Ik hou van jou
Lucy heeft een man. Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad, maar nu is hij er dan toch: een echte verloofde met vooruitzichten. Vijftien jaar geleden had Lucy ook een man, maar die heeft ze weggepest en sindsdien wilde het niet meer zo lukken tussen haar en de heren. Aan haar lag het niet. Ze wilde maar wát graag een partner. Zo noemde ze het: een partner. De gelijkwaardigheid die dat woord doet vermoeden gold, wat Lucy betreft, vooral het huishouden. Een partner moest flink afwassen, schoonmaken en boodschappen doen. Als ze twee keer met een aspirant-partner naar bed was geweest, vond ze dat het zijn beurt was om te koken. Aardige jongens gingen dus al gauw op de loop en met het kaf bleef ze tobben. De een bleek onbetrouwbaar, een ander had nog een vorige vriendin met wie het niet over was, de derde had een vrouw en een gezin en had het bij nader inzien toch nooit zo erg serieus bedoeld met Lucy.
Op een dag meldde ze dat ze aan een nieuw project was begonnen. Govert heet hij en hij trekt zich niets aan van Lucy’s opdrachten. Hij wast nóóit af, belt alleen op ongelegen tijdstippen en wil absoluut geen gezellige uitstapjes maken, iets waar Lucy dol op is. Eigenlijk is hij niet zo’n erg geschikte verloofde, maar hij is beschikbaar en hij heeft een groot doorzettingsvermogen. Hij wil haar.
‘Welgefeliciteerd met je nieuwe man,’ zei ik, maar Lucy keek sip.
‘Ik weet niet of ik echt van hem hou,’ zei ze. ‘Ik zeg wel steeds: “Ik hou van je,” maar eigenlijk doe ik dat vooral om te kijken wat hij terugzegt.’
Govert zegt natuurlijk helemaal niets terug en wat hij gelijk heeft, want ‘ik hou van je’ telt alleen als je het héén zegt. Als wisselgeld is het onbruikbaar. Degeen die het ’t eerst zegt, heeft dus een voorsprong. Zeker van zijn gevoelens brengt hij al dat moois kernachtig onder woorden: ik hou van jou. Aan de achterblijver de treurige taak die liefde nog een beetje bij te sloffen. ‘Ik vind je lief’ is te slap, ‘ik ben gek op je’ heeft niet dat verhevene en ‘ik ook’ verwijst naar de verkeerde persoon.
Ik ken een dichter die beweert dat gelieven nieuwe taal maken. Dat is natuurlijk onzin. Verliefde mensen hebben wel onderling codes, maar als ze hun liefde gaan vertolken zeggen ze ‘ik hou van jou’. ‘Wat zeggen dichters eigenlijk in bed?’ vroeg ik aan de dichter. ‘Ik spreek altijd Engels,’ zei hij. ‘Ik kan mijn gevoelens beter onder woorden brengen in het Engels.’ Dat viel me tegen van de dichter. Misschien vergt zijn werk te veel van zijn Nederlands. Er zijn wel meer mensen die Engelse woorden en zinnetjes gebruiken. Die vinden ook dat het Engels zo geschikt is om hun gevoelens in uit te drukken. Ik ben eens per ongeluk in bed beland met iemand die Engels begon te fluisteren. Daar werd ik erg door afgeleid. Het was net of hij een popsong uit zijn hoofd had geleerd.
Ik hou van jou. Het is maar één zinnetje, daar moeten we het mee doen. Sommige mensen zijn er zo zuinig op dat ze het hun hele leven niet zeggen. Mijn vader was er zo een. Hij is tot zijn dood met mijn moeder getrouwd geweest en voor zover ik weet naar genoegen, maar hij heeft nooit ‘ik hou van jou’ tegen haar gezegd.
Dat vond mijn moeder spijtig. Het stond zo onaf.
Behalve het aantal keren dat je ‘ik hou van jou’ zegt, telt ook het moment waarop je de mededeling voor het eerst aan de ander doet. Dat mag vooral niet te vroeg zijn.
Mijn vriendin Truus gaat af en toe vreemd. Om haar man niet ongerust te maken, doet ze dat achter zijn rug. De affaire wordt meestal vlot en plezierig afgehandeld: ze gaat een of twee keer met iemand naar bed, nodigt hem nog eens uit voor een etentje en dan is het afgelopen.
Alleen de vorige keer liep het mis. ‘Ik hou van jou,’ zei die man. Ze had hem in het Museum voor Volkenkunde gevonden. Hij was suppoost en verschrikkelijk mooi. Truus kon de verleiding niet weerstaan en was een praatje met hem gaan maken. Toen het museum dichtging, waren ze naar een hotel gegaan. De seks viel tegen, vertelde Truus later, maar het ergste was dat hij al voor ze goed en wel begonnen waren diep in haar ogen had gekeken en ‘ik hou van jou’ had gezegd. O jee! dacht Truus en dat voorgevoel bleek juist. De suppoost schrijft haar nu hartstochtelijke brieven die ondertekend zijn met ‘je toegenegen slaaf, ‘je schattige prinsje’ en ook nog ‘jouw eigen lieve knul’.
Truus heeft hem teruggeschreven dat dit beslist niet de bedoeling was, maar hij is niet meer te stuiten. Haar echtgenoot is woedend, vooral vanwege dat schattige prinsje. Truus wil hém nog wel eens ‘mijn prinsje’ noemen. Hij heet Prins van zijn achternaam, dus die bijnaam ligt voor de hand. ‘Maar ik hou toch van jou?’ heeft Truus geroepen.
Met de toon kun je nog een hoop variatie aanbrengen in dat ene zinnetje. Zo kan het afhankelijk van de omstandigheden ‘ik ben het beste dat jou ooit is overkomen’ betekenen en ‘waarom doe je mij dit aan’.
Ik heb een verloofde gehad die het zei als ik een andere mening bleek te hebben dan hij. Op den duur had ik helemaal geen mening meer. Dat was trouwens een wonderlijke verloofde. Als ik zei dat ik van hem hield, haalde hij zijn schouders op. ‘Ja, ja,’ zei hij dan ongeduldig, ‘maar vind je me ook áárdig?’