HOOFDSTUK 9
Verraad. Dat is het eerste wat ik voel, en dat slaat helemaal nergens op. Voor verraad had er eerst vertrouwen moeten zijn. Tussen Peeta en mij. En vertrouwen hoorde niet bij de afspraak. We zijn tributen. Maar de jongen die een pak slaag riskeerde door mij een brood te geven, die me in de strijdwagen overeind hield, die voor me heeft gelogen over het roodharige Avoxmeisje, die erop stond dat Haymitch op de hoogte was van het feit dat ik goed kan jagen… Ben ik hem onwillekeurig toch een beetje gaan vertrouwen?
Aan de andere kant ben ik opgelucht dat we nu niet meer hoeven te doen alsof we vrienden zijn. We waren misschien stom genoeg om een soort broze band te laten ontstaan, maar die is nu in elk geval verbroken. En dat werd ook wel tijd. De Spelen beginnen over twee dagen, en vertrouwen geeft ons alleen maar een zwakke plek. Wat de aanleiding voor Peeta's besluit ook geweest is (en ik vermoed dat het iets te maken heeft met het feit dat ik beter gepresteerd heb dan hij tijdens de training), ik zou hem er alleen maar dankbaar voor moeten zijn. Misschien heeft hij gewoon eindelijk geaccepteerd dat we maar beter zo snel mogelijk openlijk kunnen toegeven dat we elkaars vijanden zijn.
‘Prima,’ zeg ik. ‘Wat is het schema?’
‘Jullie hebben allebei vier uur met Effie over de presentatie en vier met mij over de inhoud,’ zegt Haymitch. ‘Jij begint met Effie, Katniss.’
Ik kan me niet voorstellen waarom Effie vier uur nodig zou hebben om mij wat dan ook te leren, maar ze houdt me tot de allerlaatste minuut bezig. We gaan naar mijn kamer, waar ze me een lange jurk en hoge hakken aantrekt – niet dezelfde als ik bij het echte interview zal dragen – en zegt hoe ik moet lopen. De schoenen zijn het ergst. Ik heb nog nooit hakken aangehad en ik kan er maar niet aan wennen om in feite op de bal van mijn voeten rond te moeten wankelen. Maar Effie rent vierentwintig uur per dag op die dingen rond, en ik ben vastbesloten dat als zíj het kan, ik het ook moet kunnen. De jurk vormt een ander probleem. Hij raakt de hele tijd in de knoop rond mijn schoenen dus ik hijs hem steeds omhoog, waarna Effie als een havik naar beneden duikt, me op mijn handen mept en roept: ‘Niet boven de enkel!’ Als ik het lopen eindelijk onder de knie heb, hebben we nog zitten, houding (blijkbaar heb ik de neiging om mijn hoofd in te trekken), oogcontact, handgebaren en lachen. Lachen draait vooral om méér lachen. Effie laat me tientallen afgezaagde zinnen zeggen waarbij ik moet beginnen met een glimlach, ondertussen moet glimlachen, of moet eindigen met een glimlach. Als het lunchtijd is, trillen mijn wangspieren van al die bovenmatige inspanning.
‘Nou, meer kan ik niet voor je doen,’ zegt Effie met een zucht. ‘Denk eraan, Katniss, je wilt dat het publiek je leuk vindt.’
‘En jij denkt dat dat niet het geval zal zijn?’ vraag ik.
‘Niet als je de hele tijd zo boos naar ze kijkt. Waarom bewaar je dat niet voor in de arena? Beeld je maar in dat je onder vrienden bent,’ zegt Effie.
‘Ze wedden op hoe lang ik zal blijven leven!’ barst ik uit. ‘Het zíjn mijn vrienden niet!’
‘Nou, dan doe je maar alsof!’ snauwt Effie. Dan herstelt ze zich en schenkt me een stralende glimlach. ‘Kijk, zo. Ik lach naar je, ook al haal je me het bloed onder de nagels vandaan.’
‘Ja, het komt echt heel overtuigend over,’ zeg ik. ‘Ik ga eten.’ Ik schop mijn hakken uit en stamp naar de eetkamer terwijl ik mijn jurk tot mijn dijen optrek.
Peeta en Haymitch lijken in opperbeste stemming, dus ik ga ervan uit dat de inhoudelijke training beter wordt dan deze ochtend. Ik had er niet verder naast kunnen zitten. Na de lunch neemt Haymitch me mee naar de zitkamer, dirigeert me naar de bank en zit me dan een tijd alleen maar met gefronste wenkbrauwen aan te kijken.
‘Wat?’ vraag ik uiteindelijk.
‘Ik probeer te bedenken wat we met jou gaan doen,’ zegt hij. ‘Hoe we je gaan presenteren. Word je charmant? Gereserveerd? Strijdlustig? Tot nu toe heb je het schitterend gedaan. Je hebt jezelf als vrijwilliger aangeboden om je zusje te redden. Cinna heeft je er onvergetelijk uit laten zien. Je hebt bijna de hoogste trainingsscore. De mensen zijn gefascineerd, maar niemand weet wie je bent. De indruk die je morgen zult maken, zal bepalen wat ik qua sponsors voor je zal kunnen doen,’ zegt Haymitch.
Ik kijk mijn hele leven al naar de tributeninterviews en ik weet dat hij gelijk heeft. Als je het publiek aanspreekt, of dat nou komt doordat je grappig, meedogenloos of excentriek bent, krijg je meer steun.
‘Wat gaat Peeta doen? Of mag ik dat niet vragen?’ zeg ik.
‘Sympathiek. Hij heeft een soort natuurlijke zelfspot over zich,’ zegt Haymitch. ‘Terwijl jij eerder nors en wantrouwig overkomt als je je mond opendoet.’
‘Niet waar!’ zeg ik.
‘Kom nou. Ik weet niet waar je dat vrolijke, huppelende meisje in de strijdwagen vandaan hebt gehaald, maar ik heb haar voor of na die tijd niet meer gezien,’ zegt Haymitch.
‘Terwijl jij me toch zo veel reden geeft om vrolijk te zijn,’ werp ik terug.
‘Maar ík hoef jou niet leuk te vinden. Ik ga je niet sponsoren. Dus doe maar alsof ik het publiek ben,’ zegt Haymitch. ‘Breng me in verrukking.’
‘Best!’ grom ik. Haymitch neemt de rol van interviewer op zich en ik probeer zijn vragen op een innemende manier te beantwoorden. Maar het lukt niet. Ik ben te boos op Haymitch om wat hij heeft gezegd en omdat ik die vragen überhaupt moet beantwoorden. Ik kan alleen maar denken aan hoe onrechtvaardig dit alles is, de hele Hongerspelen. Waarom spring ik als een afgerichte hond in het rond in een poging leuk gevonden te worden door mensen die ik haat? Hoe langer het interview duurt, hoe meer mijn woede omhoog lijkt te komen, tot ik de antwoorden letterlijk naar hem uitspuug.
‘Goed, genoeg,’ zegt hij. ‘We moeten een andere insteek bedenken. Je bent niet alleen vijandig, ik weet ook niets over je. Ik heb je vijftig vragen gesteld en ik heb nog steeds geen enkel beeld van je leven, je familie, wat belangrijk voor je is. Ze willen je leren kennen, Katniss.’
‘Maar dat wil ik niet! Ze hebben mijn toekomst al afgepakt! Mijn verleden mogen ze niet hebben!’ zeg ik.
‘Lieg dan! Verzin iets!’ zegt Haymitch.
‘Ik kan niet goed liegen,’ zeg ik.
‘Nou, dat zou ik dan maar gauw leren. Je hebt ongeveer net zo veel uitstraling als een dooie slak,’ zegt Haymitch.
Au. Dat doet zeer. Zelfs Haymitch merkt blijkbaar dat hij te ver is gegaan, want zijn toon wordt milder. ‘Ik heb een idee. Probeer eens deemoedig te doen.’
‘Deemoedig,’ herhaal ik.
‘Alsof je niet kunt geloven dat een klein meisje uit District 12 het zo goed gedaan heeft. Dit is allemaal meer dan je ooit hebt durven dromen. Praat over Cinna's kleren. Zeg dat de mensen zo aardig zijn. Dat je de stad zo bijzonder vindt. Als je niet over jezelf wilt praten, probeer dan in elk geval het publiek te paaien. Koppel het gewoon de hele tijd terug. Dweep.’
De uren daarna zijn een marteling. Het is meteen duidelijk dat ik niet kan dwepen. We proberen me brutaal te laten zijn, maar daar ben ik niet arrogant genoeg voor. Het blijkt dat ik te ‘kwetsbaar’ ben om meedogenloos te zijn. Ik ben niet gevat. Grappig. Sexy. Of mysterieus.
Aan het eind van de sessie ben ik helemaal niemand. Ergens rond ‘gevat’ is Haymitch begonnen met drinken, en er is een akelige ondertoon in zijn stem geslopen. ‘Ik geef het op, schat. Geef gewoon antwoord op de vragen en probeer de mensen niet te laten zien hoe hartgrondig je ze veracht.’
Die avond dineer ik op mijn kamer en ik bestel een buitensporige hoeveelheid delicatessen. Ik eet mezelf misselijk en reageer vervolgens mijn woede af op Haymitch, op de Hongerspelen, op elk levend wezen in het Capitool, door de borden kapot te smijten in mijn kamer. Als het meisje met het rode haar binnenkomt om mijn bed open te slaan, worden haar ogen groot bij het zien van de troep. ‘Laat maar!’ roep ik tegen haar. ‘Laat maar lekker liggen!’
Haar haat ik ook, met haar veelzeggende, verwijtende blik die me een lafaard noemt, een monster, een marionet van het Capitool, zowel toen als nu. Voor haar geschiedt er waarschijnlijk eindelijk gerechtigheid. Mijn dood zal in elk geval helpen het leven van de jongen in het bos te vergelden.
Maar in plaats van de kamer uit te vluchten doet het meisje de deur achter zich dicht en loopt naar de badkamer. Ze komt terug met een vochtige doek, veegt voorzichtig mijn gezicht schoon en dept dan het bloed van mijn handen, want ik heb me gesneden aan een gebroken bord. Waarom doet ze dat? Waarom laat ik haar begaan?
‘Ik had je moeten proberen te redden,’ fluister ik.
Ze schudt haar hoofd. Betekent dat dat het goed was dat we werkeloos hebben toegekeken? Dat ze me heeft vergeven?
‘Nee, het was fout,’ zeg ik.
Ze tikt met haar vingers tegen haar lippen en wijst dan naar mijn borst. Volgens mij bedoelt ze dat ik anders ook alleen maar als Avox was geëindigd. Dat is waarschijnlijk ook zo. Als Avox, of dood.
Het uur daarna help ik het roodharige meisje met het opruimen van de kamer. Als alle rotzooi in een afvalbuis is gegooid en de etensresten zijn weggepoetst, slaat ze mijn bed open. Ik kruip als een kind van vijf onder de dekens en laat haar me instoppen. Dan gaat ze weg. Ik wil dat ze bij me blijft tot ik in slaap val. Dat ze er is als ik wakker word. Ik wil de bescherming van dit meisje, ook al had zij nooit de mijne.
's Ochtends zit niet het meisje, maar mijn voorbereidingsteam op me te wachten. Mijn lessen met Effie en Haymitch zijn afgelopen. Deze dag is van Cinna. Hij is mijn laatste hoop. Misschien kan hij me er zo mooi uit laten zien dat het niemand nog iets kan schelen wat er uit mijn mond komt.
Het team is tot laat in de middag met me in de weer; ze veranderen mijn huid in satijn, drukken sjablonen op mijn armen, verven vlammen op mijn twintig volmaakte nagels. Dan gaat Venia aan de slag met mijn haar, ze vlecht er rode strengen doorheen in een model dat begint bij mijn linkeroor, om mijn hoofd loopt en dan in een vlecht over mijn rechterschouder valt. Ze wissen mijn gezicht uit met een laag bleke make-up en halen dan mijn prominentste gelaatstrekken weer naar voren. Enorme donkere ogen, volle rode lippen, wimpers die brokjes licht in het rond strooien als ik met ze knipper. Ten slotte bedekken ze mijn lichaam met een poeder van stofgoud dat me van top tot teen laat glinsteren.
Dan komt Cinna binnen met iets wat naar ik aanneem mijn jurk is, maar ik kan het niet goed zien omdat er een hoes omheen zit. ‘Ogen dicht,’ beveelt hij.
Ik voel de zijden voering als ze de jurk over mijn naakte lijf laten glijden, en dan het gewicht ervan. Hij moet minstens achttien kilo wegen. Ik grijp Octavia's hand terwijl ik nietsziend in mijn schoenen stap, en ik ben blij te merken dat ze zeker vijf centimeter lager zijn dan het paar waar Effie me mee heeft laten oefenen. Er wordt wat gesjord en rechtgetrokken. Dan is het stil.
‘Mag ik mijn ogen opendoen?’ vraag ik.
‘Ja,’ zegt Cinna. ‘Toe maar.’
Het wezen dat voor me in de manshoge spiegel staat komt uit een andere wereld. Waar huid glinstert en ogen schitteren en ze blijkbaar kleren van juwelen maken. Want mijn jurk, o, mijn jurk is volledig bedekt met glimmende edelstenen, rood en geel en wit met stukjes blauw die de puntjes van het vlammenontwerp accentueren. Elke kleine beweging wekt de indruk dat ik word verzwolgen door tongen van vuur.
Ik ben niet mooi. Ik ben niet beeldschoon. Ik straal als de zon.
Een tijdlang staan we allemaal naar mij te staren. ‘O, Cinna,’ fluister ik uiteindelijk. ‘Dank je wel.’
‘Draai eens rond voor me,’ zegt hij. Ik spreid mijn armen en zwier in de rondte. Het voorbereidingsteam joelt van bewondering.
Cinna stuurt het team weg en laat me bewegen in de jurk en schoenen, die veel en veel beter te doen zijn dan die van Effie. De jurk hangt zo dat ik de rok niet hoef op te tillen tijdens het lopen – dat is in elk geval één zorg minder.
‘En, ben je helemaal klaar voor het interview?’ vraagt Cinna. Ik zie aan zijn blik dat hij met Haymitch heeft gepraat. Dat hij weet hoe verschrikkelijk slecht ik ben.
‘Ik bak er helemaal niets van. Haymitch zei dat ik een dode slak was. We hebben van alles geprobeerd, maar ik kon het gewoon niet. Het lukt me gewoon niet om een van de mensen te zijn die hij wil dat ik ben,’ zeg ik.
Cinna denkt er even over na. ‘Waarom ben je niet gewoon jezelf?’
‘Mezelf? Dat mag ook niet. Haymitch zegt dat ik nors en vijandig ben,’ zeg ik.
‘Tja, dat ben je ook… tegen Haymitch,’ zegt Cinna grijnzend. ‘Ik vind je helemaal niet zo. Het voorbereidingsteam aanbidt je. Je hebt zelfs de Spelmakers voor je gewonnen. En wat de inwoners van het Capitool betreft, nou ja, die hebben het allemaal alleen maar over jou. Het is onmogelijk om jouw pit níét te bewonderen.’
Mijn pit. Zo had ik er nog niet over nagedacht. Ik weet niet precies wat het betekent, maar het suggereert dat ik een vechter ben. Op een soort van dappere manier. Ik ben heus niet altijd onaardig. Oké, misschien ben ik niet meteen dol op iedereen die ik ontmoet, misschien is mijn glimlach schaars, maar ik geef wel degelijk om sommige mensen.
Cinna pakt mijn ijskoude vingers in zijn warme handen. ‘Stel je eens voor dat je bij het beantwoorden van de vragen doet alsof je tegen een vriend van thuis praat. Wie zou je beste vriend zijn?’ vraagt Cinna.
‘Gale,’ zeg ik meteen. ‘Maar dat slaat nergens op, Cinna. Ik zou dat soort dingen over mezelf nooit aan Gale vertellen. Dat weet hij allemaal allang.’
‘En mij? Zou je mij als een vriend kunnen beschouwen?’ vraagt Cinna.
Van alle mensen die ik heb ontmoet sinds ik van huis ben vertrokken, is Cinna verreweg mijn favoriet. Ik vond hem meteen al aardig en hij heeft me nog geen moment teleurgesteld. ‘Ik denk het wel, maar…’
‘Ik zit straks met de andere stylisten op de eerste tribune. Je kunt me recht aankijken. Als er een vraag wordt gesteld zoek je mij en geef je zo eerlijk mogelijk antwoord,’ zegt Cinna.
‘Zelfs als ik iets vreselijks denk?’ vraag ik. Want dat zou tenslotte zomaar kunnen.
‘Juist als je iets vreselijks denkt,’ zegt Cinna. ‘Zul je het proberen?’
Ik knik. Het is een plan. Of in elk geval een strohalm om me aan vast te klampen.
Veel te snel is het tijd om te gaan. De interviews worden gehouden op een podium dat voor het Trainingscentrum is opgebouwd. Zodra ik mijn kamer verlaat, zal het maar een paar minuten duren voor ik tegenover het publiek zit, de camera's, heel Panem.
Als Cinna de deurknop omdraait, leg ik mijn hand op de zijne. ‘Cinna…’ Ik ben helemaal overmand door plankenkoorts.
‘Vergeet niet dat ze nu al van je houden,’ zegt hij liefdevol. ‘Wees gewoon jezelf.’
Bij de lift voegen we ons bij de rest van de District 12-groep. Portia en haar ploeg hebben hard gewerkt. Peeta ziet er oogverblindend uit in een zwart pak met vlamaccenten. We zien er goed uit samen, maar het is een opluchting dat we niet precies hetzelfde aanhebben. Haymitch en Effie zijn helemaal opgedirkt voor de gelegenheid. Ik ontloop Haymitch, maar aanvaard Effies complimenten wel. Effie mag dan soms vermoeiend en stom zijn, ze is tenminste niet zo verschrikkelijk negatief als Haymitch.
Als de lift opengaat worden we met de andere tributen opgesteld om het podium op te lopen. Tijdens de interviews zitten we alle vierentwintig in een grote halve cirkel. Ik ben de een-na-laatste, want het meisje gaat bij elk district voor de jongen. Wat zou ik graag als eerste gaan en alles meteen achter de rug hebben! Nu moet ik luisteren hoe gevat, grappig, deemoedig, strijdlustig en charmant iedereen is voordat ik aan de beurt ben. Bovendien raakt het publiek natuurlijk verveeld, net als de Spelmakers. En ik kan nou niet bepaald een pijl in de menigte schieten om hun aandacht te trekken.
Net voor we het podium op marcheren komt Haymitch achter Peeta en mij tevoorschijn en gromt: ‘Denk eraan, jullie zijn nog steeds reuze gelukkig met elkaar. Dus gedraag je daarnaar.’
Hè? Ik dacht dat we dat hadden afgeschaft op het moment dat Peeta afzonderlijk gecoacht wilde worden. Maar dat zal dan wel een privé- en geen openbare aangelegenheid geweest zijn. Hoe dan ook, we hebben nu toch nauwelijks de kans om iets samen te doen aangezien we in een lange rij achter elkaar aan naar onze stoelen moeten lopen en gaan zitten.
Ik ben het podium nog niet op of mijn ademhaling wordt gejaagd en oppervlakkig. Het bloed bonkt in mijn slapen. Ik ben blij als ik bij mijn stoel ben, want met die hakken en mijn trillende benen ben ik bang dat ik zal struikelen. Hoewel de avond al valt, straalt de Stadscirkel feller dan de zon op een zomerdag. Er is een verhoogd zitgedeelte opgericht voor de belangrijke gasten; de stylisten domineren de eerste rij. De camera's zullen zich op hen richten als de menigte op hun handwerk reageert. Een groot balkon van een gebouw rechts is gereserveerd voor de Spelmakers. De meeste andere balkons zijn in beslag genomen door televisieploegen. Maar de Stadscirkel en de straten die erop uitkomen zien zwart van de mensen. Er zijn alleen staanplaatsen. In de huizen en buurtcentra van het hele land staan alle televisies aan. Elke inwoner van Panem kijkt. Vanavond valt de stroom nergens uit.
Caesar Flickerman, de man die de interviews al meer dan veertig jaar presenteert, springt het podium op. Het is een beetje eng omdat zijn uiterlijk al die tijd vrijwel niet veranderd is. Hetzelfde gezicht onder een dikke laag spierwitte make-up. Hetzelfde kapsel dat hij voor elke Hongerspelen in een andere kleur verft. Hetzelfde officiële pak, nachtblauw, bespikkeld met honderden piepkleine bolletjes die twinkelen als sterren. In het Capitool opereren ze mensen om hen er jonger en dunner uit te laten zien. In District 12 is het een soort prestatie om er oud uit te zien, omdat zo veel mensen vroeg sterven. Als je een bejaarde ziet wil je diegene feliciteren met zijn ouderdom, vragen hoe je dat doet, overleven. Een fors iemand wordt benijd omdat die niet zoals de meesten van ons op een houtje hoeft te bijten. Maar hier is het anders. Rimpels zijn niet begerenswaardig. Een ronde buik is geen teken van succes.
Dit jaar is het haar van Caesar kobaltblauw, en zijn oogleden en lippen hebben dezelfde kleur. Hij ziet er bizar uit, maar minder angstaanjagend dan vorig jaar toen zijn kleur vuurrood was en hij leek te bloeden. Caesar maakt een paar grappen om het publiek op te warmen, maar komt dan ter zake.
De meisjestribuut uit District 1, die er uitdagend uitziet in haar gouden doorkijkjurk, loopt naar het midden van het podium waar Caesar haar interview zal afnemen. Het is wel duidelijk dat haar mentor geen enkele moeite had om een insteek voor haar te verzinnen. Dat golvende blonde haar, die smaragdgroene ogen, haar lange, weelderige lichaam… Ze is door en door sexy.
Elk interview duurt maar drie minuten. Dan gaat er een zoemer en is de volgende tribuut aan de beurt. Ik moet het Caesar nageven, hij doet echt zijn best om de tributen te laten schitteren. Hij is aardig, probeert zenuwachtige deelnemers op hun gemak te stellen, lacht om flauwe grapjes en kan een zwak antwoord in iets gedenkwaardigs veranderen door de manier waarop hij reageert.
Ik zit, zoals Effie me heeft voorgedaan, als een dame op mijn stoel terwijl de districten voorbijglijden. Twee, drie, vier. Iedereen lijkt een bepaalde invalshoek te benadrukken. De enorme jongen uit District 2 is een meedogenloze moordmachine. Het meisje met de vossensnuit uit District 5 is sluw en ongrijpbaar. Ik zag Cinna meteen zodra hij ging zitten, maar zelfs zijn aanwezigheid maakt me niet rustig. Acht, negen, tien. De manke jongen uit 10 zegt niet veel. Mijn handpalmen zweten gigantisch, maar de edelstenenjurk neemt geen vocht op en mijn handen glijden er meteen vanaf als ik ze droog probeer te vegen. Elf.
Rue, die een ragfijne jurk draagt, met vleugels en al, fladdert naar Caesar toe. De menigte verstomt bij het zien van dit betoverende, sprietige tribuutje. Caesar is erg lief voor haar, geeft haar een compliment voor de zeven die ze bij de training heeft gehaald, een prachtige score voor zo'n klein meisje. Als hij vraagt wat haar sterkste punt zal zijn in de arena aarzelt ze geen moment. ‘Mij krijg je niet zomaar te pakken,’ zegt ze. ‘En als ze me niet te pakken kunnen krijgen, kunnen ze me ook niet vermoorden. Dus schrijf me maar niet meteen af.’
‘Dat zou ik nooit doen,’ zegt Caesar bemoedigend.
De jongenstribuut uit District 11, Thresh, heeft dezelfde donkere huid als Rue, maar daar houdt de vergelijking ook mee op. Hij is een van de reuzen, bijna twee meter lang en met een lijf als een os, maar het viel me op dat hij de uitnodigingen van de Beroepstributen om bij hun groep te komen telkens afsloeg. In plaats daarvan was hij erg op zichzelf, praatte met niemand en leek weinig belangstelling te tonen voor de training. Toch heeft hij een tien gescoord, en je kunt je goed voorstellen dat hij indruk heeft gemaakt op de Spelmakers. Hij negeert Caesars pogingen tot een gezellig gesprek en antwoordt met ja of nee of zwijgt alleen maar.
Was ik maar zo groot als hij, dan kon ik gewoon vijandig en nors zijn en was er niets aan de hand! Ik durf te wedden dat de helft van de sponsors hem in elk geval in gedachten houdt. Als ik geld had, zou ik ook op hem inzetten.
En dan wordt Katniss Everdeen omgeroepen en ik voel hoe ik als in een droom opsta en naar het midden van het podium loop. Ik schud Caesars uitgestoken hand en hij is zo vriendelijk om die niet meteen aan zijn pak af te vegen.
‘Zo, Katniss, het Capitool is vast iets heel anders dan District 12. Waar ben je nou het meest van onder de indruk hier?’ vraagt Caesar.
Hè? Wat zei hij nou? Het lijkt wel alsof de woorden nergens op slaan.
Mijn mond is zo droog als zaagsel. Wanhopig zoek ik Cinna tussen de mensen en kijk hem recht aan. Ik stel me voor dat hij de vraag stelt. ‘Waar ben je nou het meest van onder de indruk hier?’ Ik pijnig mijn hersenen op zoek naar iets waar ik hier blij van ben geworden. Eerlijk zijn, denk ik. Eerlijk zijn.
‘De lamsstoofschotel,’ weet ik uit te stoten.
Caesar lacht, en vaag merk ik dat een deel van het publiek met hem meedoet.
‘Die met de gedroogde pruimen?’ vraagt Caesar. Ik knik. ‘O, daar kan ik ook nooit genoeg van krijgen.’ Verschrikt draait hij zich zijdelings om naar het publiek, zijn hand op zijn buik. ‘Je ziet het toch niet, hè?’ Ze schreeuwen hem geruststellend toe en applaudisseren. Dat bedoelde ik over Caesar. Hij doet zijn best je te redden.
‘Maar zeg, Katniss,’ zegt hij vertrouwelijk. ‘Toen je naar buiten kwam tijdens de openingsceremonie stond mijn hart echt even stil. Wat vond je van dat kostuum?’
Cinna trekt een wenkbrauw naar me op. Eerlijk zijn. ‘Nadat ik over mijn angst om levend verbrand te worden heen was, bedoel je?’ vraag ik.
Hard gelach. Het publiek meent het.
‘Ja. Begin daar maar,’ zegt Caesar.
Dit moest ik sowieso nog zeggen tegen Cinna, mijn vriend. ‘Ik vond dat Cinna briljant was en dat het het allermooiste kostuum was dat ik ooit had gezien en ik kon niet geloven dat ik het aanhad. Ik kan ook niet geloven dat ik dit aanheb, trouwens.’ Ik til mijn jurk op om de rok te spreiden. ‘Ik bedoel, moet je kijken!’
Terwijl het publiek ooh en aah roept zie ik dat Cinna een piepkleine draaibeweging maakt met zijn vinger. Maar ik begrijp wat hij wil zeggen. ‘Draai eens rond voor me.’
Ik tol één keer om mijn as en men reageert onmiddellijk.
‘O, doe dat nog eens!’ zegt Caesar, dus ik doe mijn armen omhoog en wervel rond en rond, laat de wijde rok zwieren, laat de jurk me in vlammen hullen. Het publiek barst in juichen uit. Als ik stilsta, grijp ik Caesars arm vast.
‘Niet ophouden!’ zegt hij.
‘Ik moet wel, ik ben zo duizelig!’ Ik ben ook aan het giechelen, wat best eens voor het eerst van mijn leven zou kunnen zijn. Maar de zenuwen en de pirouettes stijgen naar mijn hoofd.
Caesar slaat een beschermende arm om me heen. ‘Maak je geen zorgen, ik hou je stevig vast. We zouden niet willen dat je je mentor achterna ging.’
Iedereen joelt als de camera's zich op Haymitch richten, die intussen beroemd is om zijn valpartij tijdens de boete. Hij wuift ze goedmoedig weg en wijst terug naar mij.
‘Niks aan de hand,’ verzekert Caesar de menigte. ‘Bij mij is ze veilig. En dan nu even over die trainingsscore. El-luf. Kun je een tipje van de sluier oplichten over wat er daarbinnen is gebeurd?’
Ik werp een blik op de Spelmakers op het balkon en bijt op mijn lip. ‘Ehm… ik kan alleen zeggen dat het volgens mij de eerste keer was.’
De camera's zoomen in op de Spelmakers, die zitten te grinniken en te knikken.
‘Kwel ons niet zo!’ zegt Caesar alsof hij echt pijn heeft. ‘Details. We willen details.’
Ik richt me tot het balkon. ‘Ik mag er zeker niet over praten?’
De Spelmaker die in de punchschaal viel schreeuwt: ‘Zo is dat!’
‘Bedankt,’ zeg ik. ‘Het spijt me. Ik kan er niets over zeggen.’
‘Laten we dan eens teruggaan naar het moment waarop de naam van je zusje werd voorgelezen tijdens de boete,’ zegt Caesar. Hij is nu een stuk rustiger. ‘En jij je als vrijwilliger opwierp. Kun je ons iets over haar vertellen?’
Nee. Nee, niet jullie allemaal. Maar Cinna misschien wel. Volgens mij beeld ik me het verdriet op zijn gezicht niet in. ‘Ze heet Prim. Ze is nog maar twaalf. En ik hou meer van haar dan van wie ook ter wereld.’
Je kunt nu een speld horen vallen in de Stadscirkel.
‘Wat heeft ze tegen je gezegd? Na de boete?’ vraagt Caesar.
Eerlijk zijn. Eerlijk zijn. Ik slik moeizaam. ‘Ze zei dat ik heel erg mijn best moest doen om te winnen.’ Het publiek hangt ademloos aan mijn lippen.
‘En wat zei jij toen?’ dringt Caesar zachtjes aan.
Maar in plaats van warmte voel ik een ijzige starheid door mijn lichaam gaan. Mijn spieren spannen zich aan zoals ze ook doen voor ik een prooi doodmaak. Als ik antwoord geef, klinkt mijn stem een octaaf lager. ‘Ik heb gezworen dat ik dat zou doen.’
‘Dat geloof ik graag,’ zegt Caesar terwijl hij me een kneepje geeft. De zoemer gaat. ‘Helaas, de tijd is om. Heel veel succes, Katniss Everdeen, tribuut uit District 12.’
Het applaus houdt nog lang aan nadat ik ben gaan zitten. Ik kijk naar Cinna om te zien of ik het goed heb gedaan. Hij steekt heel subtiel zijn duimen omhoog.
Ik ben nog steeds in een soort roes tijdens het eerste gedeelte van Peeta's interview. Maar hij heeft het publiek vanaf de eerste seconde in zijn zak – ik hoor ze lachen, naar hem schreeuwen. Hij speelt de ultieme bakkerszoon en vergelijkt de tributen met de broden uit hun districten. Daarna vertelt hij een grappige anekdote over de gevaren van de Capitooldouches. ‘Zeg eens eerlijk, ruik ik nog steeds naar rozen?’ vraagt hij aan Caesar, en dan volgt er een hele act waarbij ze om de beurt aan elkaar snuffelen en het publiek volledig uit zijn dak gaat. Ik heb mijn hoofd er net weer een beetje bij als Caesar vraagt of hij thuis een vriendin heeft.
Peeta aarzelt en schudt dan niet erg overtuigend zijn hoofd.
‘Zo'n knappe vent als jij. Je hebt vast wel een oogje op iemand. Vooruit, hoe heet ze?’ zegt Caesar.
Peeta zucht. ‘Nou ja, er is wel één meisje. Ik ben al heel lang verliefd op haar. Maar ik weet vrij zeker dat ze tot de boete geen idee had van mijn bestaan.’
Meelevende geluiden uit de menigte. Onbeantwoorde liefde, daar kunnen ze iets mee.
‘Heeft ze een ander?’ vraagt Caesar.
‘Dat weet ik niet, maar er zijn een heleboel jongens die haar leuk vinden,’ zegt Peeta.
‘Nou, ik weet het goed gemaakt. Je wint, je gaat naar huis – dan kan ze je niet meer afwijzen, toch?’ zegt Caesar bemoedigend.
‘Ik denk niet dat dat gaat werken. Winnen… zal in mijn geval niet helpen,’ zegt Peeta.
‘Waarom niet, in vredesnaam?’ vraagt Caesar verbijsterd.
Peeta wordt zo rood als een biet. Hij stamelt: ‘Omdat… omdat… ze hier samen met mij naartoe is gekomen.’