27

Lulu

‘Drew?’ Ik legde voorzichtig mijn hand op zijn rug, wilde hem niet wakker maken. Maar ik wilde hem ook heel graag wél wakker maken. Het was donker in onze slaapkamer, alleen het nieuws van elf uur flikkerde op uit de duisternis.

‘Hmm?’ Hij rolde op zijn zij en keek me aan, minder in zichzelf gekeerd dan de afgelopen weken, sinds we ruzie hadden gehad. Kwam dat omdat hij nog half sliep of was hij inmiddels bereid om over die ruzie heen te stappen?

Sinds we het erover eens waren geworden dat het toch goed was om Cassandra naar een therapeut te sturen, leefden we in een omzichtige staat van detente. Iedereen liep een beetje op eieren. We waren het erover eens dat we het met elkaar oneens waren, zoiets. Eerst had ik er, ondanks mijn bezwaren, mee ingestemd dat Cassandra in therapie zou gaan. Daarna, nadat hij me daartoe eindelijk had weten over te halen, bleef Drew maar zeuren dat hij bang was dat als we de therapeut mijn werkelijke familiegeschiedenis niet vertelden, Cassandra op een gegeven moment toch in de war zou raken. Dat het haar zou schaden in plaats van helpen. Van die gedachte was hij nauwelijks af te brengen. Ten slotte, nadat ik hem er paniekerig van had proberen te overtuigen dat het veel beter was om de dingen te laten zoals ze waren, had hij mij daarin weer mijn zin gegeven.

‘Ben je wakker?’ vroeg ik.

‘Nu wel.’ Hij glimlachte. Hij raakte mijn schouder aan, duwde er zachtjes tegen. ‘Je ziet eruit als Nixon, zo met je schouders helemaal stijf opgetrokken. Wat is er aan de hand?’

Ik vouwde krampachtig mijn handen in elkaar en hield ze voor mijn mond. Drew strekte zijn arm naar me uit en haalde mijn vingers voor mijn mond weg. ‘Wat is er, lieverd?’

‘Hij komt vrij.’ Meer hoefde ik niet uit te leggen. Er was maar één ‘hij’ in onze familie. ‘Merry heeft het me net verteld.’

‘Jezus. Dus daarom nam ze je mee uit eten.’ Drew ging rechtop zitten en wreef zachtjes over mijn rug, kleine kalmerende cirkeltjes. Ik vond het fijn dat hij zijn best deed zijn slaap te overwinnen om met mij te praten, in plaats van me simpelweg in slaap te sussen. ‘Wat kan ik voor je doen, waar heb je behoefte aan?’

‘Een huurmoordenaar?’ Ik vocht tegen mijn tranen. ‘Merry wil dat ik haar hiermee help.’

‘Waarmee precies?’

‘Met dat hij hier wil gaan wonen.’ Ik kon niet verder praten, had moeite normaal adem te halen. Mijn arm deed pijn. Dokter genees uzelve. Ik herkende de symptomen van een angstaanval maar al te goed. Ik kraste NEE, NEE op mijn arm.

Drew pakte me bij mijn kin, keek me recht aan. Hij hield mijn beide handen vast. ‘Je staat er niet alleen voor. Je bent geen klein meisje meer. Samen kunnen we dit aan. Ik beloof het je.’

Mijn ademhaling kwam in korte, pijnlijke stoten, terwijl ik met mijn lichaam heen en weer wiegde, een eeuwenoude vorm van zelftroost.

‘Niemand zal jou pijn doen, Lulu. Dat laten we niet gebeuren.’ Hij schoof nog dichter naar me toe. ‘Je bent niet alleen, ik zal ervoor zorgen dat je je nooit meer alleen hoeft te voelen.’

Images

In het gebouw van Cabot Medical krioelde het van de patiënten die nog net, vlak voor de vakantie, een diagnose gesteld wilden hebben. Nog drie dagen en dan was het Thanksgiving. Thuis draaide Cassandra in een kringetje rond; de eerste effecten van de therapie waren merkbaar, maar bij schokken en beetjes. De vrijlating van mijn vader, nu onafwendbaar, drukte zwaar op me, het voelde allemaal als een soort zieke grap. Merry ging zichtbaar gebukt onder de verantwoordelijkheid die hij haar oplegde, haar ogen smeekten me om hulp, maar ze sneed het onderwerp niet meer aan. Tussen Drew en mij ging het beter, de verbondenheid en de intimiteit tussen ons was weer terug, maar doordat hij zo gefocust was op het welzijn van Cassandra werd ik er voortdurend aan herinnerd dat mijn leugens al onze levens aan het wankelen brachten.

Ik was blij dat ik op mijn werk zat.

Voor de deur van de onderzoekskamer waar Audra lag, keek ik snel haar status nog even door, een vorm van uitstel voor ik naar binnen moest. De experimentele behandeling had de uitzaaiingen een halt toegeroepen, maar ondertussen het weefsel van haar hart aangetast.

Sophie tikte me in het voorbijgaan tegen mijn arm met het stapeltje patiëntendossiers dat ze bij zich droeg. ‘Ik ben even bij Audra langsgegaan om hallo te zeggen. Ze wacht op je, ze is erg gespannen.’

‘Ik weet het.’ Ik hoorde mijn maag grommen.

‘Ik weet dat je dat weet,’ zei Sophie. ‘Maar weet je ook dat het niet allemaal van jou afhangt of ze dit overleeft? Dat complex van jou, dat je als dokter een soort God moet zijn, gaat wel een beetje ver tegenwoordig. Ontspan je een beetje, alsjeblieft. Je ziet er verschrikkelijk uit.’

Ik fronste, bestudeerde Audra’s status alsof ik daar nog wonderen van verwachtte. ‘Ik mag Audra graag.’

‘Ik mag haar ook graag. Ik wil ook dat ze blijft leven. Dat wil ik van al onze patiënten, maar je offert jezelf te veel op in dit geval, je gaat er zelf bijna aan onderdoor. Wat is er toch met je aan de hand de laatste tijd?’

Sinds ik wist dat mijn vader vrijkwam, borrelden er voortdurend scènes uit mijn kindertijd boven. Zelfs nu ik hier stond, met Audra’s status in mijn handen, hoorde ik mijn vader op de deur bonzen en rook ik de metalige geur van zijn bloed vermengd met bier.

‘Er is niks,’ zei ik. ‘Het komt gewoon … nou ja, haar man is pas overleden, haar kinderen, alles bij elkaar … Er is niks.’

Sophie veinsde niet eens te luisteren naar mijn warrige verklaring. ‘Ga iets leuks doen dit weekend, oké? Je hebt vier hele dagen.’

‘Ja, één dag koken en dan drie dagen opruimen en schoonmaken.’

Ze snoof. ‘Jij hoeft tenminste niet in één huis te leven met zulke monsters. Denk je dat eens in, Thanksgiving met mijn zoontjes.’

‘Dat is waar.’ Ik klopte zachtjes op de deur voor ik de onderzoekskamer binnenging. ‘Soms vergeet ik dat ik het zo getroffen heb.’

Audra’s scherp afgetekende jukbeenderen vormden een skeletachtige aanblik. Door haar broze, rode haar zag ik de sproeten op haar hoofdhuid heen schemeren. Vanwege een bovenmatige productie van pigment had ze ook donkere vlekken gekregen op haar borst. Om geen van deze tijdelijke neveneffecten van Audra’s behandeling maakte ik me veel zorgen, maar wel om het feit dat haar hartspier zo verzwakt was door de medicijnen.

Ik legde voorzichtig mijn hand op haar arm. ‘Hoe voel je je?’

Ze haalde haar schouders op. ‘Ze hebben me verteld dat de kanker zich nu veel minder snel uitzaait. Dat is toch goed nieuws?’ Ze zag dat ik mijn stethoscoop erbij haalde en trok alvast haar jurk bij haar hals iets naar beneden zodat ik haar knokige schouders kon zien.

‘Ja, dat is geweldig nieuws.’ Ik maakte mijn stethoscoop een beetje warm en plaatste hem toen op haar rug. ‘Adem in en hou dat even vast.’ Haar zware ademhaling en de vertraagde hartslag klonken hetzelfde als bij het onderzoek vorige week.

Ze wachtte tot ik klaar was met het luisteren naar haar essentiële lichaamsfuncties en vroeg toen: ‘Maar met mijn hart gaat het steeds slechter?’

‘Ik heb nog geen verschil met vorige week kunnen vaststellen. Wel ben je weer een pond afgevallen.’

Ze haalde weer haar schouders even op. ‘Het lukt me nauwelijks om iets te eten, en als ik wel iets binnenkrijg, dan moet ik overgeven of het komt er aan de andere kant weer uit.’

Ik drukte op haar enkel om te zien of zich oedeem had gevormd, wat zou betekenen dat haar hartprobleem erger was geworden. ‘Je enkel is niet opgezet. Dat is goed.’

‘Traci, mijn jongste dochter, is heel erg kwaad. Ze denkt dat deze behandeling mijn dood wordt. Mag ze u eens bellen?’ Audra pakte me bij mijn arm toen ik niet direct antwoord gaf; haar hand was zo smal, een en al botjes, dat hij aanvoelde als een klauw. ‘Alstublieft? Kunt u met haar praten? Ze heeft geruststelling nodig, maar ik ben zelf zo bang dat ik niet weet hoe ik haar moet vertellen dat ze zich geen zorgen hoeft te maken. En dokter Denton, dat is heus een goede dokter, maar hij is niet zo goed in dit soort dingen.’

‘Ik kan niet tegen je dochter zeggen dat ze zich geen zorgen hoeft te maken. Maar het is zeker niet hopeloos.’

Audra’s glimlach bestreek bijna haar hele gezichtje. ‘Dus dat kunt u haar dan zeggen.’

Images

‘Wat deden jij en tante Merry vroeger met Thanksgiving, toen jullie wees waren?’ vroeg Cassandra. Mijn dochters keken me met grote ogen aan, volgens mij zagen ze me weer aan voor het weesmeisje Anne, uit Anne van het groene huis.

Merry schonk zichzelf wijn bij en gebaarde met de fles naar Drew, die knikte. Ik sperde mijn ogen ook wijd open, net als mijn dochters. Wijn alsjeblieft!

‘Toen we bij de familie Cohen woonden,’ zei ik, ‘aten we ook altijd zo uitgebreid.’

‘Wie kwamen er dan?’ Cassandra keek me met laserogen aan, hongerig naar nieuwe feiten over mijn kindertijd. Sinds Cassandra in therapie was, werd dat steeds erger. Wie. Waarom. Wanneer. Waar. Elk detail werd door mijn dochter onder de loep genomen.

‘Eens even kijken. Je had meneer en mevrouw Cohen natuurlijk.’

‘Anne en Paul, zo heetten ze toch? Dokter Cohen?’ vroeg Cassandra.

Ik probeerde ontspannen te kijken. Gewoon gezellig wat herinneringen ophalen, niks aan de hand, mensen. ‘Dat klopt. En hun kinderen. Die waren toen al volwassen.’ Cassandra zat te luisteren alsof ze elk moment verwachtte op een klompje goud te stuiten. ‘En de kleinkinderen van Anne en Paul. Of niet, Merry?’

‘Klopt.’ Merry smeerde boter op haar broodje en propte de helft ervan in haar mond.

‘God, mama, weet je dat niet eens meer?’ Ruby schudde haar hoofd en fronste, mijn eigen kleine popperige criticaster.

Cassandra keek haar zusje aan met een blik alsof ze een ongenode gast was. ‘Mama was getraumatiseerd.’ Cassandra sprak het laatste woord met overdreven nadruk uit. ‘Omdat ze wees was.’

‘Heeft dokter Johanna je dat woord geleerd?’ vroeg Drew.

Cassandra knikte beslist. ‘Ze zei dat ik misschien iets van mama’s trauma heb opgepikt.’ Ze draaide zich om en keek me vol mededogen aan. ‘Niet omdat jij iets verkeerds hebt gedaan, mama. Dat gaat allemaal buiten bewustzijn. Dat betekent dat je iets doet zonder dat je het weet.’

‘Ik geloof dat je “onbewust” bedoelt, lieverd,’ zei Drew. ‘Buiten bewustzijn, dat is meer als je slaapt bijvoorbeeld. Onbewust wil zeggen dat je iets doet zonder het te beseffen.’

‘Zie je wel, Cassandra?’ zei Ruby pesterig. ‘Je bent heus niet zo slim.’

‘Laten we allemaal een voor een dankzeggen,’ zei Merry. ‘Ik ben bijvoorbeeld dankbaar dat ik zulke bijzonder slimme nichtjes heb.’

‘En ook mooi hè, tante Merry?’ Ruby pronkte met haar zachte fluwelen jurk die ze per se aan had gewild, ook al droeg de rest van ons gewoon zijn dagelijks kloffie. Ze paste zo wel mooi bij het glanzende porseleinen serviesgoed waarmee Drew de tafel had gedekt. Rode wijn voor de volwassenen en cranberrysap voor de meisjes fonkelden in de Ierse kristallen glazen, een huwelijkscadeau van iemand uit Drews familie.

‘Met mooi zijn alleen kom je er niet, hoor,’ waarschuwde ik Ruby. Ik was bang dat Ruby er nu al van uitging dat het leven voor haar geen enkele hindernis zou opwerpen, alleen maar omdat ze zo’n knap gezichtje had en zo goed kon zwemmen. ‘Hoe je andere mensen behandelt is veel belangrijker dan hoe je eruitziet.’

Ruby streek haar zijdezachte haren uit haar gezicht, zo te zien in het geheel niet overtuigd van wat ik zei. ‘Waar ben jij dankbaar voor, mammie?’

Dat ik niet dood ben.

Ik nam een slokje wijn, was even verzonken in mijn eigen duistere gedachten. ‘Ik ben dankbaar dat ik zo’n geweldige echtgenoot heb, twee geweldige dochters en een geweldige zus.’

‘Je klinkt nu net als tante Merry,’ klaagde Ruby. ‘Je mag niet hetzelfde zeggen. Iedereen moet iets nieuws verzinnen.’

‘Wie zegt dat?’ vroeg Cassandra.

‘Dat is de regel. De nieuwe regel.’ Ruby stak haar kinnetje naar voren. ‘Anders telt het niet.’

‘Oké,’ zei Drew. ‘Ik ben dankbaar dat de kalkoen zo heerlijk is, dat de vulling die mama heeft gemaakt weer net zo perfect is als altijd, en dat tante Merry kersentaart voor me heeft gemaakt zodat ik geen pompoen hoef te eten.’

‘Nee, papa.’ Ruby keek alsof ze elk moment kon gaan huilen. ‘We moeten dit wel serieus doen! Net als op school!’

‘Wat heb je op school dan gezegd?’ Ik probeerde het gesprek een andere kant op te sturen, wilde niet meer praten over familiedingen en Thanksgiving bij meneer en mevrouw Cohen; voor je het wist moest er ook nog over Thanksgiving op Duffy gepraat worden. Duffy, waar de cranberrysaus stijf rechtop in afgebladderde kommetjes werd geserveerd, de markering van het blik waaruit de saus kwam nog duidelijk zichtbaar in de massieve rode torentjes. De enigen die van de blikkerige vruchtensmurrie aten waren de meisjes die zo dik waren, zichzelf zo wanhopig wilden volstoppen, met wat dan ook, dat ze de blikjes nog zouden hebben uitgelikt, als ze daartoe de kans hadden gekregen. Terwijl we onze borden leegschraapten, waarop meestal niet meer dan een klein stukje kalkoen lag en wat waterige aardappelpuree, keken we alleen maar naar ons voedsel, alsof we ons schaamden een feestdag te moeten vieren in zulk treurig gezelschap.

Ruby trok haar schoudertjes iets naar achteren en ging rechterop zitten om haar belangrijke boodschap kracht bij te zetten: ‘Ik heb natuurlijk gezegd dat ik dankbaar was voor mijn familie, omdat die heel veel van mij houdt. En dankbaar dat niemand die ik ken is doodgegaan bij de aanslag op de World Center toren. En dat Osama Laden niet naar Cambridge is gekomen.’

Misschien hadden Cassandra’s angsten wel niets met mij te maken of mijn onderbewuste vergiftiging van haar gedachtewereld. Misschien was alles wel te wijten aan de aanslagen op 11 september. Alle kinderen waren tegenwoordig immers in bange afwachting van nog meer rampspoed. Mijn jeugd en al die ellende van toen stonden daar vast volledig buiten.

‘Dat is mooi gezegd, Ruby,’ zei Merry.

‘Waar ben jij dankbaar voor, papa? En niet weer over eten beginnen,’ waarschuwde Cassandra.

Drew legde zijn mes neer en leunde achterover in zijn stoel. ‘Alles waar ik dankbaar voor ben is hier, in deze kamer. Hetzelfde zeggen is niet erg, Ruby, als het goede dingen zijn.’

‘Papa heeft het precies goed verwoord. Zo, laten we nu dit lekkere eten waar we allemaal zo dankbaar voor zijn maar eens gaan opeten.’ Ik hou van je, Drew. Je hebt me weer gered.

Cassandra prikte een hapje van de vulling aan haar vork. Ze zag er broos en breekbaar uit, een sentimentele huilbui leek niet ver weg. ‘Voel je je nog altijd een wees, mammie? Moet je de hele tijd aan je vader en moeder denken?’

O Jezus, moeder Maria, red mij van mijn verleden! Geef ons heden onze dagelijkse toekomst. Maak dat ik weet wat ik moet zeggen, God. Gunt U mij toch een kalm en vredig verleden. Ik ben zo moe van alles.

‘Ik denk soms wel aan ze,’ wist ik nog net uit te brengen, ‘maar niet de hele tijd.’

Cassandra hield haar hoofd ietsje schuin, de blik in haar ogen verried de invloed van dokter Johanna. Ze keek veel te wijs en begripvol, een nieuw aangeleerde vorm van begrip waar we voorlopig nog niet vanaf waren, vreesde ik. ‘Doet het pijn om over ze te praten? Maar ze leven verder in je hart hoor, mama, dus je hebt ze toch altijd bij je? Dus dan gaat het ook wel goed met jou, hè mama?’

Mijn lippen voelden uitgedroogd aan, wat het me onmogelijk maakte iets te zeggen. Ik dronk vlug een half glas water. ‘Ja lieverd, natuurlijk gaat het goed met mama.’

‘Dus dan is alles toch goed, met ons allemaal?’ drong ze aan.

Ruby nam een hap van haar broodje, in slow motion leek het; er vielen kruimels op het tafelkleed terwijl ze wachtte op wat ik ging zeggen. Ook al zaten ze voortdurend met elkaar te vechten, in de wereld waarin mijn beide meisjes leefden gold dat de emoties van de eerstgeborene voorop stonden, en Cassandra’s oordeel was dus wet.

Drew legde zijn handen plat op het tafelblad naast zijn bord, krachtig, met gespreide vingers, en zei: ‘Met ons is alles goed. We zijn allemaal verdrietig dat de ouders van mama en tante Merry overleden zijn, maar dat was een tragische gebeurtenis en zoiets gebeurt niet nog een keer. Alles is dus goed.’

Dat laatste sprak hij met meer nadruk uit dan waarschijnlijk zijn bedoeling was. De meisjes keken als verschrikte kittens op.

Drew grijnsde om daarmee zijn sombere woorden enigszins te verluchtigen en schepte snel nog wat van de kalkoenvulling op zijn bord, ook al had hij al meer dan genoeg. ‘Binnenkort vieren we Kerstmis en dan krijgen jullie bergen cadeautjes van oma en opa Winterson. Genoeg over het verleden, laten we ons richten op wat er nog wél gaat gebeuren, oké?’

Ik knoopte Drews woorden goed in mijn oren. Inderdaad: we moesten in het heden leven, ons richten op het hier en nu. Het maakte me niks uit dat dit klonk als new-age-achtige kretologie, ik had mijn angsten en vreselijke ervaringen blijkbaar doorgegeven aan mijn kinderen, of ik me daar nu bewust van was of niet, en het was tijd dat dat ophield. Misschien had ik de meisjes inderdaad wel onbewust gevoed met allerlei naargeestige familiesprookjes. Ik zou mezelf heropvoeden. Niet langer telkens naar de deur kijken of zich daar soms een kwelduivel schuilhield.

Images

Twee weken lang hield ik deze belofte aan mezelf vol. Ik was vrolijker dan anders, stond als eerste op en bracht Drew koffie op bed, maakte daarna de kinderen wakker met hervonden moederlijke blijmoedigheid. Ik was zo druk met van alles en nog wat dat ik erin slaagde geen enkel moment met Merry alleen te zijn. Ik wist dat ze eigenlijk niet alleen gelaten mocht worden, maar kon die gedachte niet goed aan. En misschien kon het me ook wel even niks schelen, zo groot was blijkbaar mijn behoefte om me te bevrijden van het bedrukkende, nachtmerrieachtige vooruitzicht dat mijn vader binnenkort vrij rondliep.

Ik had Merry op het hart gedrukt dat ik het nieuws zelf aan Drew wilde vertellen, op mijn eigen voorwaarden, en dat had ze gerespecteerd. Maar ik had haar nog niet verteld dat ik het allang tegen Drew gezegd had. Dat zou alles veel te echt maken.

Ik drukte mijn vader weg uit mijn gedachten en leefde, althans een tijdje, in een zoete wereld, zonder een vuiltje aan de lucht.

De derde maandag in december begon dat wereldje barsten te vertonen. Iedereen leek die ochtend in de greep van zijn of haar eigen angsten en onzekerheden. Ruby moest een boekverslag inleveren en ze had de voorkant, of achterkant, nog niet ingekleurd en ook de boel nog niet tot een boekwerkje geniet. Cassandra had een cadeautje nodig voor een verjaardagsfeestje de volgende dag en was bang dat niemand eraan zou denken. Drew had een afspraak met een klant over een potentiële opdracht om een nieuwe serie boeken van een semibekende kinderboekenschrijfster te illustreren. Hij was het hele weekend bezig geweest met schetsen maken, verschillende versies van een of andere magische eekhoorntjesstam die op militante wijze opkwam voor het milieu. Ik vond zijn tekeningen geweldig, maar zelf dacht hij daar heel anders over en hij bleef maar dingen uitgummen en bijtekenen, hier nog een strookje gras, daar nog een eikeltje.

Zelf had ik ook genoeg aan mijn hoofd. Audra had ernstige problemen met haar hart gekregen en het afgelopen weekend voornamelijk op de intensive care gelegen. Haar kinderen bestookten me met telefoontjes, zetten me onder druk, wilden weten hoe de vooruitzichten voor hun moeder nu werkelijk waren – ik moest voor hen zowel de rol van dokter spelen als die van waarzegster. Denton was de stad uit, en geen enkele dienstdoende oncoloog wilde de beslissing nemen te stoppen met de medicijnen; een beslissing die haar zowel het leven kon redden als het leven kon kosten. Jij kent haar het best, had de laatste oncoloog tegen me gezegd.

‘Heb je gehoord wat ik zei, Lu?’

‘Wat?’

‘Niet vergeten dat jij vandaag de kinderen van school haalt.’ Drew maakte een nerveuze indruk. ‘Ik bel je wel om je eraan te herinneren.’

‘Denk je nu echt dat ik dat zou vergeten?’ Ik keek naar Ruby en Cassandra die hun cornflakes naar binnen slurpten. Aan Ruby te zien was ze ervan overtuigd dat er vandaag niets dan slechte dingen konden gebeuren, terwijl Cassandra met haar gebruikelijke ‘dokter-Johanna-zegt-dat-alles-goed-is’-gezichtje aan tafel zat.

‘Ik moet het omslag van mijn verslag afmaken,’ zei Ruby.

‘Ik stel het alarm van mijn horloge wel zo in dat ik je op tijd kan bellen om je eraan te herinneren,’ zei Drew.

‘Nou ja zeg, je zit dan midden in een bespreking!’ zei ik. ‘Jongens, opschieten, we moeten zo weg.’

‘Ik kan mijn horloge wel op de trilstand zetten. En het is niet zo’n formele presentatie.’

‘Ik heb mijn omslag nog niet af,’ schreeuwde Ruby. ‘Niemand luistert naar mij!’

‘Het is moeilijk om jou niet te horen, Ruby. En nu even naar mij luisteren allemaal.’ Ik wees even met mijn vinger naar Cassandra die haar mond al opendeed, ongetwijfeld bang dat we haar behoeften zouden overslaan. ‘Stil iedereen. Drew: ik haal de kinderen van school. Concentreer jij je nu maar op je eigen project. Ruby: jij gaat nú naar de woonkamer en maakt dat ding af, papa komt je zo wel even helpen. En Cassandra: op de terugweg uit school gaan we wel even langs de CambridgeSide Galleria.’

‘Mag ik ook mee?’ vroeg Ruby. ‘Krijg ik dan ook speelgoed?’

‘Wat je maar wilt, schatje.’ Het leek me een uitstekend idee om vandaag het geluk van mijn kinderen op die manier af te kopen.

Images

Audra’s jongste dochter Traci had een bedompte sigarettenlucht om zich heen hangen. Ze greep mijn arm toen ik bij het bed van haar moeder probeerde weg te stappen. Audra was de afgelopen uren hard achteruitgegaan. De familie wachtte op de dienstdoende oncoloog, een man die ze slechts één keer eerder hadden gezien.

‘Alstublieft, dokter.’ Traci keek me met haar lichtblauwe ogen doordringend aan. ‘Blijft u toch tot hij er is. Het is zo lastig om met hem te praten, hij intimideert iedereen. U bent de enige die mijn moeder vertrouwt.’

‘Hou op, Traci.’ Audra’s ijle stem klonk op uit het bed. ‘Dat is onbeleefd.’

‘Ik ben niet onbeleefd, mam.’ Ze omklemde de ijzeren reling om het bed. ‘Zeg jij dan wat, Owen,’ zei ze tegen haar broer.

Audra’s kinderen kwamen om beurten bij haar op bezoek. Ze had er zoveel dat ik hun namen nauwelijks kon onthouden, maar wie Traci was wist ik wel, iemand met intense emoties die je niet snel over het hoofd zag.

Owen stond op uit het plastic kuipstoeltje dat hij zich bij elk bezoek toe-eigende. Owen leek op zijn vader, althans zoals ik me hem voorstelde voordat hij kanker kreeg. Blozend. Breed gebouwd.

‘Kalm maar, Traci.’ Hij sloeg zijn arm om zijn zus. ‘Dokter Winterson, we zouden u ontzettend dankbaar zijn als u tijd zou kunnen vrijmaken om erbij te zijn en te helpen als we met deze nieuwe oncoloog moeten praten.’

Hij keek met een droeve glimlach naar Audra. ‘U geeft mijn moeder hoop en wilskracht.’

Ik had verwacht dat Audra ook Owen zou afkappen, zou zeggen dat hij de dokter die het immers druk had met rust moest laten. Maar in plaats daarvan keek ze me met haar waterige blauwe ogen smekend aan terwijl haar laatste levenskrachten weglekten.

Ik boog me dicht naar haar toe.

‘Audra, wat wil je zelf het liefst?’ Audra legde haar handpalm, zacht en rimpelig als versleten papier, op de mijne. Met een enorme krachtsinspanning lukte het haar iets meer rechtop te gaan zitten, zodat we elkaar recht in de ogen konden kijken. ‘Ik vertrouw op u.’

Ik zou kijken of Merry de meisjes misschien van school kon halen.