28
Merry
Ik stond voor het raam van de kinderopvang op de rechtbank te kijken naar Ruby en Cassandra. Cassandra las een peuter voor uit een boek over Bugs Bunny; ze gaf het meisje steeds een kusje op haar kruin als ze een bladzij omsloeg. Ruby rolde een groengespikkelde bal heen en weer naar twee kleine jongetjes, een tweeling, en klapte telkens in haar handen als een van de ventjes de bal gevangen had.
Ik vond de meisjes werkelijk om op te vreten.
Nadat ik ze een uur geleden had opgehaald van school, had ik een afspraak gehad die ik niet kon afzeggen. Omdat ze zichzelf ongetwijfeld veel te groot vonden om naar de kinderopvang te gaan – we zijn toch geen baby’s! – had ik ze, heel slim, gevraagd of ze misschien zin hadden om de leidsters te helpen. Dat had gewerkt. Voor de zekerheid had ik ook nog een doos met goedkope, mierzoete donuts achtergelaten als lokkertje, van het soort dat Drew en Lulu nooit zouden kopen.
De opvang bestond pas sinds kort, een paar maanden nu. De plastic loopkarretjes glommen nog van nieuwheid en alle puzzels waren nog compleet. De groep Community for Peace had actie gevoerd voor zo’n speelplek, omdat het zo vreselijk was om aan te zien dat kleine kinderen hun vader of moeder vaak vol schaamte of juist heftig protesterend voor de rechter zagen verschijnen.
Colin had in een zeldzame vlaag van menselijkheid de speelplek niet tegengehouden toen de groep alle bureaucratische hordes had weten te nemen. Zelfs Colin had er blijkbaar een hekel aan om die kleintjes zo stilletjes en angstig te zien staan in hun netste kleertjes, alsof ze door geen vlekken of kreukels in hun kleren te maken mama of papa konden helpen. Of misschien vond Colin kinderen op zich gewoon vervelend, en was de kinderopvang een handig middel om ze uit zijn buurt te houden. Hoe dan ook, die speelplek was er in ieder geval gekomen.
Ik blies door het raam handkusjes naar mijn nichtjes en ging ze halen. ‘Tijd om te gaan.’ Ik deed de deur zorgvuldig achter me dicht bij het naar binnen gaan. Het zou niet best zijn als zo’n kleintje wegglipte en vervolgens kwijtraakte in het gerechtsgebouw.
‘Nog twee minuten?’ smeekte Ruby.
Cassandra keek op van haar boek met een grote-meisjes-blik in haar ogen waaruit ik opmaakte dat ze wilde zeggen nog maar een paar bladzijden te gaan.
Ik nam plaats op een houten kinderstoeltje en keek naar de meisjes – ze zagen er zo lief uit allebei, zo serieus, dat ik me afvroeg of ik er niet verkeerd aan deed om Lulu zo aan haar hoofd te zeuren dat ze ze de waarheid moest vertellen. Misschien kon je inderdaad het verleden achter je laten. Ik begon het bijna te geloven als ik mijn nichtjes zo zag zitten, schattig en behulpzaam.
De meisjes vonden het leuk om de rol van miniatuurvolwassene te spelen, maar anders dan Lulu en ik hoefden ze zich nooit in werkelijkheid naar die rol te voegen. En misschien hoefden ze hun onschuld ook wel helemaal niet te verliezen, als ik mijn obsessie met de waarheid opgaf. Misschien ging het me eigenlijk niet eens zozeer om Ruby en Cassandra. Misschien wilde ik zelf gewoon niet langer alleen gelaten worden met papa.
Ik kon nog wat leren van Lulu. Alles in vakjes wegstoppen. Mijn vader in een doosje doen en dan op de plank zetten en rustig laten verstoffen. Ik had nog altijd niet gereageerd op zijn brief. Volgende week zou ik naar de Richmond-gevangenis gaan. Ik zou hem helpen, maar ook zorgen dat hij ver uit de buurt bleef van de meisjes. Ik zou ze afschermen van al die narigheid. Als het moest kon ik mijn vader heus wel onder controle houden. Als hij wilde dat ik hem met dingen hielp, dan zou hij op zijn beurt moeten ophouden met dat gezeur over ‘mijn kleindochters zien’.
Cassandra sloeg het boek dicht en tilde het kleine meisje van haar schoot. ‘Kom,’ zei ze tegen Ruby. ‘Tante Merry wacht op ons.’
‘Dat jij nou klaar bent, wil nog niet zeggen dat ik ook al klaar ben.’ Ruby schudde resoluut haar hoofdje; haar vlechten, die een beetje los zaten, draaiden in de rondte. ‘Ik heb beloofd dat we tien rondjes doen.’
Ik keek Asia, de directeur van de opvang, even smekend aan.
‘Dat geeft niet hoor, Ruby,’ zei Asia, ‘de kleintjes moeten nu toch even slapen.’
Ik wilde niet dat mijn zus ons hier zou aantreffen. Niet dat ik de meisjes zou dwingen te liegen of zo, ik wilde alleen niet dat Lulu ons moest komen zoeken.
Ruby gaf de bal aan Asia. ‘Kenny is aan de beurt,’ zei ze. Ze raapte haar rugzakje van de vloer en draaide zich naar mij om. ‘Kunnen we hier niet nog een keertje naartoe? Kan ik hier geen baan krijgen? Niet voor geld, alleen als helper.’
Cassandra rolde met haar ogen. ‘Ja hoor, dat vindt mama vast goed, dat je hier gaat werken.’
‘Het is lief dat je wilt helpen, schat, maar daar ben je nog een beetje te jong voor.’ Ik loodste de meisjes naar mijn afdeling. ‘Dat mag niet volgens de regels.’
‘En van mama ook niet,’ zei Cassandra.
‘Over mama gesproken,’ zei ik. ‘Laten we teruggaan naar mijn kantoor voordat mama komt. Ze heeft beloofd dat ze er zal zijn voordat ik naar mijn volgende afspraak moet.’ Ik moest met een cliënt die zich niet aan de afspraken hield voor de rechter verschijnen en dan kon ik niet ook nog mijn nichtjes in de gaten houden. Ik wierp een snelle blik op mijn horloge; ik hoopte maar dat Lulu niet te laat zou komen. De rechter die ik zo zou treffen was nou niet bepaald de makkelijkste en mijn cliënt van zo meteen was een extreem vervelend type.
‘Wordt ze boos als we haar niet hier opwachten?’ vroeg Ruby.
‘Niet boos,’ zei ik. ‘Maar misschien is ze dan wel een beetje bezorgd.’
Toen we bij mijn werkplek waren, maakte ik aan de andere kant van mijn bureau, tegenover me, wat ruimte vrij. ‘Ga maar wat lezen of begin anders alvast met je huiswerk.’ Ik controleerde nogmaals hoe laat het was. ‘Mama is er over tien minuutjes.’
‘Ik ga een tekening maken van Kenny en Sam,’ kondigde Ruby aan; dat waren de tweelingbroertjes met wie ze net had gespeeld. ‘Nadat ik mijn huiswerk heb gedaan.’
Ik schoof een halflege doos koekjes naar de meisjes toe. ‘Zeg, doe me een plezier en vertel mama pas in de auto dat jullie net naar het kinderdagverblijf zijn geweest, oké?’
‘Mochten we daar dan niet komen?’ vroeg Cassandra.
‘Misschien vindt ze het een beetje eng omdat het hier in het gerechtsgebouw is.’
‘Is het dan gevaarlijk?’ vroeg Ruby. ‘Er zijn hier overal criminelen, hè?’
‘Ja,’ zei ik. ‘Maar er zijn hier ook overal politieagenten.’
‘Komen hier ook moordenaars?’ Je kon horen hoe spannend ze het vond, alsof ik met topcriminelen werkte van het soort dat je slechts in Hollywoodfilms zag: moordenaars! verkrachters! dieven!
‘Arme mama, ze is altijd bezorgd. Dat komt vast omdat je erg bang wordt voor alles als je ouders doodgaan,’ zei Cassandra op vertrouwelijke toon.
‘Misschien moeten we haar dan maar niks vertellen over de speelplek.’ Ruby ging op haar knieën op de houten bureaustoel zitten en boog zich over het blaadje met sommen dat ze als huiswerk had opgekregen.
‘Het is niet erg om het mama niet te vertellen,’ zei ik. ‘Maar je mag niet liegen.’ Dit subtiele onderscheid, tussen de waarheid verzwijgen versus de waarheid verdraaien, was waarschijnlijk iets te ingewikkeld voor ze, maar ik hoopte dat ze toch ongeveer begrepen wat ik bedoelde.
‘Tante Merry, hoeveel is twaalf maal twaalf?’ vroeg Ruby.
‘Is dat niet jouw huiswerk?’ Ik zocht tussen mijn papieren naar het dossier dat ik nodig had.
‘Ik heb het al uitgerekend. Ik wilde alleen maar weten of ik het goed heb.’
Ik keek op haar blaadje. ‘Je hebt het goed hoor, lieverd.’
‘Hé, mevrouw Zach.’
Mijn cliënt, Victor Dennehy, stond in de deuropening. ‘Wat doen die kids hier?’
‘Wat doe jij hier, Victor?’ Ik stond op om hem de pas af te snijden bij de deur. Hij moest over een uur voor de rechter verschijnen. ‘We hadden afgesproken in de rechtszaal.’
Toen ik dichterbij kwam, rook ik meteen dat hij gedronken had. Hij stond er nonchalant bij, maar zijn ogen hingen half dicht. Ik had Victor eerder deze week al gezien en toen met hem besproken dat er aan zijn opstelling de laatste tijd nogal wat schortte. Er was een aantal cursussen en programma’s waar hij naartoe moest, als onderdeel van zijn voorwaardelijke vrijlating, maar hij was nergens meer komen opdagen – niet bij AA-bijeenkomsten, niet bij de groepssessies voor vrouwenmishandelaars, niet bij Narcotics Anonymous, en niet bij de ouderschapscursus. Al twee keer waren er sporen van drugs en alcohol in zijn urine aangetroffen. En toen had ik ook nog een telefoontje gekregen van zijn vriendin, die me angstig had verteld dat hij haar weer sloeg. Zorg dat hij weer clean wordt, had ze me gesmeekt. Voor de baby.
‘Waarom zit u me te dissen?’ Victor had zich het quasi-stoere taaltje aangemeten van blanke jongeren hier in Boston die zich gedroegen alsof ze zwart waren. Zijn roestbruine haar werd in bedwang gehouden door zo’n typisch Iers petje. Hoofddeksels waren verboden hier, de bewakers bij de ingang hadden hem ongetwijfeld gesommeerd de pet af te doen, maar hij had hem vast in zijn zak gepropt en direct weer opgezet toen hij uit zicht was. Vorige week had ik hem ook al twee keer moeten vragen om dat ding af te doen.
‘Ik moet bij die fucking rechter komen …’ Hij sloeg zijn rechtervuist met een klap tegen zijn vlakke hand. ‘En dat is uw schuld.’
‘Rustig, Victor. Over drie minuten kom ik bij je, dan kunnen we even praten.’ Ik wees naar de gang, weg van mijn kantoor. ‘Wacht maar even in de hal, goed? Drie minuutjes.’
‘Fuck it.’
Ik hoopte dat iemand hem hoorde schelden en de beveiliging erbij zou roepen.
‘Victor, ik zit hier met twee kleine kinderen. Ik kom over drie minuten bij je.’
‘Zijn die van jou?’ Voordat ik antwoord kon geven, begon hij te lachen. ‘Mooi dom om je kinderen hier mee naartoe te slepen. En dan ben ik dom?’
‘Ik heb nooit gezegd dat jij dom bent, Victor.’
‘Jawel.’ Het leek alsof hij bijna moest huilen.
Victors stemming wisselde met de minuut en bestreek het hele spectrum. Was hij dronken, high of allebei? Ik koos mijn woorden zorgvuldig. ‘Ik heb alleen maar gezegd dat het dom was om die programma’s niet te volgen. Niet dat jij dom was. Je bent allesbehalve dom. Je bent een slimme jongen. Daarom weet ik ook dat je even op me zult wachten.’
‘Waarom gaat u me in die fucking gevangenis stoppen dan? Ik wil niet terug.’
Victor was stevig gebouwd maar niet zo groot. Ik keek hem dwingend aan. ‘Natuurlijk niet. We gaan het er zo over hebben. Zo meteen. Zoals ik net zei.’
‘Nee, nu!’ Victor sloeg een paar keer met zijn vuist tegen de muur om zijn woorden kracht bij te zetten. ‘Nu! Niet eerst gaan zitten babysitten. Ik wil nu praten!’
‘Ik snap het.’ Ik schoof iets verder naar links, om zo goed mogelijk de ingang tot mijn kantoor te blokkeren; ik wilde niet dat hij de kamer binnen zou gaan.
Hij trok zijn schouders naar achteren en zette een hoge borst op. ‘Over een uur moet ik voor de rechter staan, weet u dat wel?’
‘Ja, dat weet ik.’ Ik keek even achterom en zag dat Cassandra en Ruby stijf als standbeelden het tafereel gadesloegen. Ik had ze in de dagopvang moeten laten. ‘Daar ben ik bij om je te helpen.’
‘Kunt u niet zorgen dat het niet doorgaat?’ smeekte hij. ‘Kunt u niet zorgen dat ze het afzeggen?’
Ik knikte en probeerde zo sympathiek mogelijk te klinken. ‘Oké, ik zal tegen de rechter zeggen dat je beter je best zal doen.’
‘Beloofd?’
‘Natuurlijk, dat beloof ik.’
‘En dan hoef ik niet naar de gevangenis? Echt niet?’ Zijn stem trilde. Hij was tweeëntwintig, maar door zijn ronde wangen zag hij er veel jonger uit.
‘Mijn vriendin maakt zich de hele tijd druk om de baby. Wie zorgt er voor het geld? Voor de kinderen? En mijn moeder gaat me echt vermoorden als ik weer de bak in moet.’
‘Ik snap het.’ Ik had ergens toch ook een beetje medelijden met hem, zo’n jongen die tot aan zijn ellebogen in de shit zat, maar toch vooral bang was dat zijn moeder kwaad op hem zou worden. Ik stelde me haar voor als een onverzettelijk type, met alsmaar dunner wordend haar en een steeds verder uitdijende taille, misschien ooit een knappe vrouw maar inmiddels afgemat door zwangerschappen, drank en te veel kopzorgen.
‘U moet het beloven,’ smeekte Victor luidkeels. Goed, wees maar lekker luid, dacht ik.
De deur van de kamer naast me ging open. Paul Lunden stapte naar buiten. Kaal, honderdvijftig kilo, en dol op roze Brooks Brother-overhemden. Paul was iemand die je niet makkelijk over het hoofd zag. ‘Alles in orde, jongen?’ vroeg hij aan Victor terwijl hij met zijn zware lijf op Victor af liep.
‘Ik ben jouw jongen niet, nigger,’ zei Victor; hij wankelde een beetje. ‘Nu heeft u het echt verpest, mevrouw Zach, uw slaaf erbij roepen, dat is echt fucked up.’
Victor was verder heen dan ik in eerste instantie dacht en zat waarschijnlijk ook onder de coke.
Paul hield zijn handen in de lucht, om minder bedreigend over te komen. ‘Laten we er even rustig over praten. Zodat er geen dingen gezegd worden waar je later spijt van krijgt, oké?’
‘Fucking homo,’ zei Victor fel. Hij duwde me ruw opzij en drong mijn kamer binnen. Hij greep Ruby bij haar arm en hield haar voor zich. ‘Gaat u nu wél met me praten, mevrouw Zach? Hoef ik nu niet eerst “een paar minuutjes” te wachten?’
Ruby gilde toen hij met zijn hand haar armpje omklemde.
‘Tante Merry!’ schreeuwde Cassandra. ‘Help haar!’
‘Je doet me pijn,’ zei Ruby met een zielig stemmetje.
‘Bek dicht.’ Die waarschuwing leek aan ons allemaal gericht. Victor hield Ruby met zijn linkerhand tegen zich aan gedrukt en zijn rechterhand klemde hij om haar keel. ‘Anders breek ik haar nek.’
Ik zette één stap naar voren. ‘Victor, laat haar los. We gaan zo samen naar de rechter. Ik beloof het je.’
‘Ja dat zal wel. Als ik nu loslaat, dan zit in no time die dikke vette klootzak boven op me.’ Hij wees met zijn kin richting Paul. ‘Zorg maar dat die rechter hierheen komt, nu meteen, en dan wil ik garanties dat ik de bak niet in hoef. Op papier. En ik wil mijn advocaat erbij hebben. Anders kun je dit kind straks in een lijkzak wegdragen.’
Paul zette een paar passen naar achteren, weg van de deur. ‘Ik haal haar wel. Nu direct.’
‘En ik wil niet die bitch als rechter, maar een vent. Blank.’
Ruby huilde zachtjes. Cassandra zat stokstijf op haar stoel, alleen haar voetje bewoog, raakte stiekem de voet van haar zusje aan.
Mijn nagels boorden zich diep in de huid van mijn handpalmen. Ik dwong mezelf kalm te blijven.
‘Ik begrijp het, Victor.’
‘U begrijpt er geen ene ruk van.’
‘Jawel. Je bent kwaad. Je denkt dat niemand iets voor jou doet, dat iedereen er alleen maar op uit is je te pakken.’
‘Dat is ook zo. Al deze shit is niet mijn schuld.’