8
De volgende keer dat Haida bij Tsukuru vandaan ging was eind februari van het volgende jaar, acht maanden nadat ze elkaar hadden leren kennen. En deze keer bleef hij weg.
Toen de eindtentamens voorbij waren en de resultaten bekend waren gemaakt, was Haida naar Akita vertrokken. Maar waarschijnlijk niet voor lang, had hij tegen Tsukuru gezegd. De winters in Akita waren onvoorstelbaar koud, en na twee weken thuis hield hij het niet meer van verveling. In Tokyo amuseerde hij zich stukken beter. Maar ja, hij moest nou eenmaal helpen om de sneeuw van het dak te ruimen; daar kwam hij niet onderuit, en daarom ging hij even terug. Maar er verstreken twee weken, en drie, zonder dat Tsukuru’s jongere vriend naar Tokyo terugkeerde. En hij liet helemaal niets van zich horen.
Aanvankelijk maakte Tsukuru zich daar geen zorgen over. Haida zou het thuis wel beter naar zijn zin hebben dan hij had verwacht. Of misschien lag de sneeuw nog hoger dan in andere jaren. Tsukuru zelf ging half maart een dag of drie terug naar Nagoya. Niet dat hij daar zo’n zin in had, maar hij kon bezwaarlijk wegblijven. Natuurlijk lag er in Nagoya geen sneeuw op het dak, maar zijn moeder hing bijna elke dag aan de telefoon: het was nu vakantie, dus waarom kwam Tsukuru niet naar huis? ‘Ik heb een hele zwik huiswerk op gekregen die beslist af moet,’ loog hij. Maar twee, drie dagen konden er toch wel af, drong zijn moeder aan. Zijn oudste zus belde ook op. Moeder wilde hem dolgraag zien, zei ze; het lieve mens was zo verdrietig dat hij niet thuiskwam; Tsukuru moest echt een paar dagen vrijmaken. ‘Goed hoor. Ik kom,’ beloofde hij.
Afgezien van de wandelingen naar het park in de buurt als hij ’s avonds de hond uitliet, zette Tsukuru in Nagoya geen stap buiten de deur – zo bang was hij dat hij een van zijn vier voormalige vrienden tegen het lijf zou lopen. Vooral Witje en Zwartje wilde hij als het even kon vermijden. Sinds hij zulke geile dromen over hen had gekregen, had hij echt de moed niet meer om hun recht in de ogen te kijken. Wat hem betreft stond wat hij deed gelijk aan aanranding, ook al gebeurde het in zijn verbeelding, en ook al kreeg hij die dromen niet uit vrije wil en was er geen enkele manier waarop zij aan de weet konden komen waarover hij droomde. Misschien was één blik op zijn gezicht voldoende om hun te vertellen wat er allemaal in zijn dromen plaatsvond. En dan zeiden ze hem natuurlijk ongezouten de waarheid over wat ze van zijn vunzige visioenen vonden.
Hij probeerde zo weinig mogelijk te masturberen, maar niet omdat hij die daad op zichzelf als zondig beschouwde. Zijn gevoel van zonde had ermee te maken dat hij zoiets niet kon doen zonder aan Witje en Zwartje te denken. Hij probeerde over andere vrouwen te fantaseren, maar altijd weer glipten die twee zijn verbeelding binnen. Hoe minder hij zichzelf echter bevredigde, hoe meer natte dromen hij had. En daarin speelden bijna zonder uitzondering Witje en Zwartje de hoofdrol. Het kwam dus op hetzelfde neer. Maar als hij droomde, waren het tenminste beelden die hij niet met opzet opriep. Natuurlijk was dit niet meer dan een uitvlucht, maar voor Tsukuru stond het gelijk aan een verontschuldiging, en dat betekende erg veel voor hem.
Qua setting en details verschilden de dromen enigszins van elkaar, maar in wezen waren ze allemaal hetzelfde: de meisjes hadden zich naakt om hem heen gestrengeld: ze liefkoosden zijn hele lichaam en stimuleerden zijn penis met hun vingers en lippen, en het eindigde onveranderlijk met de geslachtsdaad. Degene in wie Tsukuru klaarkwam was steevast Witje. Hij kon nog zo heftig met Zwartje liggen stoeien, als de climax naderde en hij op het allerlaatste ogenblik nog even keek, zag hij dat ze opeens in Witje was veranderd. En dan spoot zijn zaad al bij haar naar binnen. Zulke precies geprogrammeerde dromen had hij gehad sinds hij in de zomer van zijn tweede jaar uit de groep was gestoten en de gelegenheid had verloren de meisjes persoonlijk te ontmoeten – met andere woorden, sinds hij het wanhopige besluit had genomen het viertal uit zijn hart te bannen. Hij kon zich tenminste niet herinneren ooit eerder zulke dromen te hebben gehad. Waarom hij zoiets droomde wist Tsukuru natuurlijk ook niet. Dat was ook een van de problemen met het etiket ‘Onopgelost’ die hij diep had weggemoffeld in die ladekast in zijn onderbewustzijn.
Vaag gefrustreerd keerde hij terug naar Tokyo, maar van Haida nog steeds geen stom woord. Tsukuru ging in het zwembad kijken, en in de bibliotheek: Haida was nergens te bekennen. Elke keer dat hij het studentenhuis belde, kreeg hij te horen dat Haida niet thuis was. En met zijn stomme kop had hij hem nooit naar zijn adres en telefoonnummer in Akita gevraagd. Zo liep de lentevakantie ten einde en begon het nieuwe academisch jaar. Tsukuru was nu vierdejaars. De kersenbloesems bloeiden, en na een paar dagen vielen ze weer af, en nog steeds liet zijn jongere vriend niets van zich horen.
Hij ging naar Haida’s studentenhuis, en daar vertelde de beheerder hem dat Haida aan het eind van het vorige academisch jaar de huur had opgezegd en met al zijn spullen was vertrokken. Tsukuru wist niet wat hij hoorde; hij was stomverbaasd. Haida had niet verteld waarom hij wilde verhuizen, en een nazendadres had hij ook niet achtergelaten. Volgens de beheerder dan.
Op het faculteitsbureau konden ze Tsukuru alleen vertellen dat Haida vrijstelling van studie had aangevraagd, maar niet waarom, want dat viel onder de bescherming van persoonsgegevens. In elk geval, vlak na de eindtentamens in februari had Haida in eigen persoon de van zijn persoonlijk stempel voorziene aanvraag voor studievrijstelling en opzegging van huurcontract ingediend – in een tijd, met andere woorden, dat hij Tsukuru praktisch elke dag zag. Ze troffen elkaar in het zwembad, en tijdens het weekend logeerde hij bij Tsukuru in de flat, en dan zaten ze tot ’s avonds laat intensief te praten. Desalniettemin had hij er met geen woord over gesproken dat hij vrijstelling wilde nemen. Hij had alleen maar met het onschuldigste gezicht van de wereld gezegd dat hij ‘even voor een week of twee naar Akita ging’. Zo was Haida uit Tsukuru’s gezichtsveld verdwenen.
Ik zie Haida waarschijnlijk nooit meer, dacht Tsukuru. Die heeft zijn besluit genomen en is zonder een woord te zeggen van me weggegaan. Dat is echt niet zomaar gebeurd. Er moet een heel duidelijke reden zijn geweest waarom hij dat heeft gedaan. En wat voor reden dat ook is, hij komt niet meer terug. Tsukuru’s voorgevoel kwam uit: zolang hij aan de universiteit studeerde, liet Haida zich daar niet meer zien en bleven alle berichten van hem uit.
Vreemd, dacht Tsukuru. Het is of Haida gedoemd is het leven van zijn vader te herhalen. Hij neemt ook vrijstelling als hij twintig is zonder een duidelijk adres achter te laten, net of hij de voetsporen van zijn vader wil volgen. Of zou hij dat verhaal van zijn vader uit zijn duim hebben gezogen? Heeft hij misschien de figuur van zijn vader gebruikt om me iets over zichzelf te vertellen?
Maar om de een of andere reden greep Haida’s tweede verdwijning Tsukuru minder aan dan de eerste. Hij had ook niet het bittere idee dat Haida hem had verworpen of in de steek gelaten. Door het verlies van Haida voelde hij eerder een zekere kalmte over zich neerdalen – een merkwaardig, neutraal soort kalmte. Hij had zelfs het onverklaarbare gevoel dat Haida zijn zonden en onreinheden voor een gedeelte op zich had genomen en als gevolg daarvan ver van hem weg had moeten gaan.
Natuurlijk was Tsukuru verdrietig dat Haida er niet meer was. Hij vond het erg jammer dat het zo gelopen was. Haida was een van de zeer weinige vrienden die hij had. Maar misschien was het achteraf bekeken onvermijdelijk geweest. In de flat waren nog een paar dingen die Haida had achtergelaten: zijn koffiemolentje, een halfvol zakje koffiebonen, Pelgrimsjaren van Franz Liszt in de uitvoering van Lazar Berman (een set van drie elpees) – en de herinnering aan twee onpeilbaar diepe, heldere ogen.
==
In mei, ongeveer een maand nadat hij erachter was gekomen dat Haida van de campus was verdwenen, had Tsukuru zijn eerste seksuele ervaring met een vrouw van vlees en bloed. Hij was toen eenentwintig – eenentwintig jaar en zes maanden. Om studiepunten te krijgen voor een practicum had hij sinds het begin van het academisch jaar een bijbaantje genomen als technisch tekenaar op een ontwerpbureau in de binnenstad, en daar werkte zij ook, gewoon op kantoor. Ze was vier jaar ouder, ongetrouwd, klein van stuk, met lang haar, grote oren en mooie benen. Haar hele lichaam maakte een bijzonder compacte indruk. Haar gezicht was eerder leuk dan mooi. Als je een grapje maakte, lachte ze al haar parelwitte tanden bloot. Toen Tsukuru net op het bureau werkte, was ze altijd heel vriendelijk tegen hem, en hij merkte meteen dat het niet plichtmatig was, maar dat ze hem werkelijk aardig vond. Hij voelde zich als vanzelf op zijn gemak bij vrouwen die een paar jaar ouder waren. Dat kwam waarschijnlijk doordat hij was opgegroeid met twee oudere zussen om zich heen. En zij was net zo oud als zijn jongste zus.
Zodra hij de kans had, nodigde hij haar uit voor een etentje, informeerde daarna of ze zijn flat wilde zien, en eenmaal daar gekomen vroeg hij zonder blikken of blozen of ze met hem naar bed wilde. Op geen van die vragen zei ze nee. Ze aarzelde nauwelijks. Voor Tsukuru was het zijn eerste keer, maar het liep allemaal gesmeerd. Hij had geen plankenkoorts en liet zich geen moment van de wijs brengen. Daardoor kreeg ze de indruk dat Tsukuru heel wat seksuele ervaring had voor iemand van zijn leeftijd, terwijl hij het in feite alleen had gedaan met de meisjes in zijn geile dromen.
Natuurlijk vond Tsukuru haar aardig. Ze was bijzonder aantrekkelijk en lang niet dom. Hij kon niet van haar verlangen dat ze hem op dezelfde intellectuele manier stimuleerde als Haida had gedaan, maar ze was opgeruimd van aard, had geen pretenties en bezat een gezonde nieuwsgierigheid, zodat het een genoegen was om met haar te praten. Op seksueel gebied was ze erg ondernemend. Hij stak heel wat van haar op over het vrouwelijk lichaam.
Koken kon ze niet bijzonder goed, maar ze hield van schoonmaken en Tsukuru’s flat blonk algauw dat het een lust was. Gordijnen, lakens, slopen, handdoeken, tot de badmat aan toe – ze werden allemaal door brandschone nieuwe vervangen. Ze bracht niet weinig kleur en fleur in het leven dat hij had geleid nadat Haida was vertrokken. Maar de reden waarom Tsukuru zo verwoed had geprobeerd deze iets oudere vrouw te verleiden was niet dat hij zijn hartstochten niet kon bedwingen, of dat hij zich zo tot haar aangetrokken voelde, en zelfs niet dat hij op deze manier de triestheid van zijn dagelijks leven wilde verdrijven. Nee, hij had het voornamelijk gedaan om zichzelf te kunnen bewijzen dat hij niet homoseksueel was en dat hij heel goed in staat was om niet alleen in zijn dromen, maar ook in het lichaam van een echte vrouw klaar te komen. Tsukuru zou het zelf waarschijnlijk nooit hebben toegegeven, maar dat was zijn belangrijkste doel geweest.
En dat had hij bereikt.
Elk weekend kwam ze naar zijn flat, en dan bleef ze slapen – net zoals Haida dat tot voor kort had gedaan. Dan brachten ze urenlang met elkaar door in bed. Soms duurde de seks voort tot het ’s ochtends licht begon te worden. Terwijl Tsukuru haar in zijn armen hield, deed hij zijn best alleen aan haar en aan haar lichaam te denken. Op die klus concentreerde hij al zijn aandacht; dan zette hij het knopje van zijn fantasie uit en bande hij alles wat daar niet thuishoorde – de naakte lijven van Witje en Zwartje, de lippen van Haida – zo ver mogelijk weg. Omdat ze aan de pil was, kon hij net zoveel zaad in haar spuiten als hij maar wilde. Zo te horen vond ook zij seks met hem prettig en bevredigend. Als ze haar orgasme bereikte, lag ze tenminste met een heel rare stem te kreunen. Goddank, ik ben normaal, zei Tsukuru dan tegen zichzelf. En dankzij die stoeipartijen had hij ook geen last meer van geile dromen.
Deze verhouding duurde zo acht maanden voort, tot er met wederzijds goedvinden een punt achter werd gezet. Dat gebeurde vlak voor zijn afstuderen. Hij was toen al aangenomen bij de spoorwegmaatschappij en werkte niet langer op het ontwerpbureau. Terwijl ze haar affaire met Tsukuru had, had ze een verloofde – een jeugdvriend – in haar geboortestad in Niigata, met wie ze in april officieel in het huwelijk zou treden. (Dat had ze overigens van het begin af aan nooit voor hem verzwegen.) Ze was van plan haar baan op het ontwerpbureau op te geven en te verhuizen naar Sanjō, ook in Niigata, waar haar verloofde werkte. Daarom kon ze Tsukuru van nu af aan niet meer ontmoeten, kondigde ze op een dag in bed aan.
‘Het is een heel goede vent,’ zei ze terwijl ze een hand op Tsukuru’s borst legde. ‘Waarschijnlijk precies de juiste man voor mij.’
‘Ik vind het ontzettend jammer dat ik je niet meer op deze manier zal kunnen zien, maar ik veronderstel dat ik je zal moeten feliciteren,’ zei Tsukuru.
‘Dank je wel,’ zei ze. En daar voegde ze, als een voetnoot in kleine lettertjes onder aan een bladzijde, aan toe: ‘Maar wie weet ontmoeten we elkaar binnenkort wel weer eens.’
‘Dat zou leuk zijn,’ zei Tsukuru. Maar wat die voetnoot precies te betekenen had, wist hij niet. Zou ze met haar verloofde ook zo liggen te kreunen, vroeg hij zich opeens af. Daarna hadden ze nog een keer seks.
Tsukuru vond het echt jammer dat hij hun wekelijkse ontmoetingen voortaan moest missen. Om schokkende erotische dromen te kunnen vermijden, en ook om voort te kunnen leven in de tegenwoordige tijd, had hij een vaste sekspartner nodig. Toch was haar voorgenomen huwelijk waarschijnlijk een buitenkansje voor hem. Hij was namelijk niet in staat om voor deze iets oudere vriendin meer te voelen dan een milde genegenheid en een gezonde begeerte. En hij stond juist op het punt om een nieuwe stap in zijn leven te zetten.