Voor Paul
Toen ik verliefd werd op Paul, besloot ik hem een liefdesbrief te schrijven. Een brief die zijn weerga niet had moest het worden, want mijn hart liep over en schrijven kon ik als de beste, dat dacht ik tenminste. Het werd niks.
In boze brieven ben ik goed en in brieven die nergens over gaan, maar van deze brief bracht ik niets terecht. Ik zat maar te tobben en kwam niet verder dan de aanhef. Die klonk trouwens weinig hartstochtelijk, je zou niet zeggen datje met een liefdesbrief te doen had als je dat las: Voor Paul.
Alle andere mogelijkheden, lieve, twee keer lieve, liefste, allerliefste, mijn allerliefste, had ik al overwogen en verworpen. Platgetreden paden zijn minder gemakkelijk begaanbaar dan je zou verwachten.
Het komt door de schaamte. Liefdesbrieven worden al gauw potsierlijk.
Vroeger dacht ik daar anders over. Toen ik zes was, onderhield ik een vurige correspondentie met een leeftijdgenoot. We maakten tekeningen voor elkaar en ik schreef brieven die geadresseerd waren met: Alleen Voor Wim!
Die spontaneïteit was snel voorbij. Ik kan me niet herinneren dat ik na mijn zesde nog een liefdesbrief heb geschreven. Ik heb ze wel ontvangen. Meestal richtten ze veel schade aan.
'Ik mis je verschrikkelijk,' schreef Lex, "s nachts klem ik mijn kussen in mijn armen en stel me voor dat jij het bent. Ik voel je borsten, ik dring diep in je en hoor jouw gekreun wanneer mijn zaad tegen jouw baarmoeder spuit.'
'Nee toch zeker!' dacht ik toen ik dat las. 'Wat is die man daar met dat kussen aan het doen?!'
Later was er Henk. Ik hield veel van Henk, maar op een dag was het voorbij. Hij kon niet tegen drank, hij werd er gewelddadig van. Na drie mishandelingen vertelde ik Henk dat ik hem nooit meer wilde zien. Dat leverde een onafzienbare stroom liefdesbrieven op. De eerste las ik nog, omdat ik genoegdoening wilde voor de vernedering, maar na verloop van tijd schoof ik ze ongelezen terzijde. Ik geloof dal Henk wist dat ik ze niet meer las, want hij begon de enveloppen van mededelingen te voorzien. Hij schreef ze helemaal vol, hij verhaspelde mijn naam op tientallen manieren: Yvonneke, Ype- lepy, mijn lief Yfje.
Ik staarde naar Pauls naam boven aan de lege bladzij. Wat tevoren een onbetekenende voornaam was, bracht nu een lawine in beweging. Maar het waren niet de mooiste gevoelens die naar beneden kwamen suizen. Behalve hartstocht zag ik afgunst en egoïsme. Ik wilde natuurlijk niets liever dan Paul gelukkig zien, maar dat moest dan wel door mijn toedoen zijn, niet door een andere vrouw. Wat dat betreft zat ik er met 'Mijn liefste Paul' niet zo ver naast. Als ik dat opschreef, hoefde hij zich in ieder geval niet meer af te vragen wie zich als zijn rechtmatige eigenares beschouwde.
Liefdesbrieven zijn niet altijd even sympathiek.
Ik ken een echtpaar van wie de vrouw op een saai kantoor werkt. Dat is heel zielig voor haar, want vroeger had ze een spannend leven. Ze zat voor Ontwikkelingssamenwerking in Afrika, maar dat heeft niet lang geduurd. Iedere week ontving ze een brandbrief uit Rotterdam, van haar man, die zijn liefde betuigde en haar smeekte terug te komen omdat hij niet gelukkig was zonder haar. Zij schreef hem terug dat ze hem ook erg miste, maar dat ze dit werk graag nog wat langer zou doen. Over een paar weken kwam ze met verlof naar huis, zo lang zou hij het toch nog wel uithouden? Maar haar man was onverbiddelijk. Zijn brieven kregen allengs een dreigende toon: als ze niet snel maakte dat ze thuiskwam, zou hij vreemd gaan en niet zo zuinig ook! Hij zat al achter de vrouwen aan, dus er was haast bij. Zijn brieven ondertekende hij met 'Hans-sjans'.
Zo'n liefdesbrief wilde ik niet schrijven, mijn brief moest een uitnodiging zijn, geen dwangbevel.
Om mij beter te documenteren vroeg ik aan een vriendin die alles al heeft meegemaakt, of ze weleens een liefdesbrief had gekregen. 'O ja hoor,' zei ze, 'bakkenvol! En gedichten ook.'
Ze rommelde wat in haar bureaula en legde een grote envelop voor me neer. Ik begon met de gedichten.
Geuren van verlangen
tranen van verdriet.
verdriet door verlangen,
houden van!
dichtte haar minnaar.
Ik legde de poëzie terzijde.
'Heb je er iets aan?' vroeg ze.
'Ja,' zei ik, 'ik denk dat ik maar geen gedicht zal schrijven.'
'Dan schrijf je toch een gewone liefdesbrief! Kijk, hier zijn de brieven die ik aan Jaap heb geschreven.'
Ze schoof me een map met computerprints toe.
'Zijn dat liefdesbrieven?' vroeg ik met opgetrokken neus.
Ze knikte.
'Het zijn kopieën,' legde ze uit. 'Ik tikte ze eerst op de computer. Later schreef ik ze over. Ze zijn best goed, al zeg ik het zelf.'
Ik las een paar bladzijden. Het waren geen brieven, eerder een reportage. Ze beschreef de gesprekken die Jaap en zij hadden gevoerd: 'Je zei dat je als jongetje graag bouwvakker wilde worden, datje met je vader op zondag langs de bouwputten in de buurt wandelde.'
Ik keek verbaasd op.
'Dat wist Jaap zelf toch ook wel?' vroeg ik.
Mijn vriendin haalde haar schouders op.
'Zo had hij alles nog eens op schrift,' zei ze. 'Kijk, ze liggen op volgorde, ik heb ze genummerd. Hier is de Jaap-12, die vind ik zelf heel mooi. Daarin vertel ik hem wat hij zei over onze liefde.'
'Weet Jaap dat hij op volgorde ligt?'
'Welnee! Hij weet niet eens dat er een computerversie bestaat. Ik maakte expres een paar verbeteringen in de handgeschreven brief, zodat hij dacht dat ik die dingen ter plekke verzon. Ik spoot er ook parfum over, omwille van de romantiek, en ik deed rozenblaadjes in de envelop en doormidden geknipte dingen.'
'Wat voor dingen?' vroeg ik verbouwereerd.
'Een halve foto van de Eiffeltoren of een halve postzegel om hem te laten weten hoe ik hem miste. Maar later miste ik hem niet meer. Vanaf nummer 24 zijn ze niet meer zo romantisch.'
Ik pakte de Jaap-30. Het was net de klachtenlijst van een werkgever die op het punt staat iemand te ontslaan.
'Mijn lieve Jaap' stond erboven.
'Jaap en ik zijn altijd heel eerlijk tegenover elkaar geweest,' verdedigde mijn vriendin zich. 'In hel begin sta je kritiekloos ten opzichte van elkaar, later analyseer je de verhouding meer.'
Ik moest er niet aan denken dat ik zo'n brief in de bus zou krijgen.
Een liefdesbrief moet poëtisch zijn en sober, doeltreffend en vooral niet te lang. Ik dacht aan de liefdesbrieven die mijn zuster destijds kreeg van een man uit Limburg. Die waren zo lang dat ze er niet doorheen kwam.
'Ik las ze vaak niet eens helemaal,' bekende ze achteraf. 'Ik begon eraan, maar dan had ik even iets anders te doen en legde ik hem opzij. Ik nam me wel voor hem later uil te lezen, maar het kwam er niet van. En na een dag of drie arriveerde de volgende al.'
Thuis boog ik me opnieuw over het papier.
'Voor Paul,' schreef ik. 'Ik wist niet dat ik zo veel om jou zou gaan geven. Ik ben een onopvallende deur binnengegaan en in een paleis terechtgekomen. Hoe kan ik weten of ik welkom ben?'
Na een paar dagen kreeg ik een brief terug:
'Hier is mijn hart. Doe er maar wat mee.'