar Eowen en staarde
toen in het donker. Ze voelde de spanning in de lucht hangen. Ieder
die in de zaal zat wist dat er iets ging gebeuren, maar alleen de
koningin wist wat. Wren haalde diep adem. De koningin had gezegd
dat Wren voor dit moment naar Arborlon was gekomen.
Wees mijn ogen en oren, en mijn rechterhand.
Waarom?
De deuren van de raadszaal gingen open en Aurin Striate kwam met twee mannen binnen. De eerste was oud, zwaarlijvig, met grijzend haar en trage, zwaarwichtige bewegingen, wat aangaf dat hij weinig geduld had met tegenstrevers. De tweede was van gemiddelde lengte, gladgeschoren, met waakzame ogen, en hij bewoog zich kwiek. Hij glimlachte bij het binnenkomen. De andere keek nors.
'Barsimmon Oridio,' begroette de koningin de eerste.
'Eton Shart. Bedankt voor jullie komst. Blijf alsjeblieft,
Aurin.'
De drie mannen namen plaats, met hun ogen op de koningin gevestigd.
Iedereen keek nu naar haar en wachtte.
'Cort, Dal,' zei ze tegen de wachters bij de deur. 'Wacht
alsjeblieft buiten.'
De Elfenjagers glipten door de deuren en verdwenen. De deuren gingen zachtjes dicht.
'Mijn vrienden.' Ellenroh Elessedil zat rechtop in haar stoel en haar stem droeg met gemak door de hele zaal. 'We kunnen niet langer doen alsof. We kunnen er niet omheen. We mogen niet liegen. Dat wat we al tien jaar met man en macht willen voorkomen is nu gebeurd.'
'Mevrouw,' begon Barsimmon Oridio, maar haar blik deed hem zwijgen.
'Vanavond zijn de demonen door de Kiel gebroken. De magie is al maanden, zo niet jaren, aan het minderen en de wezens daar buiten hebben er kracht aan ontstolen. Vanavond sloeg de balans zodanig door dat ze een bres wisten te slaan. Onze jagers vochten dapper om dit te voorkomen en deden alles om de aanval af te slaan. Dat lukte niet. Phaeton werd gedood. Uiteindelijk was ik gedwongen de Ruchastaf te gebruiken, anders zou de stad zijn gevallen.'
'Mevrouw, dat is niet waar!' Barsimmon Oridio kon zich niet langer inhouden. 'Het leger zou te hoop zijn gelopen. Het had gezegevierd. Phaeton nam te veel risico's, anders had hij nog geleefd!'
'Hij nam risico's om ons te redden.' Ellenroh keek
staalhard.
'Spreek geen kwaad over hem, commandant. Ik wil het
niet hebben.' De dikke man keek nog norser. 'Bar,' sprak de
koningin nu zacht, met hoorbare warmte in haar stem. 'Ik was
erbij. Ik zag het gebeuren.'
Ze wachtte tot hij zijn felle ogen neersloeg en keek weer over
de tafel uit. 'De Kiel zal ons niet veel langer beschermen. Ik heb
hem versterkt met de Ruchastaf, maar dat kan ik niet nog eens doen,
anders verliezen we de kracht misschien geheel. En dat kan ik niet
toestaan, vrienden. Ik heb u bijeengeroepen om u te zeggen dat ik
tot een andere gedragslijn heb besloten.'
Ze keerde zich naar Wren. 'Dit is mijn kleindochter Wren. Het kind
van Alleyne, tot ons gezonden uit de oude wereld zoals voorzien
door Eowen Cerise. Zij komt, aldus belooft de voorspelling, opdat
de Elfen worden gered. Ik heb vele jaren op haar komst gewacht,
zonder werkelijk te geloven dat het zou gebeuren of dat ze iets
voor ons kon doen. Eigenlijk wilde ik niet dat ze kwam, omdat ik
vreesde haar net als Alleyne te verliezen.'
Ze raakte even zacht Wrens wang aan. 'Ik vrees nog
steeds. Maar Wren is hier ondanks mijn angsten, is de
uitgestrektheid van de Blauwe Deler overgestoken en trotseerde de
verschrikkingen van de demonen om nu hier bij ons te zitten. Ik
betwijfel niet langer dat ze bedoeld is om ons te redden, zoals
Eowen voorspelde.' Ze zweeg even. 'Wren gelooft en begrijpt dit nog
niet.' Ze schonk Wren een liefdevolle blik. 'Ze had haar redenen om
naar Arborlon te komen. De schim van Allanon riep haar op en zond
haar uit om ons te zoeken. Naar verluidt hebben ook de Vier Landen
met demonen te kampen, wezens die Schadauwen heten. De schim
benadrukte dat wij nodig zijn voor het behoud van de Vier
Landen.'
'Wat er in de Vier Landen gebeurt, is ons probleem niet, mevrouw,' zei Eton Shart rustig.
Ze keerde zich naar hem. 'Ja, Eerste Minister, dat zeiden
we meer dan honderd jaar lang, nietwaar? Maar als we het nu
eens mis hebben? Als ons probleem tevens het hunne is? Stel, dat
anders dan we geloofden, het lot van ieder samenhangt en overleven
afhangt van totale samenwerking? Wren, vertel de aanwezigen hoe je
me hebt kunnen vinden. Vertel hun alles wat de Druïde en de oude
man zeiden. Vertel ook over de Elfenstenen. Het is nu in orde.
Het wordt tijd dat ze het weten.'
Dus vertelde Wren weer hoe ze met Garth naar Arborlon was gekomen.
Ze begon met de dromen en eindigde met de ontdekking wie ze was. Ze
sprak aarzelend over de Elfenstenen, want ze wist nog steeds niet
zeker of ze daar goed aan deed. Maar de koningin knikte
bemoedigend, en ze vertelde alles. Het werd stil toen ze klaar was.
De aanwezigen wisselden onzekere blikken. Gavilan staarde naar haar
alsof hij haar voor het eerst zag.
'Begrijpt u nu waarom ik vind dat we hetgeen buiten Morrowindl
gebeurt onmogelijk langer kunnen negeren?' vroeg de koningin
zacht.
'Mevrouw, ik geloof dat we het begrijpen,' zei de Uil, 'maar we moeten weten wat u gaat voorstellen.'
Ellenroh knikte. 'Ja, Aurin, dat is zo.' Het werd weer stil.
'Op Morrowindl hebben we niets meer te zoeken,' zei ze
tenlotte.
'Daarom wordt het tijd dat we vertrekken, terugkeren naar de oude
wereld en er weer deel van gaan uitmaken. Onze dagen van
verdwijning en afzondering zijn voorbij. Het is tijd om de Loden te
gebruiken.'
Gavilan schoot overeind. 'Nee, tante Ell! We mogen het
niet opgeven! Hoe weten we dat de Loden na al die tijd nog
werkt? Het is niet meer dan een verhaal! En de magie van de
Kiel dan? Als we vertrekken, is die verloren! Dat kunnen we
niet doen!'
Wren hoorde Barsimmon Oridio instemmend brommen.
'Gavilan!' Ellenroh was woedend. 'We zijn in beraad.
Je hebt me naar behoren aan te spreken!'
Gavilan werd rood. 'Mijn excuses, mevrouw.'
'Zitten jij!' zei de koningin scherp. Gavilan ging zitten.
'Het komt me voor dat we ons huidige dilemma moeten wijten aan
besluiteloosheid. We hebben de zaak te lang op zijn beloop gelaten.
We lieten ons de wet voorschrijven door het lot. We zijn met de
magie blijven doormodderen toen we allang inzagen dat we er niet
meer op konden vertrouwen.'
'Mevrouw!' maande de bleek geworden Eton Shart.
'Ja, ik weet het,' antwoordde Ellenroh. Ze keek niet rechtstreeks
naar Wren, maar het meisje zag aan een flikkering in haar ogen dat
de waarschuwing met haarzelf te maken had.
'Mevrouw, verlangt u dat we de magie helemaal opgeven?'
De koningin knikte. 'Het heeft niet veel zin meer er nog
aan vast te houden, nietwaar, Eerste Minister?'
'Maar, zoals de jonge Gavilan opmerkt, we kunnen niet weten of de
Loden aan de verwachtingen zal beantwoorden.'
'Als hij niet werkt, is er nog niets verloren. Behalve misschien
onze laatste ontsnappingskans.'
'Maar ontkomen, mevrouw, is niet zonder meer het
antwoord waar we naar zoeken. Misschien dat hulp uit een
andere bron...'
'Eton.' De koningin onderbrak hem. 'Denk eens na bij wat
je zegt. Wat voor andere bron? Wou je nog meer magie
inzetten?
Moeten we wat we hebben dan op een andere manier gebruiken,
misschien om het in weer een andere verschrikking om te zetten? Of
moeten we hulp zoeken bij dezelfde mensen die we jaren geleden
overlieten aan de Federatie?'
'We hebben een leger, mevrouw,' verklaarde Barsimmon Oridio
korzelig.
'Ja, Bar, dat is zo. Voorlopig ja. Maar de verloren
gegane levens krijgen we niet terug. Die magie hebben we niet. Elke
nieuwe aanval kost ons weer Jagers. De demonen lijken wel uit de
lucht te vallen. Als we blijven, hebben we binnenkort geen leger
meer.'
Ze schudde traag het hoofd en glimlachte wrang. 'Ik weet
wat ik vraag. Als we Arborlon en de Elfen terugbrengen naar
de Mensenwereld, naar de Vier Landen en hun Volken, dan gaat
de magie verloren. We zullen weer zijn als vroeger, maar misschien
is dat genoeg. Misschien moeten we het ermee doen.'
De aanwezigen rond de tafel bekeken haar met een mengeling van
woede, twijfel en verwondering.
'Ik begrijp het niet van die magie,' zei Wren opeens, want
ze kon er niet meer tegen er zomaar bij te zitten terwijl
steeds meer vragen bij haar rezen. 'Wat bedoelt u als u zegt dat de
magie verloren gaat als we Morrowindl verlaten?'
Ellenroh keek haar aan. 'Ik vergeet maar steeds, Wren, dat
je niet ingevoerd bent in onze kennis en nog weinig weet van
de oorsprongen van magie. Ik zal het heel eenvoudig houden.
Als ik de Loden in werking stel, zoals ik van plan ben, dan
worden Arborlon en de Elfen verzameld in de Elfensteen voor de
terugreis naar het Westland. De enige magie die dan overblijft is
die welke uit de Loden komt en beschermt wat erin is. Is Arborlon
hersteld, dan is de magie verdwenen. De Loden heeft namelijk maar
één toepassing en de magie verdwijnt na gebruik ervan.'
Wren schudde in verwarring haar hoofd. 'Maar hij kon toch
zo de Kiel herstellen toen de demonen een bres sloegen? Hoe
zit dat dan?'
'Inderdaad. Ik paste iets van dezelfde magie toe die de Loden nodig heeft om de stad en haar bevolking op te nemen. Kortom, ik maakte iets van zijn kracht op, maar dat gaat ten koste van datgene waar de Elfensteen eigenlijk voor dient.' Ellenroh zweeg even. 'Wren, je weet inmiddels wel dat de Elfen iets terughaalden van de magie die ze in de Feeëntijd hanteerden.
Dat deden ze na de ontdekking dat de magie haar eigen bron had in de aarde en de elementen. Al voor we naar Morrowindl kwamen, lang voor mijn tijd, werd besloten te proberen de magie terug te krijgen. Die poging is niet geheel geslaagd. Later zag men er geheel van af. Wat er aan magie over was, ging op aan de vorming van de Kiel. Maar de magie bestaat slechts zolang de behoefte bestaat. Is de stad verdwenen, dan is die behoefte er ook niet meer. Wanneer dat gebeurt, verdwijnt de magie.'
'En is die niet te herstellen als u terugbent
in het Westland?'
Ellenrohs gezicht betrok. 'Nee Wren. Nooit meer.'
'U veronderstelt...' begon Gavilan.
'Nooit!' beet Ellenroh hem toe, en Gavilan hield
zijn mond.
'Mevrouw,' kwam Eton Shart er bescheiden tussen. 'Zelfs als we
doen wat u voorstelt en de kracht van de Loden oproepen, wat
is dan onze kans om weer in het Westland te komen? De demonen
zijn overal. Zoals u zegt hebben we ons nauwelijks binnen de
muren kunnen handhaven. Wat gebeurt er als de muren weg zijn?
Kan zelfs het leger ons dan veilig naar de kust brengen? En wat
moeten we dan, zonder boten en gidsen?'
'Het leger kan op het strand niet lang stand houden,
mevrouw,' beaamde Barsimmon Oridio.
'Nee Bar, dat kan ook niet,' zei de koningin.
'Maar ik wil het leger daar niet voor gebruiken. Ik denk dat
we het beste Morrowindl kunnen verlaten zoals we zijn gekomen:
veilig besloten in de Loden en met een ploegje betrouwbare mensen
om die te vervoeren.'
Ieder zweeg onthutst.
'Een ploegje, mevrouw?' Barsimmon Oridio was verbijsterd. 'Dat maakt geen schijn van kans!'
'Dat weet ik nog zo net niet,' peinsde Aurin
Striate hardop.
De koningin glimlachte. 'Inderdaad, Aurin. Ten slotte
bewijst mijn kleindochter dat. Ze kwam door de demonen heen
met alleen haar vriend Garth om haar te helpen. In feite maakt
een kleine groep een veel betere kans om erdoor te komen dan
een heel leger. Een kleine groep kan zich snel en ongezien
verplaatsen. Het is een riskante tocht, maar het is te doen. Voor
wat er moet gebeuren als die groep het strand bereikt, heeft Wren
voor ons al iets geregeld. De Vleugelruiter Tijger Ty zal
klaarstaan met zijn Roc om minstens een van ons en de Loden in
veiligheid te brengen. Andere Vleugelruiters kunnen de rest
ophalen.
Ik heb dit zorgvuldig overdacht en het lijkt me de beste oplossing
voor ons probleem. Ik denk, vrienden, dat het de enige oplossing
is.'
Gavilan schudde zijn hoofd. Zijn knappe gezicht
stond nu beheerst. 'Mevrouw, ik weet hoe hopeloos de zaak
ervoor staat.
Maar als de gok die u voorstelt mislukt, is het hele
Elfenvolk verloren. Voorgoed. Als het groepje met de Loden
wordt gedood, kan de kracht van de Elfenstenen niet worden
opgeroepen en zit de stad met haar bevolking gevangen. Dat risico
kunnen we volgens mij niet nemen.'
'Denk je, Gavilan?' vroeg de koningin zacht.
'Het is minder riskant om nog wat magie uit de aarde op te roepen,'
antwoordde hij. Zijn hand ging omhoog om haar scherpe protest te
bezweren. 'Ik ken de gevaren. Maar deze keer kunnen we slagen. Deze
keer is de magie mogelijk sterk genoeg om ons veilig binnen de Kiel
te bewaren en de duistere wezens buiten te sluiten.'
'Voor hoelang, Gavilan? Nog een jaar? Twee? Met ons volk gevangen in de stad?'
'Dat is beter dan verdelging. Een jaar kan ons de
tijd geven om de aardmagie te leren beheersen. Er moet een
methode zijn, mevrouw. We moeten die alleen ontdekken.'
De koningin schudde triest haar hoofd. 'Dat zeggen we al
meer dan een eeuw. Niemand heeft tot dusver de oplossing
gevonden. Zie wat we onszelf aandeden. Hebben we dan niets
geleerd?'
Wren begreep niet geheel waar het over ging, maar genoeg om in te
zien dat de Elfen op zeker moment in de problemen waren geraakt met
de magie die ze ontketenden. Ellenroh zei dat ze er geheel van af
moesten zien. Gavilan vond dat ze moesten blijven proberen het
onder de knie te krijgen. Zonder dat het werd uitgesproken wist
Wren zeker dat de demonen de kern van de kwestie vormden.
'Aurin.' De koningin wendde zich plotseling tot de Uil. 'Wat denk jij van mijn plan?'
De Uil haalde zijn schouders op. 'Het lijkt me
uitvoerbaar, mevrouw. Ik heb jaren buiten de stadsmuren
geleefd. Ik weet dat het voor een eenling mogelijk is zich
onopgemerkt tussen de demonen te bewegen. Met een klein groepje
moet hetzelfde kunnen. Zoals u zegt zijn Wren en Garth van de kust
hierheen gekomen. Volgens mij kunnen ze op dezelfde manier
terug.'
'Wil je zeggen dat je de Loden aan dit meisje en haar
vriend wilt toevertrouwen?' riep Barsimmon Oridio ongelovig
uit.
'Een goede keus, dacht je niet?' antwoordde Ellenroh minzaam.
Ze keek naar Wren, die meende dat ze de laatste was aan wie de
koningin zou denken. 'Maar natuurlijk moeten we het eerst aan hen
vragen,' vervolgde Ellenroh, alsof ze haar gedachten las.
'In elk geval denk ik dat er meer dan twee nodig zijn.'
'Hoeveel dan?' wilde de Elfencommandant weten.
'Ja, hoeveel?' echode Eton Shart.
De koningin glimlachte en Wren wist wat ze dacht. Ze had hen zover dat ze het voorstel overwogen en er niet eenvoudig tegen waren. Ze stemden nog nergens mee in, maar maakten tenminste een afweging.
'Negen,' zei de koningin. 'Het geluksgetal voor ons Elfen. Precies genoeg om te garanderen dat het karwei goed wordt geklaard.'
'Wie moeten er mee?' vroeg Barsimmon Oridio
zacht.
'Jij niet, Bar,' antwoordde de koningin. 'Jij ook niet, Eton. Dit
is een taak voor jonge mannen. Ik wil dat jullie in de stad blijven
bij de mensen. Dit zal allemaal nieuw voor hen zijn. De Loden
is ten slotte maar een verhaal. Iemand moet tijdens mijn
afwezigheid de orde bewaren, en dat kunnen jullie het best.'
'U bent dus voornemens de tocht mee te maken?' vroeg Eton Shart. 'Deze taak voor jonge mannen?'
'Kijk niet zo misprijzend, Eerste Minister,' zei Ellenroh vriendelijk. 'Natuurlijk moet ik mee. De Ruchastaf behoort mij toe en ik moet de kracht van de Loden oproepen. Daar komt bij dat ik de koningin ben. Het is mijn taak te zorgen dat mijn volk en mijn stad veilig terug in het Westland komen. Bovendien is het mijn plan. Ik kan dat niet bepleiten en de uitvoering aan anderen overlaten.'
'Mevrouw, ik denk niet...' begon Aurin Striate
weifelend.
'Uil, zeg het alsjeblieft niet.' Ellenrohs frons deed de
ander zwijgen. 'Ik weet nu al woord voor woord wat je ertegen
in zult brengen, dus doe geen moeite. Als je het nodig vindt,
kun je het me onderweg zeggen, want ik verwacht dat ook jij de
tocht meemaakt.'
'Ik had alles liever gezien.' Het doorgroefde gezicht van de Uil stond uiterst zorgelijk.
'Niemand weet beter buiten de muren te
overleven dan jij, Aurin. Jij zult daar onze ogen en oren zijn,
mijn vriend.'
De Uil knikte instemmend.
Ellenroh keek in het rond. 'Triss, ik heb jou,
Cort en Dal nodig om de Loden en ons te beveiligen. Dat is
vijf. Eowen gaat mee.
We kunnen haar visioenen nodig hebben om te overleven. Gavilan.' Ze
keek haar neef hoopvol aan. 'Ik zou graag zien dat jij ook
meeging.'
Gavilan Elessedil verraste hen allen met een
brede glimlach.
'Dat zou ik ook graag zien, mevrouw.'
Ellenroh straalde. 'Na vanavond kun je me weer "tante Ell" noemen, Gavilan.'
Ten slotte wendde ze zich tot Wren. 'En jij, kind. Ga je ook met ons mee? Jij en je vriend Garth? We hebben je hulp nodig. Jij hebt de tocht vanaf de kust gemaakt en het overleefd. Je weet een beetje hoe het daar is en die kennis is waardevol. En de Vleugelruiter heeft beloofd voor jou terug te komen. Vraag ik te veel?'
Wren was even stil. Naar Garth keek ze niet
eens. Ze wist dat hij met alles wat ze besloot akkoord ging.
Ze wist ook dat ze niet naar Arborlon was gekomen om te worden
weggesloten, dat Allanon haar niet had gestuurd om zich te
verstoppen, en dat ze de Elfenstenen niet had ontvangen om ze nooit
te gebruiken.
De werkelijkheid was hard en vergde veel. Ze was gestuurd als meer
dan een boodschapper, om meer te doen dan eenvoudig te vernemen wie
ze was en waar ze vandaan kwam. Haar aandeel in deze zaak - of ze
het prettig vond of niet - begon nog maar net.
'Garth en ik zullen meegaan,' antwoordde ze.
Ze had het gevoel dat haar grootmoeder haar wilde
omhelzen, maar de koningin bleef rechtop in haar stoel zitten
en glimlachte. Wat Wren echter in haar ogen zag was meer dan een
omhelzing.
'Zijn we het hier dus werkelijk over eens?' vroeg Eton Shart opeens aan de andere kant van de tafel.
De zaal was stil toen Ellenroh Elessedil opstond. Met trots en zelfbewustzijn, weerspiegeld in haar fijne gelaatstrekken, haar houding, en de glinstering in haar ogen stond ze voor hen. Wren vond haar grootmoeder op dat moment mooi met haar vlasblonde krullen tot over haar schouders, het gewaad tot op haar voeten, en de lijnen van haar gezicht en lichaam zacht en soepel in de mengeling van licht en donker.
'Dat zijn we, Eton,' antwoordde ze zacht. 'Ik heb
u gevraagd bijeen te komen om mijn besluit te vernemen. Had ik
u niet kunnen overtuigen, zo was mijn voornemen, dan had ik
het in elk geval toch doorgezet. Niet uit hoogmoed, niet omdat
ik zo overtuigd ben van mijn eigen gelijk, maar uit liefde
voor mijn volk en uit vrees dat het mijn schuld zou zijn als
het ten onder gaat. We hebben een kans om ons te redden. Eowen
heeft dit
met haar visioen voorspeld. Wren heeft met haar komst bevestigd dat
dit het moment was. Ons hele bestaan loopt risico bij elke keuze
die we maken, maar ik neem liever risico door te handelen dan door
niets te doen. De Elfen zullen overleven, vrienden. Daar ben ik
zeker van. We zijn taai.'
Ze keek hen een voor een aan met haar stralende glimlach.
'Staat u hierin allen achter mij?'
Een voor een stonden ze op, eerst Aurin Striate,
Triss, Gavilan, Eton Shart, en na een korte aarzeling de somber
kijkende Barsimmon Oridio. Wren stond als laatste op, want wat ze
zag nam haar zo in beslag dat ze haar eigen rol vergat.
De koningin knikte. 'Ik kan geen betere vrienden wensen.
Ik houd van u allen.' Ze pakte de Ruchastaf, die voor haar
lag. 'We stellen niets uit. Eén dag om het volk voor te lichten en
ons gereed te maken. Gaat nu allen slapen. Het is al laat.'
Ze keerde zich om en liep de zaal uit. Ieder keek haar zwijgend
na.
Wren stond buiten bij de deuren van de Hoge Raad, staarde afwezig naar de vrij heldere sterrennacht en bedacht dat ze zich nauwelijks haar leven herinnerde van voor haar zoektocht naar de Elfen, toen Gavilan op haar toeliep. De anderen waren al weg, op Garth na, die een eind verderop in een boom klom om over de stad uit te kijken. Wren had uitgekeken naar Eowen, in de hoop haar te spreken, maar de zieneres was verdwenen. Bij de nadering van Gavilan keerde ze zich om en ze wilde nu aan hem de vragen stellen waarop ze zo graag het antwoord zou weten.
De joviale glimlach was er meteen. 'Kleine Wren,' groette hij, ironisch en een beetje weemoedig. 'Zie jij onze toekomst net als Eowen Cerise?'
Ze schudde haar hoofd. 'Ik weet niet of ik die nu
wel wil zien.'
'Hmm, ja, misschien heb je gelijk. Die belooft niet zo zacht
en aangenaam te worden als deze nacht, hè? Hij kruiste zijn
armen en keek in haar ogen. 'Kun jij me vertellen wat we buiten
deze muren te zien krijgen? Ik ben daar nog nooit geweest, zie
je.'
Wren perste haar lippen opeen. 'Demonen. Damp, vuur, as
en lava tot aan de bergkammen, vervolgens moeras en
wildernis, en daarna voornamelijk nevel. Gavilan, je had niet
mee moeten willen.'
Hij lachte. 'En jij wel? Nee, Wren. Ik wil sterven
als een man, weten wat er gebeurt, en me dat niet afvragen in
het schild van de magie van de Loden. Als die tenminste werkt.
Ik heb mijn twijfels. Niemand weet het met zekerheid, zelfs de
koningin niet. Misschien gebeurt er niets als ze de magie
oproept.'
'Dat geloof je toch zeker niet?'
'Nee. De magie werkt altijd bij Ellenroh. Bijna
altijd, tenminste.' Hij liet mismoedig zijn armen zakken.
'Vertel me over de magie, Gavilan,' vroeg ze opeens. 'Wat is
er aan de magie dat niet werkt? Waarom wil niemand erover
spreken?'
Gavilan stak zijn handen in zijn zakken en leek
zich in zichzelf terug te trekken. 'Weet jij, Wren, wat het
voor de Elfen betekent als tante Ell de magie van de Loden oproept?
Ze waren er nog geen van allen toen Arborlon uit het Westland werd
overgebracht. Niemand heeft ooit de Vier Landen gezien. Enkelen
herinneren zich nog de tijd toen Morrowindl nog schoon en vrij van
demonen was. De stad is alles wat ze kennen. Denk je eens in wat
het voor hen betekent als ze van het eiland worden gehaald en
neergepoot in het Westland. Hoe denk je dat ze zich dan voelen? Het
zal ze beangstigen.'
'Misschien niet,' zei Wren.
Hij scheen het niet te horen. 'Als dat gebeurt, verliezen we alles wat we hebben. De magie hield ons ons hele leven in stand. De magie doet alles voor ons. Ze maakt de lucht schoon, beschermt tegen het weer, houdt onze akkers vruchtbaar, voedt de planten en dieren van het woud en voorziet ons van water. Hoe moet het als dat allemaal niet meer gebeurt?'
Opeens zag ze het. Hij was doodsbenauwd. Hij had geen idee van een leven buiten de Kiel, van een wereld zonder demonen, waar de natuur in alles voorzag wat de Elfen nu van de magie ontvingen.
'Het komt allemaal goed, Gavilan,' zei ze zacht.
'Alles waar je nu van geniet was er al eerder. De magie geeft
jullie alleen maar wat er weer zal zijn als de natuur is
hersteld. Ellenroh heeft gelijk. De Elfen redden het niet op
Morrowindl. Vroeg of laat begeeft de Kiel het. En misschien kunnen
de Vier Landen niet overleven zonder de Elfen. Misschien is het lot
van de Volken op de een of andere manier verbonden, zoals Ellenroh
zei. Misschien zag Allanon dat in toen hij me naar jullie
stuurde.'
Hij keek haar strak aan. De angst was verdwenen, maar
zijn gezicht stond gespannen en zorgelijk. 'Ik begrijp de
magie, Wren. Tante Ell denkt dat ze te gevaarlijk, te
onberekenbaar is. Maar ik begrijp haar en ik denk dat ik een
manier kan vinden om haar te beheersen.'
'Zeg me waarom ze de magie vreest,' drong Wren aan. 'Waarom denkt ze dat het gevaarlijk is?'
Gavilan aarzelde en even leek het of hij wilde
antwoorden.
Toen schudde hij zijn hoofd. 'Nee, Wren. Ik kan het je niet zeggen.
Ik heb het gezworen. Je bent een Elf, maar... Het is beter als je
er nooit achter komt, geloof me. De magie is niet wat ze lijkt. Ze
is te...'
Hij gebaarde geïrriteerd en ongeduldig met zijn handen, als om de zaak weg te vagen. Opeens veranderde zijn stemming en werd hij luchtig. 'Vraag me iets anders, dan geef ik antwoord.
Vraag me wat je wilt.'
Wren sloeg boos haar armen over elkaar. 'Ik wil je niets anders vragen. Dit is wat ik weten wil.'
De donkere ogen twinkelden. Hij had pret. Hij kwam heel dicht bij haar. 'Je bent het kind van Alleyne, Wren. Dat moet ik je nageven. Koppig tot het uiterste.'
'Zeg het me dan.'
'Je geeft het niet op, hè?'
'Gavilan.'
'Je bent zo bezeten van een antwoord op je vraag
dat je niet eens ziet wat vlak voor je is.'
Ze raakte in de war en aarzelde.
'Kijk me aan,' zei hij.
Ze keken elkaar zwijgend in de ogen en peilden
elkaar zonder woorden. Wren voelde de warmte van zijn
ademhaling en zag zijn borst rijzen en dalen.
'Zeg het me,' herhaalde ze koppig.
Ze voelde hoe hij haar armen pakte, licht maar
stevig. Toen kwam zijn gezicht naar het hare en hij kuste
haar.
'Nee,' fluisterde hij. Hij glimlachte vluchtig en onzeker, en
verdween in de nacht.