5. Een zuivere, mooie liefde
Zoals iedereen die zich schuldig voelt, vroeg ik me onwillekeurig af hoeveel Alberta vermoedde als ze me aankeek en tegen me sprak in die eerste maanden dat ik je moeder behandelde. Gek genoeg begon ik me dankbaar te voelen voor alle afleiding van Alberta's kant. Misschien kwam het uitsluitend daardoor dat ze niet in staat was met één blik te zien hoe hopeloos verliefd ik was. Ik kon me niet voorstellen hoe haar dat zou zijn ontgaan. Altijd als ik thuis even stilstond en mezelf in de spiegel bekeek, zag ik een andere Claude De Beers, iemand die nauwelijks leek op de man die iedereen kende als dokter De Beers, de beroemde psychiater, docent, auteur, de rijpe, zelfverzekerde, logische en redelijke man, niet van zijn stuk te krijgen.
Hoe kon zelfs Alberta zo blind zijn voor mijn lange pauzes tijdens onze gesprekken, mijn dagdromen, mijn zwerven door het huis, lopend als op wolken, vergeetachtig, zo zelfs dat ik eraan herinnerd moest worden dat het etenstijd was. Op een ochtend had ik zo'n haast om naar de kliniek te gaan dat ik mijn das vergat en Miles me eraan moest herinneren. Gelukkig lag er altijd een in de auto.
En altijd als we 's avonds samen aten en Alberta maar doorzeurde over haar activiteiten of de dingen die ze wilde dat we zouden kopen of veranderen in het huis, hoe kon ze dan in vredesnaam mijn wezenloze gezicht niet opmerken, het feit dat ik geen commentaar gaf, niets vroeg of niet reageerde, dat mijn gebruikelijke knikje of een simpel ja en nee ontbrak? Zag ze dan niet dat ik maar een beetje in mijn bord zat rond te prikken?
Verbeeldde ik me dat alles maar? Sloeg mijn fantasie op hol? Zou het allemaal abrupt eindigen? Zou ik niet willen dat het abrupt eindigde, vroeg ik me af.
Ik zat gevangen in een enorm conflict, zie je. Aan de ene kant deed ik al het mogelijke om Grace te helpen weer voldoende zelfverzekerd te worden om de demonen die haar hier hadden gebracht van zich af te schudden, en aan de andere kant hoopte ik heimelijk dat ze nooit weg zou gaan, dat we eeuwig zo door konden gaan, lopen, praten, het verlangen zien in eikaars ogen, en uiteindelijk...
Uiteindelijk wat?
Wat verwacht je dat er zal gebeuren, Claude De Beers? vroeg ik me iedere dag af als ik naar de kliniek ging. Zie je dan niet hoe on-mogelijk dit allemaal is? Je kunt alleen maar het leven van een ander en dat van jezelf verwoesten. Elke dag werd de stem van mijn geweten luider en krachtiger. Op een avond kwam ik tot een conclusie en ik dacht dat die een eind aan dit alles zou kunnen maken. Ik besloot me op Alberta te concentreren, te proberen onze vroegere hartstocht voor elkaar weer tot leven te wekken, mezelf van deze onzin te genezen door me eens en voor al duidelijk te maken dat ik een getrouwd man was.
Het was een goede avond om de proef op de som te nemen. Alberta was niet naar een van haar gebruikelijke bijeenkomsten, lunches of diners. Ze had de dag doorgebracht met vergaderingen met een paar binnenhuisarchitecten omdat ze onze zitkamer en hal wilde renoveren. Het huis was oud, maar historisch, een klassieke constructie in onze gemeenschap. Ze wist dat ik niet zou toestaan dat ze veel veranderde aan de buitenkant, dus richtte ze al haar aandacht op het moderniseren van het interieur. Ik dacht wel eens dat onze meubels eigenlijk op wieltjes zouden moeten staan, zo vaak veranderde zij ze van plaats. Altijd als ze op bezoek was geweest bij een van haar rijke vriendinnen, kwam ze ontevreden over ons huis terug. Voor Alberta zou het gras elders altijd groener zijn.
Ik moet wel bekennen dat ik enigszins schuldig was aan haar gedrag. Zolang ze met dit soort dingen bezig was, zeurde ze niet aan mijn hoofd, had ze geen kritiek op het feit dat ik zoveel tijd in de kliniek doorbracht. Nu en dan kwam ze mijn werkkamer binnenvallen met een paar meubelbrochures of met tapijtstalen en eiste mijn mening.
'Nou, wat vind je geschikt voor de kamer?' vroeg ze weer, ongeduldig dat ik er zo lang over deed om een opinie te geven.
Onveranderlijk had ze een hekel aan wat ik uitzocht. Ik begon te denken dat het feit dat ik niet koos wat zij mooi vond, voor haar een bewijs was dat haar keus juist was. Volgens haar had ik geen smaak, geen gevoel voor stijl omdat ik de klassieke verstrooide professor was. Het was allemaal domweg weer een nagel aan de doodkist van ons huwelijk, en ik moet bekennen dat ik, toen ik Grace Montgome- ry had leren kennen, niet alleen de nagels niet opmerkte, maar me er ook niets van aantrok.
Het beangstigde me. Zou ik, de psychiater van de psychiater, zelf gek worden?
Hou ermee op, beval ik mijn opstandige hart. Maak er een abrupt en definitief eind aan. En daarvoor bestaat geen betere manier dan de reeds afgelegde huwelijksgelofte te versterken, hield ik me voor.
Ik dronk me moed in met een glas whisky met ijs en con-centreerde me op herinneringen aan Alberta toen we elkaar pas ontmoet hadden, toen ik haar het hof had gemaakt en net met haar naar bed was geweest. Ik schreef de oorzaak van mijn verliefdheid op Grace en mijn eigen nalatige gedrag toe aan mijn falen om mijn ei-gen huwelijk nieuw leven in te blazen. Ik had me te veel op mijn gemak gevoeld met mezelf en mijn werk, en nu was ik bijna een getrouwd man die het leven leidde van een vrijgezel. Waarom zou ik het Alberta kwalijk nemen dat ze belangstelling had voor andere dingen? Wat had ik gedaan om haar romantische belangstelling voor mij te verdienen? Ik ging zelden meer met haar mee naar so-ciale gelegenheden. We hadden zo weinig met elkaar gemeen, en daarvan lag op zijn minst de helft van de schuld bij mij, dacht ik. Ik moest iets doen om daar verandering in te brengen.
Kortom, ik vluchtte bij Grace vandaan en trok me terug in mijn eigen huwelijk.
Zou het werken?
Ik klopte op de deur van Alberta's slaapkamer.
'Ja?' riep ze.
'Claude,' zei ik. 'Mag ik binnenkomen?'
Ze deed de deur open en keek me aan. Ze was in haar nachthemd en had haar haar in een haarnet. Ik kon zien dat ze net begonnen was haar make-up te verwijderen. Ze keek een beetje geërgerd, tot ze mijn glas whisky zag. Ik had me niet gerealiseerd dat ik het nog steeds in mijn hand hield.
'Wat is er, Claude?' vroeg ze met een nieuwsgierig glimlachje.
'Ik vroeg me af of ik je kon komen opzoeken,' zei ik.
De lange onthouding in ons liefdesleven en het gebrek aan intimiteit maakte dat ik formeler klonk dan ik wilde.
'Waarom?'
Er was een tijd geweest dat ze dat niet had hoeven vragen, dacht ik, al had ik het nooit gemakkelijk gevonden om verliefd te doen. Misschien was ik daarom zo gretig met Alberta getrouwd. Ze was een heel aantrekkelijke jonge vrouw met een zekere elegantie, die bereid was me te accepteren zoals ik was, althans in het begin. Ik was me ervan bewust dat mijn vrienden en medewerkers vonden dat ik het winnende lot had getrokken. Waarom zou zo'n verbijsterende schoonheid mij verkiezen boven alle anderen? Niet dat ik mezelf een onaantrekkelijke man vind. Echt niet, Willow. Ik ben alleen realistisch wat mijn romantische eigenschappen betreft en geef toe dat ik niet de meest opwindende minnaar ben en was die ze kon vinden, of zelfs de meest opwindende die haar het hof maakte. Ik ben vertrouwd met het Don Juan-syndroom, maar ben absoluut geen Don Juan.
In ieder geval voelde ik me nogal onhandig zoals ik daar stond met het glas in mijn hand dat me duidelijk moed moest geven.
'Eh, ik dacht alleen... het is... al een tijdje geleden dat we... ik bedoel...'
'Heus? Wat heb je gedaan, Claude, een testosteronoppepper genomen?' vroeg ze sarcastisch.
Mijn gezicht betrok.
Ze schudde haar hoofd en deed een stap achteruit.
'Kom binnen. Ik zie je niet vaak meer drinken of je hoe dan ook ontspannen,' zei ze met een knikje naar mijn glas.
'Ja, ik weet het. Ik ben zo druk bezig geweest met mijn werk, dat ik...'
'Vergat dat je getrouwd was? Ik weet het.' Ze lachte. Ze trok het haarnet van haar hoofd en schudde haar haren uit. 'Je boft,' zei ze. 'Twintig minuten later en je zou pech hebben gehad. Dan zou ik mijn gezicht in de crème hebben gezet en zou ik er niet erg aantrekkelijk voor je hebben uitgezien. Maak in ieder geval je das los, Claude. Je ziet eruit of je hier bent om me therapie te geven,' ging ze verder en lachte weer.
Ik glimlachte.
Ik veronderstel dat ik er mal uitzag in mijn colbert en das, met het glas in de hand, meer als een gedweeë bibliothecaris die iemand vraagt om alsjeblieft de schuld aan de bibliotheek te betalen.
Terwijl ze tegen me sprak, keek Alberta in de spiegel en schikte haar haar.
'De eerste keer dat we met elkaar vrijden dacht ik dat je een of ander handboek over seks volgde. Je bleef maar vragen: "Is dat goed? Is dit goed?" Het was meer een examen dan een liefdesspel, Claude.'
'Het spijt me,' zei ik.
'Sindsdien heb ik je veel geleerd en je doet het nu een stuk beter. Grappig dat ik een psychiater de kunst van het vrijen moest leren, vind je niet? Jij hoort toch zeker te weten hoe belangrijk fantasie is. Daarom heb ik zo mijn best gedaan deze kamer zo stijlvol en vrouwelijk te maken.' Ze gebaarde naar de velours gordijnen, het hemelbed, de vergulde spiegels en het dikke tapijt. 'Ik weet niet of je het zelfs maar hebt gezien. Zie je het, Claude?'
'Natuurlijk zie ik het. Het is een prachtige kamer. Je hebt er wonderen mee verricht.' Ik keek om me heen en knikte alsof het werkelijk de eerste keer was dat ik die kamer zag.
'Dat mag ik wel zeggen. Ik heb met dit hele huis wonderen verricht. Je moeder woonde hier alsof ze geen cent bezat. Sommige dingen hier in huis waren letterlijk aan het wegrotten toen ik hier pas kwam wonen, Claude. Het verbaasde me datje vader niet trotser was op zijn huis. Hij kreeg toch vaak bezoek, hè?'
'O, ja.'
'Ze moeten erg teleurgesteld zijn geweest over wat ze hier aantroffen. Nu is dit tenminste het huis van een succesvolle arts en hoeven we ons niet te schamen. Ik zou het niet anders willen, maar waardeer je het wel?'
'Dat doe ik heus, Alberta. Ik laat het misschien niet zo merken, omdat ik zo opga in mijn werk, maar ik doe het echt,' protesteerde ik.
Ze meesmuilde. 'Het geeft niet als je het niet doet. Ik waardeer het genoeg voor ons beiden. Dus,' ging ze verder, terwijl ze zich naar me omdraaide en haar nachthemd openmaakte, 'je herinnerde je datje getrouwd was met een aantrekkelijke vrouw en de man in je raakte eindelijk geprikkeld, is dat het?'
'Nee, ik... ik bedoel, ja, ik bedoel...'
'Laat maar. Ik heb geen wetenschappelijke verklaring nodig. Kleed je je zelf uit, Claude, of moet ik het voor je doen?'
Ik keek om me heen om mijn glas ergens op te zetten, en ze gilde: 'Niet daar. Zet het op het bureau. Je maakt een kring in het hout. Hoe je zo intelligent kunt zijn en zoveel stomme dingen doen, snap ik niet.'
Ik zette het glas neer op de plaats die ze aanwees en begon me uit te kleden.
Hoe dan ook, dacht ik, het was gewoon niet romantisch. Het kwam niet uit een hart vol liefde, en de ironie van alles was, dat zij altijd degene was die onderwees, instrueerde, kritiseerde, niet ik. Zij analyseerde, vergeleek, bedacht elke beweging om te passen in een of ander vooropgezet beeld. Ze plaatste zichzelf in een liefdesscène in een roman of een film, en ik was degene die niet meer was dan een rekwisiet. Een etalagepop die de acteur of actrice verving.
Ik zal niet ingaan op alles wat er daarna gebeurde, Willow, maar ik kan je wél vertellen dat ik, toen ik later op de avond op mijn eigen kussen in mijn eigen bed lag, nog meer van Grace hield. Hoe ik dat weet? Ik kon geen seks hebben met Alberta zonder aan Grace te denken, zonder te doen wat Alberta hoogstwaarschijnlijk elke keer deed als we samen waren: net doen of ze met iemand anders was. In mijn geval was het geen filmster of zanger die ik fantaseerde, en evenmin een charmant lid van de society. Het was iemand die ik kende, iemand die ik kon aanraken.
Grace, bleef ik maar denken, wat zou ik me graag willen oprollen in je hart en daar voor eeuwig en altijd blijven slapen. Hoe zou dat ooit kunnen? Alleen al die gedachten maakten dat ik me schaamde. Grace Montgomery was mijn patiënte. Aangenomen werd dat ze kwetsbaar was en zich onder mijn hoede bevond. Een arts kan dat vertrouwen toch niet beschamen? Hij kan niet én zijn beroep trouw blijven, tot in de essentie van wie en wat hij is, én misbruik maken van die relatie.
Ik lag te woelen en te draaien, probeerde niet van haar te dromen. Ik keek met opzet mijn rapporten na over andere patiënten. Ik plande mijn agenda voor de hele maand. Ik deed alles om wakker te blijven, uit angst dat als ik eenmaal in slaap viel, ik het slachtoffer zou worden van mijn eigen hart en verlangens, wat, lieve Willow, precies was wat gebeurde.
De volgende paar dagen hield ik mijn sessies met Grace zo professioneel mogelijk. Ik sprak alleen met haar in mijn kantoor, en besteedde ruim tijd aan het wijzigen van haar medicatie. Ik hield me bezig met mijn andere patiënten, en deed wanhopig mijn best alle vrije uurtjes iets te doen wat me zou beletten aan haar te denken. Maar niets werkte.
Dit is waanzin, bleef ik me voorhouden. Het wordt steeds meer een obsessie voor me. Er moest een eind aan komen, maar ondanks al mijn wijsheid en mijn ervaring, Willow, kon ik mezelf niet genezen. Ik kon je moeder niet uit mijn hoofd zetten. Haar ogen, haar lippen, haar haren, de manier waarop ze haar hoofd hield of haar handen bewoog, elk detail was vastgelegd in een mentale foto en ge-projecteerd op het scherm van mijn geheugen en op de wanden van mijn dromen.
Eindelijk, op een avond toen ik klaar was met eten en Alberta naar boven was gegaan, ging ik naar mijn werkkamer en probeerde met mezelf te redeneren. Ik blikte terug op mijn gedachten, mijn daden. Wat moest ik nog meer doen om die val in een zoete vergetelheid te voorkomen? Ik dronk nog een glas whisky en ging toen naar bed, maar mijn hoofd lag nog niet op het kussen of het gezicht van je moeder verscheen op de binnenkant van mijn gesloten oogleden.
In een krankzinnige vlaag van impulsieve activiteit stond ik op, kleedde me aan en ging naar buiten. Miles sliep al. Ik reed zelf naar de kliniek. Het was een stikdonkere avond, bewolkt, zonder één ster aan de hemel. De kliniek leek zelf te slapen, het licht was gedimd en de hal was heel stil. Alle patiënten waren in hun kamer, en as-sistenten en verpleegsters zaten koffie of thee te drinken of keken televisie. Ik had mijn eigen sleutel om binnen te komen en sloop als een inbreker door de gang. Bij de deur van Grace Montgomery bleef ik met bonzend hart staan.
Waar was ik mee bezig?
Waarom was ik hier?
Wat was mijn bedoeling?
Ik zag mijn hand langzaam naar de deurknop gaan en hoorde toen: 'Dokter De Beers?'
Een van de nachtzusters verscheen in de gang.
'O, Suzanne,' zei ik.
'Is er iets?'
'Ik maakte me vandaag een beetje bezorgd over Grace Montgomery en wilde even gaan controleren. Hoe was ze?'
'Prima,' zei ze hoofdschuddend. 'Niets ongewoons. Ze heeft goed gegeten, in de kunstnijverheidszaal gewerkt, wat gelezen in onze bibliotheek. Ik weet zeker dat ze al slaapt.'
'Ja, ja, waarschijnlijk heb je gelijk,' zei ik.
'Maar ik zal wel even voor u gaan kijken,' ging ze verder en deed de deur open.
Ik keek als een voyeur over haar schouder heen, een kind dat iets opwindends wil zien. Grace sliep, haar gezicht beschenen door het maanlicht dat tussen de gordijnen door naar binnen viel. Ze zag eruit als een engel.
'Alles is in orde, dokter,' zei de zuster. Ik knikte en we gingen allebei achteruit en sloten zachtjes de deur.
Ik ben echt gek geworden, dacht ik op weg naar huis. Morgen, morgen draag ik haar volledig over aan Ralston.
Maar toen ik de volgende ochtend in de kliniek kwam en naar zijn kantoor ging om mijn besluit uit te voeren, merkte ik dat ik het zelfs niet kon opperen. Nog niet. Ik was nog niet klaar voor zo'n overgave. Ik moest doorgaan met mezelf op de proef te stellen, en misschien, lieve Willow, misschien was dat wat ik goed heb gedaan. Je zou verwachten dat ik het verkeerd zou noemen, maar tot op de dag van vandaag weiger ik te geloven dat ik schuldig was aan iets anders dan aan een zuivere en mooie liefde.
We begonnen weer met onze wandelingen, onze verrukkelijke wandelingen. Grace praatte nu steeds meer over haar leven in Palm Beach, vertelde hoe moeilijk het voor haar was geweest om nieuwe vrienden te maken en hoe ze van begin af aan het gevoel had gehad er niet bij te horen.
'Ik kwam uit een heel gestructureerde wereld, de wereld van een marinegezin op een marinebasis, en ik kwam terecht in deze... deze wereld waar regels er niet toe leken te doen. Mijn nieuwe vrienden kon het weinig schelen dat ze hun ouders teleurstelden. Ik dacht vaak dat sommigen van hen zelfs niet van hun ouders hielden.'
'Dat verbaast me niets. Jonge mensen hebben behoefte aan structuur. Je gelooft het misschien niet, maar als ze in het diepe gegooid worden om te verdrinken of zelfstandig te zwemmen, voelen ze zich verwaarloosd, en zo hoort het ook. Discipline, toezicht, is een andere manier om je liefde en zorg te tonen.'
'Waren uw ouders zo?'
'O, ja,' zei ik lachend. 'Mijn vader was heel streng, al had ik dat niet echt nodig. Ik gedroeg me te netjes en was te verantwoordelijk. Waarschijnlijk was ik een saaie piet voor mijn klasgenoten, een boekenwurm. Zelfs als tiener had ik er al een hekel aan om tijd te verspillen.'
'Had u geen vriendinnetjes?' vroeg ze. 'Werd u niet vaak verliefd?'
'O, ik viel wel voor meisjes in mijn klas, maar ik was altijd net een beetje te verlegen om er voor uit te komen.'
'Uw vrouw is heel aantrekkelijk. Zó verlegen kunt u nou ook weer niet zijn.'
Ik begon me af te vragen hoe iemand die niet op de hoogte was van de situatie en ons gesprek afluisterde, zou reageren. Wie zou volgens hem of haar de patiënt zijn? Ik moest even glimlachen.
'Waarom lach je?'
'Ik lach je niet uit. Ik lach om de tegenspraak. Ja, mijn vrouw is mooi, maar als je me zou vragen wat haar aandacht trok in mij, zou ik moeite hebben je een bevredigend antwoord te geven.'
'O, ik geloof dat ik dat antwoord wel weet,' zei Grace.
We stonden op de top van de heuvel en staarden omlaag.
'Heus?' vroeg ik glimlachend. 'Wat is dat antwoord dan?'
'U maakt dat mensen zich op hun gemak voelen, zich goed voelen over zichzelf. U bent goed en warm en mensen voelen zich thuis bij u. Ik heb het gevoel dat ik me in uw armen zou kunnen nestelen en veilig gaan slapen. En zo heb ik me niet meer gevoeld sinds... sinds mijn vader is gestorven.'
Lange tijd bleef ik zwijgend staan. Ja, Willow, je geletterde, spraakzame vader kon geen woord uitbrengen. De ogen van die onschuldige, mooie vrouw verbraken de laatste banden met mijn eed, mijn beroep, mijn verantwoordelijkheid. Ik legde mijn hand op haar schouder en langzaam, heel langzaam, trok ik haar dichter naar me toe tot ik haar tegen me aandrukte.
Geen van beiden zeiden we iets, maar het was een moment dat ik nooit zal vergeten. We deden niets anders dan zo blijven staan, starend naar de rivier, naar de wazige wolken die sierlijk door de blauwe lucht naar de horizon dreven. Een zwerm mussen vloog op van de tak van een boom onder ons en verdween in oostelijke richting achter het bos. En toen leek de wereld diep adem te halen. De wind ging liggen. De lokken haar die omhoog waren gewaaid vielen terug op haar voorhoofd.
'Bent u nu gelukkig, dokter, gelukkig in uw huwelijk?' vroeg ze.
Alles in me zei dat dit geen vraag was waarop ik antwoord hoorde te geven. Zij was mijn patiënte. Ik was de dokter. Dit ging te ver.
'Het is meer een overeenkomst dan een huwelijk,' bekende ik. 'Zoals het beroemde gezegde luidt: we drinken samen koffie.'
Het was te zien dat het antwoord haar beviel. Ze zei niets. Ze knikte vaag, alsof ze geen ander antwoord verwacht had.
Ik liet haar schouder los en draaide me om, en we liepen terug naar de kliniek. We zwegen allebei. Zij keerde terug naar de kunst- nijverheidszaal, en ik ging naar mijn kantoor om een paar aantekeningen te maken en me voor te bereiden op mijn volgende patiënt, 's Middags hadden we een stafvergadering en namen we de dossiers van de patiënten door. Toen de naam Grace Montgomery viel, trok Ralston weer die ene wenkbrauw op en luisterde naar mijn snelle beoordeling en mijn aanbeveling voor een voortgezette therapie. Ik had haar medicatie drastisch verminderd. Ze had geen last meer van die depressieve periodes waaraan ze had geleden toen ze hier kwam.
'Dus ze gaat echt goed vooruit, Claude?' zei Ralston.
'Ja, dat geloof ik wel.'
'Mooi.' Gelukkig begon hij over een andere patiënt, en ik keerde terug naar mijn kantoor. Aan het eind van de dag overlegde ik of ik zou blijven om met Grace te eten, maar ik vocht tegen mezelf en overwon het deel van me dat het zo graag wilde.
Thuis was Alberta spraakzaam als altijd, ze ratelde maar door over het bal van de Kamer van Koophandel. Ze stond erop dat ik erheen zou gaan en ontlokte me herhaalde beloftes dat ik het niet zou
vergeten en geen andere afspraak zou maken voor die dag. Ze liet me zelfs een vel papier ondertekenen waarop stond: Ik, Claude De Beers, zal het bal van de Kamer van Koophandel bijwonen op ...
'Ik zal dit aan iedereen laten zien als je die avond niet bij me bent, Claude,' dreigde ze. 'Dan zal de hele wereld weten wat een ongelooflijke eikel je bent.'
Het leek me allemaal zo dom en onbeduidend om met haar naar zo'n gelegenheid te gaan, in plaats van in gezelschap te zijn van Grace, al was het maar voor een simpele wandeling in het park van de kliniek.
Later op de avond probeerde ik wat te lezen. Alberta had zich teruggetrokken voor een kruidenbad en een huid- en haarbehan- deling. Mijn ogen bleven afdwalen van de pagina's van het boek dat ik las tot ik opkeek naar de muur en Grace Montgomery en mijzelf op de heuvel zag staan terwijl ik haar vasthield, haar hoofd tegen mijn borst.
Bent u nu gelukkig, dokter, gelukkig in uw huwelijk? hoorde ik haar weer vragen.
Mijn hard deed zo'n pijn, Willow, ik hield het niet langer uit. Ik stond op en ging Miles zoeken. Hij stond buiten de auto te wassen.
'Ik moet terug naar de kliniek, Miles.'
'Nu?'
'Onmiddellijk.'
Hij knikte, borg snel alles op en ging achter het stuur zitten. Enkele ogenblikken later reden we in volle vaart over de weg. Mijn hart bonsde. Ik had geen idee wat ik zou doen, wat ik zou zeggen, maar ik voelde me geweldig.
'Moet ik op u wachten, dokter?' vroeg Miles toen we stopten.
'Ja, Miles,' zei ik. 'Je kunt naar de recreatiezaal gaan en televisiekijken als je wilt.'
'Uitstekend,' zei hij en ik ging haastig naar binnen.
Nadine Gordon had dienst en ze zag me binnenkomen.
'Is er iets mis, dokter De Beers?' vroeg ze onmiddellijk.
'Nee, nee. Ik moet nog iets afmaken. Ga maar verder met je werk,' zei ik, haar zo officieel en vastberaden mogelijk afwimpelend.
Ik voelde haar ogen in mijn achterhoofd prikken toen ik snel door de gang liep, eerst naar mijn kantoor en toen, rustig, naar de afdeling waar de patiënten sliepen. Alweer rondsluipend als een dolende tiener kwam ik bij Grace' kamer. Ik klopte zacht op de deur en deed die toen open.
Ze stond bij het raam en keek naar buiten. Langzaam draaide ze zich om toen ik verscheen. Ik deed de deur zachtjes achter me dicht. Ze staarde me aan zonder iets te zeggen. Ze was in haar nachthemd en haar haar hing los. Willow, het was alsof ik betoverd was. Ik geloof dat ik zweefde door die kleine kamer tot ik vlak voor haar stond. We hadden geen van beiden nog een woord gezegd. Ze keek op met een vage glimlach om haar lippen.
'Grace,' bracht ik er eindelijk uit, en toen, Claude De Beers zij vervloekt, toen deed ik het, Willow.
Ik kuste haar, eerst aarzelend en toen met een passie waarvan ik nooit had gedacht dat ik die in mij had.
En ze kuste me terug en klampte zich aan me vast als een schipbreukeling die dobbert in een tumultueuze zee en een rots in de branding heeft gevonden.
'Ik ben gekomen,' zei ik. 'Voor jou.'
En zo begon het.