33
Lulu
december 2003
Ik parkeerde mijn auto naast een oude zwarte Cadillac Seville en liep het laatste stukje naar tante Cilla’s huis. Oude auto’s in Brooklyn waren van een heel andere orde dan die in Cambridge. In plaats van vijftien jaar oude roestige Civics zag je in Brooklyn vooral kolossale Cadillacs met kapotte achterlichten. Ik had op het vliegveld een auto gehuurd. Merry zou me vanzelfsprekend haar auto hebben uitgeleend, maar ik had haar nog niet verteld dat ik naar New York kwam. Het was een zonnige decemberdag, Merry’s achtendertigste verjaardag, en ik wilde haar verrassen.
Op de oprit bij tante Cilla’s huis stond een glimmende Toyota Avalon. Ik opende de deur naar de glazen veranda, verbaasd dat die niet op slot zat. De veranda was helemaal leeg, misschien omdat hij in de winter niet gebruikt werd, of misschien omdat er nooit iemand gebruik van maakte. Ik kondigde mijn bezoek aan door met de koperen klopper op de deur te bonzen, net zo lang totdat ik voetstappen hoorde.
Een hand met bruine ouderdomsvlekken trok het kanten gordijntje voor het raam opzij. Tante Cilla gluurde naar me met een wantrouwige blik in de ogen.
‘Lulu?’ vroeg tante Cilla. Ik herkende haar meteen, ook al was ze natuurlijk ouder geworden, heel veel ouder zo te zien. Met haar uitgezakte wangen had ze iets van een buldog, al zag je die hondensnuit vroeger eigenlijk al doorschemeren in haar gezicht. Haar lichaam had een vorm aangenomen zoals bij zoveel oudere vrouwen: stakerige beentjes en te dunne armpjes in een dikke romp geprikt, net een aardappelpoppetje.
‘Ik ben het, tante Cilla.’
Ze deed de deur open en staarde me aan. ‘Je lijkt op je vaders familie. Je bent net zijn vader.’
‘Juist. Mijn grootvader dus.’
‘Merry, je zusje, lijkt op je moeder.’
‘Ik weet het.’ Ik hoopte dat mijn glimlach sarcastisch genoeg was zodat ze die zelfs met haar dikke brillenglazen nog zou opmerken.
‘Ze heeft me niet één keer opgezocht. Ook al woont ze nu in Brooklyn. Ze heeft wel Arnie gebeld.’
Ik knikte, alsof tante Cilla nog net geen onzin uitkraamde. Merry ging één keer per maand met Arnie eten. Het was moeilijk voor te stellen dat neefje Arnie nu effectenhandelaar was.
‘Kom binnen,’ zei tante Cilla. ‘Oom Hal wilde er eigenlijk ook bij zijn, maar hij moest werken.’
Waarschijnlijk schaamde hij zich nog altijd dat hij ons zomaar had weggebracht alsof we vuilnis waren.
‘Ik krijg hem maar niet zover dat hij stopt met werken,’ zei ze. ‘Snap jij dat? Wie laat er nu zijn tanden doen bij zo’n oude man met bevende handen?’ Ze veegde haar handen af aan haar vale, groengeblokte schort.
‘Bevende oude vrouwtjes met een kunstgebit?’ stelde ik voor.
Tante Cilla klakte met haar tong. ‘Nog altijd een brutaaltje, zelfs na al die jaren.’
Ze strekte haar armen naar me uit voor een omhelzing. Ik hield mijn adem in, leunde naar voren en gaf haar mijn Oprah-knuffel. Jezus, Lu, ik kan altijd precies zien wanneer jij geen zin hebt om aangeraakt te worden, had Merry tegen me gezegd. Je omhelst net als Oprah als ze gasten heeft die te veel onder de indruk zijn van haar sterrenstatus en zij een beetje afstand wil houden.
‘Heb je wel tijd om te lunchen? Of wil je liever direct alles inpakken en wegwezen?’ Tante Cilla loodste me naar binnen. ‘Hal heeft de dozen van zolder gehaald.’
We gingen haar keuken binnen. De hypermoderne apparaten en de duur uitziende keukenkastjes van donker notenhout vormden een onaangenaam contrast met haar verouderde gezicht. De keuken die ze vroeger had, die ik me nog herinnerde uit mijn jeugd, was van blank hout, toen het toppunt van moderniteit. Ik herinnerde me nog dat mijn moeder het hele weekend aan mijn vaders kop had gezeurd om net zo’n keuken, nadat ze had gezien hoe oom Hal de boel had opgeknapt.
De tafel was gedekt met Mimi Rubees servies. Dat herinnerde ik me ook nog goed. Mimi Rubee had het aan tante Cilla gegeven, vlak nadat mijn opa was overleden. Mimi Rubee hield niet van het ouderwetse porselein van het merk Haviland, versierd met dansende maagden en gouden krullen en groene randjes. Mijn moeder verafschuwde die borden, zij was net zo gek op moderne spullen als Mimi Rubee, en beiden kochten ze van die witte melamine borden met een patroon van sterren.
‘Arnie blijft maar bedelen om deze borden,’ zei ze hoofdschuddend. ‘Een volwassen man die oude borden verzamelt. Ik zou het hele servies eigenlijk aan jou moeten geven. Als je het niks vindt, kun je het altijd nog bewaren voor je dochters later.’
Ik wilde eerst tegensputteren, omdat ik bang was dat Arnie zich dan misschien gepasseerd zou voelen. Merry had me verteld dat hij voor tante Cilla verborgen hield dat hij homo was. Maar in plaats daarvan keek ik mijn tante recht aan en zei: ‘Dat zou ik geweldig vinden.’
Daar overviel ik haar mee. Het was duidelijk dat ze haar aanbod niet serieus had gemeend.
‘Sterker nog, ik kom morgen gewoon terug om ze in te pakken.’
‘Nou, misschien moet ik toch even wachten, het eerst aan Arnie voorleggen.’ Haar woorden klonken nog wat na, terwijl ze een schaal uit de koelkast pakte.
Ik kon het natuurlijk makkelijker voor haar maken om er onderuit te komen, maar dat deed ik niet. ‘Ik ga het straks meteen aan de meisjes vertellen. Die zullen vast dolenthousiast zijn. Als u nu alles in dozen verpakt, dan kunt u het ook naar ons opsturen. Of het is misschien beter als ik Merry vraag om ze op te komen halen. Zou dat niet handig zijn?’ Zou ik te ver gaan als ik voorstelde dat mijn vader ze mooi kon helpen dragen?
‘De dozen met je moeders spullen staan in de woonkamer.’ Tante Cilla zette woest een schaal met leverpaté en eiersalade op tafel. ‘Je kunt het zo meteen als we gegeten hebben allemaal doorkijken. Om te zien wat je wilt hebben. Kun je kiezen.’
‘Ik hoef niks te kiezen. Ik neem gewoon alles mee.’
Tante Cilla ging rechtop staan, maakte zich zo lang als haar gekrompen gestalte toeliet, haar handen in de zij. Net als zoveel oude vrouwen van haar generatie – en had ik die niet al zo vaak behandeld, had ik dat niet al zo vaak gezien? – vertoonde ze tekenen van osteoporose en het duurde niet lang meer of ze zou ineenklappen tot zakformaat. ‘Als je alles meeneemt, wat heb ik dan nog als herinnering aan mijn zuster?’
‘U heeft jarenlang de tijd gehad om alles in u op te nemen, tante Cilla. Daarbij: hoe kan ik weten wat u allemaal in die dozen heeft gedaan en wat u heeft achtergehouden?’
‘Wil je me er nu van beschuldigen dat ik zit te liegen? Je zit te bestelen?’ Ze bracht haar hand naar haar borst. De diamanten ringen sneden diep in het vlees van haar opgezette vingers. ‘Hoe durf je. Zie? Dat krijg je ervan als je aardig probeert te zijn. Ik wilde met een schone lei beginnen, Arnie zei dat dat goed zou zijn. Waarom zou ik jou willen bestelen?’
Ik schepte een enorme berg leverpaté van de schaal, smeerde het op een stukje rijstbrood en likte de rest van mijn vork. ‘Mmm, lekker zeg.’ Ik plakte een blaadje sla op de leverpaté en vouwde het broodje op tot een halve sandwich. ‘Tja, waarom zou u mij dat willen aandoen? Ik weet het niet, tante Cilla. Waarom heeft u mij destijds weggestopt in een weeshuis?’
Nadat ik mijn dikke halve sandwich naar binnen had gewerkt, waarbij tante Cilla met samengeperste lippen had staan toekijken hoe ik zat te kauwen, had ik mijn auto volgeladen. We hadden allebei gezwegen terwijl ik de zes kartonnen dozen naar buiten droeg. Ik wachtte eigenlijk op het moment dat ik toch nog ergens diep in mij een laatste restje vriendelijkheid en sympathie jegens mijn tante zou ontwaren nadat ik de laatste doos in de auto had gezet. Oom Hal had er met een pen ‘persoonlijke spullen’ op geschreven, over de stempel DAWSON TANDARTSBENODIGDHEDEN heen.
Ik stond bij mijn huurauto en keek om naar tante Cilla. Ze trok met haar ene hand haar truitje dichter om zich heen en met de andere hand hield ze de voordeur open, wachtend tot ik weer terug zou komen. Ik liep naar de bestuurderskant, opende het portier, en stak de sleutel in het slot; ik voelde tante Cilla’s ogen in mijn rug prikken, ik voelde hoe ze stond te wachten. Misschien ging ze ervan uit dat ik nog terug zou komen om haar te omhelzen. Haar een afscheidszoen te geven.
Ooit hadden twee kleine meisjes, helemaal alleen, ook staan wachten en wachten, eindeloos, tot iemand voor hen zou zorgen.
De motor sloeg aan, gromde, en ik reed weg.
Het was ongeveer een halfuur rijden van Mill Basin naar Park Slope. Je zag de omgeving voor je ogen veranderen. De straat waar mijn tante woonde had iets slaperigs, als in een buitenwijk. Dat veranderde toen ik de veel drukkere Avenue N opreed. Toen ik afsloeg naar Flatbush Avenue herkende ik het Brooklyn uit mijn jeugd. Het was hier veel sjofeler, grimmiger. In de etalages stonden goedkope aanbiedingen hoog opgestapeld: reusachtige voordeelverpakkingen van obscure schampoomerken, nepzijden bloezen met wilde opdruk, jurken die bijna rechtop konden staan van het stijfsel, waar na één wasbeurt niks meer van over zou zijn.
Mijn kinderen zouden het vast leuk vinden om te zien waar ik was opgegroeid, waar ik kind was geweest, maar het was me te dicht bij mijn vader. Er moest veel meer afstand zijn tussen hem en mijn gezin om me veilig te doen voelen. De meisjes vroegen af en toe of ze hun opa eens mochten ontmoeten. Tegenwoordig vertelde ik geen leugens meer, ik zei simpelweg ‘nee’. Ooit zouden ze hem misschien uit zichzelf gaan opzoeken, maar zolang Drew en ik er nog iets over te zeggen hadden, hielden we ze bij hem weg.
Ik was degene die dat besloten had. Drew bracht het onderwerp zo nu en dan nog weleens ter sprake, maar dan probeerde ik hem zo goed mogelijk uit te leggen hoe ik me voelde. Ik luisterde naar wat hij te zeggen had. Ik dwong mezelf woorden te vinden voor mijn gevoelens, terwijl mijn hart in mijn keel bonkte. Ik hield van mijn man. Ik kon het me niet veroorloven van mijn vader te houden. Ik zou nooit dat kleine beetje rust dat ik in mijn leven had veroverd weer opgeven.
Dichter bij Prospect Park was alles veel ruimer opgezet, de architecten hadden ademruimte gecreëerd voor de mensen. De straten in Park Slope waren groen getint, niet alleen door de vele bomen, maar ook door de vele dollars die mensen met nieuw geld in de buurt hadden geïnjecteerd.
Waar Merry woonde had je geen opritten, dus ik perste mijn auto tussen een Matrix en een Prius in. Ik haalde mijn mobieltje uit mijn tas en drukte op speed dial, het eerste nummer.
We omhelsden en zoenden elkaar. Het leek net alsof ze al weken op de hoogte was van mijn komst, in plaats van slechts een kwartier, sinds ik haar had gewaarschuwd dat ik eraan kwam. Ze had lippenstift op en droeg een fluwelen outfit.
Na drie keer heen en weer lopen hadden we alle dozen boven gebracht in haar appartement. We waren allebei een beetje bezweet na al dat gesjouw, ook al was het december. Op het fornuis stond een pan met chili te sudderen, wat zorgde voor extra warmte en er hing een fijne kruidige lucht. Op een donkerrode aardewerken schaal lag een perfect glanzende challa.
‘Kijk nou toch, er is een wonder gebeurd,’ zei ik. ‘Je hebt eindelijk leren koken.’
‘Nee, ik niet. Maar papa wel.’
Ik keek nauwlettend naar haar gezicht. Verwachtte ze soms een reactie van mij? Maar ze zag er eigenlijk net zo uit als altijd: bruisend, sensationeel knap. En ze zag er ook lief uit, zoals vroeger, toen ze nog een klein meisje was. Niet meer zo krampachtig als eerst.
‘Mooi dat hij zich eindelijk nuttig weet te maken,’ zei ik. Ik had nooit tegen Merry gezegd dat ik hem vijftienduizend dollar had gegeven. Ze had me verteld dat hij haar studiegeld betaalde en meubels voor haar maakte, maar het was niet zo dat ik hem daardoor weer wilde zien, absoluut niet. Het enige verschil was dat ik het nu niet erg meer vond dat Merry hem wel opzocht. ‘Eens zien wat hier allemaal in zit.’
Ik ging naast de stapel dozen op de grond zitten op zoek naar die ene doos die oom Hal op mijn verzoek met een speciaal teken had gemarkeerd. ‘Hier. Deze is voor jou. Voor je verjaardag.’
Ik keek toe hoe Merry met een mes de doos opensneed die oom Hal met zoveel zorg had dichtgetaped. Onder een laag van proppen krantenpapier haalde ze een kistje tevoorschijn van zwarte onyxsteen, ingelegd met parelmoer. Ze keek op, het kistje in haar handen geklemd, met tranen in haar ogen.
‘Niet nu al gaan huilen,’ zei ik. ‘Er is nog veel meer om uit te pakken.’
‘Je moet me helpen.’
Ik schoof naar haar toe en reikte met mijn arm in de doos, viste er nog een object uit dat in krantenpapier was gewikkeld, verbaasd over het gewicht; ik was vergeten hoe zwaar het was. Ik streek met mijn hand over het stenen oppervlak, nog net zo koud en glad als vroeger. ‘Ik heb die ene die je me hebt gegeven op mijn dressoir staan,’ zei ik. ‘Ik dacht dat we de rest misschien konden verdelen.’
‘Weet je nog hoe we er altijd mee speelden?’ Merry pakte er nog eentje uit en hield het kistje tegen haar wang. Er liep een zilveren adertje door de zwarte steen, cirkelvormig.
‘Mama noemde dat altijd spelen. Maar in feite waren we ze natuurlijk gewoon aan het schoonmaken voor haar.’
‘Maar toch was het fijn.’ Merry keek dromerig, verdiept in dingen van vroeger waarvan ik nooit had gedacht dat ze zich die nog kon herinneren. ‘Vooral in de zomer, dat voelde zo prettig aan. Weet je nog dat we ermee tegen onze arm wreven en zeiden dat dit onze speciale koelsteentjes waren?’
‘En na afloop waren we dan helemaal vies. Al dat stof.’ Kleine korrelige balletjes vuil, over ons hele lichaam, zelfs tussen onze tenen.
‘Van mama moesten we dan direct daarna in bad.’ Merry strekte haar benen uit, haar hand op een van de kistjes.
‘En dan veegde ze onze armen en borstkas af met alcohol.’
‘Nee, dat deed ze vlak voordat we gingen slapen,’ zei Merry.
‘Nee, als we uit bad kwamen, als we helemaal warm waren door het hete water.’
‘Als we uit bad kwamen deed ze ons poeder op.’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee, je zit er helemaal naast.’
Merry ging op haar knieën zitten en sloeg het stof van haar handen. ‘Nou, ik geloof toch echt dat ik gelijk heb.’
‘Misschien,’ zei ik. ‘Maar ik betwijfel het.’
Merry moest lachen en trok een nieuwe doos naar zich toe. ‘Weet je wat hierin zit?’
‘De rest is voor mij ook een verrassing,’ zei ik. ‘Ik heb tegen tante Cilla gezegd dat we alles van mama wilden hebben. Dat ik haar spullen eindelijk thuis ging brengen. Voor jou en voor mij. Ik vond dat we daar nu klaar voor waren, dat het tijd was.’