11
Aomame: Niet logisch, en ook niet vriendelijk

Op dinsdagochtend schrijft ze een memootje aan Tamaru. Die zogenaamde NHK-collecteur is weer geweest. Hij heeft een hele tijd hardnekkig op de deur staan bonzen en Aomame (of degene die daar onder de naam Takai woont) met luide stem uitgemaakt voor alles wat mooi en lelijk is. Deze manier van doen gaat niet alleen alle geaccepteerde perken te buiten, maar hij heeft zelfs iets onnatuurlijks. Misschien is het zaak om serieus op te passen.

Ze stopt het velletje papier in een envelop, plakt die dicht en legt hem op de keukentafel. Op de envelop zet ze de initiaal T. De leden van de bevoorradingsploeg zullen wel zorgen dat Tamaru hem in handen krijgt.

’s Middags voor enen gaat ze naar de slaapkamer, doet de deur op slot en leest in bed verder in Proust. Om precies één uur wordt er één keer op de bel gedrukt. Even later wordt de deur opengemaakt en de bevoorradingsploeg komt de flat binnen. Op hun gebruikelijke efficiënte manier vullen ze de koelkast bij, zoeken de vuilnis bij elkaar en controleren de voorraad in de keukenkasten. In ongeveer een kwartier zijn ze klaar met hun werk. Dan gaan ze de flat weer uit, trekken de deur achter zich dicht en doen hem vanbuiten op slot. Daarna drukken ze nog een keer op de bel ten teken dat de kust weer veilig is. Dezelfde volgorde als altijd.

Na voor de zekerheid te hebben gewacht tot de klok halftwee aanwijst, komt Aomame de slaapkamer uit en gaat naar de keuken. De envelop voor Tamaru is weg, en op de tafel ligt een papieren zak met de naam van een apotheek erop. Er ligt ook een lijvig boekwerk dat Tamaru voor haar heeft gekocht: Encyclopedie van het vrouwelijk lichaam. In de zak zitten drie verschillende soorten zwangerschapstesten. Ze maakt de doosjes open en vergelijkt de instructies. Die luiden allemaal ongeveer hetzelfde: als je meer dan een week over tijd bent, kun je de test gebruiken; de test is voor vijfennegentig procent accuraat, maar als de uitslag positief is (dus als het resultaat uitwijst dat je zwanger bent), wordt je aangeraden zo snel mogelijk naar een specialist te gaan voor een echt medisch onderzoek, want alleen op basis van deze test mag je geen overhaaste conclusies trekken; deze test geeft alleen aan dat er een mogelijkheid bestaat dat je zwanger bent.

De test zelf is heel simpel: je vangt je urine op in een schoon bakje en houdt daar een strookje papier in. Of je houdt een staafje in de urinestraal. Dan wacht je een paar minuten. Als de kleur in blauw verandert, ben je zwanger; als de kleur niet verandert, ben je niet zwanger. Of als er in het ronde venstertje twee streepjes verschijnen, ben je zwanger, en bij één streepje niet. De details verschillen misschien, maar de testen zijn alle drie gebaseerd op hetzelfde principe: zwangerschap wordt bepaald door de aanwezigheid van het hormoon humaan choriongonadotrofine in je urine.

Humaan choriongonadotrofine? Diepe fronsen verspreiden zich over haar voorhoofd. Ze is nu al meer dan dertig jaar als vrouw op deze wereld, maar die naam hoort ze vandaag voor het eerst. Wil dat zeggen dat een hormoon met zo’n onbegrijpelijke naam al die tijd in haar lichaam huis heeft gehouden?

Ze slaat er de Encyclopedie van het vrouwelijk lichaam op na.

‘Het hormoon hCG (humaan choriongonadotrofine) wordt afgescheiden in de vroegste periode van de zwangerschap en dient om het corpus luteum (“geel lichaam”) in stand te houden,’ staat daar. ‘Het corpus luteum scheidt progesteron en oestrogeen af, beschermt het endometrium (baarmoederslijmvlies) en voorkomt menstruatie. Op deze manier wordt er in de uterus langzaam een placenta opgebouwd. Als na 7-9 weken de placenta is gevormd, is de taak van het corpus luteum, en daarmee ook die van het hormoon hCG, ten einde.’

Met andere woorden, dit hormoon wordt afgescheiden vanaf de innesteling van de bevruchte eicel in de baarmoeder tot ongeveer zeven tot negen weken daarna. Qua tijd zou het erom hangen, maar waarschijnlijk kan ze het precies terugvoeren tot die bewuste avond. Eén ding staat als een paal boven water: als de uitslag positief is, is ze zonder enige twijfel zwanger. Bij een negatieve uitslag is de conclusie minder duidelijk. Dan is er nog altijd de mogelijkheid dat de periode waarin het hormoon wordt afgescheiden al voorbij is.

Ze voelt geen aandrang om te plassen. Ze pakt een fles mineraalwater uit de koelkast en drinkt daar twee hele glazen van op. Ze voelt nog steeds niets. Nou ja, wat heeft het ook voor haast? Ze zet de zwangerschapstest uit haar hoofd en gaat op de bank liggen, concentreert zich weer op Proust.

==

Na drieën kan ze eindelijk naar de wc. Ze doet haar urine in een bakje van passende grootte en houdt daar het papieren strookje in. Het strookje verandert voor haar ogen langzaam van kleur, tot het op het eind helderblauw is – een elegante kleur blauw. Je zou hem zo voor een personenauto kunnen gebruiken, een kleine blauwe convertible met een bruine leren kap. Wat zou het heerlijk zijn om in zo’n auto in de vroege zomer een ritje langs de kust te kunnen maken, de wind in je haar. Maar het is een middag laat in de herfst en ze bevindt zich in de wc van een flat midden in een wereldstad, en deze blauwe kleur vertelt haar – of geeft aan met een accuratesse van vijfennegentig procent – dat ze zwanger is. Aomame staat voor de spiegel van de wc en staart naar het blauw geworden papiertje in haar hand. Maar hoe lang ze ook staart, van kleur veranderen doet het niet meer.

Voor de zekerheid probeert ze het met een test van een andere fabrikant. Hier staat op de bijsluiter: ‘Houd het staafje in de urinestraal.’ Maar omdat ze zo gauw niet weer kan, steekt ze het in de urine in het bakje. Dat is verse urine – verser kan bijna niet. En of je zo’n staafje nou in de straal houdt of in een bakje steekt, zo’n verschil zal dat toch niet maken? Het resultaat is in elk geval hetzelfde: in het ronde plastic venstertje verschijnen twee duidelijke streepjes. Ook die vertellen haar dat ‘er een mogelijkheid bestaat dat ze zwanger is’.

Ze leegt het bakje met urine in de wc en drukt op de knop om het weg te spoelen. Het blauw geworden strookje papier wikkelt ze in een tissue en gooit ze in de prullenbak, en het bakje wast ze in de badkamer. Dan gaat ze naar de keuken en drinkt nog eens twee glazen water. Morgen is er weer een dag. Dan zal ze de derde test proberen. Drie keer is scheepsrecht. Eén keer slag, twee keer slag... En nou maar met ingehouden adem wachten op die derde bal.

Aomame kookt water en gaat met een lekker heet kopje thee op de bank zitten om verder te lezen in Proust. Ze legt vijf kaaskoekjes op een schoteltje en knabbelt daarop bij de thee. Het is een stille middag – een middag bij uitstek om te lezen. Maar hoewel haar ogen de karakters volgen, nemen haar hersens de inhoud niet op. Ze moet dezelfde passage verscheidene keren doorwerken. Dan geeft ze het op en doet haar ogen dicht, en dan rijdt ze in een blauwe convertible met neergelaten kap over een weggetje langs de kust. Een zilte zeebries speelt met haar haar. Langs de weg staan verkeersborden met twee verticale strepen. Dat betekent: ‘Let op! Zwangerschapsgevaar!’

Met een zucht gooit ze het boek van zich af op de bank.

Ze begrijpt heel goed dat het zinloos is om de derde zwangerschapstest nog uit te voeren. Al zou ze hem honderd keer herhalen, dan krijgt ze toch hetzelfde resultaat. Het is alleen maar zonde van haar tijd. Mijn humaan choriongonadotrofinehormoon voert eindeloos dezelfde dingen uit in mijn baarmoeder: het ondersteunt een corpus luteum, voorkomt dat ik ga menstrueren, en het werkt aan een placenta. Ik ben zwanger. Mijn humaan choriongonadotrofinehormoon weet het, en ik weet het. Ik kan precies aanwijzen waar het zit in mijn onderbuik. Nu is het nog klein, nog niet meer dan een spoor. Maar binnenkort krijgt het een placenta, en dan zal het gaan groeien. Het zal voeding van me ontvangen; omgeven door zwaar, donker water zal het langzaam, maar gestaag en zonder te rusten groter worden.

Dit is de eerste keer dat ze zwanger is. Ze is bijzonder nauwgezet van aard, en ze vertrouwt alleen wat ze met haar eigen ogen heeft kunnen vaststellen. Wanneer ze seks heeft, overtuigt ze zich er altijd van dat haar partner een condoom om heeft gedaan. Ze mag ladderzat zijn, maar dát vergeet ze niet. Zoals ze tegen de Oude Dame zei, heeft ze sinds ze op tienjarige leeftijd met menstrueren is begonnen nog nooit een keer overgeslagen. Ze is zelfs nooit twee dagen te laat geweest. Ze heeft ook nooit veel last van pijn of krampen. Ze bloedt alleen een dag of wat. Bij lichaamsbeweging heeft ze er nooit hinder van ondervonden.

Aomame kreeg haar eerste menstruatie een paar maanden nadat ze in het klaslokaal van de lagere school Tengo bij de hand had gepakt. Er leek beslist verband te bestaan tussen beide gebeurtenissen. Misschien had het gevoel van Tengo’s hand iets in haar lichaam omgeroerd. Toen ze haar moeder vertelde dat ze ongesteld was geworden, trok die een lelijk gezicht, alsof ze een probleem op haar dak kreeg geschoven waar ze voorlopig nog wel even buiten had gekund. ‘Dat is wel een beetje vroeg, hè?’ zei haar moeder. Maar daar trok Aomame zich niets van aan. Dit was háár probleem, niet dat van haar moeder of van wie dan ook. Zij had in haar eentje voet gezet in een totaal nieuwe wereld.

En nu is ze zwanger.

Ze denkt aan eicellen. Eén van de vierhonderd eicellen die er voor mij waren klaargelegd (dus een met een nummertje precies ergens in het midden) is nu bevrucht – geen vergissing mogelijk. Waarschijnlijk is het gebeurd op die avond in september, toen het zo verschrikkelijk onweerde. Toen ik in een donkere kamer een man vermoordde. Ik stak een scherpe, dunne naald door zijn nek, tot onder in zijn hersenen. Maar deze man was heel anders dan de mannen die ze tot dan toe had vermoord. Hij wist dat hij op het punt stond te worden gedood. Hij verlangde er zelfs naar. Uiteindelijk heb ik hem gegeven waar hij om vroeg – niet als straf, maar eerder uit genade. En in ruil had hij haar gegeven waar zij om vroeg. Op een duistere, diepe plaats hadden ze met elkaar onderhandeld. Op die avond had de bevruchting stilletjes plaatsgevonden. Dat weet ik.

Op praktisch hetzelfde ogenblik dat ik met deze hand die ene man van het leven beroofde, ontving ik een ander leven. Zou dat ook onderdeel van onze overeenkomst zijn geweest?

Aomame doet haar ogen dicht en stopt haar gedachten. Zodra haar hoofd leeg is, stroomt er geruisloos iets binnen. Zonder zich er zelf van bewust te zijn, intoneert ze de woorden van het gebed:

==

Ons Heer in de hemelen, Uw Naam zij overal geheiligd. Uw Koninkrijk kome, voor ons en voor onze kinderen. Vergeef ons onze talrijke zonden, en verleen Uw Zegen ook aan het kleinste stapje dat wij nemen. Amen.

==

Waarom komt op zulke ogenblikken altijd dat gebed bij haar op? Ze gelooft niet in het Koninkrijk of in het Paradijs, en in Ons Heer al evenmin. Toch staan de woorden van het gebed haar in haar geheugen gegrift. Toen ze drie of vier was, nog voor ze de betekenis van de woorden begreep, had ze de hele formule vanbuiten moeten leren en moeten opzeggen. Als ze zich ook maar in één woord vergiste, kreeg ze met een liniaal een harde tik op de rug van haar hand. Normaal gesproken is het onzichtbaar, maar als ze in de problemen zit, komt het weer naar de oppervlakte – als een geheime tatoeage.

==

Wat zou mijn moeder ervan zeggen als ik haar vertel dat ik zwanger ben geworden zonder eerst geslachtsgemeenschap te hebben gehad? Ik denk dat ze het misschien wel als godslastering zal beschouwen, of als heiligschennis. Het is per slot van rekening een soort onbevlekte ontvangenis (natuurlijk is Aomame allang geen maagd meer, en dus ook niet onbevlekt, maar toch). Of misschien besteedt ze gewoon geen aandacht aan me. Misschien weigert ze eenvoudig om naar me te luisteren. Wat haar betreft ben ik nu eenmaal niet meer dan een onnatuurlijke dochter die al in een grijs verleden uit haar wereld is verdwenen.

Als ik er nou eens zó over denk? Laat ik ermee ophouden een verklaring te zoeken voor iets waar geen logische verklaring voor bestaat, en proberen dit raadsel vanuit een andere hoek te bekijken, gewoon als raadsel.

Beschouw ik deze zwangerschap als iets goeds, iets welkoms? Of beschouw ik het als iets wat ongewenst, of zelfs verkeerd is?

Hoe hard ze ook piekert, een antwoord vindt ze niet. Ik verkeer nog in shock. Ik weet niet wat me is overkomen, ik ben nog helemaal in de war. Gedeeltelijk is ze zelfs in tweeën gespleten. En vanzelfsprekend heeft ze de grootste moeite om dit nieuwe feit waarmee ze nu is geconfronteerd meteen te slikken. Tegelijkertijd kan het haar echter nauwelijks ontgaan dat ze die kleine warmtebron met welwillende belangstelling beschouwt. Ze wil graag zien hoe dat leven in haar – wat het ook is – zich nu verder ontwikkelt. Die wens is zeker in haar aanwezig. Natuurlijk is ze er helemaal niet gerust op. Natuurlijk is ze ook bang. Het gaat haar verbeelding misschien te boven. Misschien is het wel een vijandig wezen dat haar vanbinnen helemaal weg zal vreten. Allerlei negatieve mogelijkheden komen in haar hoofd op. En toch is ze in de greep van een in de grond gezonde nieuwsgierigheid. En dan, als een lichtstraal die plotseling in de duisternis schijnt, komt er ineens een gedachte bij haar op.

Misschien is het kindje dat ik draag wel van Tengo!

Met licht gefronst voorhoofd denkt Aomame lange tijd over deze mogelijkheid na. Hoe kan ik in vredesnaam zwanger zijn geworden van Tengo’s kind?

Maar is dít geen mogelijkheid? Op die veelbewogen, verwarde avond is er op deze wereld een of andere macht aan het werk geweest waardoor Tengo zijn zaad in mijn schoot kon schieten. Hoe, dat weet ik ook niet, maar tussen de donder en de bliksem en de wolkbreuk, de duisternis en de moord door is er een speciale weg ontstaan – op z’n minst tijdelijk. En die weg hebben wij met groots resultaat gebruikt. Mijn lichaam heeft die gelegenheid aangegrepen en Tengo in zich opgenomen alsof het hem wilde verslinden, en zo ben ik bevrucht. Mijn eicel nummer 201 of 202 heeft een van zijn miljoenen zaadcellen weten te bemachtigen – een zaadcel die net zo gezond en intelligent en eerlijk is als de man die hem heeft geproduceerd.

Het is een wilde bevlieging. Het is te zot om los te lopen. Het raakt kant noch wal. Ze kan praten tot ze een ons weegt, en niemand op de hele wijde wereld zal haar geloven. Maar het feit dat ik zwanger ben ís ook te zot om los te lopen. En we leven nu eenmaal in 1q84. Dit is een wereld waarin de zotste dingen kunnen gebeuren.

Stel dat dit echt Tengo’s kind is.

Ik heb die ochtend in de vluchthaven van de Shuto-snelweg de trekker niet overgehaald. Ik was erheen gegaan met het vaste plan om er te sterven, en met dat idee had ik ook de loop in mijn mond gestoken. Ik was helemaal niet bang om dood te gaan. Ik ging immers dood om Tengo te redden? Maar een mysterieuze kracht heeft op me ingewerkt, en zo heb ik van de dood afgezien. Van heel ver weg kwam er een stem die mijn naam riep. Zou dat misschien zijn geweest omdat ik zwanger was? Zou iets hebben geprobeerd me te vertellen dat er een nieuw leven in me was ontsprongen?

En dan herinnert ze zich de elegante dame van middelbare leeftijd die haar in haar droom haar jas om haar naakte lichaam hing. Ze kwam uit haar zilverkleurige Mercedes Coupé gestapt en gaf me die lichte, zachte, gele jas. Zij wist het. Zij wist dat ik zwanger was. En ze beschermde me tegen de onbeschaamde blikken van de mensen, en de koude wind, en alle andere kwade dingen die je maar kunt bedenken.

Dat was een goed voorteken.

Aomame ontspant haar gezichtsspieren en neemt haar gewone gelaatsuitdrukking weer aan. Iemand waakt over mij, iemand beschermt mij. Dat denkt ze. Zelfs in deze wereld van 1q84 ben ik niet helemaal alleen. Waarschijnlijk.

==

Ze pakt haar afgekoelde kopje thee en loopt naar de balkondeur. Ze stapt naar buiten, gaat op haar tuinstoel zitten, zodat ze van buitenaf onzichtbaar is, en kijkt door de kier van haar schuttinkje naar de speeltuin. Ze probeert aan Tengo te denken. Maar uitgerekend vandaag lukt dat niet erg. Voor haar ogen ziet ze het gezicht van Ayumi Nakano. Ayumi, met een stralende glimlach. Een heel natuurlijke, ongeveinsde glimlach. Ze zitten samen in een restaurant en laten zich de wijn goed smaken. Ze hebben ’m allebei een beetje om, maar niet te erg – precies goed. Een voortreffelijke bourgogne circuleert langzaam in hun bloed en geeft de wereld om hen heen een licht druifkleurige tint.

‘Volgens mij, hè Aomame,’ zegt Ayumi terwijl ze met haar vinger over de rand van haar wijnglas wrijft, ‘volgens mij zit deze wereld niet logisch in elkaar en moet je vriendelijkheid met een lantaarntje zoeken.’

‘Daar kon je wel eens gelijk in hebben,’ zegt Aomame. ‘Maar zit daar maar niet over in. Dit soort wereld loopt toch zo meteen op zijn eind. En dan komt het Koninkrijk.’

‘Hoe eerder, hoe beter!’ zegt Ayumi.

==

Waarom ben ik toen over het Koninkrijk begonnen, vraagt ze zich bevreemd af. Waarom kwam dat opeens ter sprake? Ik geloof er immers zelf niet in? En niet zo lang daarna is Ayumi gestorven.

Toen ik dat woord gebruikte, had ik waarschijnlijk een heel ander Koninkrijk in mijn hoofd als dat waar de Getuigen in geloven. Een veel persoonlijker Koninkrijk. Daarom vloeide het zo natuurlijk over mijn lippen. Maar in wat voor Koninkrijk geloof ik eigenlijk? Wat voor Koninkrijk denk ik dat er zal komen wanneer deze wereld niet langer bestaat?

Ze legt zachtjes haar hand op haar buik en spitst haar oren. Maar natuurlijk hoort ze niets, hoe ingespannen ze ook luistert.

In elk geval, Ayumi Nakano is niet meer op deze wereld. Ze is in een hotel in Shibuya met harde, koude handboeien aan een bed gekluisterd, kreeg een koord om haar nek geslagen, en zo is ze gewurgd (en voor zover Aomame weet, is de dader nog steeds niet gevonden). Ze heeft een autopsie ondergaan en is weer dichtgenaaid en naar het crematorium vervoerd om daar aan de vlammen te worden prijsgegeven. In deze wereld bestaat de mens Ayumi Nakano niet meer. Haar vlees en bloed zijn verloren gegaan. Ze bestaat alleen nog in de wereld van documenten en archieven.

Maar wacht eens even! Is dat wel zo? Misschien leeft ze in de wereld van 1984 nog kerngezond verder, nog altijd mopperend dat ze geen pistool mag dragen. Daar stopt ze misschien nog steeds foutparkeerders bonnen onder hun ruitenwissers en vertelt ze meisjes op de middelbare scholen van Tokyo hoe ze zwangerschap kunnen vermijden. ‘Dus hebben jullie het allemaal goed begrepen? Zonder condoom laat je ’m er nóóit in steken!’

Aomame wil Ayumi dolgraag nog eens zien. Als ik de noodtrap naar de Shuto-snelweg op klim en zo naar de oorspronkelijke wereld van 1984 terugga, zal ik haar misschien nog een keer kunnen ontmoeten. Daar loopt zij nog springlevend rond en zit Voorhoede mij niet achterna. Misschien kunnen we weer naar dat Franse restaurantje in Nogizaka gaan om samen nog eens van die lekkere bourgogne te drinken. Of–

De noodtrap naar de Shuto-snelweg óp klimmen?

Ze spoelt haar gedachten terug alsof ze een cassettetape zijn. Waarom heb ik daar niet eerder aan gedacht? Toen ik probeerde de noodtrap vanaf de snelweg af te dalen, kon ik hem niet vinden. Hij had tegenover het Esso-reclamebord moeten beginnen, maar hij was verdwenen. Maar misschien was het me wél gelukt als ik het van de andere kant had geprobeerd – dus niet de trap af, maar de trap óp. Terug naar die opslagplaats voor bouwmateriaal, me weer door de schutting wurmen, en dan omhoog naar de snelweg. Ik had dezelfde weg terug moeten nemen als ik gekomen was!

Bij die gedachte zou ze het liefst op staande voet naar Sangenjaya willen rennen om die theorie op de proef te stellen. Misschien lukt het, misschien niet, maar het is de moeite van het proberen waard. Hetzelfde mantelpak en dezelfde hoge hakken aan, en dan de trap met al die spinnenwebben op!

Maar ze smoort die impuls in de kiem.

Nee, geen sprake van! Ik heb Tengo alleen kunnen weerzien doordat ik naar deze wereld van 1q84 ben gekomen, en nu ben ik waarschijnlijk zwanger van zijn kind. Ik ga hier niet vandaan tot ik hem nóg een keer heb gezien! Ik moet met hem praten. Ik kan niet uit deze wereld weg tot ik dat heb gedaan. Wat er ook gebeurt.

==

De volgende middag belt Tamaru op.

‘Laat ik beginnen met die NHK-collecteur,’ zegt hij. ‘Ik heb de NHK erover opgebeld, en de collecteur voor jouw wijk kan zich niet herinneren ooit op nummer 203 van dat flatgebouw te hebben gebonsd. Hij had namelijk aan de sticker bij de voordeur al gezien dat het kijkgeld automatisch van een bankrekening wordt afgeschreven. En verder zegt hij dat je een bel hebt, dus waarom zou hij op je deur gaan staan bonzen? Daar zou hij alleen maar zere handen van krijgen. Bovendien liep hij op de dag dat die zogenaamde collecteur bij jou verscheen een andere route. En ik ben geneigd hem te geloven. Hij doet dit werk al vijftien jaar en staat bekend als een zachtaardige, geduldige man.’

‘Dus dat betekent...’ zegt Aomame.

‘Dus dat betekent dat die vent die bij jou langs is gekomen hoogstwaarschijnlijk geen echte collecteur is, maar iemand die alleen maar doet alsof, en in die vermomming op jouw deur timmert. De collecteur die ik aan de telefoon had was daar ook al bang voor. Voor de NHK zijn nepcollecteurs altijd een bron van grote zorg. De echte collecteur wil je het liefst persoonlijk spreken om precies te horen wat er gebeurd is, maar daar heb ik natuurlijk een stokje voor gestoken. Er is geen misdrijf gepleegd, zei ik, en we willen de zaak niet erger maken dan nodig is.’

‘Dan is die vent geestelijk gestoord. Of denk je dat hij een van die mensen is die achter me aan zitten?’

‘Dat denk ik niet. Zoiets zullen zij niet doen. Dat is nergens goed voor en het zou jou alleen maar alarmeren.’

‘Maar waarom zou iemand die niet goed snik is speciaal míjn deur uitkiezen? Er zijn nog zoveel andere deuren! En ik heb er nog zó voor gezorgd dat mijn ramen niet verlicht waren en dat ik zo weinig mogelijk geluid maakte! Ik heb mijn gordijnen altijd dicht en ik hang mijn wasgoed nooit buiten te drogen. En toch kiest die vent uitgerekend mijn flat uit om op de deur te gaan bonken. Hij wéét dat ik hier ondergedoken ben. Of hij zegt dat hij het weet. En hij doet zijn uiterste best om me zo ver te krijgen dat ik die deur opendoe.’

‘Denk je dat hij terugkomt?’

‘Ik weet het niet. Maar als hij echt van plan is om me die deur te laten opendoen, zal hij wel blijven komen tot het hem lukt.’

‘En jij bent erdoor van streek.’

‘Ik ben niet van streek,’ zegt ze. ‘Het bevalt me alleen niet.’

‘Mij natuurlijk ook niet. Absoluut niet. Maar zelfs als die nepcollecteur weer verschijnt, kunnen we bezwaarlijk de NHK of de politie erbij halen. En je kunt mij wel bellen, maar tegen de tijd dat ik bij jou ben, is die vent al lang en breed weer verdwenen.’

‘Ik denk dat ik het in m’n eentje wel aankan,’ zegt Aomame. ‘Hij zal ongetwijfeld zijn best doen om me uit mijn tent te lokken, maar zolang ik de deur niet opendoe, is er niets aan de hand.’

‘Onderschat hem niet. Hij zal allerlei trucjes proberen.’

‘Waarschijnlijk,’ zegt ze.

Tamaru schraapt zijn keel en verandert van onderwerp.

‘Heb je de zwangerschapstesten gekregen?’

‘Ik ben positief,’ zegt ze beknopt.

‘Met andere woorden, in de roos.’

‘Ja. Ik heb twee verschillende testen gebruikt, maar het resultaat was hetzelfde.’

Stilte. Een stilte als een stenen tafel waarin de woorden van de wet nog moeten worden gegrift.

‘Is er enige reden om aan te nemen dat de testen het fout kunnen hebben?’

‘Ik wist het al van tevoren. De testen hebben het alleen maar bevestigd.’

Tamaru strijkt met zijn vingertoppen een tijdlang over die stille stenen tafel.

‘Ik moet je nu een heel botte vraag stellen,’ zegt hij. ‘Hou je het, of laat je het weghalen?’

‘Ik laat het niet weghalen.’

‘Dus je houdt het.’

‘Als alles goed gaat, wordt het eind juni, begin juli geboren.’

Tamaru maakt in zijn gedachten een rekensommetje.

‘In dat geval zullen we een aantal plannen moeten veranderen.’

‘Dat spijt me. Echt waar.’

‘Je hoeft je niet te verontschuldigen,’ zegt Tamaru. ‘Elke vrouw heeft het recht haar kind ter wereld te brengen, in wat voor omstandigheden ze ook verkeert, en dat recht moet tot elke prijs worden verdedigd.’

‘Je klinkt als de Verklaring van de Rechten van de Mens,’ zegt Aomame.

‘Ik vraag het nog één keer, voor de zekerheid: heb je er echt geen idee van wie de vader kan zijn?’

‘Ik heb sinds juni met niemand meer seks gehad.’

‘Dus dit wordt een soort maagdelijke geboorte?’

‘Als je dat soort dingen zegt, trap je op een heleboel religieuze tenen.’

‘Als je iets doet wat afwijkt van het geijkte patroon, trap je altijd wel ergens op een teen,’ zegt Tamaru. ‘Maar als je zwanger bent, is het zaak dat je zo snel mogelijk naar een vrouwenarts gaat om je te laten onderzoeken. Je kunt niet tot je bevalling in die flat opgesloten blijven.’

Ze zucht. ‘Laat me nou hier blijven tot het eind van het jaar. Ik zal me heel rustig houden. Heus. Ik beloof het.’

Tamaru is een poosje stil. Dan zegt hij: ‘Goed. Tot het eind van het jaar kun je daar blijven. Zoals we hadden afgesproken. Maar na Nieuwjaar verhuis je onmiddellijk naar een plaats waar het veiliger is en waar je makkelijker naar een dokter kunt. Akkoord?’

‘Akkoord,’ zegt ze. Maar zo zeker is ze daar niet van. Als ze Tengo voor die tijd niet ontmoet, is ze dan in staat hier weg te gaan?

‘Ik heb ooit een vrouw zwanger gemaakt,’ zegt Tamaru.

Ze is even met stomheid geslagen.

‘Jíj? Maar jij bent–’

‘Precies. Homo. In merg en been, met hart en ziel. Ik ben het nu, ik ben het altijd geweest, en ik zal ik het altijd blijven.’

‘En toch heb je een vrouw zwanger gemaakt.’

‘Iedereen begaat wel eens een vergissing,’ zegt Tamaru. Er is echter geen zweempje humor in zijn stem te bekennen. ‘Vraag me niet naar de details, maar ik was nog jong. In elk geval, het was maar één keer, en beng – meteen raak!’

‘En wat heeft zij toen gedaan?’

‘Weet ik niet,’ zegt Tamaru.

‘Dat weet je niet?’

‘Ik weet het tot ze zes maanden heen was. Daarna niet meer.’

‘Na zes maanden is een abortus een beetje lastig.’

‘Daarvan ben ik me heel goed bewust.’

‘Dus de mogelijkheid is groot dat het kind is geboren,’ zegt Aomame.

‘Waarschijnlijk.’

‘Stel dat het kind geboren is, zou je het dan willen ontmoeten?’

‘Het laat me volkomen koud,’ zegt Tamaru zonder aarzelen. ‘Mijn levensstijl is niet bepaald op kinderen ingesteld. En jij? Wil jij je eigen kind ontmoeten?’

Ze denkt hierover na. ‘Toen ik nog klein was, ben ik net als jij door mijn ouders verstoten, dus ik kan me niet voorstellen hoe het moet zijn om zelf kinderen te hebben. Ik heb namelijk geen goed voorbeeld gehad, weet je.’

‘Maar toch maak je aanstalten om dat kind de wereld in te sturen. Deze wereld vol tegenstrijdigheden en geweld...’

‘Ik wil liefde,’ zegt ze. ‘Maar niet de liefde tussen mezelf en mijn kind. Aan dat stadium ben ik nog niet toe.’

‘Maar bij liefde zijn wel kinderen betrokken.’

‘Waarschijnlijk. In een of andere vorm.’

‘Maar als je het verkeerd hebt ingeschat en als het in geen enkele vorm betrokken kan zijn bij die liefde waar jij naar zoekt, dan trap je het op zijn ziel. Dan voelt het zich net zo diep gekwetst als wij ons zouden voelen.’

‘Die mogelijkheid bestaat, dat geef ik toe. Maar ik voel dat het in mijn geval niet zo zal zijn. Dat zegt mijn intuïtie.’

‘Petje af voor je intuïtie,’ zegt Tamaru. ‘Maar als een zelf eenmaal in deze wereld is geboren, kan het alleen verder leven als drager van het ethische. Dat zou ik maar goed onthouden.’

‘Wie heeft dat gezegd?’

‘Wittgenstein.’

‘Ik zal het in mijn oren knopen,’ zegt ze. ‘Als jouw kind is geboren, hoe oud zou het nu zijn?’

Tamaru rekent het in gedachten uit.

‘Zeventien.’

‘Zeventien.’ Aomame stelt zich een zeventienjarige tiener voor die het ethische draagt.

‘Ik zal het allemaal doorgeven naar boven,’ zegt Tamaru. ‘Ze wil zelf met je spreken, maar zoals ik al zo vaak heb gezegd: om veiligheidsredenen ben ik daar geen groot voorstander van. Ik neem zo veel mogelijk technische tegenmaatregelen, maar zelfs dan is de telefoon een vrij onbetrouwbaar communicatiemiddel.’

‘Dat begrijp ik.’

‘Maar ze heeft grote belangstelling voor deze nieuwe ontwikkeling, en ze maakt zich echt zorgen om je.’

‘Dat begrijp ik ook. En daar ben ik haar heel dankbaar voor.’

‘Je zou er verstandig aan doen om haar te vertrouwen en haar raad op te volgen. Ze is een bijzonder wijze vrouw.’

‘Dat hoef je mij niet te vertellen,’ zegt Aomame.

Maar ik moet op míjn manier mijn bewustzijn aanscherpen om mijn eigen lichaam te kunnen verdedigen. De Oude Dame van Azabu is inderdaad een bijzonder wijze vrouw. Ze beschikt ook over daadwerkelijke macht. Maar er zijn dingen waarvan ook zij geen weet heeft. Zo weet ze waarschijnlijk niet volgens welke principes de wereld van 1q84 beweegt. Ze heeft waarschijnlijk ook nooit opgemerkt dat er twee manen aan de hemel staan.

==

Nadat ze heeft opgehangen, gaat Aomame een halfuurtje op de bank liggen en doet een middagdutje. Ze slaapt kort, maar diep. Ze droomt, maar het is een droom zoals een ruimte met niets erin. In die ruimte moet zij dingen bedenken. Op dat spierwitte vel papier schrijft ze iets in onzichtbare inkt. Wanneer ze haar ogen opendoet, heeft ze een weliswaar vaag, maar merkwaardig duidelijk beeld gekregen: ik zal dit kind ter wereld brengen. Dit kleine ding zal veilig in deze wereld zijn leven ontvangen. Als de onvermijdelijke drager van het ethische, volgens Tamaru’s definitie.

Ze legt haar vlakke hand op haar onderbuik en spitst haar oren. Ze hoort niets. Nóg niets.