35

Zo eindigde het. Nauwelijks tien dagen later namen zij die nog over waren van de kleine groep die zoveel weken geleden uit Keurhaven was vertrokken voor de laatste keer afscheid van elkaar. Het was een stralende, heldere dag vol zonneschijn en zomerse frisheid.
Het groene tapijt van de weilanden van Tyrsis rimpelde zich in het zachte briesje uit het westen en in de verte stroomde de grote Mermidon traag en zacht door de stilte van de vroege ochtend. Ze stonden samen op de weg die uit de ommuurde stad voerde — Durin en Dayel, de eerste weliswaar zonder het gebruik van zijn linkerarm die gespalkt en verbonden was. Dayel had hem tussen de gewonden gevonden en hij genas nu snel. Balinor Buckhannah in maliënkolder en koningsblauwe ruitermantel, een nog altijd bleke Shea Ohmsford, de trouwe Flick en Menion Leah. Ze spraken een poos op zachte toon met elkaar en glimlachten dapper.
Zonder veel succes deden ze hun best welgemoed en ontspannen te lijken en keken van tijd tot tijd naar de gekluisterde paarden die tevreden achter hen liepen te grazen. Tenslotte viel er een pijnlijke stilte en handen werden uitgestoken en gedrukt, gemompelde beloften om elkaar gauw te zien werden gewisseld. Het was een smartelijk afscheid en achter de glimlachen en de handdrukken verborg zich verdriet.

Toen reden ze weg, ieder naar zijn eigen land. Durin en Dayel reisden westwaarts naar Beleal waar Dayel eindelijk met zijn geliefde Lynliss zou worden herenigd. De Ohmsfords gingen in zuidelijke richting naar Lommerdal en, zoals Flick herhaaldelijk tegen zijn broer had gezegd, naar welverdiende rust. Wat Flick betrof hadden ze genoeg van de wereld gezien. Menion Leah ging met hen mee naar Lommerdal, vastbesloten er persoonlijk op toe te zien dat Shea niets meer overkwam. Vandaar keerde hij terug naar de hooglanden om enige tijd bij zijn vader te blijven die hem nu wel zou missen. Maar hij wist dat hij heel gauw moest terugkeren naar het grensland en de roodharige koningsdochter die op hem wachtte.

Terwijl hij zwijgend op de lege weg stond keek Balinor zijn vrienden na tot ze niet meer waren dan kleine stippen in de verte tussen het groen van de weilanden. Toen steeg hij langzaam op zijn wachtende paard en reed terug naar Tyrsis.

Het Zwaard van Shannara was in Callahorn gebleven. Het was het vaste besluit van Shea geweest de talisman achter te laten onder de hoede van de grensbewoners. Niemand had meer opgeofferd om de vrijheid van de vier landen te behouden. Niemand had een beter recht zich de zorg voor het Zwaard en zijn behoud te zien toevertrouwd. En daarom was het legendarische Zwaard met de punt omlaag in een blok rood marmer gevat en geplaatst in een gewelf in het midden van de tuinen van het Volkspark in Tyrsis, beschut door de brede beschermende boog van de Sendicbrug, waar het voor eeuwig zou blijven. In de stenen wand van het gewelf was de inscriptie gebeiteld:

Hier ligt het hart en de ziel van de naties.
Hun recht om vrij te zijn,
Hun verlangen om in vrede te leven,
Hun moed om de waarheid te zoeken,
Hier ligt het Zwaard van Shannara.

Weken later hing Shea vermoeid op een van de hoge houten krukken in de keuken van de herberg en staarde met nietsziende ogen naar het bord met eten dat voor hem stond. Bij zijn elleboog begon Flick al aan zijn tweede portie. Het was vroeg in de avond en de broers Ohmsford waren de hele dag bezig geweest met het repareren van het verandadak. De zomerzon was heet en het werk saai geweest; maar hoewel hij moe en vaag uit zijn humeur was, had Shea totaal geen trek. Hij zat nog steeds met zijn eten te spelen toen zijn vader in de gangdeur verscheen en somber in zichzelf prevelde.
Curzad Ohmsford liep zonder een woord te zeggen naar hen toe en tikte Shea op de schouder.

'Hoe lang moet die onzin nog duren?' vroeg hij streng.
Shea keek verrast op.

'Ik weet niet wat u bedoelt,' antwoordde hij naar waarheid met een blik naar Flick die vaag zijn schouders optrok.
'Eten doe je ook haast niet, zie ik.' Zijn vader bekeek Shea's bord.
'Hoe denk je ooit weer op krachten te komen als je niet behoorlijk eet?'

Hij zweeg even en scheen zich toen te herinneren dat hij geheel van zijn onderwerp was afgedwaald.

'Vreemdelingen, dat bedoel ik. Nu gaan jullie er vast weer vandoor, neem ik aan. Ik dacht dat dat nou eens klaar was.'
Shea staarde hem aan.

'Ik ben niet van plan ergens naar toe te gaan. Waar hebt u het in 's hemelsnaam over?'

Curzad Ohmsford zakte zwaar neer op een lege kruk en nam zijn pleegzoon nauwlettend op. Kennelijk berustte hij in het feit dat hij zonder een kleine overbodige poging toch geen rechtstreeks antwoord zou krijgen.

'Shea, we hebben elkaar nooit voorgelogen, wel? Toen je terugkwam van je bezoek aan de prins van Leah heb ik er nooit op aangedrongen dat je me zou vertellen wat er was gebeurd toen je daar was, hoewel je in het holst van de nacht was verdwenen zonder iemand iets te zeggen, hoewel je er toen je thuiskwam uitzag als je eigen geest en hoewel je er wel voor hebt opgepast mij precies te vertellen hoe dat gekomen was. Antwoord me nu,' vervolgde hij vlug toen Shea tegenwerpingen wilde maken. 'Ik heb je niet een keer gevraagd mij iets te vertellen, hè?'

Shea schudde zwijgend zijn hoofd. Zijn vader knikte voldaan. 'Nee, omdat ik toevallig geloof dat een man zijn eigen boontjes moet doppen. Maar ik kan niet vergeten dat toen je de laatste keer uit Lommerdal verdween dat gebeurde nadat die andere vreemdeling naar jou gevraagd scheen te hebben.'
'Die andere vreemdeling?' riepen de broers in koor.
In een oogwenk kwamen alle oude herinneringen weer boven — Allanons geheimzinnige verschijning, Balinors waarschuwing, de  Schedeldragers, de vlucht, de angst. . . Shea liet zich langzaam van zijn kruk glijden.

'Is er iemand hier ... die mij zoekt?'

Zijn vader knikte en zijn brede gezicht betrok somber toen hij de ongeruste blik zag in de ogen van zijn zoon die steels naar de deur gleden.

'Een vreemdeling, zoals toen. Hij is een paar minuten geleden binnengekomen en vraagt naar jou. Hij wacht in de gelagkamer. Maar ik begrijp niet...'

'Shea, wat moeten we doen?' onderbrak Flick hem haastig. 'We hebben zelfs de Elfenstenen niet meer om ons te beschermen.'
'Ik . . . ik weet het niet,' prevelde zijn broer, die wanhopig probeerde na te denken ondanks zijn verwarring. 'We zouden door de achterdeur kunnen wegglippen . . .'

'Wacht eens even!' Curzad Ohmsford had genoeg gehoord. Hij greep hen stevig bij de schouders en draaide hen om zodat ze hem aankeken, terwijl hij hen ongelovig opnam.

'Ik heb mijn zoons niet geleerd weg te lopen voor moeilijkheden.'
Hij bekeek hun ongeruste gezichten een ogenblik en schudde zijn hoofd. 'Jullie moeten leren je moeilijkheden het hoofd te bieden, niet ervoor weg te lopen. Jullie zijn nota bene in je eigen huis onder familie en vrienden die jullie zullen bijstaan, en dan praat je over weglopen.'

Hij liet hen los en deed een stap achteruit.

'En nu gaan we samen naar buiten om deze man het hoofd te bieden. Hij lijkt een harde, maar hij scheen heel vriendelijk toen we met elkaar spraken. Trouwens, ik geloof niet dat een man met maar een hand lichamelijk opgewassen is tegen drie gezonde mannen — zelfs niet met die piek.'
Shea kreeg een schok.
'Een hand ... ?'

'Hij ziet eruit alsof hij van heel ver is gekomen.' De oude Ohmsford had hem blijkbaar niet gehoord. 'Hij heeft een leren buideltje bij zich dat naar zijn zeggen van jou is. Ik bood hem aan het je te overhandigen, maar hij wilde het niet aan mij geven. Hij zei dat hij het aan niemand anders dan aan jou wilde geven.'
Flicks mond viel open.

'Het moet iets belangrijks zijn,' constateerde zijn vader. 'Hij zei dat jij het op weg naar huis had laten vallen. Hoe kan dat nou gebeurd zijn?'

Curzad Ohmsford moest nog een poosje op zijn antwoord wachten.
Zijn zoons waren al weggestormd door de keukendeur en al halverwege de gang naar de gelagkamer van de herberg.