Bronst
Toen Gert mij verliet, hield ik zeeën van tijd over. Ik had er nooit bij stilgestaan hoe bewerkelijk die man was, maar het scheelde uren.
's Ochtends hoefde ik hem niet meer te wekken met een zachte stem en zwarte koffie, er zaten niet langer ingewikkelde overhemden bij het strijkgoed en wanneer ik ergens in verdiept was, werd ik niet meer gestoord met: 'Weet jij waar, o nee laat maar, ik heb hef al.' Er waren geen boodschappen die ik misschien even kon doen als ik toch die kant op ging, en de inkoop van levensmiddelen was heel wat minder tijdrovend doordat, met Gert, ook de etenstijd was verdwenen.
De uren die ik over had, vulde ik aanvankelijk met tranen, omdat ik van de man had gehouden, maar na verloop van tijd betrapte ik me erop dat ik zachtjes liep te zingen terwijl ik op mijn gemak de planten water gaf. Ik schreef me in voor een cursus Russisch en ik ging naar theatervoorstellingen. De liefde miste ik wel, maar ik legde me erbij neer dat je niet alles kunt hebben: tijd én een man.
Tot ik op een dag een artikel in een tijdschrift las. Het was geschreven door een bioloog die ook met tijdsproblemen zat en er een oplossing voor had bedacht.
Op een herfstdag hoorde hij in een hertenkamp de reebok brullen en kwam op een idee. 'Laten we met z'n allen een bronsttijd instellen, een week of zes waarin we rollebollen en lellebellen, waarin niemand werkt en iedereen vrijt,' schreef hij. 'Aan het eind van die periode zijn we blij dat we weer gewoon aan het werk mogen en houden we tijd over om eens te gaan biljarten.'
Ik liet het tijdschrift op mijn schoot zakken. Bestond die bronsttijd niet al?
Hij valt tussen half juli en half augustus en we noemen hem zomervakantie. De invulling die de bioloog voor ogen stond klopte precies. Mannen die de rest van het jaar nooit iets frivolers dragen dan een saaie das, zetten in de zomervakantie een raar petje op en trekken een gebloemde bermuda aan. Vrouwen koesteren zich in de zon en flirten met de man die de badstoelen verhuurt. En sommigen overkomt een wonder. Ze worden verliefd zoals ze dat nog nooit zijn geweest.
In mijn tienertijd waren mijn enige liefdes vakantie- liefdes, want de jongens op school zagen mij niet staan. Ik was geen langharige blonde met een verlegen blik zoals Marianne, die al op haar vijftiende vaste verkering had, of een mysterieuze donkere schoonheid zoals Wette. Ik had slecht geknipt kort haar en ik werd van alles zenuwachtig, vooral van jongens.
Alleen in de vakantie bloeide ik op. Ik sprak geen Frans, maar ik kon instemmende geluiden maken die Frans aanrieden en dat was voldoende talenkennis voor de camping aan de Dordogne. Samen met mijn zuster liep ik de hele vakantie achter de jongens aan. Dat mocht van onze ouders. Zij waren modern en dat hield in dat flirten was toegestaan en vrijen ook. De onuitgesproken afspraak was alleen datje het vertrouwen niet beschaamde door met een geslachtsziekte of met een zwangerschap thuis te komen. Of met de jongen zelf. Daar hielden wij ons aan, maar op een dag in de kerstvakantie werd aan de Nederlandse huisdeur gebeld en daar stond Jean-Pierre.
Jean-Pierre was onze vakantieliefde uil de Provence. Hij had eerst wat met mijn zus, maar die vond er al gauw niks meer aan en toen kreeg ik hem. Ik was verliefd op hem omdat hij Frans ponyhaar had en groenblauwe ogen, maar toen hij daar in de vestibule stond, in een rare trui in plaats van een T-shirt, wist ik ineens geen raad met hem. Dat haar vond ik ook niet meer zo mooi.
De bronsttijd was voorbij.
Buiten de vakantie kunnen mensen natuurlijk ook verliefd worden, maar die liefde moet zich ontworstelen aan stroopdikke sociale conventies. Wanneer een man een leuke meid tegenkomt, moet hij zijn belangstelling tonen, maar niet al te gretig, anders denkt zij dat hij is overgeschoten omdat niemand anders hem wou.
Zij moet vriendelijk reageren op zijn toenadering, maar niet overdreven verheugd, anders denkt hij dat hij misschien wat beters kan krijgen en gaal nog een poosje zoeken. Zij mag het niet op zijn vrijheid gemunt hebben, hij moet een gevoelsleven kunnen laten zien.
Ik ken veel loslopende mannen en vrouwen die dolgraag iemand zouden willen hebben om van te houden. Ik nodig soms zo'n potje en een dekseltje uit om bij me thuis te komen eten, in de hoop dat er een romance uit groeit, maar ik zou net zo goed Charles en Lady Di op de thee hebben kunnen vragen. Ze moeten niets van elkaar hebben. Ze willen de aardappels nauwelijks aan elkaar doorgeven, zo argwanend kijken ze elkaar aan.
Ik heb een vriendin die ik aan de straatstenen niet kwijt kan. Ze ziet er leuk uit, daaraan mankeert niets, en ze is ook niet onaardig. Soms heeft ze een week of twee verkering maar daarna loopt het steevast mis.
'Wat doe je toch?' heb ik aan haar gevraagd, en natuurlijk zei ze dat ze niks deed, maar ik begreep dat ze na die twee weken een soort examen uitschrijft. Ze doet bijvoorbeeld quasi-onverschillig wanneer hij haar belt en zegt dat ze niet veel tijd heeft: 'Bel later nog maar eens.'
Dat doet hij niet, en geen wonder. Hij denkt met een vriendin te maken te hebben, niet met de koningin van Scheba. Maar deze vrouw zweert heilig bij haar methode, want ze heeft hem uit een Amerikaanse handleiding, die The Rules heet, De Regels.
Volgens De Regels mag een vrouw een man nooit als eerste benaderen. Hij is de jager, zij is de prooi en ze zorgt dat hij zich eerst een ongeluk moet draven voordat ze een keer met hem afspreekt. Die bijeenkomst ligt tenminste anderhalve week in het verschiet, want als je te gulzig toehapt als meisje denkt hij datje gemakkelijk te krijgen bent en doet hij geen moeite meer. Een vrouw die De Regels volgt, pakt nooit zelfde telefoon.
Ze wacht tot hij belt en wanneer ze een boodschap van hem op haar antwoordapparaat vindt, belt ze niet terug. Weet hij haar toch aan de lijn te krijgen, dan duurt het telefoongesprek niet lang. Ook dat is een voorschrift van De Regels: niet te lang telefoneren en na een paar minuten zeggen dat je nog meer te doen hebt. Klik.
Ik heb het boek met stijgende verbazing gelezen. Wat denken de schrijfsters dat ze aan het doen zijn? Het lijkt warempel wel of ze een man proberen te verslaan in plaats van te veroveren!
Ik wil meteen aannemen dat dit de uitgelezen manier is om een klootzak te verschalken, maar zou dat echt de bedoeling zijn? Ik heb eigenlijk liever een aardige man, liefst een verstandige man die, wanneer hij met zo'n berekenende krokodil te maken krijgt, gauw maakt dat hij wegkomt.
Uit de hele wereld komen klachten dat mannen zo moeilijk tot een duurzame liefdesrelatie te brengen zijn. Vooral vrouwen van middelbare leeftijd en jonge vrouwen die hoog zijn opgeleid blijven onbesteld over. Een man wil geen vrouw die gelijkwaardigheid nastreeft., zeggen zij. Hij vlucht liever in de armen van heel jonge vrouwen of bij een simpele ziel die hem aan zijn moeder doet denken.
Volgens mij denken mannen niet bijzonder diep na over hun partnerkeus. Ze willen natuurlijk graag een mooie vrouw, maar wanneer ze die niet kunnen krijgen, willen ze vooral een lieve. Hoe zij haar brood verdient, zal hem een zorg zijn.
Maar een vrouw die het tot registeraccountant heeft geschopt, is niet zomaar lief. Ze heeft keihard gewerkt om te bereiken wat ze nu is en ze wil de hoofdprijs: een man die eerbied heeft voor haar intelligentie, die haar bewondert om wat ze in de maatschappij heeft bereikt en die ook nog van haar houdt. Zo'n man bestaat niet, ze zal het moeten doen met de gewone exemplaren. Die houden het na de bronsttijd meestal voor gezien. 'Vrouwen willen altijd zoveel,' mopperde een man, 'ze willen dat je ze mooi vindt, maar als je zegt dat ze lekkere tieten hebben worden ze boos. En dan dat zinnetje, dat vreselijke zinnetje: Ik Hou Van Jou.' Hij plantte zijn vuisten op tafel: 'Dat moetje niet één keer zeggen, maar duizend keer. Ik hou van jou. Natuurlijk hou ik van je. En als het niet meer zo is, bel ik je wel!'