9

Shea stond stil in het donker buiten de vergaderzaal en liet zijn verhitte gezicht door de avondlucht afkoelen. Flick stond rechts naast hem en zijn brede gezicht stond somber in het maanlicht. Menion leunde achteloos tegen een hoge eik een paar meter links van hen.
De vergadering was afgelopen en Allanon had hen gevraagd op hem te wachten. De zwerver was nog binnen om met de vroedschap van de Dwergen voorbereidselen te treffen tegen de verwachte invasie uit de Boven-Anar. Balinor was bij hen om de verdediging van het beroemde grenslegioen in het verre Callahorn met die van het Dwergenleger in het Oostland in overeenstemming te brengen Shea was opgelucht dat hij niet had moeten terugkeren naar het bedompte kleine vertrek — dat hij onder de nachtelijke hemel stond waar hij beter kon nadenken over zijn haastige besluit met het gezelschap mee naar Paranor te gaan. Hij wist — en hij vermoedde dat Flick het ook wist — dat ze niet konden verwachten buiten het onvermijdelijke conflict te blijven dat het Zwaard van Shannara tot inzet had. Ze hadden in Keurhaven kunnen blijven, bijna als gevangenen, in de hoop dat het Dwergenvolk hen tegen de spiedende  Schedeldragers zou beschermen. Ze hadden in dit vreemde land kunnen blijven, ver van allen die hen kenden, misschien mettertijd zelfs door iedereen vergeten behalve door de Dwergen. Maar als ze zich op die manier van thuis vervreemdden zou dat nog erger zijn dan welk ander lot ook dat hun wachtte door toedoen van de vijand. Voor het eerst besefte Shea dat hij nu eens en voor altijd moest aanvaarden dat hij niet langer maar de geadopteerde zoon van Curzad Ohmsford was. Hij was een zoon uit het Elfse Huis van Shannara, de afstammeling van koningen en de erfgenaam van het legendarische Zwaard. En hoewel hij het anders gewild zou hebben moest hij aanvaarden wat het lot voor hem beslist had.
Hij keek zwijgend naar zijn broer die in gedachten verdiept naar de donkere grond stond te staren en hij voelde een vlijmende steek van droefheid bij de gedachte aan Flicks trouw. Flick was moedig en hield van hem, maar hij had niet gerekend op deze onverwachte wending van de omstandigheden die hen in het hart van het vijandelijke land zou brengen. Shea wilde niet dat Flick bij deze zaak betrokken werd — dit was niet zijn verantwoordelijkheid. Hij wist dat zijn robuuste broer hem nooit in de steek zou laten zo lang hij dacht hem te kunnen helpen, maar misschien zou hij Flick nu kunnen overreden achter te blijven, of zelfs terug te keren naar Lommerdal om hun vader te vertellen wat hen overkomen was. Maar al toen hij met de gedachte speelde wist hij dat Flick nooit terug zou gaan en hij zag van zijn voornemen af. Wat er verder ook zou gebeuren, Flick zou tot het bittere einde volhouden.
'Er is een tijd geweest,' onderbrak Flicks zachte stem zijn gedachten, 'dat ik gezworen zou hebben dat ik mijn hele leven in Lommerdal zou doorbrengen, een uithoek waar nooit iets gebeurt. Nu schijnt het dat ik deel zal uitmaken van een strijd om de mensheid te redden.'

'Vind jij dat ik anders had moeten beslissen?' vroeg Shea na een ogenblik zwijgend nagedacht te hebben.

'Nee. dat vind ik niet.' Flick schudde zijn hoofd. 'Maar weet je nog waarover we op de tocht hierheen met elkaar spraken — over dingen waarover we niets te zeggen hebben, die zelfs ons begrip te boven gaan? Je ziet hoe weinig we nu te zeggen hebben over wat er van ons worden zal.'

Hij zweeg en keek zijn broer recht aan. 'Ik vind dat je juist hebt gekozen en wat er ook moge gebeuren, ik sta achter je.'
Shea glimlachte breed en legde een hand op de schouder van zijn broer terwijl hij bij zichzelf dacht dat dit nu precies was wat hij van Flick verwacht had. Het was misschien maar een onbeduidend gebaar, maar een dat meer voor hem betekende dan wat ook. Hij merkte dat Menion plotseling naar hem toe kwam en draaide zich naar hem om.

'Ik veronderstel dat je me voor een dwaas houdt na hetgeen er vanavond daarbinnen is gebeurd,' zei Menion kortweg. 'Maar deze dwaas is het met oude Flick eens. Wat er ook gebeurt, we zullen alles samen trotseren, of het nu een sterveling of een geest is.'
'Je hebt met opzet die scène gemaakt om Shea ertoe te bewegen mee te gaan, niet?' vroeg een woedende Flick. 'Dat is de gemeenste streek die ik ooit heb meegemaakt!'

'Laat toch, Flick' onderbrak Shea hem. 'Menion wist wat hij deed en wat hij deed was juist. Ik zou toch besloten hebben mee te gaan tenminste, dat hoop ik. Nu moeten we het verleden vergeten, onze meningsverschillen vergeten en terwille van ons eigen behoud eensgezind zijn.'

'Zolang ik hem maar kan zien,' was Flicks verbitterde weerwoord.
De deur van de vergaderzaal ging plotseling open en de brede gestalte van Balinor tekende zich af tegen het licht van de fakkels binnen. Hij nam de drie mannen op die iets verderop in het donker stonden, sloot de deur achter zich en liep met een flauwe glimlach om de lippen naar hen toe.

'Ik ben blij dat jullie besloten hebben met ons mee te gaan, jullie allemaal,' verklaarde hij zonder veel omhaal van woorden. 'Ik moet erbij zeggen, Shea, dat zonder jou de reis geen zin gehad zou hebben. Zonder de erfgenaam van Jerle Shannara is het Zwaard alleen een stuk metaal.'

'Wat kun je ons vertellen over dit toverwapen?' vroeg Menion gauw.

'Dat zal ik aan Allanon overlaten,' antwoordde Balinor. 'Hij is van plan hier over enkele minuten met jullie te spreken.'
Menion knikte, inwendig van streek bij het vooruitzicht de lange man deze avond nog een keer te ontmoeten, maar hij was nieuwsgierig naar de macht van het Zwaard en wilde er meer van weten.

Shea en Flick wisselden een vlugge blik. Eindelijk zouden ze dan het hele verhaal horen over alles wat er in het Noordland aan de hand was.

'Waarom ben jij hier, Balinor?' vroeg Flick voorzichtig. Hij wilde in geen geval zijn neus in Balinors persoonlijke zaken steken.
'Dat is een vrij lang verhaal — het zou je niet interesseren,' antwoordde de ander bijna scherp, zodat Flick meteen dacht dat hij te ver gegaan was. Balinor zag zijn beduusde gezicht en glimlachte geruststellend. 'De verstandhouding tussen mijn familie en mij is de laatste tijd niet al te best geweest. Mijn jongere broer en ik hebben een . . . verschil van mening gehad en ik wilde de stad een poos ontvluchten. Allanon vroeg me hem naar de Anar te vergezellen Hendel en anderen waren oude vrienden en daarom stemde ik toe.'
'Dat klinkt mij bekend in de oren,' was Menions droge commentaar. 'Ik heb zelf van tijd tot tijd zulke moeilijkheden gehad.'
Balinor knikte en lachte wat gedwongen, maar Shea zag aan zijn ogen dat hij het niet om te lachen vond. Wat hem ertoe bewogen had Callahorn te verlaten was ernstiger dan alles wat Menion ooit in Leah had beleefd. Shea begon vlug over iets anders te praten.
'Wat kun je ons over Allanon vertellen? We schijnen een ongebruikelijk groot vertrouwen in hem te stellen, maar weten nog altijd zo goed als niets van de man af. Wie is hij?'
Balinor trok zijn wenkbrauwen op en glimlachte, vermaakt door Shea's vraag en tegelijkertijd onzeker hoe hij er op moest antwoorden. Hij liep een eindje van hen weg om na te denken, kwam terug en gebaarde vaag naar de raadzaal.

'Ik weet zelf eigenlijk niet zoveel van Allanon,' gaf hij openhartig toe. 'Hij reist veel om het land te onderzoeken en de veranderingen en groei van land en volk in zijn aantekeningen vast te leggen. Hij is bij alle volken bekend — ik geloof dat hij overal geweest is. Zijn kennis van deze wereld is buitengewoon — maar het meeste ervan is in geen boek te vinden. Hij is een heel bijzonder man . . .'
'Maar wie is hij?' drong Shea gretig aan omdat hij vond dat hij de ware oorsprong van de historicus moest kennen.
'Dat kan ik niet met zekerheid zeggen, omdat hij zelfs mij nooit geheel in vertrouwen heeft genomen — en ik ben bijna een zoon voor hem,' verklaarde Balinor zo zacht dat ze alle drie wat dichterbij kwamen om toch vooral niets te missen van wat nu kwam. 'De vroedschap van de Dwergen en die van mijn eigen koninkrijk zeggen dat hij de grootste is onder de Druïden, die bijna vergeten Raad die duizend jaar geleden regeerde. Ze zeggen dat hij een rechtstreekse afstammeling is van de Druïde Bremen — misschien zelfs wel van Galaphile zelf. Volgens mij is dat beslist waar want hij ging vaak naar Paranor en bleef er dan geruime tijd om zijn bevindingen op te tekenen in de grote annalen die daar bewaard worden.’

Hij zweeg even en zijn drie toehoorders keken elkaar aan. Ze vroegen zich af of de sombere historicus werkelijk een rechtstreekse afstammeling van de Druïden was en dachten vol ontzag aan de eeuwen geschiedenis achter deze man. Shea had al eerder vermoed dat Allanon een van de oude filosofen en leermeesters was die bekend stonden als Druïden en het was duidelijk dat de man een grotere kennis bezat van de rassen en van de oorsprong van het kwaad dat hen bedreigde dan wie ook. Hij bepaalde zijn aandacht weer bij Balinor die verder sprak.

'Ik kan het niet verklaren, maar ik geloof niet dat we ons beter gezelschap zouden kunnen wensen als we in gevaar komen te verkeren, zelfs als we tegenover de Tovervorst zelf zouden komen te staan. Hoewel ik er geen enkele duidelijke aanwijzing voor heb of Jullie ook maar een voorbeeld kan geven ben ik ervan overtuigd dat Allanons macht alles te boven gaat wat wij ooit gezien hebben.
Hij moet een heel gevaarlijke vijand zijn.'
'O, dat betwijfel ik niet in het minst,' mompelde Flick droog.
Maar een paar minuten later ging de deur van de raadzaal open en Allanon stapte bedaard naar buiten. In het fletse maanlicht was hij enorm en angstaanjagend, bijna een kopie van de gevreesde Schedeldragers voor wie ze zo bang waren. Zijn donkere cape golfde licht toen hij naar hen toeliep en zijn magere gezicht ging schuil in de plooien van de lange kap om zijn hoofd. Ze zwegen terwijl hij naderbij kwam en vroegen zich af wat hij hen zou gaan vertellen en wat dat in de komende dagen voor hen zou betekenen. Misschien wist hij zo wel wat ze dachten toen hij naar hen toeliep, maar hun ogen konden niet door het ondoorgrondelijke masker heendringen dat zijn ernstige trekken verhulde en de man eronder beschermde.
Ze zagen alleen de plotselinge schittering van zijn ogen toen hij voor hen bleef staan en langzaam van het ene gezicht naar het andere keek. Er viel een diepe onheilspellende stilte over het kleine groepje. 'De tijd is gekomen dat jullie het volledige verhaal over het Zwaard van Shannara te horen krijgen, de geschiedenis van de rassen leren kennen die ik als enige tot in alle details ken.' Zijn stem kreeg hen in haar greep en beval hen dichterbij te komen.
'Het is van wezenlijk belang dat Shea weet waar het om gaat en omdat de twee anderen eveneens blootstaan aan de gevaren die ons wachten moeten ook zij de waarheid kennen. Wat jullie vanavond zullen horen moet geheim gehouden worden tot ik jullie zeg dat het niet langer nodig is. Dit zal moeilijk zijn, maar het moet gebeuren.'
Hij wenkte hen hem te volgen en hij verliet de open plek tussen de bomen en ging hen voor naar de duisternis van de bossen. Toen ze een paar honderd meter het woud binnengegaan waren leidde hij hen naar een kleine, bijna verborgen open plek. Hij ging op de afgesleten stronk van een oude boomstam zitten en beduidde de anderen een plaatsje te zoeken. Dat deden ze snel en ze zaten zwijgend te wachten terwijl de beroemde historicus zijn gedachten verzamelde en zich gereedmaakte om te spreken.
'Heel lang geleden.' begon hij eindelijk, nog altijd nadenkend onder het spreken, 'voor de Grote Oorlogen, nog voor het bestaan van de rassen zoals wij die tegenwoordig kennen, werd het land alleen bevolkt door Mensen, dat werd tenminste verondersteld. De beschaving had zich zelfs al duizenden jaren eerder ontwikkeld — jaren van zwoegen en leren die de Mensen zo ver gebracht hadden dat ze op het punt stonden de geheimen van het leven zelf te ontsluieren. Het was een fabelachtige, opwindende tijd om in te leven, zo uitbundig dat veel ervan jullie begrip te boven zou gaan als ik de macht had jullie er het meest volmaakte beeld van te schetsen.
Maar hoewel de Mensen er al die jaren naar streefden de geheimen van het leven te ontdekken, slaagden ze er niet in aan de oppermachtige aantrekking die de dood op hun uitoefende, te ontsnappen. Het was een eeuwig aanwezig alternatief, zelfs bij de meest beschaafde volken. Vreemd genoeg was de drijfveer van elke nieuwe ontdekking hetzelfde eindeloze streven — de studie van de wetenschap. Niet de wetenschap die de rassen tegenwoordig kennen — niet de studie van het leven der dieren en planten, van de aarde en de kunsten. Dit was een wetenschap van machines en macht, die zich verdeelde in oneindige gebieden van onderzoekingen die allemaal gericht waren op dezelfde twee doeleinden — het ontdekken van betere manieren om te leven of te doden.'
Hij zweeg en lachte grimmig bij zichzelf terwijl hij met zijn hoofd een gebaar maakte in de richting van de aandachtig luisterende Balinor.

'Werkelijk heel vreemd als je erover nadenkt. . . dat de Mensen zoveel tijd besteedden om twee kennelijk zozeer verschillende doeleinden te bereiken. Zelfs nu is er niets veranderd — zelfs na al die jaren...'

Zijn stem stierf even weg en Shea waagde een snelle blik naar de anderen, maar hun ogen waren op de spreker gericht.
'Kennis die zich richtte op lichamelijke macht!' Bij deze onverwachte uitroep van Allanon draaide Shea zijn hoofd met een ruk om.  'Het middel om elk doel te bereiken in die tijd. Tweeduizend jaar geleden had het Mensenras dingen bereikt die hun weerga niet kennen in de geschiedenis van de aarde. De eeuwenoude vijand van de Mens, de Dood, kon nu alleen degenen opeisen die hun natuurlijke levensduur geleefd hadden. Ziekten bestonden bijna niet meer en met wat meer tijd zouden de Mensen zelfs een manier gevonden hebben om het leven te verlengen. Sommige filosofen beweerden dat de geheimen van het leven voor stervelingen verboden waren. Niemand had ooit het tegendeel bewezen. Dat was wel mogelijk geweest, maar er was geen tijd meer voor en dezelfde elementen van de macht die het leven bevrijd hadden van ziekte en gebreken vernietigden het bijna geheel. De Grote Oorlogen braken uit en breidden zich van kleinere geschillen tussen enkele volken geleidelijk steeds verder uit, ondanks het besef van wat er gebeurde het breidde zich uit van kleine kwesties tot fundamentele haat aan alle kanten: ras, nationaliteit, grenzen, geloofsopvattingen . . .
tot alles, kortom. Maar opeens, zo plotseling dat weinigen wisten wal er gebeurde, was de hele wereld verwikkeld in een reeks vergeldingsaanvallen door de verschillende landen, alle zeer wetenschappelijk voorbereid en uitgevoerd. In enkele minuten leidde de wetenschap van duizenden jaren, de geleerdheid van eeuwen, tot een bijna totale vernietiging van het leven.

De Grote Oorlogen.' De diepe stem klonk bars en de fonkelende donkere ogen namen de gezichten van zijn toehoorders aandachtig op. 'Een erg toepasselijke naam. De macht die in die luttele minuten van strijd verbruikt werd slaagde er niet alleen in die duizenden jaren van menselijke groei teniet te doen, maar begon ook met een reeks explosies en rampen die het gezicht van de aarde volkomen veranderden. Die richtten de meeste schade aan en doodden bijna alles wat leefde op negentig procent van de aardbodem, maar de nasleep zette de verandering en de uitroeiing voort, rukte de continenten uit elkaar, droogde de oceanen op en maakte landen en zeeën vele honderden jaren lang onleefbaar. Het had het einde van het leven moeten zijn, misschien wel van de wereld zelf.
Maar een wonder verhinderde deze afloop.'

'Ik kan het niet geloven.' De woorden waren eruit voordat Shea ze had kunnen tegenhouden en Allanon keek hem aan met de bekende spottende glimlach om zijn lippen.

'Daar heb je je geschiedenis van de beschaafde mens, Shea,' mompelde hij somber. 'Maar wat er daarna gebeurde gaat ons meer aan. Resten van het Mensenras slaagden erin te overleven tijdens de verschrikkelijke periode na de holocaust, ze leefden in afgelegen streken van de aardbol en vochten tegen de elementen om in leven te blijven. Dat was het begin van de ontwikkeling van de rassen zoals we die tegenwoordig kennen: Mensen, Dwergen, Gnomen, Trollen en sommigen zeggen de Elfen — maar die zijn er altijd geweest en dat is een verhaal voor een andere keer.'
Allanon had precies dezelfde opmerking over het Elfse volk gemaakt toen hij in Lommerdal met de broers Ohmsford had gesproken. Shea snakte ernaar het verhaal te onderbreken om te vragen naar het ras van de Elfen en zijn eigen afkomst. Maar hij was wel zo verstandig de rijzige historicus niet te prikkelen door hem in de rede te vallen zoals hij bij hun eerste ontmoeting telkens had gedaan.

'Enkelen herinnerden zich de geheimen van de wetenschappen die ze hadden gekend voor de vernietiging van de oude wereld. Het waren er maar een paar. De meeste mensen waren weinig meer dan primitieve schepsels en die enkelen konden zich maar flarden kennis herinneren. Maar ze hadden hun studieboeken nog en die konden hen de meeste geheimen van de oude wetenschappen vertellen.
De eerste paar honderd jaar hielden ze deze boeken veilig verborgen, niet in staat de woorden om te zetten in de praktijk, wachtend tot ze dat misschien wel konden. Intussen bestudeerden ze hun kostbare gegevens en toen het ogenblik aanbrak dat de boeken zelf van ouderdom verpulverden en er geen mogelijkheid was ze te redden of te kopiëren, begonnen de paar mannen die de boeken bezaten de informatie uit het hoofd te leren. De jaren verstreken en de kennis werd zorgvuldig van vader op zoon overgeleverd. Elke generatie hield de kennis angstvallig in de familie, en beschermden haar tegen hen die er niet verstandig gebruik van zouden maken, die een wereld zouden kunnen scheppen waarin de Grote Oorlogen een tweede keer zouden kunnen uitbreken. Het slot was dat, zelfs toen het mogelijk werd de informatie van die onvervangbare boeken opnieuw vast te leggen, de mannen die haar van buiten kenden, dat weigerden. Ze waren nog altijd bang voor de gevolgen, bang voor elkaar en zelfs voor zichzelf. Daarom besloten ze, voor het merendeel individueel, het goede ogenblik af te wachten om de groeiende nieuwe rassen hun kennis aan te bieden.
Zo verstreken de jaren terwijl de nieuwe rassen langzaam boven het stadium van primitief leven uitstegen. Ze begonnen gemeenschappen te vormen in een poging uit het stof van het oude een nieuw leven op te bouwen — maar zoals gezegd bleken zij niet opgewassen tegen deze taak. Ze twistten hevig om land.

Kleinzielige ruzies die al gauw omsloegen in een gewapend conflict tussen de rassen. Toen de zonen van hen, die aanvankelijk de geheimen van het oude leven en de oude wetenschappen hadden bewaard, zagen dat de toestand steeds slechter werd en dreigde te ontaarden in juist datgene wat de oude wereld vernietigd had, besloten zij tot daden over te gaan. De man die Galaphile heette zag wat er gebeurde en besefte dat de rassen stellig weer oorlog zouden gaan voeren als er niets tegen gedaan werd. Daarom nodigde hij een uitgelezen groep mannen uit — allen die hij kon vinden met enige kennis van de oude boeken — om in Paranor tijdens een vergadering overleg te plegen.'

Dus dat was de eerste Druïdenraad,' prevelde Menion Leah verwonderd. 'Een raad van alle kundige mannen uit dat tijdperk die hun kennis bijeenvoegden om de rassen te redden.'

Een heel loffelijk streven om een wanhopige poging te verklaren die de vernietiging van alle leven wilde beletten,' lachte Allanon.
'De Druïdenraad werd opgericht met de beste bedoelingen van de meeste deelnemers, misschien in het begin wel van allemaal. Ze oefenden een reusachtige invloed uit op de rassen omdat zij zoveel konden bieden om het leven voor iedereen aanmerkelijk beter te maken. Ze werkten alleen als groep waarin ieder zijn kennis bijdroeg ten bate van allen. Hoewel het hun lukte het uitbreken van een totale oorlog te voorkomen en ze aanvankelijk de vrede tussen de rassen konden handhaven, kwamen ze voor onverwachte problemen te staan. De kennis die ieder voor zich bezat was onvermijdelijk wat gewijzigd door de overlevering van generatie op generatie, zodat vele sleutelbegrippen anders waren dan ze oorspronkelijk geweest waren.

De toestand werd nog ingewikkelder door een begrijpelijk onvermogen om de stof en kennis van de verschillende wetenschappen samen te voegen. Voor vele leden van de Raad had de overgedragen kennis van hun voorvaderen in praktische termen geen enkele betekenis. Veel ervan scheen niet meer dan een hoop verwarde woorden. Dus hoewel de Druïden, zoals ze zich noemden naar een oude groep die naar harmonie zocht, de rassen op allerlei manieren konden helpen, konden ze tussen de teksten die ze van buiten kenden niet zoveel verband leggen dat ze een van de belangrijke beginselen van de grote wetenschappen met gemak machtig konden worden, al waren ze ervan overtuigd dat deze beginselen het land zouden doen groeien en bloeien.'
'Toen wilden de Druïden dat de oude wereld op hun voorwaarden weer werd opgebouwd,' droeg Shea haastig bij. 'Ze wilden de oorlogen voorkomen die hen de eerste keer vernietigd hadden, maar ook de voordelen van alle oude wetenschappen herscheppen.'
Flick schudde verbijsterd zijn hoofd, niet in staat te begrijpen wat dit alles te maken had met de Tovervorst en het Zwaard.
'Dat is juist,' constateerde Allanon. 'Maar ondanks al zijn enorme kennis en goede bedoelingen zag de Druïdenraad een belangrijke voorwaarde van het menselijke zijn over het hoofd. Als een intelligent wezen een ingeschapen verlangen bezit om zijn toestand te verbeteren, om de geheimen van de vooruitgang te ontsluieren, zal het daartoe de middelen vinden — zo niet met behulp van de ene methode, dan met behulp van een andere. De Druïden sloten zich op in Paranor, zonderden zich af van de rassen van het land, om alleen of in kleine groepen aan het werk te gaan teneinde de geheimen van de oude wetenschappen machtig te worden. De meesten vertrouwden op het beschikbare materiaal, en toetsten de kennis van de individuele leden aan de kennis van de Raad in zijn geheel, in een poging opnieuw de oude manieren te vinden en te reconstrueren om macht hanteerbaar te maken. Maar sommigen waren niet tevreden met deze benadering. Enkelen vonden dat in plaats van te proberen de woorden en gedachten van de oude teksten beter te begrijpen, men uit moest gaan van de kennis die onmiddellijk te begrijpen was en men deze moest ontwikkelen in samenhang met nieuwe ideeën en nieuwe rationalisaties.
Zo kon het gebeuren dat enkele leden van de Raad, onder leiding van een lid dat Brona heette, de oeroude mysteries begonnen te onderzoeken zonder te wachten tot de oude wetenschappen volledig begrepen werden. Ze waren fenomenaal van geest, in sommige gevallen zelfs geniaal, en ze hunkerden naar succes, popelend van verlangen zich de macht eigen te maken die de rassen van zoveel nut zou zijn. Maar door een vreemde gril van het noodlot lokten hun ontdekkingen en ontwikkelingen hen steeds verder weg van de studie van de Raad. Voor hen waren de oude wetenschappen raadsels zonder oplossing en daarom dwaalden ze af naar andere denkwijzen. Ze verstrikten zich langzaam en onverbiddelijk in een studierichting die niemand ooit onder de knie had kunnen krijgen en die niemand wetenschap noemde. Wat ze toen begonnen te ontsluieren was de onbegrensde macht van de mysticus — toverij!  Ze kregen enkele mystieke geheimen onder de knie voordat ze door de Raad betrapt werden die hen beval hun werk te staken. Dit leidde tot een fel verschil van mening en de volgelingen van Brona verlieten woedend de Raad, vastbesloten hun eigen benadering voort te zetten. Ze verdwenen en werden nooit meer gezien.'

Hij zweeg en dacht na over zijn uiteenzetting. Zijn toehoorders wachtten ongeduldig.

Nu weten we wat er gebeurde in de  daaropvolgende jaren. Tijdens zijn voortgezette studies ontdekte Brona de diepste geheimen van de toverij en maakte zich die eigen. Maar al doende verloor hij zijn eigen identiteit en mettertijd zelfs zijn ziel aan de machten die hij zo gretig had gezocht. Vergeten waren de oude wetenschappen en hun doel in de Mensenwereld. Vergeten was de Druïdenraad en zijn streven naar een betere wereld. Alles was vergeten behalve de stuwende drang om meer te leren van de mystieke kunsten, de geheimen van het vermogen van de geest door te dringen in andere werelden. Brona was bezeten van de gedachte zijn macht te vergroten de Mensen en de wereld die zij bewoonden te beheersen door deze verschrikkelijke kracht te bezitten. Het resultaat van deze eerzucht was de schandelijke Eerste Oorlog van de Rassen, toen hij de heerschappij kreeg over de zwakke en verwarde geesten van het Mensenras en dat rampzalige volk ertoe bracht oorlog te voeren tegen de andere rassen en het onderwierp aan de wil van de man die niet langer een man was, die zelfs niet langer zijn eigen meester was.'

‘En zijn volgelingen . . .?' vroeg Menion langzaam.
Slachtoffers van dezelfde man. Ze werden de dienaren van hun leider, allen slaven van de vreemde macht van toverij . . .' Allanons stem stierf aarzelend weg alsof hij er nog iets aan toe wilde voegen maar niet wist hoe de uitwerking ervan op zijn toehoorders zou zijn. Hij zag er vanaf en vervolgde: 'Het feit dat deze rampzalige Druïden toevallig precies het tegendeel ontdekten van dat wat ze dachten is op zichzelf een les voor de Mensen. Misschien zouden ze met geduld de ontbrekende schakels van de oude  wetenschappen wel gevonden hebben in plaats van de verschrikkelijke macht van de geestenwereld te ontdekken die zich gretig voedde met hun onbeschermde geest tot ze verslonden waren. De menselijke geest is er niet op gebouwd de realiteiten van een onstoffelijk bestaan op deze aardbol te trotseren. Dat is voor elke sterveling te veel om lang te kunnen verdragen.'

Weer stierf zijn stem weg in een onheilspellende stilte. De toehoorders begrepen nu de aard van de vijand die zij wilden verslaan.
Hun tegenstander was een man die niet langer een mens was maar de projectie van een grote kracht die hun eigen bevattingsvermogen te boven ging, een kracht zo sterk dat Allanon bang was dat hij de menselijke geest zou aantasten.
'De rest weten jullie al,' begon Allanon weer op nogal scherpe toon. 'Het wezen dat Brona heette maar geen enkele gelijkenis meer had met iets menselijks, was de stuwende kracht achter de beide Oorlogen tussen de Rassen. De Schedeldragers zijn de volgelingen van hun oude meester Brona, dezelfde Druïden die ooit mensen zijn geweest, die ooit deel uitmaakten van de Raad in Paranor Ze kunnen hun noodlot netzomin ontlopen als hij. De gestalten die ze aannemen zijn een belichaming van het boze dat zij vertegenwoordigen. Maar belangrijker voor ons doel is dat ze een nieuwe tijd voor de Mensheid vertegenwoordigen, voor alle volkeren van de vier landen. Nu zijn de oude wetenschappen onze geschiedenis ingegaan, bijna net zo volkomen vergeten als de jaren toen machines als een godsgeschenk een onbekommerd leven waarborgden, nu zijn die wetenschappen verdrongen door de bekoring van de toverij — een sterkere en gevaarlijker bedreiging voor het leven van de Mensen dan ze ooit gekend hebben. Twijfel niet aan mij, mijn vrienden. Wij leven in het tijdperk van de tovenaar en zijn macht dreigt ons allen te verteren!'

ledereen zweeg een ogenblik. Een diepe stilte hing drukkend tussen de donkere bomen van het woud terwijl Allanons laatste woorden dreunend leken te weergalmen. Toen sprak Shea zacht.
'Wat is het geheim van het Zwaard van Shannara?'
'In de Eerste Oorlog tussen de Rassen,' antwoordde Allanon bijna fluisterend, 'was de macht van de Druïde Brona beperkt. Met het gevolg dat de vereende strijdkrachten van de andere rassen, gecombineerd met de kennis van de Raad der Druïden, zijn Mensenleger versloeg en hem dwong zich schuil te houden. Misschien zou hij er niet meer geweest zijn en zou het hele voorval afgedaan zijn als niet meer dan een zoveelste hoofdstuk in de geschiedenis — weer een oorlog tussen stervelingen — als het hem niet gelukt was het geheim te ontsluieren dat hem in staat stelde zijn geest te laten voortbestaan lang nadat zijn stoffelijk overschot tot ontbinding overgegaan was en tot stof vervallen. Op de een of andere manier behield hij zijn geest die hij voedde met de macht van de mystieke krachten die hij nu bezat en gaf hem een leven los van de stoffelijkheid, los van de sterfelijkheid. Hij was nu in staat de twee werelden te overbruggen — de wereld waarin wij leven en de geestenwereld waar hij de zwarte schimmen opriep die eeuwen lang gesluimerd hadden, en wachtte zijn tijd af om terug te slaan. Terwijl hij afwachtte zag hij dat de rassen van elkaar vervreemdden. Hij wist dat dit op den duur zou gebeuren, en hij zag de macht van de Druïdenraad minder worden toen zijn belangstelling voor de rassen verslapte. Zoals het geval is met al het boze wachtte hij tot de balans van haat, afgunst en hebzucht — menselijke gebreken die alle rassen gemeen hebben — niet meer in evenwicht werd gehouden door goedheid en vriendelijkheid en toen sloeg hij toe. Het viel hem gemakkelijk de primitieve, oorlogszuchtige Rotstrollen uit het Knekelgebergte in zijn macht te krijgen en vervolgens versterkte hij hun gelederen met wezens uit de geestenwereld die hij nu diende, waarna zijn leger oprukte tegen de verdeelde rassen.
Zoals jullie weten overmeesterden ze de Druïdenraad die ze ombrachten — alle leden met uitzondering van enkelen die zich in veiligheid wisten te brengen. Een van degenen die ontkwam was een bejaarde mysticus die Bremen heette. Hij had het gevaar voorzien en vergeefs geprobeerd de anderen te waarschuwen. Als Druïde was hij oorspronkelijk historicus en in die hoedanigheid had hij de Eerste Oorlog tussen de Rassen bestudeerd en was zodoende op de hoogte gekomen van het bestaan van Brona en zijn volgelingen.
Geïntrigeerd door hun streven en gedreven door zijn wantrouwen dat de mysterieuze Druïde misschien krachten had verworven waarvan niemand iets wist noch kon hopen ze te bestrijden, begon Bremen zelf de mystieke kunsten te bestuderen, maar met grotere omzichtigheid en eerbied voor de krachten die hij zou kunnen ontketenen. Na zich jaren op deze studie te hebben toegelegd kwam hij tot de overtuiging dat Brona inderdaad nog altijd bestond en dat de volgende oorlog tegen het Mensenras zou uitbreken en op den duur beslist zou worden door de macht van de toverij en zwarte magie. Jullie kunnen je de reactie voorstellen die het antwoord was op deze theorie — hij werd Paranor bijna uitgegooid. Het gevolg hiervan was dat hij zich de kennis van de mystieke kunsten ergens anders eigen maakte en daarom niet aanwezig was toen Paranor in de handen van het Trollenleger viel. Toen hij hoorde dat de Raad overmeesterd was wist hij dat, als hij niet in actie kwam, de rassen weerloos zouden zijn tegenover Brona's toverkunsten, een macht waarvan stervelingen geen begrip hadden. Maar hij stond voor het probleem hoe hij een schepsel moest verslaan waarop geen enkel wapen van stervelingen vat had, een wezen dat zich meer dan vijfhonderd jaar had weten te handhaven. Hij ging naar het grootste volk van zijn tijd — de Elfen onder de leiding van een dappere jonge koning, Jerle Shannara — en bood zijn hulp aan. Het Elfenvolk had Bremen altijd geëerbiedigd, want de Elfen begrepen hem zelfs beter dan de andere Druïden. Voor de val van Paranor had hij jaren bij hen geleefd toen hij de mystieke wetenschap bestudeerde.'
'Er is iets dat ik niet begrijp,' zei Balinor plotseling. 'Als Bremen een meester in de mystieke kunsten was, waarom kon hij dan niet zelfde macht van de Tovervorst uitdagen?'
Allanon gaf een wat ontwijkend antwoord. 'Hij nam het tenslotte wel degelijk op tegen Brona op de Vlakten van Streleheim, hoewel het geen gevecht was dat de ogen van stervelingen konden aanschouwen, en ze verdwenen allebei. Verondersteld werd dat Bremen de Koning der Geesten verslagen had, maar de tijd heeft het anders geleerd en nu . . .' Hij aarzelde maar even voordat hij zijn verslag snel vervolgde, maar zijn nadrukkelijke aarzeling was geen van zijn toehoorders ontgaan.

'Hoe dan ook, Bremen besefte dat er een talisman nodig was die zou dienen als schild tegen de eventuele terugkeer van iemand als Brona op een ander tijdstip, een tijd waarin niemand meer bekend zou zijn met de mystieke kunsten om de volken van de vier landen hulp te bieden. Daarom kreeg hij het idee van het Zwaard, een wapen dat de macht zou hebben de Tovervorst te verslaan. Bremen smeedde het Zwaard van Shannara met behulp van zijn eigen mystieke kennis en gaf het nadat hij het gesmeed had van meer dan het gewone staal van onze eigen wereld die speciale beschermende eigenschap mee die elke talisman heeft tegen het onbekende. Het Zwaard moest zijn kracht putten uit de geest van de stervelingen voor wie het als schild moest dienen — de macht van het Zwaard was hun eigen verlangen vrij te blijven, desnoods hun leven te willen offeren voor het behoud van die vrijheid. Dat was de macht die Jerle Shannara in staat stelde de strijdkrachten van het door geesten overheerste Noordland te verslaan; het is dezelfde macht die nu moet worden gebruikt om de Tovervorst terug te sturen naar het schimmenrijk waar hij thuishoort, om hem daar in alle eeuwigheid gevangen te houden en zijn terugkeer naar de andere wereld voorgoed af te snijden. Maar zolang hij het Zwaard in zijn bezit heeft, kan hij verhinderen dat de macht van het Zwaard gebruikt wordt om hem voor altijd te vernietigen en dat, mijn vrienden, mag nu juist niet geduld worden.'

'Maar waarom is het dan alleen een zoon uit het huis van Shannara die . . .' De vraag vormde zich op Shea's stamelende lippen terwijl zijn hoofd tolde van verwarrende gedachten.
'Dat is de grootste ironie van alles!' riep Allanon uit nog voordat Shea zijn vraag had kunnen beëindigen. 'Als je alles gevolgd hebt wat ik vertelde over de veranderingen na de Grote Oorlogen, het wijken van de oude materialistische wetenschappen voor de wetenschap van dit tijdperk, de mystieke wetenschap, zul je begrijpen wat ik zo dadelijk uiteen zal zetten — het allervreemdste verschijnsel. Terwijl de oude wetenschappen uitgingen van praktische theorieën die gebouwd waren op dingen die gezien, aangeraakt en gevoeld konden worden, gaat de toverij van onze eigen tijd van een volkomen ander principe uit. De macht van dit beginsel is alleen werkzaam als erin geloofd wordt, want het is een macht over de geest die menselijke zintuigen kunnen zien noch aanraken. Als de geest geen werkelijke basis vindt voor zijn geloof in het bestaan van deze macht kan hij niet echt effect hebben. Dat beseft de Tovervorst en de angst van de geest voor het onbekende en zijn geloof daarin -  de werelden, de wezens, alle gebeurtenissen die de Mens met zijn beperkte vermogens niet kan begrijpen — geven hem meer dan genoeg armslag om zijn mystieke kunsten in praktijk te brengen.
Meer dan vijfhonderd jaar heeft hij hierop vertrouwd. Hetzelfde geldt voor het Zwaard van Shannara dat geen doeltreffend wapen kan zijn tenzij degene die het in zijn bezit heeft gelooft in zijn macht als hij het gebruikt. Toen Bremen het Zwaard aan Jerle Shannara gaf, maakte hij een vergissing door het rechtstreeks aan een koning en aan een koningshuis te geven — hij gaf het niet aan de bewoners van de landen. Daarom groeide door menselijk misverstand en historische misvattingen het geloof dat het Zwaard alleen het wapen was van de Elfenkoning en dat alleen zij die van hem afstamden het Zwaard konden heffen tegen de Tovervorst. Zodat nu, tenzij het wordt gevoerd door een zoon uit het huis van Shannara, niemand helemaal kan geloven dat hij het recht heeft het te gebruiken. De oeroude traditie dat alleen een dergelijk persoon het kan hanteren zal alle anderen doen twijfelen — en er mag geen twijfel zijn of het Zwaard zal zijn werk niet doen. Dan wordt het eenvoudig een stuk metaal. Alleen het bloed en het geloof van een telg van Shannara kan de sluimerende kracht van het grote Zwaard wakker roepen.'

Hij was uitgesproken. De stilte die op zijn woorden volgde was hol.
Er was niets meer aan het viertal te vertellen. Allanon ging nog eenmaal kort bij zichzelf na of hij gedaan had wat hij zich had voorgenomen. Hij had hen niet alles vertelden met opzet het laatste achterwege gelaten dat beslist een te grote verschrikking voor hen geweest zou zijn. Hij werd heen en weer geslingerd tussen het verlangen al zijn kaarten op tafel te leggen en het kwellende besef dat dit elke kans op slagen teniet zou doen; en het was van het allergrootste belang dat ze slaagden — alleen hij wist hoe waar dit was. Daarom bleef hij zwijgen en dat wat hij geheim moest houden lag bitter in zijn mond, terwijl hij zich boos maakte over de grenzen die hij vrijwillig voor zichzelf had getrokken — grenzen die niet toestonden dat alles geopenbaard werd aan degenen die zozeer op hem waren gaan vertrouwen.

'Dan kan dus alleen Shea het Zwaard gebruiken als . . Balinor verbrak plotseling de stilte.
'Alleen Shea heeft het geboorterecht. Shea alleen.'
Het was zo stil dat zelfs de nachtelijke geluiden van het woud hun onophoudelijk gesjirp leken te staken om zich te bezinnen op het antwoord van de ernstige historicus. De toekomst leek ieder van de aanwezigen neer te komen op een simpel zijn of niet zijn — slagen of vernietigd worden.

'Ga nu weg,' beval Allanon plotseling. 'Slaap nu jullie nog kunnen slapen. Morgen verlaten we dit veilige oord bij zonsopgang om naar de Burcht Paranor te gaan.'