6

Tsukuru Tazaki stuurde Sala Kimoto een mailtje van zijn computer om haar mee uit eten te vragen. Dat was vijf dagen nadat ze samen in die bar in Ebisu hadden zitten praten. Haar antwoord kwam uit Singapore. Overmorgen was ze weer terug in Japan. De dag daarop was een zaterdag, en dan had ze de hele avond vrij. ‘Je uitnodiging komt mooi uit, want er is iets waar ik het met je over wil hebben,’ schreef ze.

Iets waar ze het met hem over wilde hebben? Tsukuru had natuurlijk geen idee wat dat zou kunnen zijn, maar hij fleurde helemaal op bij het vooruitzicht haar weer te kunnen ontmoeten. Hij besefte hoezeer hij naar deze twee jaar oudere vrouw verlangde. Nu hij haar een paar dagen niet had gezien, had hij het gevoel dat hij op het punt stond iets belangrijks te verliezen. Hij kreeg er zowaar lichte hartkloppingen van, en zoiets was hem in tijden niet overkomen.

Maar de volgende drie dagen moest hij veel harder werken dan hij verwacht had. Het metronetwerk van Tokyo werd uitgebaat door twee maatschappijen, die nu de mogelijkheid onderzochten om hun systemen te integreren, en dat bracht allerlei problemen met zich mee. Door de verschillende vormen van de wagons kon de veiligheid van de passagiers in gevaar komen (waarom konden ze hem zulke belangrijke informatie niet eerder verschaffen?), en dat maakte het noodzakelijk om in ijltempo de perrons van een aantal stations gedeeltelijk aan te passen. Daar moesten werkschema’s voor worden opgesteld. Tsukuru werkte een paar dagen bijna de klok rond, maar toen was het zo’n beetje voor elkaar en kon hij met goed fatsoen zaterdagavond en zondag vrij nemen. Nog gekleed in zijn pak ging hij regelrecht van kantoor naar de bar in Aoyama waar ze hadden afgesproken. Toen hij eenmaal op de bank van de ondergrondse zat, viel hij meteen in een diepe slaap, en het had maar een haar gescheeld of hij had zijn overstap in Akasaka-Mitsuke gemist.

‘Wat zie jij er moe uit, zeg!’ zei Sala zodra ze hem zag.

Tsukuru legde in een paar woorden uit waarom hij het de laatste dagen zo druk had gehad – zo kort en eenvoudig mogelijk.

‘Ik had eigenlijk een keer naar huis willen gaan om een douche te nemen en kleren aan te trekken die niets met werk te maken hadden, maar zelfs daar kon ik geen tijd voor vinden,’ zei hij.

Uit een boodschappentasje haalde Sala een fraai verpakt langwerpig plat doosje tevoorschijn en stak dat Tsukuru toe.

‘Ik heb een cadeautje voor je meegebracht.’

Tsukuru maakte het pakje open en vond een stropdas – een zijden stropdas van een verfijnd, effen blauw. Yves Saint Laurent.

‘Die zag ik liggen in een taxfreeshop in Singapore, en ik moest meteen aan jou denken.’

‘Dank je wel. Het is een schitterende das!’

‘Er zijn mannen die het niet leuk vinden om een stropdas cadeau te krijgen.’

‘Nou, daar hoor ik niet bij,’ zei Tsukuru. ‘Zelf kom ik er niet toe om die dingen te kopen. En jij hebt zo’n goede smaak.’

‘Gelukkig!’ verzuchtte Sala.

Tsukuru rukte de streepjesdas die hij om had ter plekke af en knoopte de nieuwe om die Sala hem had gegeven. Hij droeg die dag een donkerblauw zomerpak en een wit overhemd met een klassieke boord, dus daar paste de blauwe stropdas wonderwel bij. Sala stak haar handen uit over het tafeltje en trok met een geoefend gebaar de knoop recht. Hij snoof met welbehagen de lichte geur van haar parfum op.

‘Hij staat je goed,’ zei ze met een glimlach.

De stropdas die hij tot dan toe had gedragen lag op tafel, en nu hij hem eens goed bekeek, kwam het ding hem veel sjofeler voor dan Tsukuru had gedacht. Hij zag eruit als een rare gewoonte waarvan je nooit hebt beseft dat je haar had. Ik moet toch een beetje meer op mijn uiterlijk letten, dacht hij voor de zoveelste keer. Als je dag in, dag uit op het kantoor van een spoorwegmaatschappij aan bouwtekeningen zit te werken, kom je er niet aan toe om aandacht aan je kleren te besteden. Je hebt bijna uitsluitend mannen om je heen. Zodra je op je werk aankomt, doe je je das af en stroop je je mouwen op, en dan ga je aan de slag. Je moet ook vaak een kijkje nemen op de bouwplaats. Er was bijna niemand in Tsukuru’s omgeving die het een zier kon schelen wat voor pak hij droeg of wat voor stropdas hij om had. En goed beschouwd was het alweer tijden geleden dat hij regelmatig met dezelfde vrouw was uitgegaan.

Dit was de eerste keer dat Sala hem een cadeautje had gegeven, en hij was daar erg blij om. Dat is waar ook, dacht hij. Ik moet haar vragen wanneer ze jarig is. Dan moet ik een cadeautje voor haar kopen. Dat mag ik niet vergeten. Hij bedankte haar nogmaals, vouwde zijn oude stropdas op en stopte die in een zijzak van zijn colbert.

==

Ze gingen naar een Frans restaurant in het souterrain van een kantoorgebouw in Minami-Aoyama. Ook dit was een gelegenheid die Sala kende. Het was geen restaurant met pretenties, want het eten en de wijn waren er niet peperduur. Met zijn informele karakter kwam het meer in de buurt van een bistro, maar dan een met meer ruimte en grotere tafels, zodat je er ontspannen kon praten. De bediening was er ook heel goed. Ze bestelden een karaf rode wijn en bestudeerden de menukaart.

Sala droeg een jurk met een fijn bloemenpatroon en daaroverheen een dunne witte cardigan – allebei topkwaliteit, zo te zien. Tsukuru wist natuurlijk niet wat ze verdiende, maar op haar garderobe leek ze in elk geval niet te bezuinigen.

Onder het eten vertelde ze honderduit over haar werk in Singapore. Ze had er onderhandeld over hoteltarieven, restaurants uitgekozen, vervoermiddelen besproken, diverse activiteiten geregeld, medische inrichtingen bekeken – alles wat nodig is als je ergens een nieuwe packagetour op touw wilt zetten. Ze was met een lange checklist uit Japan vertrokken, en daarvan had ze elk vakje systematisch afgevinkt. Ze was in Singapore zelf alle plaatsen afgelopen en had alles met eigen ogen tot in de kleinste details gecontroleerd. In dat opzicht kwam haar werk, en de volgorde waarin het gedaan werd, erg overeen met het bouwen van een station. Terwijl hij naar haar zat te luisteren, kwam Tsukuru tot het besef dat hij een begaafd specialist tegenover zich had zitten – iemand die uiterst zorgvuldig te werk ging.

‘Ik moet er binnenkort nog een keer heen,’ zei Sala. ‘Ben jij ooit in Singapore geweest?’

‘Nee. Om eerlijk te zijn heb ik nooit een stap buiten Japan gezet. De kans om een zakenreis naar het buitenland te maken heb ik nog niet gekregen, en in m’n eentje zo’n reis maken is me gewoon te veel werk.’

‘O, maar Singapore is reuze-interessant, hoor! Je kunt er heerlijk eten, en daar vlakbij zijn een paar fantastische resorts. Ik zou je dolgraag een keer een rondleiding geven.’

Samen met haar een buitenlands reisje maken – ja, dat zou hij ook dolgraag willen. Hij stelde het zich al voor.

==

Zoals altijd hield Tsukuru het bij één glas wijn, dus Sala dronk de rest van de karaf leeg. Ze leek goed tegen drank te kunnen, want haar gezicht werd er niet merkbaar roder van. Hij koos een schotel van gestoofd rundvlees en zij gebraden eend. Toen ze het hoofdgerecht ophadden, nam ze na lang aarzelen toch een dessert. Tsukuru bestelde koffie.

‘Ik heb na ons vorige afspraakje over het een en ander nagedacht,’ begon Sala na een slokje te hebben genomen van de thee die bij haar dessert werd geserveerd. ‘Over die vier vrienden van je op de middelbare school, over jullie mooie broederschap, en over de chemistry die je daarin ontdekte.’

Tsukuru knikte kort en wachtte tot ze verderging.

‘Dat verhaal over de groep van vijf interesseerde me bijzonder,’ zei Sala. ‘Zoiets heb ik zelf namelijk nooit meegemaakt.’

‘Daar heb je misschien geluk mee gehad,’ zei Tsukuru.

‘Omdat je op het laatst zo’n rotervaring hebt gehad?’

Hij knikte.

‘Daar kan ik in komen,’ zei Sala. Ze kneep haar ogen half toe. ‘Maar ook al hebben ze je op het eind op je ziel getrapt, dan nog geloof ik dat het alleen maar goed voor je is geweest dat je ze hebt leren kennen. Het is al zeldzaam genoeg dat twéé mensen zo hecht van hart tot hart met elkaar verbonden zijn. Maar vijf – dat kan alleen maar een wonder worden genoemd.’

‘Het was inderdaad een klein wonder, en het zal ook wel goed voor me zijn geweest dat ik het heb meegemaakt,’ zei Tsukuru. ‘Maar daarom was de schok toen ik hun vriendschap verloor – ik kan beter zeggen: toen die me werd afgepakt – des te groter. Verlies, eenzaamheid... Die woorden drukken nog niet half uit wat ik toen voelde.’

‘Maar sindsdien zijn er alweer zestien jaren verstreken. Je bent nu een volwassen vent van midden dertig. Ik begrijp best dat je er destijds zwaar onder hebt geleden, maar lijkt dit je geen leeftijd waarop je je er zo langzamerhand eens overheen moet zetten?’

‘Me eroverheen zetten,’ herhaalde Tsukuru haar woorden. ‘En hoe zou ik dat precies moeten doen?’

Sala legde haar handen op tafel. Haar tien vingers waren licht gespreid. Aan de pink van haar linkerhand droeg ze een ring met een kleine amandelvormige steen. Ze staarde er een poosje naar. Toen keek ze weer op.

‘Ik geloof dat je best eens die vier vrienden kunt gaan opzoeken om te vragen waarom ze je zo bot uit de groep hebben gezet. Waar was het voor nodig om je zo te behandelen?’

Tsukuru wilde zijn laatste restje koffie opdrinken, maar toen hij merkte dat zijn kopje al leeg was, zette hij het terug op het schoteltje. Het gaf een onverwacht harde, scherpe tik. Alsof dat geluid zijn aandacht had getrokken, kwam de kelner aangelopen en vulde hun glazen met water nog eens bij.

Toen de kelner weer weg was, zei Tsukuru: ‘Ik heb het je al eens eerder gezegd, maar ik zou die hele geschiedenis het liefst helemaal vergeten. De wond die ik toen heb opgelopen is langzaam maar zeker geheeld, en ik heb me zo goed en zo kwaad als het ging over de pijn heen gezet. Dat heeft heel wat tijd gekost. Nu zit er eindelijk een korstje op de wond, en ik wil hem niet nog eens openhalen.’

‘Weet je dat zeker?’ vroeg ze zachtjes, Tsukuru recht in de ogen kijkend. ‘Misschien zit er wel een korstje op de wond, maar bloedt hij vanbinnen nog rustig door. Heb je daar nooit aan gedacht?’

Tsukuru dacht na. Hij zei niets. Er wilden geen woorden bij hem opkomen.

‘Kun je me hun volledige namen niet geven, Tsukuru? En ook de naam van jullie middelbare school, het jaar dat jullie die afmaakten, de naam van de universiteit waar ze allemaal heen gingen, en van iedereen het adres en telefoonnummer dat ze destijds hadden?’

‘Wat heb je eraan om dat allemaal te weten?’

‘Ik ga zo precies mogelijk uitzoeken waar ze nu zijn en wat ze doen.’

Tsukuru’s adem stokte opeens in zijn keel. Hij deed een greep naar zijn glas en nam een slokje water.

‘Waarvoor, in godsnaam?’

‘Om jou de gelegenheid te geven ze te ontmoeten en ze op de man af te vragen wat er zestien jaar geleden precies is voorgevallen.’

‘Maar als ik je nu zeg dat ik dat niet wil?’

Ze draaide haar handen om, zodat ze met de palmen naar boven op de tafel rustten. Maar over de tafel heen bleef ze Tsukuru recht in zijn ogen kijken.

‘Mag ik heel eerlijk tegen je zijn?’ vroeg ze.

‘Natuurlijk.’

‘Ik ben bang dat je dit niet leuk zult vinden.’

‘Dat hindert niet. Ik wil weten wat je denkt.’

‘Na ons vorige afspraakje zei ik dat ik niet met je mee wilde naar je flat. Dat weet je nog wel, hè? Maar weet je ook waarom niet?’

Tsukuru schudde zijn hoofd.

‘Ik vind je heel aardig. En ik voel me erg tot je aangetrokken. Als vrouw, bedoel ik.’ Ze was even stil voor ze verderging. ‘Maar volgens mij zit je met een emotioneel probleem.’

Tsukuru’s ogen weken niet van haar gezicht.

‘En nu komt het moeilijke gedeelte. Ik bedoel, wat zo moeilijk is om uit te drukken. Want als je iets eenmaal in woorden uitdrukt, klinkt het allemaal veel te simpel. Dat gevaar is althans levensgroot. Maar een logisch samenhangende analyse kan ik er niet van maken. Het is een zuiver gevoelsmatige kwestie.’

‘Ik heb een groot vertrouwen in jouw gevoel,’ zei Tsukuru.

Ze beet licht op haar lip, trok een gezicht alsof ze met het blote oog de afstand tot iets aan het afmeten was en zei: ‘Toen ik in je armen lag, had ik het gevoel dat jij ergens anders was – op een plek die niet precies dezelfde was als die waar we elkaar omhelsden. Je was ontzettend lief voor me, en ik vond het heerlijk, daar niet van. Maar toch...’

Tsukuru pakte zijn lege koffiekopje weer op en omvatte het met beide handen. Toen zette hij het terug op het schoteltje. Nu heel behoedzaam.

‘Ik snap het niet,’ zei hij. ‘Ik heb al die tijd alleen maar aan jou gedacht. Ik kan me niet herinneren ergens anders te zijn geweest met mijn lichaam. En eerlijk gezegd had ik ook helemaal niet de kans om aan iets anders te denken dan aan jou.’

‘Dat kan zijn. Misschien dacht je ook al die tijd alleen aan mij. Als jij dat zegt, geloof ik dat zonder meer. En toch had je iets anders aan je hoofd. Ik voelde tenminste iets wat op een soort afstand leek. Misschien is het iets wat alleen vrouwen kunnen begrijpen. In elk geval, ik wil dat je begrijpt dat ik zo’n verhouding niet lang kan volhouden – zelfs niet als ik van je zou houden. Ik ben hebzuchtiger dan ik eruitzie. Ik zeg ook duidelijk waar het op staat. Als jij en ik van nu af aan serieus met elkaar willen omgaan, wil ik niet dat zo’n iets tussen ons in komt. Zo’n iets waarvan ik niet weet wat het is of waar het vandaan komt. Begrijp je wat ik bedoel?’

‘Je bedoelt dat je me niet meer wilt zien?’

‘Nee, dat bedoel ik niet!’ zei ze. ‘Afspraakjes zoals nu, gezellig met elkaar praten – dat vind ik heerlijk. Maar ik wil niet mee naar je flat.’

‘Je kunt niet met me naar bed.’

‘Nee, ik geloof niet dat ik dat kan,’ zei Sala onomwonden.

‘Omdat ik een emotioneel probleem heb?’

‘Ja. Jij loopt met een probleem rond. En dat kon wel eens veel dieper zitten dan je zelf denkt. Maar volgens mij is het ook een probleem waar je van af kunt komen – als je je daar eenmaal echt voor inzet. Het is net als bij een station waar iets aan mankeert: je zoekt de benodigde gegevens bij elkaar, maakt een nauwkeurige bouwtekening en zet een gedetailleerd werkschema op. Maar het allerbelangrijkste is dat je de volgorde bepaalt waarin alles moet worden uitgevoerd.’

‘En daarvoor is het nodig dat ik die vier een keer opzoek om een gesprek met ze te voeren. Dat wil je toch zeggen?’

Ze knikte.

‘Je bent geen naïeve, kwetsbare jongen meer, maar een onafhankelijke, fiere vakman, en zo moet je de confrontatie met het verleden aangaan. Niet kijken naar wat je wílt zien, maar naar wat je móét zien. Doe je dat niet, dan zul je die zware last de rest van je leven moeten meedragen. Dus vertel me de namen van die vier vrienden nou. Dan zoek ik wel voor je uit wat ze nu doen.’

‘Hoe dacht je dat voor elkaar te krijgen?’

Sala schudde verbijsterd haar hoofd.

‘Ben jij aan een technische universiteit afgestudeerd? Heb je wel eens van internet gehoord? Google? Facebook? Zeggen die namen je niks?’

‘Ja, voor mijn werk gebruik ik internet natuurlijk, en Google en Facebook ken ik ook. Dat spreekt vanzelf. Maar persoonlijk maak ik er nauwelijks gebruik van. In dat soort zoekmiddelen ben ik niet zo geïnteresseerd.’

‘Laat het nou maar helemaal aan mij over,’ zei Sala. ‘Ik ben daar heel goed in, geloof me.’

==

Na het eten wandelden ze naar Shibuya. Het was een mooie avond laat in de lente, met een grote gele maan die omfloerst was door nevel. Er hing vochtigheid in de lucht. De wind speelde met de zoom van Sala’s jurk, die bevallig heen en weer wiegde terwijl ze naast hem liep. Tsukuru moest onweerstaanbaar aan het lichaam denken dat onder die jurk schuilging. Hij wilde het dolgraag nog een keer in zijn armen nemen. De gedachte alleen al bezorgde hem een erectie. De begeerte zelf beschouwde hij niet als een probleem. Dit was het normale verlangen van een gezonde volwassen man. Maar misschien bevatte het in de kern iets irrationeels, zoals ze had gesuggereerd – iets vervormds. Dat kon hij niet goed beoordelen. Hoe meer hij nadacht over de afbakening tussen bewustzijn en onderbewustzijn, hoe minder hij van zichzelf begreep.

Na lang aarzelen nam Tsukuru een beslissing.

‘Ik moet even iets rechtzetten in wat ik je de vorige keer heb verteld.’

Sala liep gewoon door, maar keek hem van opzij met buitengewone interesse aan.

‘O ja? En wat dan wel?’

‘Weet je nog dat ik zei dat ik een paar keer serieus verkering heb gehad, maar dat daar nooit iets van is gekomen? Daar waren allerlei redenen voor, zei ik toen, maar het was niet alleen mijn schuld.’

‘Ja, dat weet ik nog goed.’

‘Ik heb de afgelopen tien jaar drie of vier keer een vaste vriendin gehad, en het was telkens een vrij langdurige, serieuze verhouding, niet zomaar een losse scharrel. En ik geloof dat de reden waarom het nooit écht iets is geworden hoofdzakelijk bij mij moet worden gezocht. De problemen lagen telkens bij mij, nooit bij hen.’

‘Maar wat voor problemen had je dan?’

‘Die verschilden natuurlijk van geval tot geval,’ zei Tsukuru. ‘Maar op één punt kwamen ze met elkaar overeen: dat ik van geen van die meisjes ooit echt heb gehouden. Natuurlijk vond ik ze heel lief, en ik heb met elk een erg leuke tijd gehad. Ik heb bijzonder mooie herinneringen aan ze overgehouden. Maar naar geen van hen heb ik ooit zo vreselijk verlangd dat ik mezelf volledig vergat.’

Sala was even stil.

‘Met andere woorden,’ zei ze toen, ‘jij hebt tien jaar lang “vrij langdurige, serieuze verhoudingen” gehad met meisjes van wie je nooit echt hebt gehouden.’

‘Daar komt het op neer, ja.’

‘Dat kan ik niet goed volgen.’

‘Het is ook niet goed te volgen.’

‘Wilde je soms niet trouwen? Wilde je je niet gebonden voelen? Speelden dat soort angsten soms mee?’

Tsukuru schudde zijn hoofd.

‘Nee. Angst voor het huwelijk of om me te binden heb ik geloof ik niet. Met mijn karakter verlang ik juist naar geborgenheid.’

‘Maar toch stond je voortdurend onder psychische druk, nietwaar?’

‘Dat kon wel eens waar zijn.’

‘Daarom legde je het aan met meisjes tegenover wie je je hart niet volledig hoefde te openen.’

‘Weet je waar ik denk ik bang voor was?’ zei Tsukuru. ‘Dat ik zielsveel van iemand zou gaan houden, dat ik haar meer dan wie ook ter wereld nodig zou gaan hebben, en dat ze dan op een dag opeens met de noorderzon zou vertrekken en me moederziel alleen achter zou laten.’

‘Daarom hield je ze allemaal bewust of onbewust op een afstand. Of koos je meisjes die je op een afstand kon houden. Zodat je er zelf zonder kleerscheuren afkwam. Op zo’n manier?’

Tsukuru zweeg. Dat zwijgen gaf instemming aan. Maar tegelijkertijd besefte hij dat dit alleen de kern van het probleem niet was.

‘En misschien gaat dat nu ook gebeuren tussen jou en mij.’

‘Nee, dat denk ik niet. Jouw geval ligt anders. Deze keer is het menens. Tegenover jou wil ik mijn hart wél openen. Dat meen ik oprecht. Daarom ben ik er juist over begonnen.’

‘Wil je me vaker zien, Tsukuru?’ vroeg Sala.

‘Moet je dat nog vragen? Natuurlijk wil ik je vaker zien.’

‘En ik wil jou van nu af aan ook vaker zien, als dat mogelijk is,’ zei zij. ‘Ik vind je heel aardig, en ik geloof dat je werkelijk bent zoals je je voordoet.’

‘Dank je,’ zei Tsukuru.

‘Dus geef me de namen van die vier vrienden nou. Wat je met die informatie doet, moet je zelf beslissen. Als je op grond daarvan besluit dat je ze liever toch niet ontmoet – nou, dan doe je dat niet. Dat mag je helemaal zelf uitmaken. Maar afgezien daarvan ben ik persoonlijk geïnteresseerd geraakt in dat viertal. Ik wil meer over ze aan de weet komen – over de mensen die nu nog aan je rug gekleefd zitten.’

==

Toen Tsukuru Tazaki terug was in zijn flat, haalde hij een oude agenda uit een bureaula, sloeg die open bij ‘Adressen’ en typte de namen, adressen en telefoonnummers die zijn vier vrienden destijds hadden gehad zorgvuldig in op het scherm van zijn laptop:

==

Kei Akamatsu

Yoshio Ōmi

Yuzuki Shirane

Eri Kurono

==

Het namenlijstje op het scherm riep allerlei herinneringen bij hem op. Het was of de reeds vergane tijd vaste vorm rond hem aannam. Die verleden tijd begon zich geruisloos in te dringen in de tegenwoordige tijd die nu aan het verstrijken was, als rook die door een heel klein kiertje van een deur een kamer binnenglijdt. Het was een rook zonder geur of kleur. Op een gegeven moment keerde hij echter naar de werkelijkheid terug, drukte op een toets van zijn laptop en verzond de mail naar Sala’s adres. Na zich ervan te hebben vergewist dat de mail inderdaad verzonden was, zette hij de computer uit en wachtte tot de tijd weer in fase liep met het heden.

‘Ik ben persoonlijk geïnteresseerd geraakt in dat viertal. Ik wil meer over ze aan de weet komen – over de mensen die nu nog aan je rug gekleefd zitten.’

Sala had ongetwijfeld gelijk, dacht Tsukuru toen hij in bed lag. Die vier zaten nu nog aan zijn rug gekleefd – en waarschijnlijk veel vaster dan Sala dacht.

==

Mister Red

Mister Blue

Miss White

Miss Black

==