Op zoek naar liefde
Mensen zitten vol liefde. Als ze het daarbij zouden laten, was er niks aan de hand, maar zo is het niet. Ze willen ruilen: jouw liefde tegen de mijne. Dat geeft verwarring. Al die potjes en dekseltjes passen niet op elkaar en aan het eind van de transactie blijf je met eenlingen zitten, overgeschoten mensen die niemand hebben gevonden om van te houden.
Tien jaar geleden had ik een problemenrubriek in een tijdschrift dat uitsluitend over de liefde ging. Vragen van lezers over liefdesmoeilijkheden werden in dat blad beantwoord. In het begin verzon ik de vragen zelf. Ik schreef enthousiast over boosaardige echtgenoten, onervaren tieners, geslachtsziekten en leugentjes. Dat was nog eens leuk werk! Maar op den duur kwamen de echte brieven. Die waren heel wat minder opwindend. Van alle veertien miljoen Nederlanders lopen er misschien wel vier miljoen treurig rond op zoek naar elkander, hunkerend naar andermans hart. Alles hebben ze al geprobeerd, een leuke cursus conversatie voor beginners, feestjes, dansavonden, clubs. Niks helpt, ze blijven alleen. Bijgelovig zou je ervan worden.
Hoe komt het dat je onmiddellijk als je een café binnenstapt ziet dat die ene meneer aan de bar eenzaam is? Niet mooi eenzaam met een dichterlijke diepgang, maar jammerlijk, onverdiend alleen. Hij is immers de goedheid zelve, hij is nooit humeurig, nooit haastig in bed, hij zou iedere dag wel willen afwassen voor zijn liefste, als hij maar een liefste had! En ook zoals hij daar zit, stilletjes versmaad, doet hij niets verkeerd, eigenlijk gedraagt hij zich niet anders dan anderen in het café. Toch weet je het zeker: die zoekt iemand.
Ik heb een vriendin van vijfendertig. Ze is een leuke meid, goedlachs, intelligent, aardig om te zien en beschikbaar, maar niemand komt haar halen. In haar werk komt ze honderden mannen tegen, maar die zijn allemaal getrouwd of in de rouw over de vorige relatie. Op een dag zette ze een advertentie: Vr. (35) alleen st. intell, goede betr. zkm vriendelijke vriend. Een hele stapel brieven kreeg ze erop, maar niet één brief van een begeerlijke levensgezel. ‘Een doopsgezinde dominee, een man die meteen over geld begon, een man die onmiddellijk bij me wilde intrekken,’ somde ze op.
Twee afspraken had ze gemaakt. Een met een ingenieur uit Wageningen, die zijn gebit had thuisgelaten. ‘Dat praat wat gemakkelijker,’ had hij gezegd. De andere afspraak was met een meneer van de ANWB die zo ernstig en somber was, dat het gesprek al gauw was verzand in een neerslachtig zwijgen. Nee, de advertentie was geen succes. De meeste advertenties trouwens niet. De omstandigheden zijn zo beladen dat een bijeenkomst allicht op een mislukking uitloopt. Want waar moet je afspreken? Als je de kandidaat thuis laat komen, bestaat het risico dat het een engerd is en in je eigen huis kun je moeilijk zeggen: ‘Kom, ik stap maar weer eens op.’ Als je in een café afspreekt zitje onwennig in het tumult, en is het er juist rustig dan hangt alles af van de conversatie. Ieder woord dat je zegt klinkt idioot omdat er veel te veel betekenis aan wordt gegeven.
Bij een advertentieafspraak moet het liefde op het eerste gezicht zijn, want er is geen tweede. Daarom mislukt het in bijna alle gevallen.
Toch kun je de eerste keer al veel over een ander te weten komen. Een vriend had een advertentie gezet en werd uitgenodigd om te komen eten. Toen hij binnenkwam met zijn bosje bloemen, zei de gastvrouw meteen: ‘Ik hoop dat je van klassieke muziek houdt, ik heb Thijs van Leer opgezet’. Ze had spinazietaart gebakken.
Ten slotte heeft hij toch nog een leuke vriendin gevonden. Niet via een advertentie en zelfs niet via het huwelijksbureau. Nee, hij was verliefd geworden in de supermarkt. Hij wilde paella koken voor zijn zuster, die bij hem kwam eten. Bij de groenteafdeling had hij aan een dame gevraagd welke groente er in paella moest. Ze had hem aangewezen wat hij nodig had en in een opwelling had hij gevraagd of ze ook kwam eten. Dat wilde ze wel, ze lustte alleen geen paella. ‘Zullen we wat anders koken?’ had ze gevraagd. Dat mocht. Ze zijn nu al weer een halfjaar gelukkig. Dank zij de supermarkt.
De mensen zoeken de liefde op de verkeerde plaatsen. Een café leent zich niet voor wervende praatjes, je kunt er hoogstens een nacht gezelschap aan overhouden. Iedereen weet dat, maar toch zitten veel eenzame mensen in cafés te wachten op een kans. Het kan zelfs gebeuren dat ze naast elkaar aan de bar zitten, maar er komt nooit iets van terecht. Het toont te armoedig, zo’n gretige man, zo’n begerige vrouw. Ze griezelen van elkaar.
Het is een man eens overkomen dat hij een advertentie zette waarin hij schreef dat hij een slanke blonde vrouw zocht. Uit een stapeltje brieven koos hij er een en maakte een afspraak bij hem thuis. En wie stond daar op de stoep? Een dikke zwartharige dame die hij maar al te goed kende uit het café. ‘Man möchte so gern eine grosse lange haben und dann bekommt man eine kleine dicke,’ zei Tucholsky, ‘C’est la vie.’