7
Jacobs schoof de zijdeur van de Voyager achter zich dicht en activeerde de centrale vergrendeling. Hij haalde diep adem en vulde zijn neusgaten met de geur van de stad: eethuizen, vochtige lucht uit kelderopeningen en uitlaatgassen. Terwijl hij langzaam uitademde, zette hij zich in beweging. Uiterlijk kalm, van binnen een en al gebalde kracht, klaar om iemand tot moes te slaan als dat nodig mocht zijn.
Hij had amper tien meter gelopen toen de smalle trottoirs zich vulden met de personeelsleden van de honderden bedrijfjes, gevestigd in de omringende straten. Over mode, mannen, minnaars en hun kroost kletsende vrouwen en over voetbal discussiërende mannen, die hun toonbank, sorteertafel of computergestuurde lasermachines voor voorbewerkingen van diamant voor een korte tijd hadden verlaten om een broodje shoarma te kopen of gewoonweg om een luchtje te scheppen. Sommigen roken nog naar de dampen van vitriool en salpeterzout dat ze hadden gebruikt om bij het afkoken van de geslepen diamant alle vetten en vuil te verwijderen.
Jacobs realiseerde zich dat hij instinctief sneller was gaan lopen. Hij matigde zijn snelheid. Het zou stom zijn nu op te vallen door iemand onder de voet te lopen.
Tegenover de Diacem Building was een deel van de rijweg ingenomen door een fietsenrek. Een paar fietsers die hun vehikel uit het rek haalden, versperden hem de doorgang. Hij bleef staan en richtte zijn blik op het gebouw aan de overkant. De brede passage naar de hoofdingang werd links en rechts geflankeerd door een viertal winkels van horloges, parels of juwelen. Het gebouw was slechts vier verdiepingen hoog, maar breed, de voorgevel voorzien van twee vlaggenmasten zonder vlaggen. Blue Ground of Antwerp had de hele tweede verdieping in gebruik.
De fietsers reden weg. In een paar stappen was hij aan de overkant en hij liep meteen de ondiepe passage naar het achtergebouw in. Aan zijn linkerkant bevond zich een dubbele openslaande deur met daarnaast naamborden van de op de verdiepingen gevestigde bedrijven. Vlak boven de deur, voor iemand van zijn gestalte zelfs binnen handbereik, hing een camera. Hij trok de mouw van zijn overjas over zijn vingers, legde zijn hand op de deurkruk en duwde - in de hele Diamond Square Mile kon je nergens binnenlopen zonder aanbellen – en stelde tot zijn verbazing vast dat de deur niet op slot was. Hij stapte naar binnen en overschouwde de situatie.
De ruime vestibule was zo'n tien meter diep met aan de rechterkant een lift en daarnaast een deur naar het trappenhuis. Een beetje verderop stond een houten bureau met daarachter een oude man in burger die een slaatje zat te eten uit een Tupperwaredoos en ondertussen zijn krant las. Jacobs wachtte geduldig tot hij zou opkijken en bestudeerde intussen de in naïeve schilderkunst uitgevoerde muurschildering aan de linkerwand. Het stelde de scène van Sneeuwwitje en de Zeven Dwergen in de diamantmijn voor, waarin de dwergen alle bewerkingen uitvoerden nodig om een ruwe diamant om te toveren tot een juweel geschikt voor een koninklijke scepter. De oude man zuchtte en legde zijn krant neer. ‘Yes?’
‘Ik heb een afspraak met David Rawstorne.’
‘Naam?’
‘Shmuel Levitt.’
‘Ogenblik.’ De oude man tuurde door zijn leesbrilletje naar een beduimelde kaart om het nummer van Rawstorne te vinden. Jacobs kwam naast hem staan. Op het bureau stonden twee monitors, gelabeld frontdoor en lift, maar de schermen waren donker. Jacobs snoof inwendig. Vrije toegang, camera's die niet werkten, zelfs geen metaaldetector zoals in beveiligde gebouwen de naam waardig gebruikelijk was. Het mocht een wonder heten dat hij de eerste was om hier zijn slag te willen slaan.
‘Meneer Rawstorne verwacht u. Tweede verdieping. U kunt de lift pakken.’
Een kleine liftkooi, maximaal vier personen, de camera weer binnen handbereik. Weer gebruikte hij de rand van zijn mouw om de liftdeur te openen en op de knop te drukken. Terwijl de lift omhoogging, dacht hij opeens aan de bril. Shit. Hij had nog net de tijd om hem op te zetten voor de lift met een schok tot stilstand kwam. De liftdeur schoof open.
Een smalle overloop. Een stalen deur gevat in een stalen omlijsting. Aan beide kanten van de overloop een camera van het nieuwste type, hoog tegen het plafond. Hier werd in elk geval geen loopje met de beveiliging genomen. Jacobs negeerde de camera's en drukte op de bel.
Vrijwel onmiddellijk ging naast de deur een groen lichtje branden en op een piepklein zwartwitschermpje verscheen het gezicht van een vrouw, grote ogen, grote neus, een gebit als van een paard. ‘Goedemiddag, meneer. Mag ik vragen wie u bent.’
‘Shmuel Levitt. Ik heb een afspraak met meneer Rawstorne.’
‘O ja, meneer Levitt. Vindt u het erg om uw paspoort even te laten zien?’
‘Helemaal niet.’ Jacobs zette zijn nylon draagtas op de grond en stak zijn hand in zijn binnenzak. Klotewijf! Zijn nekharen gingen kriebelen toen hij zich realiseerde dat hij met zijn hand aan de binnenzak van zijn colbert stond te friemelen. Gelukkig had hij die met een veiligheidsspeld afgesloten anders zou hij het verkeerde paspoort hebben getoond. Hij vond het goede paspoort, sloeg het open en toonde het aan de camera.
Na een korte tijd, nodig voor de camera om in te zoomen, volgde een metalen klik. ‘Komt u binnen, meneer Levitt.’
Jacobs duwde de deur met zijn elleboog open en stapte naar binnen. Een roodharige vrouw met een rok tot kort boven de knieën wachtte hem op. Haar haar was vlak boven de schouders grof afgeknipt met een rechte pony boven haar wenkbrauwen. Ze had nog altijd een grote neus en grote tanden, maar was knapper dan hij had verwacht na het vervormde beeld op het schermpje buiten. Hij vermeed het naar haar benen te kijken.
‘Ik ben Rita Bleicher,’ zei ze, ‘de management-assistent van meneer Rawstorne. Zal ik uw jas nemen?’
Hij gaf haar zijn overjas maar hield zijn hoed op en zorgde ervoor dat de franjes van het gebedshemd goed zichtbaar waren. Ze hing zijn jas weg en ging hem voor met wiegende heupen door een grote open ruimte met aan beide kanten werkplekjes met scheidingswanden van een meter twintig hoog, waarin lege bureaus en werktafels stonden vol met computers, automatische en halfautomatische laser-, markeer- en slijpmachines en andere elektronische apparatuur. Diamantbewerking was allang geen vuile handenarbeid meer, maar een met informatica en verfijnde techniek ondersteunde lichtblauweboordenjob.
Bleicher opende een deur en deed een stap opzij om hem door te laten. Jacobs aarzelde even. Hij was zich ervan bewust dat dit het cruciale moment was. Stel dat Rawstorne onlangs toch nog Levitt ontmoet had of een foto van hem had gezien waar hij niets van afwist. Shit. Te laat om zich daar nu zorgen over te maken. Hij stapte naar binnen en bleef staan.
‘Shmuel Levitt!’ Rawstorne kwam moeilijk overeind hoewel Rita Bleicher hem met een handgebaar te kennen gaf dat hij moest blijven zitten. Maar Rawstorne stoorde zich daar niet aan. Hij kwam trekkebenend naar de andere kant van het bureau en plette Jacobs' knokkels in een mannelijke handdruk. ‘Hoe was de vlucht? Vlekkeloos? Ziet u wel dat u zich geen zorgen hoefde te maken. Vliegen is nog altijd het veiligste transportmiddel.’
Hij wees naar een tafel met drie stoelen met lage rug waarop een microscoop stond. ‘Zullen we daar zitten? Wilt u iets drinken? Koffie? Thee?’
‘Thee is goed.’ Zijn stem kraakte als een versleten koffiemolen, maar Rawstorne leek daar niets abnormaal aan te vinden. ‘Rita, zorg jij voor thee voor meneer Levitt? Breng mij maar een “witteke”. Dat is goed tegen de pijn.’ Hij wees naar zijn heup en glimlachte verontschuldigend. ‘Versleten botten. Volgende week ga ik onder het mes. Zes weken later de andere kant. Totale heupprothese. Op de plaats van het heupgewricht krijg ik een kogelvormige kop en een halve holle bol in roestvrij staal. Ik ben benieuwd.’ Hij liet zich kreunend neerzakken op een stoel. ‘Vertel eens, Shmuel, hoe maak je het? Je vindt het toch goed dat we elkaar tutoyeren, niet?’ In weerwil van de pijn aan zijn heupen had hij een vitale, opgewekte stem. ‘Hoe lang is het geleden dat we elkaar gezien hebben? Zes jaar? Zeven?’
‘Acht’, zei Jacobs. Hij ging zitten, maar hield zijn nylon draagtas op zijn schoot. ‘De laatste keer dat ik hier geweest ben was Antwerpen cultuurhoofdstad van Europa.’
‘Zo lang al?’ Rawstorne knikte. ‘Hoe bestaat het.’ Hij keek Jacobs onderzoekend aan en fronste de wenkbrauwen. ‘Je bent wel veranderd. In mijn herinnering was je groter. En je stem is ook niet meer dezelfde.’
‘Nou, we worden er geen van allen jonger op.’
Rita zette een zilveren dienblad voor hem neer met een glas thee, melk en suiker en voor Rawstorne een beslagen borrelglas. Zwijgend keken ze toe hoe Rita het glas vulde met diepgekoelde jenever tot de drank bol over de rand stond. Rawstorne knipoogde. ‘Dat is wat ze noemen het scheelt een slok op de borrel. Mag ik?’ Hij boog voorover en slurpte aan het glas om te voorkomen dat de jenever over de rand zou spillen. Hij zuchtte tevreden. ‘Zo, Shmuel, vertel eens. Hoe is het gesteld met de diamantmijn in Namibië?’
‘Niet slecht.’
‘Dat zal wel, te oordelen naar de bestelling die je hebt geplaatst.’
‘Dat heeft weinig te maken met de opbrengst van de mijn. Ik breng tegenwoordig meer tijd door in de South African Diamond Centre Building in Johannesburg dan in Namibië of in mijn polishing factory in Kaapstad. Aan de industriële tak is nog weinig eer te halen.’
‘Hoezo?’
Rita had plaatsgenomen op een krukje en sloeg voortdurend haar benen over en van elkaar. Dat irriteerde hem. ‘Nou ja, sinds de zwarten het hebben overgenomen wordt er in de mijnen meer gestaakt dan gewerkt. Ik overweeg de mijn en de polishing factory te verkopen en me op de handel toe te leggen.’
‘In Johannesburg?’
‘Ja. Er is nogal wat leegstand in de omgeving van het Diamond Centre. Een aantal blanke handelaren en bewerkers is ervandoor gegaan.’
‘Waarom? Voelen ze zich niet veilig meer?’
‘Nou, uit sommige wijken van de stad kun je maar beter wegblijven.’ Als het kon zou hij zijn misnoegen over de veranderingen in Zuid-Afrika van de daken schreeuwen maar dat zou racistisch klinken en je wist maar nooit hoe Rawstorne dat zou opvatten.
‘Maar jij blijft?’
‘Ja, natuurlijk’, zei Jacobs. ‘In Johannesburg kun je tegenwoordig goede zaken doen.’
‘Met conflictdiamanten in de eerste plaats.’
Jacobs haalde de schouders op. ‘Diamant kent geen grenzen.’
‘Nee.’ Rawstorne nipte peinzend aan zijn borrel. ‘Mag ik je een vraag stellen?’
‘Ga je gang.’
‘Tot nu toe hebben we nooit meer diamant voor je moeten kopen dan wat de verkoop van ruwe diamant uit de mijn in Namibië opbracht.’ Hij wierp een vlugge blik opzij zoals iemand doet die meer voor de galerij spreekt en zeker wil zijn dat hij gehoord wordt. ‘De partij die ik nu voor je in huis heb moeten halen is misschien tien keer zo groot als wat je ooit hebt gekocht. Wat is er veranderd?’
‘Niets. Ik heb kopers voor die partij. Wat zal ik hen zeggen? Ga maar naar een ander?’
‘Nee, natuurlijk niet. Maar vierhonderd en tien ruwe stenen van een gemiddelde grootte van zes karaat, dat is tweeduizend vijfhonderd karaat. Reken dat voor deze kwaliteit tegen een gemiddelde prijs van drieduizend dollar per karaat, en we praten al meteen van zo'n slordige zeven en een half miljoen dollar. De geslepen briljanten, smaragden, peren en de fancy's van tien karaat en meer waar je om vroeg, kosten op hun beurt tussen de zeven en de achtduizend per karaat. Ik heb bij Lloyd's of London hemel en aarde moeten bewegen om m'n dekking verhoogd te krijgen. Nietwaar, Rita?’
Rita knikte bevestigend. ‘Reken maar.’
‘Het heeft me een boel geld gekost.’ Hij dronk zijn borrel halfleeg en gebaarde naar Rita om bij te vullen. ‘Ik moest nieuwe brand- en inbraakveilige deuren plaatsen met elektronisch alarm rechtstreeks bij de mobiele brigade. Plus de verhoogde verzekeringspremie.’
Jacobs keek hem onbewogen aan. ‘In het Jiddisch zeggen we: S'shver tsu machen a lebben.’
‘Wat wil dat zeggen?’
‘Dat je er iets voor moet overhebben om de kost te verdienen.’
Rawstorne leek een ogenblik van zijn stuk gebracht maar voor hij een repliek kon bedenken, verscheen Rita aan de tafel met de fles Bokma en vulde zijn glas. Haar gevulde buikje onder het zalmkleurige rokje bevond zich ongeveer op de hoogte van Jacobs' ogen en hij kon ze er niet van afhouden. Toen Rita zich terugtrok, raakte ze als toevallig zijn schouder met haar heup. Slet, dacht hij. Je doet het erom.
‘Heb je garanties voor de betaling kunnen regelen?’ vroeg Rawstorne.
‘Daar is voor gezorgd.’
‘Je begrijpt dat voor zo'n bedrag geen krediet gegeven kan worden. Wissels kunnen wel, maar alleen met bankwaarborg. Ik weet dat dat niet gebruikelijk is in de diamantsector maar dit zijn uitzonderlijk hoge bedragen. We hadden het trouwens bij voorbaat zo afgesproken.’
Rita zat weer op haar krukje. Ze reikte omlaag en krabde afwezig aan haar kuit. ‘Zouden we niet beter eerst de koopwaar onder de loep nemen en ons daarna om de betalingsformaliteiten bekommeren?’ vroeg Jacobs.
Rawstorne fronste. ‘Ja, misschien wel.’ Hij wendde zich naar Rita en wees met zijn kin naar de reusachtige Fichet Bauche achter zijn rug. Rita liet zich langzaam van de kruk glijden, trok met beide handen haar opgeschorte rok omlaag, in Jacobs’ ogen met meer vertoon dan nodig, en trippelde met korte pasjes naar de safe in de hoek. Ze morrelde aan het letterslot, ervoor zorgend dat ze met haar lichaam tussen het slot en de bezoeker bleef, legde een hand op de koperen hendel, leunde achterover en trok. Het zuigende geluid waarmee de zware deur openzwaaide, had op Jacobs het effect van een kick. Hij strekte zijn rug en ademde diep in.
Rita keerde terug met een kartonnen doos zonder deksel van Rank Xerox volgepropt met partijbriefjes. Ieder partijbriefje - in feite niet meer dan een gevouwen blad papier waarin een hoeveelheid stenen, gesorteerd naar de kwaliteit, opgeborgen en vervoerd worden - bevatte voor tienduizenden dollars aan ruwe of geslepen diamant. Op de buitenkant van ieder partijbriefje had Rawstorne met een ballpoint de vraagprijs per karaat opgetekend.
Jacobs zette de draagtas op de grond tussen zijn benen. Hij haalde een loep en een pincet uit zijn zak en opende het eerste partijbriefje. Het waren allemaal stenen van gem quality, edelsteenkwaliteit, mooi van kleur en goed van zuiverheid. De vorm deed er minder toe, aangezien de stenen toch geslepen moesten worden. Hij opende een tweede briefje. Dit bevatte monokristallen van het zuiverste water, het soort stenen waarvoor hij, of beter gezegd Shmuel Levitt, bij de bestelling een voorkeur had uitgesproken. Zwijgend keurde hij de ene partij na de andere, waarbij hij de stenen met de pincet heen en weer schoof zonder ze met de vinger aan te raken, elke keer een notitie makend op de blocnote die op het bureau lag. Daarvoor maakte hij gebruik van een Parker Jotter Special in een opvallende blauwe kleur.
Hij grinnikte inwendig. Rawstorne had meer dan zijn best gedaan. Zelfs de spotted diamanten of de twins, diamanten met witte of zwarte vlekjes of halve kristallen die aan elkaar zijn gegroeid, zouden na slijpen of klieven mooie edelstenen opleveren. Om de schijn te redden, legde hij af en toe een partij opzij of dong af op de prijs die ervoor werd gevraagd. De geslepen diamanten kwamen het laatst aan de beurt. Stenen van het zuiverste water, soms tien tot twaalf karaat groot, geslepen in de millennium cut, wat extra schittering gaf. Champagnekleurige en purperen fancy's uit Australië waarvoor fabelachtige sommen werden betaald. Het idee alleen al dat dit fortuin hem zo meteen zou toebehoren, vulde zijn hoofd met een geraas als van stoom. Hij dwong zich tot kalmte, werkte rustig door en beoordeelde de situatie. In het kantoor zelf stonden geen camera's, alleen een paar monitors. Op de tafel waaraan hij zat bevonden zich alleen de attributen van de diamantair: een microscoop, een flexibel Fiberlite met halogeenlamp, een elektronisch rekenmachientje en een blocnote. Zo te zien nergens een alarmknop. Rawstorne zat naast hem, met duim en wijsvinger de steel van zijn borrelglas vasthoudend, en had alleen oog voor de diamanten op de tafel alsof hij bang was dat Jacobs een van de fancy's onder een nagel zou duwen en zo in zijn zak zou laten verdwijnen.
Rita zat nu aan wat vermoedelijk haar eigen bureau was achter een computerscherm. Ook zij hield hem voortdurend in de gaten. Hij twijfelde er niet aan dat ze onder het tafelblad van haar bureau een alarmknop had. Vermoedelijk was dat de procedure. Als er bezoekers in huis waren en de kluis werd geopend, bleef altijd een van beiden dicht genoeg in de buurt van zo'n vervloekte knop. Maar hij zou ze te slim af zijn, dat gaf hij hen op een briefje. Het werd trouwens tijd om uit de startblokken te komen. Hij schatte dat hij al ruim drie kwartier bezig was, lang genoeg om hun waakzaamheid te doen verslappen. Hij stopte de laatste partij weer in de doos en keek peinzend voor zich uit.
‘En?’ vroeg Rawstorne.
‘Ogenblikje.’
Met het elektronisch rekenmachientje telde hij de waarden bij elkaar: dertien miljoen negenhonderdduizend dollar. Een cijfer om van te duizelen. Rawstorne had de hele tijd toegekeken. Vanzelfsprekend kende hij de totale waarde uit zijn hoofd, maar toen Jacobs het cijfer onder de opsomming neerschreef, pakte hij zijn borrel op en dronk hem leeg.
Jacobs stak de pincet weg en schoof de blocnote van zich af. Hij knikte bedachtzaam. ‘Het is prima spul.’
‘Ik heb me uitgesloofd om ze te vinden. Dat kan ik je wel vertellen.’
Jacobs streek nadenkend over zijn baard.
‘De hele partij is gedekt met certificaten van oorsprong’, voegde Rawstorne eraan toe.
Jacobs knikte, alsof hij tot een besluit kwam. ‘Goed’, zei hij. ‘Ik neem alles, behalve die twee.’ Hij wees op de twee partijbriefjes die hij opzij had gelegd.
Rawstorne had moeite zijn tevredenheid te verbergen.
‘Hoe regelen we de betaling?’
Jacobs zette zijn bril af en stak die in zijn zak. Die zou hem alleen maar hinderen als hij in actie kwam. ‘Geaccepteerde wissels, gewaarborgd door de Rand Merchant Bank in Johannesburg. De discontokosten zijn voor mijn rekening.’
‘Dat lijkt me redelijk.’ Rawstorne stak een hand uit. ‘Mazal u'bracha. Veel geluk ermee.’
Jacobs drukte hem de hand. ‘Mazal u'bracha.’ De deal was geklonken. In normale omstandigheden zouden de diamanten nu naar het Diamond House in het gebouw van de Hoge Raad voor Diamant worden overgebracht die de goederen zou uitklaren en uitvoeren.
‘Heb je een attest bij je van de bank?’ vroeg Rawstorne.
‘Ja. Ook de wissels. We hoeven alleen nog de bedragen in te vullen.’ Jacobs pakte zijn draagtas van de grond en trok de klittenbandsluiting open. Hij had het theeglas niet aangeraakt. ‘Rita, wil jij even dat theeglas wegpakken. Als we dat omstoten zijn al mijn papieren naar de haaien.’
Rita trapte in de val. Ze verliet haar bureau en kwam naast hem staan. Toen ze voorover boog om het glas op te pakken, maakte haar lichaamswarmte een zinnelijke geur vrij. Hij schoof zijn linkerhand in de draagtas en pakte het pistool. Toen kwam de stoot adrenaline die witheet door zijn aderen stuwde. Hij stond op met een ruk, zodat de stoel waarop hij zat tegen de grond kletterde.
‘Op de grond, allebei!’ snauwde hij.
Rita maakte een luchtsprong van schrik. Met zijn rechterhand pakte hij haar bij de nek en schopte haar voeten onderuit zodat ze met een kreet van pijn tegen de grond sloeg. Uit de hoek van zijn oog zag hij de rechterhand van Rawstorne naar de tafelrand glijden, maar voor die een mogelijke alarmknop kon indrukken, sloeg hij met de loop van de M469 zo hard op de uitgestrekte vingers dat hij de kootbeentjes hoorde breken.
Rawstorne uitte een korte, meelijwekkende jammerklacht. Hij liet zich zijwaarts van zijn stoel op de grond glijden en bleef ineengedoken op zijn knieën zitten, met de gezonde hand de gewonde hand koesterend. ‘Oei, oei.’
Jacobs trapte hard tegen zijn heupgewricht wat opnieuw een pijnlijke kreet uitlokte. ‘Liggen. LIGGEN!’
Rawstorne liet zich vallen en drukte zijn buik tegen de grond.
‘Jij ook, klotewijf! Weg van die tafel! Uit elkaar! Handen in de nek!’
Rawstorne en Rita krabbelden op handen en voeten van de tafel weg en bleven doodstil liggen, de handen in de nek. Jacobs boog zich over Rawstorne en drukte de loop van het pistool tegen de onderkant van zijn rug. ‘Eén verkeerde beweging en ik schiet je ruggengraat aan flarden.’ Een oeroude haat, overgedragen van generatie tot generatie, vond zijn uitweg. ‘Je zult heel je leven verlamd blijven, nooit meer lopen, nooit meer bewegen. Weet je wat dat betekent? Zelfs met al het geld dat je voorvaderen van de mijne hebben gestolen, zul je geen nieuwe ruggengraat kunnen kopen.’ Met de punt van zijn schoen trapte hij Rawstorne meedogenloos hard tegen de andere heup. Hij was er zeker van dat hij het bot hoorde kraken.
De diamantair hijgde van de pijn. ‘Alsjeblieft. Geen geweld. No violence. Dat was niet… No violence. Neem de diamanten en verdwijn.’
‘Kop dicht.’
Hij stopte de Smith & Wesson tussen zijn broeksband en ging aan het werk. Eerst trok hij flinterdunne medische handschoenen aan. Daarna sneed hij met het Bökermes een paar stukken plakband af en wikkelde die om Rawstornes enkels en vervolgens om zijn polsen zonder daarbij de gewonde hand te sparen. De diamantair beet op zijn lippen om het niet uit te schreeuwen, maar liet hem begaan. Toen Jacobs een stuk plakband op zijn mond probeerde te drukken, rukte hij zijn hoofd weg. ‘Nee. Dan kan ik niet ademen. Ik heb astma.’ Met het mes gaf Jacobs hem een sneetje onder het linkeroog. ‘Ben je liever een oog kwijt? Of allebei?’ Nu spartelde Rawstorne niet meer tegen, zelfs toen hij hem bij zijn kraag meetrok en met tape aan een buis van de radiator vastmaakte.
Nu was het de beurt aan de vrouw. Ze lag met afgewend hoofd en haar ogen dicht alsof ze niet wilde weten wat hij achter haar rug uitspookte. Haar rok was weer zover opgeschoven dat hij haar witte dijen en haar slipje kon zien. Geile trut. Zelfs nu probeert ze me nog af te leiden. ‘Draai je om en steek je handen uit.’
Ze gehoorzaamde, nog altijd met de ogen dicht. Hij plakte haar armen van de vingers tot halverwege de onderarmen aan elkaar vast met de tape. Hij kneep in haar borsten. ‘Kijk me aan.’
Ze opende haar ogen. ‘Viezerik’, fluisterde ze, haar blik een en al haat en minachting. ‘Schande. En dat voor een chassied.’
‘Smoel houden.’ Hij zette zijn hoed af en bracht zijn gezicht vlakbij het hare. Ze dacht dat hij haar zou zoenen en wilde hem in het gezicht spuwen, maar voor ze de kans kreeg drukte hij een stuk plakband op haar mond. ‘Zo teef. Hou je spuug maar bij je. Die zul je zo meteen voor wat anders nodig hebben.’
Hij richtte zich op. Kalm, zonder overhaasting, vulde hij zijn draagtas met de partijbriefjes. Straks in de auto zou hij de diamanten in de broekriem stoppen. Even overwoog hij of hij de safe zou leegmaken, maar hij zag ervan af. Met een Fichet Bauche wist je nooit of er niet een of ander stil alarm in weggestopt zat. Hij drukte de sluiting dicht en woog de draagtas genietend op zijn hand. In zijn ogen leek het of het zwarte nylon de schittering van de inhoud uitstraalde. Het toegenomen gewicht was amper merkbaar: een ontzaglijk fortuin van meer dan drieduizend vierhonderd karaat ruwe en geslepen niet te traceren diamant van topkwaliteit dat niet eens zevenhonderd gram woog.
Tijd om ervandoor te gaan. Hij liep om het bureau van Rita heen en vond het cijferbordje om het automatische slot van de voordeur te openen. Tot zover klopte de informatie van Chinsky.
Hij knielde naast de vrouw en liet haar het mes zien. ‘Ik ga nu het plakband verwijderen. Als je gaat schreeuwen, snijd ik je tong uit je mond. Zul je stil zijn?’
Ze knikte.
Met een vlugge beweging trok hij de tape van haar mond. Dat deed pijn, ze kreeg er tranen van in de ogen, maar ze gaf geen kik.
‘Wat is de code om de voordeur te openen?’
‘Val dood’, zei ze.
Hij bleef kalm. ‘Hoor eens. Ik ken de code. Ik denk dat jij ze via via aan mij hebt verkocht.’ Hij zag haar ogen oplichten in protest. ‘Als ik mijn verstand gebruik dan moet ik je koud maken voor ik hier wegga.’
Ze hief smekend haar gebonden handen op. ‘Waarom? Ik heb je niets misdaan.’
‘Ik zei het al. Omdat jij via via de code aan mij hebt verkocht en dus ben je de enige link naar mij.’
Haar lip begon te beven. ‘Alsjeblieft. Ik heb niemand de code gegeven.’
Met de stalen punt van het mes duwde hij haar kin omhoog. ‘Lieg niet, slet.’
Ze zweeg verschrikt.
‘Als je de waarheid spreekt, mag je misschien blijven leven. Akkoord?’
Ze knikte, niet in staat te antwoorden.
‘Mooi zo. Dan ga je me nu nog eens zeggen wat de juiste code is. De code zonder het stille alarm. Als dat een ander nummer is dan wat je me de eerste keer hebt gegeven, dan snijd ik je de strot af.’
‘Dat is niet eerlijk. Misschien heeft iemand anders je wel een verkeerd nummer gegeven’, protesteerde ze met een snik in haar stem.
‘Vertel jij me godverdomme niet wat eerlijk is. De code!’ Hij verhoogde de druk met het mes.
‘Z… Z… Zeven.’
‘Zonder stotteren, wil je.’
‘Alsjeblieft, laat me gaan’, smeekte ze. ‘Ik heb een kind. Een zoontje. Hij is pas vier. Hij kan niet zonder me. Ik…’
‘Zeur niet, slet. Wat is het nummer?’
‘Zeven, drie, vier, één.’
‘Zeker weten?’
‘Ja, alsjeblieft. Ik…’
‘Dan nu de code met het stille alarm.’
Ze sloeg haar ogen neer. ‘Ik weet niet wat je bedoelt.’
‘O nee? Jammer. Dan zal je zoontje het zonder moeder moeten stellen. Of wil je hem mee naar het hiernamaals. Dat kan ook.’
‘Nee, niet doen. Ik doe alles wat je wilt.’
Hij grijnsde. ‘Dat komt nog. Eerst het nummer.’
‘Je moet alleen de laatste twee cijfers omdraaien.’
Hij liep naar haar bureau en toetste het nummer in. Hij hoorde een zachte klik en op een van de monitors zag hij hoe de stalen voordeur uit het slot sprong en op een kier bleef staan. Hij duwde de deur weer dicht en keerde terug naar Rita. ‘Weet je wat? Ik blijf nog even tot ik zeker weet dat er geen politie komt. Ondertussen kun jij je belofte nakomen.’ Hij kwam voor haar staan. ‘Op je knieën.’
Ze wrong radeloos met haar handen, maar het plakband groef zich in haar vlees. ‘Nee! Nooit! Ik heb je het goede nummer gegeven. Je moet me met rust laten.’
Hij raakte haar lippen aan met het mes. ‘Wat denk je? Wil je je zoontje nog terugzien?’
Ze zweeg onmiddellijk. Hij ritste zijn gulp open, greep haar bij het haar en trok haar hoofd dichterbij. Rawstorne lag als verlamd aan de radiator gekluisterd, door weerzin bevangen, gedwongen om te kijken. Jacobs sloeg geen oog van hem af. Terwijl hij zijn hoogtepunt naderde, werd hij overweldigd door een gevoel van onmetelijke triomf.