Haar huwelijk

Vroeger had ik een achtertuin, ’s Winters ging ik voor het raam staan en dacht: ‘Dit is mijn tuin.’ Vooral als het gesneeuwd had en alleen vogelpootjes mede-eigenaar waren van al dat moois, voelde ik me rijk. ’s Zomers was het ook heel plezierig om een achtertuin te hebben, maar dan was hij niet echt van mij. Alle buren deden bij mooi weer hun raam open en hun huiselijke geluiden dwarrelden naar beneden. Huilende kinderen, het gerinkel van de afwas, de televisie, alles kon je horen. Een eindje verderop in de straat woonde een slecht huwelijk. Bijna iedere zomeravond hadden ze ruzie. Het begon om een uur of zeven. Dan bromde de man en klaagde de vrouw. Na een poosje begon hij te schreeuwen en zij te kijven en om tien uur eindigde de ruzie in een zwaarbewolkte stilte.

Op een dag riep de vrouw: ‘Jij maakt mijn huwelijk kapot!’ Vanaf die tijd werden de ruzies feller. Zij won, dat kon je goed horen. Ze schold, ze gooide met serviesgoed en ze spuugde naar hem. ‘Ik spúúg op je!’ riep ze dan. ‘Zo!’ Hij deed niet veel om zich te verweren. Je hoorde hem wel schreeuwen af en toe, maar dat stelde niet veel voor. Voor hem was het een echtelijke ruzie, voor haar was het oorlog. Het ging om haar huwelijk, haar eigendom.

Mannen hebben dat met auto’s. Al is de auto van haar geld gekocht, als hij erin rijdt wordt de auto van hem, zo erg zelfs, dat hij er langzamerhand in verandert. ‘Ik heb een kapotte versnellingsbak, ik moet mijn remolie laten nakijken.’ Vrouwen hebben een man. Zolang ze van hem houdt is het wel een gerieflijk gevoel. De grootste biefstuk is voor papa, ze breit een mooie trui, ze schept op over zijn werk. Pas als ze ontdekt heeft wat een gluiperd ze hem vindt, wordt haar huwelijk zijn hel. Ze beschimpt hem of laat zwijgend merken hoe ze over hem denkt, maar één ding is duidelijk: dát ze over hem denkt, de hele dag.

Als een man een slechte verhouding met zijn vrouw heeft, wist hij haar uit zijn gedachten. Hij vergeet domweg dat ze bestaat. Dat zal haar niet overkomen. Nog meer dan toen ze van hem hield, is ze met hem in de weer. Nauwkeurig onderzoekt ze zijn hele wezen. ‘Kijk toch eens hoe die zak weer voor de televisie hangt, hoe vies hij kliedert met zijn soep.’ In haar hoofd heeft ze een stafkaart van zijn zwakke plekken, ze houdt een archief bij van zijn tekortkomingen. Haar man, haar huwelijk.

Ik ken een man die al vier jaar een nieuwe vriendin heeft, maar nog steeds niet in de Jordaan durft te komen omdat zijn boze ex daar woont. Hij was al een halfjaar bij haar weg, toen zij hem op een dag belde. Het was wintertijd geworden en hij moest de klokken in haar huis een uur terug komen zetten. Dat was zijn werk, altijd geweest. De telefoon werd opgenomen door een dame.

‘Wat moet dat mens in jouw huis?’ had de ex geroepen. ‘Dat is een vriendin,’ zei hij. ‘Waarom neemt ze de telefoon aan?’ donderde zij. ‘Omdat hij rinkelde,’ zei hij en dat had hij niet moeten zeggen, want sindsdien heeft hij een molensteen om zijn nek: Els.

Er zijn wel meer van dat soort mannen. Op het eerste gezicht zijn ze aantrekkelijk, gezellig en goedgehumeurd, maar jammer genoeg lijden ze aan een slepende ziekte: hun verleden verloofde. Vooral als er kinderen zijn, komt het nooit meer goed.

Gerard bijvoorbeeld, die vier kinderen heeft, wat veel te veel is, maar die man is nu eenmaal een geboren vader. Hij heeft zijn uiterste best gedaan om een goede verstandhouding met zijn ex-vrouw te bewaren en dat leek even te lukken, vooral toen zij weer verkering kreeg. Kort daarop werd zijn nieuwe vriendin zwanger. Nu mag hij – in ruil voor de aanstaande baby – de andere vier kinderen niet meer zien. ‘Dan had hij ons maar niet in de steek moeten laten,’ zegt zijn ex.

Die nieuwe vriendin is trouwens net zo erg. Ik heb haar weleens ontmoet. Ze heeft de oogopslag van een koekoek die zojuist alle oorspronkelijke bewoners van het nest over de rand heeft gewerkt. ‘Van mij,’ denkt ze.

Als je boven de dertig bent en op zoek naar een nieuwe verloofde, moet je goed uitkijken wie je kiest. Het zou gemakkelijk zijn als je aan een man kon vragen van wie hij is, maar in de meeste gevallen weet hij dat zelf niet. Hij wordt op afstand bestuurd.

Op een partijtje stond ik te praten met de vrouw van een knappe man. Ze onderbrak ons gesprek met een verontschuldigende glimlach. ‘Even ingrijpen,’ mompelde ze. Ik zag haar door de menigte naar haar man toe lopen. Ze stond nog maar heel kort bij hem, toen de dame met wie hij had staan praten zich omdraaide en verdween. Even later was mijn gespreksgenote terug. ‘Sorry,’ zei ze, ‘maar als Herman zo met zijn handen door zijn krullen woelt, weet ik dat hij zich ergens gevleid om voelt. Dan kan ik beter even poolshoogte nemen.’

De meeste vrouwen verklaren dat ze zich nooit aan de man van een vriendin zouden vergrijpen. Dat heeft een goede reden. Zo krachteloos als vrouwen kunnen zijn als het gaat om de verovering van een plaatsje in de maatschappij, zo trefzeker zijn ze als het om een man te doen is. Ik ken een vrouw die een pot afbijtmiddel over de auto van haar ex-man leeggoot, toen hij het waagde een nieuwe romance te beginnen, een andere begon, net voor de scheiding, in een razend tempo de goederen die ze in gemeenschap hadden, aan te vullen met een piano, een racefiets, een video, autorijles en een auto. Ik heb dat soort dingen nooit gedaan. Met de meeste verloofdes heb ik het erg leuk gehad. De volgende vrouw mag gerust het klokhuis.