2. Een kleine voetnoot

Na de rompslomp van haar opname werd je moeder naar haar kamer gebracht en kreeg toen een rondleiding door de kliniek voor ze naar mijn kantoor kwam. Mijn hoofdzuster, Nadine Gordon, leidde haar rond. We probeerden de patiënten altijd een gevoel van veiligheid te geven, ze op hun gemak te stellen, voor we aan een therapie en behandeling begonnen. Het valt niet mee voor een gezond mens om zijn of haar huis te verlaten en in een vreemde wereld terecht te komen, en zeker niet voor iemand die al kwetsbaar en onvoorspelbaar is.

Zuster Gordon klopte op mijn deur en liet Grace naar binnen gaan.

'Dit is dokter Claude De Beers,' zei ze. Ze stelde me altijd zo pompeus voor dat ze mij, en ik weet zeker ook mijn nieuwe patiënten, het gevoel gaf dat ik op de top van een berg zat.

Toen ik haar zei dat ze me altijd voorstelde alsof ik een hooggeplaatste, machtige persoonlijkheid was, antwoordde ze: 'Zo moeten ze ook over u denken, dokter. Hoe meer vertrouwen een patiënt heeft in haar dokter, hoe groter de kans is dat ze beter zal worden.' Ze voelde zich niet te goed om zelfs mij een lesje te geven.

Ze was heel streng voor de jongere psychiaters die probeerden kameraadschappelijk met hun patiënten om te gaan. De meesten waren bang voor haar. Je kunt je misschien wel voorstellen hoe ze over mijn relatie met je moeder ging denken, maar daar heb ik het later wel over. Ik voel me net een schooljongen die zo opgewonden zijn verhaal wil vertellen dat hij voortdurend op zichzelf vooruitloopt. (Iets van een zelfanalyse, vrees ik. Het inherente gevaar van psychiater zijn.) Ik hoop dat als je deze regels leest, deze kleine voetnoot een glimlach op je gezicht zal brengen, Willow.

'Hallo, Grace,' zei ik. 'Ik heb me verheugd op onze kennismaking.'

Je moeder keek naar me op met ogen die boekdelen spraken. Pagina één was een en al scepticisme. Waarom zou ik me op de kennismaking met haar verheugen? Waarom zou iemand dat doen? Ik kon de vragen zo duidelijk in haar ogen lezen, dat ik ze kon horen.

'Dokter De Beers zei goedendag,' zei zuster Gordon, alsof ze mijn tolk was.

'Dat is alles,' zei ik, haar wegsturend. 'Dank u, mevrouw Gordon.'

Ze keek me even aan met haar scherpe professionele blik en toen verzachtte die, liet haar lippen verslappen tot een zwakke glimlach en verliet het kantoor. Ze deed er zo lang over om de deur dicht te doen dat het op tegenzin leek. Ik kon zien hoe Grace al haar bewe-gingen volgde. Dat zei me dat haar introversie haar er niet van weerhield goed te observeren en zich bewust te zijn van haar omgeving.

'Ga daar zitten,' zei ik met een knikje naar de bank. 'Daar zit je gemakkelijker.'

Ik hield er niet van om achter mijn bureau te zitten, vooral niet als ik met mijn patiënten sprak. Het gaf me het gevoel dat ik achter een muur zat en op verre afstand van hen. Je herinnert je vast nog wel hoe groot mijn bureau was. Zelfs een man van mijn lengte zag eruit of hij achter een muur van hout zat.

Ze ging zitten en ik nam plaats tegenover haar.

'O, wil je iets drinken, Grace, mineraalwater, sap?'

Ze schudde haar hoofd. Ik herinner me dat ik onmiddellijk gefascineerd raakte door haar ogen, de zachtste turkooiskleurige ogen die ik ooit had gezien, mooi, kwetsbaar, wanhopig zoekend naar iemand die te vertrouwen was, een ander hart dat een veilige haven zou zijn voor haar hoop en haar dromen. Op dat moment deed ze me denken aan een klein vogeltje, zo hulpeloos en toch zo in staat lief te hebben, zo verlangend om omhoog te stijgen, misschien recht naar die eenzame wolk die ik eerder gezien had.

'We moeten elkaar eerst leren kennen,' zei ik. 'Ik weet natuurlijk wel iets over jou, maar ik hoop dat jij me veel meer zult vertellen.'

Ze wachtte, wendde haar ogen zenuwachtig af om mijn blik te vermijden. Vind je het niet interessant dat niemand graag wordt aangestaard, Willow? Vooral mensen met een innerlijke pijn vinden het vreselijk om te worden geobserveerd. Ik keek naar haar dossier en probeerde aanvankelijk met haar te praten zonder haar recht aan te kijken, in de hoop dat het haar wat op haar gemak zou stellen. Maar ik moetje eerlijk bekennen dat het me moeilijk viel, want ik wilde maar al te graag naar haar kijken.

'Je hebt veel gereisd toen je jonger was, hè? Al die plaatsen, al die nieuwe scholen waar je naartoe ging, nieuwe vriendschappen. Dat moet moeilijk voor je zijn geweest toen je nog zo jong was. Ik weet dat ik het moeilijk zou hebben gevonden,' zei ik. 'Ik bofte omdat ik woonde waar de vader van mijn vader had gewoond en zelfs mijn overgrootvader. Ik woon daar trouwens nog steeds. Maar jij...' Ik schudde mijn hoofd.

Voor het eerst sperde ze haar ogen met enige belangstelling open en trok haar wenkbrauwen op.

'Eigenlijk,' ging ik verder, 'heb ik nooit iemand gekend die zoveel rondgetrokken is als jij. Jij bent de eerste zigeunerin in mijn kantoor,' voegde ik eraan toe, en ze glimlachte.

Mij schenkt die eerste doorbraak bij een patiënt de meeste voldoening.

'Mijn vader noemde ons zigeuners.'

'Heus? Vertel me eens wat over hem. Hij was commandant bij de Naval Air Force, een helikopterpiloot?'

'Ja.'

'Ik kan me niet voorstellen dat hij het prettig vond zo vaak bij jou en je moeder vandaan te zijn.'

'Hij haatte het, maar hij moest de bevelen gehoorzamen. "We moeten allemaal de bevelen opvolgen, Sailor Girl," zei hij altijd.'

'Sailor Girl?'

Ik wist waarom ze die uitdrukking voor zichzelf gebruikte. Het stond in dokter Andersons aantekeningen, maar het was veel beter om het de patiënt zelf te laten vertellen.

'Zo noemde hij me,' zei ze. Haar glimlach was inniger, zachter, vol herinneringen.

Ik weet dat ik haar aanstaarde als een schooljongen die naar zijn eerste liefde staart, Willow. Ze zag het en keek me bevreemd aan, en ik besefte het. Ik geloof, en ik weet dat het je erg zal verbazen, dat ik zelfs bloosde, niet iets wat ik vaak doe.

'U bent niet wat ik verwachtte,' zei ze.

'O? Waarom?'

'U bent niet oud. Ik dacht dat u ouder zou zijn.'

'Waarom?'

'U hebt uw eigen kliniek en zo, en mijn dokter in Palm Beach ziet er ouder uit dan u en hij praatte over u alsof u zijn mentor was.'

Ik lachte. 'Ik heb geluk gehad. Deze kliniek is me praktisch in de schoot gevallen.'

'Hij vertelde me dat u lezingen geeft in het land en dat u briljant bent,' zei ze.

'Laten we ons oordeel daarover even opschorten. Laten we eerst eens zien of ik jou kan helpen. Als ik dat kan, kunnen we er verder over praten,' zei ik, en ze moest bijna lachen. Ik zag het in haar ogen. Soms weet je heel snel of je iemand aardig zult vinden en of hij of zij jou aardig zal vinden. Het is alsof je allebei de juiste combinatie hebt van de kluis waarin we ons diepste innerlijk voor de meeste mensen verbergen.

'Vertel me eens over die eerste jaren van je leven. Hoe voelde je je ten aanzien van al dat rondtrekken, van school veranderen, voortdurend nieuwe vrienden maken?'

'Ik vond het niet erg. Ik was er toen beter aan toe.'

'Waarom?' vroeg ik.

'Ik had geen intieme vrienden. Ik hoefde om niemand te rouwen,' zei ze.

'Rouwen? Waarom zeg je dat?'

Ik dacht dat ze geen antwoord zou geven. Ze wendde haar blik af en keek me toen weer aan. Ze kneep haar ogen samen, net als jij doet, Willow, als je gespannen bent over iets.

'We hadden vroeger een hond, een golden retriever die Kasey heette,' zei ze. 'Toen ze vier was werd ze overreden door een auto en ging dood.'

'Dat was heel erg.'

'Mama huilde en ik ook en papa was erg gedeprimeerd. Hij hield van die hond. En toen zei mama: "Ik wil nooit meer een hond hebben. Ik wil dit niet nog eens meemaken, zo'n verschrikkelijk verlies," en we hebben er ook nooit meer een gehad. Ze had minder te rouwen.'

'Maakte datje ongelukkig? Ik bedoel, wilde jij geen hond meer?'

'Nee.'

'Waarom niet? Omdat je wilde datje moeder gelukkig zou zijn?'

'Ja, maar het was meer dan alleen dat.'

'Vertel eens,' zei ik terwijl ik me naar haar toeboog. Ik had haar hand in de mijne willen houden.

'We nemen een risico als we onze liefde geven aan iets of iemand,' zei ze, wat ik een heel bijzondere opmerking vond. Ze mocht dan een gestoorde geest hebben, ze was ook heel gevoelig en scherpzinnig. Dat wist ik de eerste dag dat ik haar ontmoette.

'Dat is zo,' zei ik. 'Maar als het iets of iemand is die het risico waard is, horen we dat te nemen, vind je niet?'

Ze wendde haar hoofd weer af, en toen ze het weer naar me omdraaide, zag ik dat haar gezicht versomberd was. Ik zag dat het licht in haar ogen verduisterde toen ze zich naar binnen richtte op haar eigen verontruste gedachten. Soms duurt het even voor je dat gordijn open kunt trekken en alles zien wat verwrongen en verontrustend is in iemand, Willow, en soms, zoals met je moeder, gebeurt het bijna onmiddellijk.

'Niets, niemand, is dat risico waard,' zei ze.

'Waarom zegje dat zo overtuigd? Heb je niet van andere mensen gehouden sinds de dood van je vader? Je schijnt veel om je stiefvader, Winston Montgomery, te hebben gegeven,' zei ik, denkend aan Andersons aantekeningen.

'En kijk maar wat er met hem gebeurd is.'

'Hij was geen jongeman meer toen hij stierf.'

'Hij was ook geen oude man,' antwoordde ze. Ik kon de woede in haar ogen zien, maar het was een woede die ze op zichzelf richtte, Willow.

'Nee, maar mensen worden ziek en soms kan niemand daar iets aan doen. Dat is ook waar, niet, Grace?'

Ze gaf geen antwoord, en als ze niet wilde antwoorden draaide ze haar hoofd af zodat ik het dunne waas van tranen niet kon zien dat haar ogen bedekte.

Het is heel erg belangrijk datje een patiënt kunt doen geloven dat ze net zo is als jij of ieder ander. Die band en dat vertrouwen moet je scheppen.

'Ik herinner me nog toen mijn moeder stierf,' begon ik, en ze draaide zich langzaam weer naar me toe. Ik had net mijn medische studie voltooid en ik bleef maar denken dat ik iets had moeten zien. Ik had er voor haar moeten zijn. Ik heb het mezelf heel lang verweten.'

Ze trok haar wenkbrauwen weer op.

'Wat is er met haar gebeurd?'

'Ze had een hersenbloeding. Gelukkig heeft ze niet lang in coma gelegen.'

'Dat was iets anders,' zei ze.

'Waarom?'

'U dacht dat u fysieke dingen had moeten opmerken en haar een of ander medicijn had moeten geven. U hebt haar geen ongeluk gebracht.'

'Waarom zou iemand de macht hebben een ander ongeluk te bezorgen?' vroeg ik.

'Het is geen macht, het is een vloek!'

'Waarom zou iemand de macht hebben een vloek over haar uit te spreken?'

'Dat bepaalt het lot voordatje geboren wordt.'

Ik glimlachte niet. Ik knikte. 'Dat zul je me nader moeten verklaren.'

'Dat wil ik niet,' zei ze. Ze perste haar lippen opeen als een koppig kind.

'Ik kan wachten.'

Ze wierp me een woedende blik toe, en ik kon zien dat ze kwaad op me begon te worden, dus keek ik naar haar dossier en toen naar de klok.

'Ik denk dat je wel moe zult zijn van de rit hierheen en alles, niet?'

Ze knikte.

'We hebben nog tijd genoeg om te praten. Heb je een goede rondleiding door de kliniek gehad?'

Ze haalde haar schouders op. 'Die zuster liep en sprak heel snel.'

'Ja, zo kan ze zijn,' zei ik glimlachend. 'Ik zal zuster Gordon bellen en haar vragen je terug te brengen naar je kamer.' Maar toen besloot ik plotseling het zelf te doen. 'Ik breng je zelf wel even.' Ze

keek een stuk opgewekter. 'Het duurt niet zo lang meer voor we gaan eten. Je zult vast wel even willen rusten, douchen, je verkleden, doen watje wilt.'

'Ik kan niet precies doen wat ik wil,' antwoordde ze. 'Uw verpleegster heeft dat heel duidelijk gemaakt met haar reeks voorschriften.'

'Wat ze u ook heeft verteld, het is bedoeld om jou en de anderen hier een veilig gevoel te geven, maar ik wil niet dat je je opgesloten voelt, Grace. Dit is gewoon een plaats waar alle mensen die je kunnen helpen zich gezamenlijk op je concentreren. Geef het een kans,' drong ik aan.

Ze knikte en stond op. Haar ogen dwaalden rond in het kantoor en bleven rusten op de foto die ik had van je stiefmoeder. Ik zag de nieuwsgierige uitdrukking op haar gezicht.

'Is dat uw vrouw?'

'Ja, Alberta,' zei ik.

'Ze is mooi,' zei ze.

'Ja. Dank je.'

'Hebt u kinderen?'

'Nee. Maar niet omdat ik ze niet wil,' voegde ik er haastig aan toe.

Ze keek me even indringend aan, en toen deed ik de deur open en liepen we de gang door.

Gekke eerste kennismaking met de vrouw van wie ik spoedig meer zou houden dan van welke vrouw ook, niet, Willow? Dat vonden wij altijd. Het was nauwelijks een romantische ontmoeting. Geen muziek, geen mooie omgeving, geen onschuldig gelach en zorgeloze gevoelens. In plaats daarvan waren we in mijn kantoor en was ik meneer de psychiater.

Je hebt geen idee hoe amusant je moeder was als ze me imiteerde, mijn techniek imiteerde, zoals ze mijn kleine gebaren en maniertjes graag noemde. Niemand kon me beter een spiegel voorhouden dan je moeder, Willow. Door haar ogen begreep ik eindelijk wie ik was en daarvoor zou ik haar altijd dankbaar zijn. Toen ze weg was, dacht ik vaak dat zij mij veel meer had gegeven dan ik haar.

Ik liep met haar langs de kunstnijverheidszaal, die ze met enige belangstelling bekeek, en toen bleven we staan op de drempel van haar kamer. Ze keek aarzelend om zich heen. Onze kamers waren al-lesbehalve Spartaans. Ze hadden allemaal fleurige gordijnen, mooi meubilair, veel licht door de ramen, en roomwitte muren, waaraan schilderijen hingen, mooie landschappen, vredig, meditatief. Op de vloer lag een vast tapijt, en elke kamer had een eigen badkamer. De patiënten moesten naar de ontspanningsruimte om televisie te kijken. Daar hadden we speeltafels, kaarten en dam- en schaakborden en een goede bibliotheek. We wilden niet dat ze te veel tijd alleen doorbrachten, zie je.

Maar dit was haar thuis niet en ik wist zeker dat deze kamer heel anders was dan de slaapkamer die je moeder thuis had. Ze had een paar persoonlijke dingen meegenomen, waaronder, zoals ik merkte, een aantal cadeaus die haar vader voor haar had meegebracht van zijn diverse buitenlandse reizen. Een ervan was een teddybeer die ze al op het bed had gelegd.

Ik ben er altijd prat op gegaan dat ik enorm meeleef met mijn patiënten, Willow, maar toen ik je moeder zag staan op de drempel van haar kamer in de kliniek, met het groeiende besef in haar ogen dat dit nu misschien voor een heel lange tijd haar thuis zou zijn, sprongen de tranen bijna in mijn ogen. Ik besefte onmiddellijk dat ik alles veel intenser voelde als het om haar ging. Ik negeerde het niet, maar ik probeerde er geen aandacht aan te schenken. Ik kon niet weten hoe ik daarin zou falen. Maar dat was één persoonlijk falen waar ik geen spijt van heb, ook nu nog niet, Willow.

Ze draaide zich om en keek me aan.

'Wie was hier vóór mij?' vroeg ze.

'Een jonge vrouw, een beetje zoals jij.'

'Wat mankeerde haar?'

'Ernstige stemmingswisselingen. Wat wij noemen bipolair.'

'Is dat wat er mis is met mij?'

Laten we even afwachten, wat meer tijd met elkaar doorbrengen voor we een definitieve diagnose stellen.'

Ze meesmuilde een beetje, maar het was een oprecht antwoord van mijn kant.

'Wat is er met haar gebeurd?' vroeg ze, met een knikje naar het bed of de patiënte er nog lag.

'Ze is nu weer thuis bij haar ouders en het gaat haar goed. Net zoals het met jou zal gaan.'

Ze glimlachte, maar het was de glimlach van iemand die een ander wil ontzien.

Ze hoefde het niet hardop te zeggen, ik kon het horen: 'Natuurlijk, ja. Vertel nog eens een sprookje.'

Niets kon mijn vastberadenheid meer versterken. Op dat moment zwoer ik bij mezelf: Ik zal haar gezond en sterk genoeg maken om weer voor zichzelf te zorgen. Ze zal naar huis gaan naar haar kind.