25

Het vliegtuig landde op Johannesburg International Airport met een halfuur vertraging. Sam Keizer trof Arthur Grooves zoals afgesproken aan de ingang van Biltong Shop in Terminal 2, waar hij haar opwachtte met in de hand een doosje gedroogd fruit. Hij was minder zwart dan op de foto die hij haar had gee-maild, een grote man in een zwart leren bomberjack met een gezicht dat een beetje slap hing, zoals bij een cockerspaniël. Hij had brede schouders en zijn glimlach was zo breed als zijn schouders. ‘Welkom in Zuid-Afrika’, zei hij. Met een schuchter gebaar overhandigde hij het doosje fruit. ‘Een lokale specialiteit.’

‘Dank je.’ Ze schudde hem de hand. Hij had enorme knuisten, maar slaagde erin haar een stevige, eeltige hand te geven zonder haar vingers te pletten. Ze mocht hem vanaf het eerste ogenblik.

‘Wil je eerst wat eten of drinken, of wil je liever meteen naar je hotel?’

‘Liever meteen naar het hotel. Het was een lange dag.’

Gevolgd door een kruier met haar bagage liepen ze naar de ondergrondse parking. Hij bleef staan bij een Nissan Almera en keek toe hoe de kruier de koffers inlaadde. Voor ze wegreden gaf hij haar een van de twee autosleutels. ‘Wil je graag zelf rijden of zal ik het doen?’

‘Doe jij maar.’

Ze ging naast hem zitten en keek toe hoe hij handig de auto uit de smalle parkeerstrook manoeuvreerde. ‘De auto is van het South African Diamond Centre en staat tot je beschikking voor de duur van je verblijf’, verklaarde hij zodra ze buiten waren. ‘Net als ik trouwens.’

Grooves was een onafhankelijk veiligheidsofficier, erkend door de Board of the Diamond Act, een bij wet ingestelde commissie die streng toezicht hield op de productie, handel, export en bewaking van diamant. Eigenlijk was hij een privé-detective met verregaande, zelfs politionele bevoegdheden, die in samenwerking met het juristenkantoor van Henry Berneman opdrachten uitvoerde voor organisaties als het South African Diamond Centre en de almachtige De Beers Company.

Hij lachte. ‘Je kunt op mij een beroep doen als bestuurder, bodyguard en indien nodig als secretaris.’

Al rijdend opende hij de armsteunconsole tussen de twee stoelen en haalde er een pistool met holster uit. Hij gaf het haar.

‘Draag het altijd op je lichaam’, zei hij, zijn gezicht opeens ernstig. ‘Niet in je handtas. Die kunnen ze afrukken.’

Ze trok het pistool uit de holster en bestudeerde het. Het was een Glock 17, een pistool voor een groot deel vervaardigd uit slagvaste kunststof dat sinds het in 1980 ontworpen was door de Oostenrijkse ingenieur Gaston Glock wereldbekend was geworden als ‘plastic pistool’.

‘Zeventien patronen’, zei Grooves. Hij had zijn bomberjack opengeknoopt en ze zag dat hij zelf een Colt in een holster op de heup droeg. ‘Ongeladen weegt de Glock slechts een goede zeshonderd gram. Ik weet van Henry Berneman dat je met pistolen overweg kunt.’

Sam stopte het compacte pistool in de holster en bevestigde dat met de klem aan de broeksband van haar jeans op haar rug. ‘Is het hier echt zo gevaarlijk?’ vroeg ze.

‘Vooral in het centrum’, antwoordde hij. ‘Wat niet betekent dat je in de andere stadsdelen niet op je qui-vive moet zijn. Is dit je eerste bezoek aan Jo'burg?’

Ze schudde het hoofd. ‘Nee. Jaren geleden was ik hier ook met mijn eerste man. We maakten een reis om de wereld. We bleven hier slechts twee dagen.’ Het was hun eerste grote meningsverschil geweest. Hoewel ze in bijna alles hetzelfde morele standpunt innamen, geloofde Art dat apartheid een tijdelijk regime was, nodig om orde en rust in het land te bewaren, en hij overwoog zelfs een tijd in het land te blijven, terwijl zij zich zo ergerde aan de sociale ongelijkheid dat ze er geen dag langer dan nodig wilde doorbrengen.

‘Meer nog dan andere grote wereldsteden is Jo'burg nu minder veilig dan tien jaar geleden’, zei Grooves. ‘De afschaffing van apartheid bracht bij de zwarte bevolking hoge verwachtingen die meestal onvervuld bleven. Het centrum van de stad afrikaniseerde. Straatventers, leurders, kwakzalvers, slangenbezweerders, voodoodokters, al wie iets te bieden had, pikte de open plekken in het centrum in. Ze bouwden hun kramen en hutten in de parken, onder de bruggen en op parkeerterreinen, kortom op iedere plek die vrij was. De blanke handelaren werden onzeker, ze sloten hun winkels en trokken naar de blanke wijken of verlieten het land. Zelfs het Carlton Hotel met zijn vijfhonderd dertien kamers dat altijd al een baken van de stad is geweest, heeft zijn deuren gesloten. Het gevolg was leegstand en verkrotting en dat werkt criminaliteit in de hand. Maar ik denk dat we het dieptepunt voorbij zijn. Zopas heeft Game een reusachtig warenhuis geopend in Central City.’

Bij Glenhove Road verlieten ze de snelweg die de stad doorkruiste en ze reden Oxford Road op. Het viel Sam op dat ze al na korte tijd het links rijden weer gewend werd. Grooves minderde vaart zodat ze tussen de betonnen pijlers van de snelweg het kleurrijke schouwspel van een Afrikaanse markt konden zien. Er werd alles aangeboden wat maar enigszins verhandelbaar was: kralen en kruiken, defecte transformators en afgewerkte olie, blikken met resten van verf of gebruikte spijkers, staarten, penissen en skeletten van zeldzame dieren of gedroogd fruit, thee, specerijen en zelfgebrouwen bier.

Grooves hield halt voor de verkeerslichten op het kruispunt van Oxford Road en Biermann Avenue. Een doorgeroeste Oldsmobile cabriolet met een gebarsten voorruit bleef naast hen staan. Op de voorbank zaten drie tieners in T-shirts en met baseballcaps. Ze wierpen onverholen vijandige blikken in de richting van de Nissan. Zonder hen uit het oog te verliezen trok Grooves de Colt uit zijn holster, bracht een kogel in de kamer en legde het pistool binnen handbereik op het dashboard. De bestuurder van de Olds schreeuwde een verwensing, schakelde en reed weg met knallende uitlaatpijp, dwars door het rode licht.

Sam slikte. ‘Welkom in Johannesburg’, mompelde ze.

‘Drugdealers’, zei Grooves. ‘Als je toont dat je bereid bent terug te schieten, blijft het meestal bij scheldwoorden.’ Hij ontspande het pistool en borg het weg. ‘Een paar instructies voor het geval je alleen zou rijden: hou de ramen dicht, de portieren op slot, de motor draaiend en je pistool schietklaar bij de hand. Als je aan een robot, zo noemen wij hier de verkeerslichten, halt moet houden, ga dan nooit pal achter een andere auto staan. Bij het minste gevaar rijd je plankgas weg, desnoods door het rode licht. In het bijzonder als iemand een pistool op je richt. Denk vooral niet dat ze niet zullen schieten omdat je je handtas afgeeft of je handen in de hoogte steekt.’

‘Dat meen je niet’, zei Sam verbijsterd.

‘Heus wel’, zei Grooves. ‘Het gebeurt niet iedere dag, maar wel geregeld. Gelukkig alleen maar bij wie dit soort van waarschuwingen niet au sérieux neemt.’ Hij glimlachte geruststellend. ‘Maar afgezien daarvan is Jo'burg een moderne kosmopolitische stad, bruisend van geestdrift en vitaliteit, met een gastvrije en goedmoedige bevolking, met parken en golfbanen, museums en kunstgalerijen, bazaars en vlooienmarkten, rockfestivals en volksfeesten.’ Het licht sprong op groen. Hij lachte hartelijk en reed door, stuurde de auto linksaf de Biermann Avenue op en hield halt onder het luifeldak van het Park Hyatt Hotel.

Voor ze uitstapte gaf hij haar een plastic map. ‘Hierin vind je de informatie over Levitt en Christofer waarom je gevraagd had.’

Hij bleef bij haar tot ze had ingecheckt. Ze namen afscheid bij de lift, een glazen kooi aan de wand van een immens atrium. Terwijl de lift opsteeg, zag ze hem weglopen over het binnenplein, een grote beer met een zware gang en met zwaaiende armen. Voor hij uit het zicht verdween, keek hij nog even achterom en knikte. Het gaf haar een goed gevoel te weten dat hij aan haar kant stond.

De volgende dag begon met goed nieuws uit Antwerpen. Abba was aan de beterende hand, hij was overgebracht naar een gewone ziekenkamer en het zag ernaar uit dat het minder lang zou duren dan verwacht voor hij weer de oude was. Met frisse moed begaf ze zich naar The Conservatory, een van de restaurants van het hotel met uitzicht over het aangrenzende park, voor een gezamenlijk ontbijt met Arthur Grooves.

Sam had voldoende aan een bord cornflakes maar Grooves had meer nodig om zijn grote lichaam van de nodige calorieën te voorzien. Hij schepte zijn bord tot de rand vol met ham, eggs, sausages en roasted potatoes en at met de trek van een man die zes weken op water en brood heeft geleefd. Toen hij zijn bord een tweede keer volschepte, pakte Sam het dossier dat hij haar bij haar aankomst had meegegeven en bestudeerde opnieuw de inhoud.

Grooves had zijn huiswerk grondig gemaakt.

Om te beginnen vond ze een verslag van Spoor and Fisher, Patent and Trade Mark Solicitors in Pretoria, een kantoor van juridische adviseurs dat de vennootschappen van Christofer en Levitt had doorgelicht. Het verslag stond bol van vennootschapstechnische details over de oprichting, structuur van het kapitaal, samenstelling van bestuur en identiteit van de aandeelhouders, maar Grooves had met een fluorescerende markeerstift aangestreept wat voor haar van belang kon zijn. Zoals het feit dat Shmuel Levitt voor drieëndertig procent medevennoot was bij Christofer Enterprise en dat George Christofer op zijn beurt met eenzelfde aandelenpakket medevennoot was bij Möwe Bay Diamond Limited, de vennootschap die de diamantmijn van Levitt aan de Skeleton Coast in Namibië exploiteerde. Een derde vennoot in beide bedrijven was Dimico Limited, een naamloze vennootschap met zetel in Luanda, Angola, maar zonder dat gespecificeerd werd wie de fysieke personen waren die achter deze vennootschap schuilgingen.

Het tweede document was een verslag van kolonel Scholtz opgesteld in het Afrikaans: Ek is 'n Brigadier in die Suid-Afrikaanse Polisie tans gestassionneer te John Foster's Square, Johannesburg.

Ze had geen moeite de tekst te lezen. Kolonel Scholtz verklaarde dat hij op verzoek van de Hoge Raad voor Diamant in Antwerpen ‘besig was met die ondersoek’ naar eventuele buitenlandse reizen die Erasmus Jacobs, van Zuid-Afrikaanse nationaliteit, met NIN (nationaal identiteitsnummer): 551104 5109 00 9, gemaakt had sinds zijn vervroegde vrijlating uit de gevangenis van Pretoria Central bij het begin van het jaar. Het onderzoek wees uit dat Jacobs op 21 april via Johannesburg International Airport het land had verlaten met bestemming Parijs en op 28 april via dezelfde luchthaven in het land was teruggekeerd. Er waren geen aanwijzingen dat gezegde Jacobs na deze datum nog op legale wijze het land had verlaten.

Met het doel hem te verhoren, hadden agenten van de Diamond Squad zich naar het adres begeven van Jacobs aan nummer 48 Earp Street, Booysens Reserve, Johannesburg. Ze hadden vastgesteld dat het huis niet meer bewoond werd. Er was ingebroken, het huis was leeggeroofd en wat van de inboedel overbleef was totaal vernield. De huidige verblijfplaats van voornoemde Jacobs was niet bekend.

Een tweede onderzoek had uitgewezen dat iemand met het paspoort van Shmuel Levitt, nationaal identiteitsnummer 443901 2001 00 6 op 13 juni van dit jaar via Johannesburg International Airport was afgereisd met bestemming Brussel en op 22 juni via dezelfde luchthaven het land weer was binnengekomen. Op beide datums bevond de echte Levitt zich in de Garden Route Clinic in George.

Het derde document boeide haar nog het meest. Op een drietal A4'tjes had Grooves een profiel getekend van Erasmus Jacobs: de dood van zijn vader, zijn claim op een gefantaseerde nalatenschap, zijn kleine en grote vergrijpen die allemaal wezen op zijn criminele inborst, zijn emotionele relatie tot zijn zuster Tamara. Tamara's adres en telefoonnummer.

Intussen was Grooves klaar met eten. Ze legde het verslag neer en glimlachte. ‘Knap werk, Arthur.’

Hij glunderde. ‘Dankjewel.’

Ze tikte nadenkend met de nagel van haar wijsvinger op het verslag van Spoor and Fisher. ‘Levitt en Christofer zijn dus vennoten. Interessant, zeg. Enig idee wie zich achter Dimico Limited verschuilt?’

Grooves liet een drietal klontjes suiker in zijn koffie vallen en roerde. ‘Nee. Spoor and Fisher hoopt eerstdaags meer te weten te komen via een confrater in Luanda.’

‘Hm.’ Ze trok het verslag van kolonel Scholtz naar zich toe. ‘Als we ervan uitgaan dat Jacobs onder de naam van Levitt reisde, dan is hij dus sinds 22 juni weer in Zuid-Afrika. Ik vraag me af wat hij hier komt zoeken? Waarom trekt hij met zijn buit niet naar een land waar hij geen gevaar loopt opgepakt te worden?’

‘Misschien vind je het antwoord in het derde verslag’, opperde Grooves.

Ze fronste het voorhoofd. ‘Wat bedoel je? Is hij hier vanwege zijn zuster?’

‘Best mogelijk. Volgens het psychiatrisch verslag in zijn strafdossier is hij een oversekste geest en abnormaal verzot op haar.’

‘Daar kan ik in komen.’ Ze dacht even na. ‘Is het mogelijk dat hij zich bij haar schuilhoudt?’

‘Dat kan best. We kennen haar adres. Als je wilt zoeken we haar later op de dag op. Maar eerst hebben we nog twee belangrijke afspraken op het programma.’

‘Met wie?’

‘Om te beginnen met de informant van de politie. Zijn naam is Petrus Struwegh. Een Afrikaner. Hij zag de robotfoto in de krant en beweert te weten wie de dader is en voor wie hij werkt. Maar hij wil vijfhonderd dollar in het handje voor hij zijn mond over wat dan ook opendoet. Is dat een probleem?’

‘Nee. Is hij betrouwbaar, denk je?’

‘Kolonel Scholtz zegt van wel.’

‘Schitterend. Wanneer kunnen we hem ontmoeten?’

‘Om elf uur in het Bird Sanctuary van Melrose Park.’

‘'k Ben benieuwd. En de andere afspraak?’

‘Die zal je nog meer interesseren. Vanmorgen belde een vrouw me op een paar minuten voor ik van huis ging. Ook zij reageerde op de annonce. Ze zegt dat ze de bergplaats weet van de diamanten.’

‘Het wordt met de minuut beter. Heeft ze ook een naam?’

‘Die heeft ze niet genoemd en ik heb er niet naar gevraagd omdat ik ervan uitging dat ze voorlopig anoniem wil blijven. Maar ze verlangt wel waarborgen.’

‘Welke?’

‘Ze wenst dat het bedrag van de beloning op een geblokkeerde rekening in het buitenland wordt gestort die vrijkomt zodra vaststaat dat de diamanten terecht zijn.’

‘Dat moet kunnen. Is ze serieus te nemen?’

‘Absoluut.’

Sam keek op. ‘Hoe kun je zo zeker van je zaak zijn?’

Grooves grinnikte. ‘Daar heb ik zowat zevenduizend driehonderd eenenveertig goede redenen voor.’

Een ogenblik was Sam sprakeloos. ‘Heb ik je goed verstaan? Kende ze de deurcode?’

‘Ja.’

‘Haast niet te geloven. Als ze dat weet moet ze erg nauw bij de zaak betrokken zijn. Wanneer zien we haar?’

‘Vanmiddag om drie uur.’ Grooves keek op zijn horloge. ‘Misschien kunnen we beter nu vertrekken voor de afspraak met Struwegh. Melrose ligt ten noorden van Jo'burg en de COSATU, dat is het Congress of South African Trade Unions, heeft voor vandaag betogingen aangekondigd.’

Petrus Struwegh was een grote onbehouwen man, die er meer uitzag als een biker van Hell's Angels dan de company secretary en bookkeeper van een groep van gelieerde vennootschappen die hij beweerde te zijn. Hij zat aan een stenen picknicktafel tegenover een enorme kooi met veelkleurige inlandse vogels en dronk Amstelbier uit een blikje.

Sam legde twee biljetten van vijftig dollar op de tafel maar hield haar hand erover. ‘Vertel me eerst iets overtuigends.’

Hij keek boos naar Grooves. ‘Hé, Oom, wat is dit? We waren immers akkoord over vijfhonderd?’

Grooves haalde de schouders op. ‘Het is haar show, man.’

Struwegh keek naar het geld en aarzelde. ‘Leg er honderd naast en ik vertel je om te beginnen voor wie ik werk.’

Sam waagde de gok en legde er honderd dollar bij. Struwegh griste het geld weg en stopte het in de achterzak van zijn jeans. ‘Dat is beter.’

‘Kom op, man. Voor wie werk je?’

Hij leunde achterover. ‘De Diamond Mining Company Limited.’

‘Dat zegt me niets. Wie zijn de bestuurders?’

‘Ze zijn met drie. Twee Zuid-Afrikanen: George Christofer en Shmuel Levitt. Ze zijn ook bestuurder bij Christofer Enterprise en Möwe Bay Diamond Limited. Dat zijn de twee andere vennootschappen waarvoor ik werk.’

‘Haha’, zei Grooves. ‘Eindelijk krijgen we wat. En vertel ons dan nu maar wie volgens jou de dader is van de roofoverval in Antwerpen.’

‘Eerst de rest van mijn vijfhonderd dollar.’

‘Nadat we gehoord hebben wat je te vertellen hebt’, zei Grooves grimmig.

Struwegh ademde luidruchtig door zijn neus, een snuif vol verzet, en keek getergd naar Grooves.

Grooves staarde terug zonder te knipperen.

Struwegh dronk het bierblikje leeg en kneep het plat in zijn vuist. ‘Zijn naam is Erasmus Jacobs. Hij heeft lange tijd gewerkt voor Christofer als piloot en koerier. Afrikaner, bonkige kerel, grove stem, kettingroker.’

‘Draagt hij een baard?’

‘Vroeger nooit. Maar toen hij begin van dit jaar uit de gevangenis kwam had hij er een. Als je het mij vraagt heeft hij die speciaal laten groeien om op Levitt te gelijken. Levitt is een streng orthodoxe jood die shabot shalom respecteert.’

‘Weet je waar hij woont? Ik bedoel Jacobs.’

‘In een huurwoning in Booysens Reserve. Tenzij hij aan de deur is gezet omdat hij zijn huur niet betaalde. Hij was een flessentrekker, hij gaf altijd veel te veel geld uit, zelfs als hij geen cent had. Kwam altijd voorschotten vragen op zijn loon.’

‘Heb je hem de laatste tijd nog gesproken?’

‘Nee. Niet meer sinds hij uit de gevangenis kwam. Ik weet wel dat Christofer hem nog ontmoette, maar dat gebeurde dan buiten het bedrijf.’

‘Ben je bereid voor de rechtbank te getuigen dat Erasmus Jacobs de man op de reward poster is?’

Struwegh boog naar voren. ‘Alleen als je me genoeg betaalt om in een ander land een nieuw leven te beginnen.’

‘Er is de beloning van een half miljoen dollar als we dankzij jou de gestolen diamanten recupereren’, zei Grooves.

Struwegh trok een gezicht. ‘Is dat een geintje? Hoe lang denk je dat getuigen tegen de diamantmaffia in dit land in leven blijven?’

‘De politie kan je bescherming bieden.’

‘De politie?’ Hij lachte honend. ‘Nee, Oom. Ik ben mijn leven nog niet beu.’ Hij pakte het platgeknepen blikje op en keilde het met een boog in een vuilnisbak. ‘Mag ik dan nu de rest van mijn geld?’

Sam telde driehonderd dollar af, maar voor ze die overhandigde had ze plots een ingeving. ‘Is Diamond Mining Company soms ook bekend onder de afkorting Dimico?’

‘Dat klopt: Di-Mi-Co.’

‘Wie is na Christofer en Levitt de derde bestuurder van Dimico?’

‘Weet ik niet’, zei Struwegh onwillig.

‘Kom op, man. We weten dat Dimico aandeelhouder is bij Möwe Bay Diamond Limited. Waarom die gekruiste participaties? Waar houden ze zich mee bezig?’

‘Ze exploiteren een diamantmijn aan de Skeleton Coast.’

‘En dat rendeert?’

‘Blijkbaar wel.’

Grooves bemoeide zich ermee. ‘Vertel mij dan eens waarom alle andere diamantmijnen aan de Skeleton Coast uitgeput zijn en hebben moeten sluiten?’

‘Omdat Levitt en Christofer in de mijn een elektronische Sortex-machine hebben geïnstalleerd die graaft, het grind sorteert en de rough rechtstreeks in een safe deponeert zonder dat de mijnwerkers de kans krijgen de mooiste stenen in hun aars te stoppen en mee naar huis te nemen.’

‘Je lult, man’, zei Grooves. ‘Alle diamantmijnen hebben vandaag de dag zo'n machine.’

‘Nou, misschien hebben zij de truc gevonden.’

‘Welke truc?’

Met een snelle beweging pakte Struwegh het geld uit Sams hand en stond op. ‘Ik heb verteld wat ik weet. Als jullie Jacobs vinden en onverhoopt de gestolen diamanten zouden recupereren, vergeet dan niet dat ik alsnog recht heb op de beloning.’

‘Wacht even’, zei Sam die plots het gevoel had iets belangrijks op het spoor te zijn. ‘Vertel iets meer over die truc.’

‘Ja’, zei Struwegh. ‘En voor niets gaat de zon op.’

‘Waarover gaat het?’

Struwegh wierp een snelle blik om zich heen. ‘Wat dacht je van gesmokkelde diamanten?’

Sam voelde haar hart tot in haar keel kloppen. ‘Bloeddiamant?’

Struwegh ging zitten. ‘Kalm aan, Tannie. Je hoeft het niet over de daken uit te schreeuwen.’

Sam legde de laatste driehonderd dollar die ze bij zich had op de tafel. ‘Meer heb ik niet bij me’, zei ze.

Struwegh keek ernaar, zijn ogen glommen van begeerte. Hij boog iets naar voren en liet zijn stem dalen. ‘De opbrengst van Möwe Bay was praktisch tot nul gedaald. Levitt en Christofer stonden op het punt te sluiten toen Dimico in de vennootschap is getreden. Er werd een Sortex geïnstalleerd en van toen af hadden ze geregeld dagen met miraculeuze opbrengsten. Het merkwaardige is dat die altijd samenvielen met de dagen dat Jacobs met de Citation 2 van Christofer Enterprise een of andere mijnbouwingenieur naar Namaqualand bracht of naar Angola of naar Sierra Leone vloog met onderdelen voor machines in de mijnbouw.’

Grooves en Sam keken elkaar verbluft aan. ‘Angola of Sierra Leone?’

‘En Namaqualand.’

‘Bedoel je dat ze bloeddiamant uit Angola of Sierra Leone naar hun diamantmijn in Namibië brachten om hem tussen het erts te mengen en zo een legaal statuut te verschaffen?’ vroeg Sam.

‘Jouw giswerk is zo goed als het mijne’, zei Struwegh. ‘Zoek het verder maar zelf uit.’ Hij plukte de driehonderd dollar van de tafel af en stond op.

‘Ik heb nog één vraag in verband met de roof in Antwerpen, meneer Struwegh’, zei Sam. ‘Je zei dat Jacobs altijd blut was. Waar haalde hij dan zo opeens het geld vandaan om zo'n dure operatie op touw te zetten?’

‘Dat zul je hem zelf moeten vragen’, antwoordde Struwegh.

Hij draaide om en liep weg.

Uit de dienstweg naast de vogelkooi verscheen een donkerblauwe sedan. Hij stopte. De man achter het stuur was onherkenbaar achter de getinte ruiten en de donkere zonnebril. Zijn passagier, blank ras, eveneens donkere bril, het haar bijeengebonden in een paardenstaart, openhangend windjack met daaronder een wit T-shirt en een zwarte spijkerbroek, stapte uit en stelde zich op naast de auto. De afstand tussen hem en Struwegh was niet meer dan een tiental meters.

Struwegh had de auto gehoord en keek om. Zijn ogen puilden uit toen hij de bestuurder en zijn passagier herkende. Hij bleef staan, verstijfd van schrik.

De passagier haalde van onder zijn windjack een semi-automatisch pistool tevoorschijn, nam de schiethouding aan en schoot Struwegh in alle rust een kogel in het hoofd, waarbij een deel van zijn achterhoofd werd weggeslagen.

Nog voor het geluid van het schot was weggestorven kwam Grooves in actie. Hij plaatste zijn schouder onder de stenen tafel en wierp die op haar kant, dook erachter en trok Sam mee. Niets te vroeg. Vanuit het open raam van de sedan vuurde de bestuurder een salvo uit een automatische Uzi op hen af. De kogels sloegen te pletter tegen het stenen tafelblad.

Grooves zat gehurkt met zijn pistool in de hand en schreeuwde iets in het Afrikaans in zijn mobiele telefoon. Ook Sam had haar Glock getrokken en doorgeladen. ‘Hou je klaar’, siste Grooves. ‘De kans bestaat dat ze al schietend langsrijden.’

Ze hoorden portieren slaan, banden gierden over het wegdek. Sam liet zich op haar buik vallen, overtuigd dat haar laatste levensuur geslagen was. Het duurde even voor ze zich realiseerde dat de auto met hoge snelheid achterwaarts wegreed.

Naast haar ging Grooves staan en vuurde over de rand van de tafel de verdwijnende auto een paar kogels na.